• No results found

Radboud urne

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Radboud urne"

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Radboud urne

Bloktoets Datum Aanvang

50MZ2 Immunologie 3 januari 2014

13.00 uur

Deze tentamenset kunt u na afloop meenemen

ALGEMENE AANWIJZINGEN EN INSTRUCTIE:

• Dit tentamen bestaat uit 65 meerkeuzevragen.

.**herhaaltoets**

• De beschikbare tijd voor het gehele tentamen is 2 uur.

• Controleer of uw tentamenset compleet is.

• Vermeld op het antwoordformulier duidelijk uw naam en studentnummer.

• Bij iedere vraag is slechts één alternatief het juiste of het beste.

Faculteit der Medische Wetenschappen

• U geeft het naar uw mening juiste antwoord aan door het CIJFER voor het betreffende alternatief te omcirkelen.

• Vragen waar u door tijdnood niet aan toekomt, laat u onbeantwoord. Acht u alle alternatieven, na zorgvuldige bestudering, even juist, dan moet u de vraag niet beantwoorden. Kunt u één of meerdere alternatieven elimineren, dan moet u de vraag wel beantwoorden.

• Wanneer u het tentamen beëindigd hebt, dient u uw antwoorden (dus de omcirkelde CIJFERS}

zorgvuldig over te brengen op het antwoordformulier, gebruik daarvoor een HB-potlood. Corrigeer fouten met gum. Verwijder gumresten zorgvuldig van uw antwoordformulier.

• Als u een vraag wilt open laten vult u het hokje boven het vraagteken "?" in.

• De op het antwoordformulier ingevulde antwoorden worden beschouwd als uw definitieve antwoorden, ongeacht uw omcirkelingen in uw toetsboekje.

• Meer dan één ingevuld antwoord per vraag wordt als blanco geïnterpreteerd.

• Schrijf niet buiten de invulvelden van het antwoordformulier.

• Het gebruik van alle audiovisuele en technische hulpmiddelen is niet toegestaan, tenzij expliciet vermeld elders op dit voorblad. Mocht u dergelijke apparatuur toch gebruiken, dan zal dit als fraude worden aangemerkt. Op uw tafel mogen uw studenten- en registratiekaart en los schrijfmateriaal liggen. Etui's moeten van tafel.

Als u uw antwoordformulier vlekt, vouwt, beschadigt of de invulinstructies negeert kan het niet correct worden verwerkt. Vraag de surveillant in dergelijke gevallen om een nieuw blanco antwoordformulier! Indien u dit verzuimt zijn de gevolgen daarvan voor uw rekening.

De vragen worden als volgt gescoord:

an tw oor en: d Gd oe F t OU open

2 keuze-vraag 1 -1 0 Punten

3 keuze-vraag 1 -Y, 0 Punten

4 keuze-vraag 1 - 1/3 0 Punten

5 keuze-vraag 1 -Y.. 0 Punten

Lever na afloop het antwoordformulier m. lnd1en u commentaar heeft op de vragen, verwijzen we u naar de hyperlink die is opgenomen bij uw toetsindeling in uw webdossier t.b.v. het digitaal studentcommentaarformulier voor deze toets.

LET OP I!

ZET EERST UW NAAM EN STUDENTNUMMER OP HET ANTWOORDFORMULIER!

VEEL SUCCES!

Voorb/ad_MC/7-10-2013

(2)

1.

De cellen van het immuunsysteem ontstaan uit myeloide en lymfoïde progenitorcellen. Uit welke progenitorcel ontstaan mestcellen?

1. Lymfoïde progenitorcel _., f, · ,.., :'~·,,. ,. ' ,.

@

Myeloïde progenitorcel ' , '

~ t -

2.

Na een primaire inunuunrespons ontstaan er geheugencellen. Hoe lang blijft daarmee het inununologisch geheugen bestaan? Dat is in de orde van:

• 3.

1. Weken 2. Maanden

@)

Jaren

De anatomie van GALT (gut-associated lymphoid tissue) en lymfeklieren vertoont overeenkomsten en verschillen.

Stelling: Een verschil is dat M cellen alleen in GALT en niet in de lymfeklieren voorkomen. Dit is:

Q)

Juist 2. Onjuist 4.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen primaire en secundaire lymfoïde weefsels. Peyer's patches behoren tot de:

• 5.

1. Primaire lymfoïde weefsels

\V

Secundaire lymfoïde weefsels

Waar bevindt het grootste deel van alle p~~Ç.§ll~p in ons lichaam zich? Dat is in:

J( Het beenmerg ~., o u, r ,· , , . , ._ :, . ..., r et

2.'· Het bloed '

, 3. De lymfeklieren •q ,,

t '

x 6.

Wat gebeurt er met de structuur van een inununoglobuline bij affini_t~i!_smaturat~?

tl'.

Het constante deel verandert

7.

2. De zware keten combineert met een andere lichte keten

(1)

Het variabele deel verandert

Diversiteit in de variabele delen van de zware en lichte ketens van een inununoglobuline ontstaat door genherrangschikking. Een andere naam voor dit proces is:

-·--(!)-

A1tëm~ti:Vê. spiicing

8.

~ Isotype switching -> .-t.l'~::ncu rJ::lv V-? 00...r··

t ':

3. Somatic recombination

T-cellen ondergaan twee selectieprocessen in de thymus. Waarop wordt geselecteerd bij positieve selectie?

1. Aanwezigheid van de T-eel receptor op het celoppervlak 2. CD4 of CD8 positiviteit van de T -cel

() Herkenning van het eigen MHC door de T -cel

(3)

Hertoets OMZ2 Immunologie 2013

11( 9.

Circulerende lymfocyten verlaten een lymfeklier via:

1

Een efferent lymfevat Een vene

-7

Een efferent lymfevat of een vene

(jj)fo?

~:!..(:--: t_" f .t

r-!. ['!.:''_.( I ~

\'

--> -fr('(;

~ .n ..

De herkenning van eiwitten is verschillend voor B- en T -cellen. De herkenning van conformationele of discontinue epitopen van een eiwit is een kenmerk van:

CD

B-cellen ~-, f ··;:'

2. T-cellen -~ · - \,. ~ ...; .. ··,.

# 11.

Activatie van het complementsysteem verloopt via verschillende routes. Complementfactor Cl speelt een rol in de volgende route(s):

~

Alleen in de alternatieve route

-> •

t•. "~'r t ·' · '·J' ~< · · ' 1,;.'i(' ""

. Alleen in de klassieke route I

.I r ' .

t , j ~ ~~ t

~. Alleen in de lectine route

~. In alle drie de routes 12.

C3a is een anafylatoxine. Anafylatoxines hebben het volgende effect:

13.

1. Cellysis 2. Opsonisatie

(l> Vasodilatatie

Sommige patbagenen geven weefselschade door een direct cytopathisch effect. Een goed voorbeeld van een ziektebeeld waarbij dit een rol speelt is:

14.

1. Cholera

\.2)

Influenza

3. Pest

Het volgende eiwit is een acute fase eiwit:

Û) C-reactiefproteïne (CRP) 2. Immunoglobuline A (IgA) 3. Peptidoglycaan

15.

Als neutrafiele granulocyten zich van de bloedbaan naar de plaats van een ontsteking begeven, moeten ze zich door ~Ie wand van de bloedbaan wringen naar de extracellulaire matrix. Dit proces heet:

r.

Degranulatie

<!) Diapedese

3. Granulopoese

~ /1

' 16. r;, 'A, r rr ,,

0

'-""' (' ·J ·~i: .~ /J r·J.r

Bij de ziekte paroxysmale p~sgt~lijJs~ ~~I?..?~!obi~~i~ (PNH) is de mate van f9E.lP!~~~~!:~~Yl1ge

abnormaal. De ziekteverschijnselen worden veroorzaakt door te veel:

~ Cellysis

~. Opsonisatie Mtot

fc::'l<t,rS;

d)

V asodilatatie

"

tl' r' 1? o.;

"r-~-~--:.f

(4)

~ 17.

Een voorbeeld van een receptor van het aangeboren immuunsysteem die op macrofagen voorkomt 1s:

1. CTLA-4

fn M L J:ç Ç>(O rf'- ~"~ •. ~.

-~ annosereceptor ---:> r ~ "'(-' t

3. MHC-receptor 18.

Sommige Toll-like receptoren (TLRs) zitten niet op de celmembraan, maar in de wand van endosomen. Deze endasomale TLRs zijn betrokken bij de herkenning van:

19.

1. Lipopeptides 'i. Lipopolysaccharide

~!1 RNA

""'>

~Hq"\

'"~-L~ ~

. '~

I I

\

Binnen de dendritische cellen onderscheidt men immature en mature vormen. De activatie van naïeve T -cellen gebeurt het best door:

1. Immature dendritische cellen

G)

Mature dendritische cellen

I ~

" •• . .., " ". rrJ \-t t' /l-t.!~ fh; D:.t- '-~ c ~ .t. ~ . , ... t.,

20& r~ t,;_.7) ~ ,.~ H. . . .. -~~

't . \·

Bij de differentiatie van CD4 T-cellen tot Th1, Th2 ofTh17 cellen zijn cytokinen betrokken. Welk cytokine is vooral betrokken bij de differentiatie tot Th2 cellen?

;{i:::

IL-2 _,.,...,..::~ : [·,-(ft ' "l... \;t''r-f-tt

2. IL-4 ,]) IL-12 21.

Voor de uitoefening van hun functie moeten effector T -cellen die in weefsels komen een MHC- peptide complex kunnen herkennen. Is voor de uitoefening van de effectorfunctie daarnaast ook costimulatie nodig?

22.

(!)

Ja 2. Nee

Een Th2 cel geeft hulp aan geactiveerde:

(~) B-cellen

2. Cytotoxische cellen 23.

Door negatieve selectie in de thymus wordt voorkomen dat er zelf-reactieve T -cellen ontstaan. Voor welke T -cellen geldt dit?

1. Alleen voor CD4+ T -cellen 2. Alleen voor CD8+ T -cellen

(?)

Zowel CD4+ als CD8+ T -cellen

~ 24. ; '

Presenteert een normale gezang_~ kernhoudende huidcel peptides in zijn MHC klasse I moleculen?

1. Ja --- - -

~- Nee ,.,. 1 ,

~ U\ h C• tel(_,, lev '\

~@:::. ?

Hoe verandert de affmiteit van de IL-2 receptor voor het ligand IL-2 na activatie van de T-eel? De affiniteit wordt:

1. Lager

'f:·:

Hoger

(5)

Hertoets OMZ2 Immunologie 2013

26.

Welke klasse immunoglobulinen passeert de placenta en gaat over van de moeder naar het kind?

~ )': IgA rr. J.'"; ... f'"' 1.,._" l-4 ty/l()f_{' r:.l._,.~_, ... ~ .r~(tyr~' :t -~~

2. IgE

~~:

IgG

i'4) IgM '""

27.

Welke klasse immunoglobulinen activeert de klassieke route van het complementsysteem het beste?

1. I gA "~ I"' : .::n·· . ..,. , · - --·-·

2. IgE '-'' ... I Á .;('•'\<"0. rf~ , ,,

~ IgG

$")

IgM

~ 28.

Waar vindt affmity-maturation van B-cellen plaats?

1. In het beenmerg

.r~~ In de kiemcentra van lymfeklieren

~' In de mucosa én in de huid

29. j7 C< l.te~ v.:c· ~.... -- ~ "-,.~·-

ÇJen-heq~_g~_c!~ng van de zware keten van de B-cel receptor vindt plaats in:

( D

Alleen in het beenmerg 2. Alleen in de lymfeklieren

3. Zowel in het beenmerg als in de lymfeklieren

# 30.

Welke cel is een klassieke, professionele antige~n m:esen!~rende cel? Dat is de:

' B-cel -·--- --· --- - ---. .

~' Folliculaire dendritische cel

Q)

T-eel

t 31.

Welk van de volgende immunoglobulines vormt pentameren?

1. IgA

!:"

~ IgD 3. IgE

Jj

IgM 32.

De B-cel heeft voor het ondergaan van de zogenaamde '_klasse s~itch' hulp nodig van:

l. Een CD4+ T -cel

~ '2. Een CD8+ T -cel

33.

' 3 : '

Een regulatoire T -cel 4. Een Th17 T-eel

Op welke plaats in het lichaam is IgA vooral aanwezig?

'h

In bloedplasma

2. In het interstitële vocht

Q!

Op mucosale oppervlakten

I I ~

(6)

34.

Een steenpuist is een infectie van een haarzakje met een Staphylococcus aureus bacterie. Welke immuuncel is bij uitstek nodig voor de afweer tegen deze infectie? Dat is de: - .~ ~

35.

1. Basofiele granulocyt 1• o ~"",

2. Cytotoxische T -cel

7

Eosinofiele granulocyt -) pQ.'I.t.',.l .rü 1

@) Neutrotiele granulocyt

Hondsdolheid is een dodelijke ziekte veroorzaakt door het Rabiës y!w.~~ Vaccinatie is de enige manier om de ziekte te voorkomen. Welk effectormechanisme van de door deze vaccinatie opgewekte specifieke h~~älê1:iliniulliteit zorgt voor deze bescherming?

~ Activatie van het complement systeem 4

f· ..

u ' .. -?(H'• 1

-1. ....

2. Activatie van fagocytose door opsonisatie -~; vt>t ~7 c1 ~'"' ~~ ,, <·~ r è

~ Blokkade van de opname van het virus in menselijke cellen 4. IgE-gemediëerde activatie van mestcellen -"> t •r..,.·· · .• ~ ~~· r>·< r..., , • ~ ••

36.

Neisseria meningitidis (ook wel meningococ genoemd) is de verwekker van hersenvliesontsteking en ook van een zeer snel dodelijke verlopende septische shock. Wat is voor de afweer tegen deze 2.~~11!;

~s~tit:~~tta.:Ss.!lHl'!ir:~i~rui§_~JiSl van belang?

1. Vorming van het bactericide Membrane Attack Complex door het complementsysteem 2. Opsonisatie door antistoffen gevolgd door Fc-gemedieerde fagocytose

;].)\ Beide bovenstaande effector mechanismen zijn van belang

" @ 7!

Een patiënt met een deficiëntie van IL-12 heeft een verhoogd risico op een infectie met een bepaald type ?acterie, namelijk me~ een: L-7

B-(

T. ceC , ·r f r>·?c• r f. i(:.

(}) Gekapselde bactene 2. Mycobacterie 38.

In welke van de volgende gevallen is er sprake van een primaire immuundeficiëntie?

1. Een 30-jarige patiënt die een beenmergtransplantatie heeft.ondergiàll inv;;band met leukemie

(3}

Een 28-jarige patiënt met chronische granulomateuze ziekte -) 2.•e vr. t.. •

• 39.

Intraveneuze substitutie van immunoglobulinen is een goede behandeling voor:

40.

Y. Chronische granulomateuze ziekte 2. IgA deficiëntie

.. 3)

X-gebonden agammaglobulinemie ....

'

Bij een IL-12 receptor deficiëntie gaat er iets mis met de interactie tussen de volgende cellen:

(Ü B-cel en T -cel 2. NK-cel en macrofaag 41.

Een defect in het NADPH-oxidase complex, waardoor er minder 'reactive oxygen species' (ROS) gevormd worden, is de basis van de volgende primaire immunodeficiëntie:

J.)

Chronische granulomateuze ziekte 2. Complement C3 deficiëntie

3. Severe combined immunodeficiency

(7)

Hertoets OMZ2 Immunologie 2013

@.-::?

Wanneer een plaktest positiefis voor nikkel, duidt dit op:

"': 'D

Nikkelallergie.

2. Sensibilisatie voor nikkel 43.

Penicilline kan membraaneiwitten op rode bloedcellen modificeren tot nieuwe epitopen die door het afweersysteem niet getolereerd worden. Welk immunologisch reactiemec-Jianismëvûrgèns de indeling van Gell & Coombs is daarbij betrokken?

(ÎJ

Type II _...) 1 VI'\'

2. Type Ili ---~;

3. Type IV ---'1 cJ/.A.J»t ·~ J. o ~'~ ~~

@~?

'

'

· t hCvX..,.··.~ ·r" ;;:a

V I , 'c r

Reacties die op anafylaxie lijken, maar niet door IgE gemedieerd zijn noemt men anafylactoïde reacties.

Stelling: Een voorbeeld van een anafylactoïde reactie is mestcel degranulatie na fysieke inspanning.

Dat is: ·· ··- -·---· ---

Î'

1:

Juist

2. Onjuist 45.

Welke cytokine is sterk betrokken bij de productie van eosinofiele granulocyten in het beenmerg?

®

IL-4 ') f~ IL-5 3. IL-13

• 46.

Serumziekte en Artbus reactie vertonen overeenkomsten en verschillen. Een verschil tussen beide is gelegen in:

~J;) De route waar langs antigenen het lichaam binnenkomen 2. Het i.f;ptype van de antistoffen die er bij betrokken zijn

3. Het type overgevoeligheidsreactie in de indeling volgens Gell & Coombs , 47.

Van welk type overgevoeligheidsreactie is allergische conjunctivitis een voorbeeld?

(IJ

Type I 2. Type lil 3. Type IV 48.

J t

Om centrale tolerantie te induceren worden lichaamseigen antigenen gepresenteerd aan B- en T -cellen.

Deze presentatie van auto-antigenen vindt hoofdzakelijk plaats in:

f) Beenmerg en thymus

2.

Bloed

3. Lymfeklieren

• 49.

De activatie van T -cellen door dendritische cellen kan worden geremd door:

(1~ IFN-y .. .._.__,_ ...

$

IL-10 3. IL-12

(8)

@).·. ?

Auto-antilichamen tegen cel-gebonden receptoren kunnen op verschillende manieren ziekte veroorzaken. Eén van deze manieren is:

1. De vorming van immuuncomplexen

i.·

Stimulatie van de receptor 51.

Type I diabetes mellitus wordt veroorzaakt door schade aan de eilandjes van Langerhans. Waardoor wordt die schade veroorzaakt?

1. Antilichamen tegen glutaminezuur decarboxylase

(J)

Destructie door cytotoxische T -cellen 3. Ontsteking gemedieerd door Th 1 7 cytokines 52.

De effectiviteit van een bepaalde vaccinatie wordt mede bepaald door de vaccinatiegraad voor het betreffende vaccin in de populatie. Een term die hierbij van toepassing is, is de zogenaamde "herd immunity".

Wat wordt met deze term bedoeld?

53.

~"' Wanneer veel mensen zich laten vaccineren zullen mensen die twijfels hebben zich sneller

laten overhalen om zich ook te laten vaccineren

t@

Wanneer veel mensen gevaccineerd zijn, is de kans kleiner dat een besmetting zich kan uitbreiden

3. Wanneer veel mensen zich laten vaccineren raakt de ziekteverwekker verzwakt

Een vaccin bestaat meestal uit meerdere componenten. De component die ervoor zorgt dat antigen presenterende cellen geactiveerd worden is een:

.... 1. Adjuvans

, "'~ Eiwitconjugaat

54.

Verschillen in HLA beïnvloeden de allorespons na een allogene stamceltransplantatie. Deze verschillen in HLA spelen een rol in:

55.

1. Graft-versus-host disease (GVHD) 2. Graft-versus leukemia respons (GVL)

•}) Zowel GVHD als GVL respons

Met betrekking tot de 'biologicals' die op dit moment beschikbaar zijn, is het opmerkelijk dat degenen die gericht zijn op het aangeboren immuunsysteem bijna allemaal aangrijpen op:

? J:

Een cel

. ; 2; Een oplosbare factor . 56.

'Tumor immunosurveillance' is:

. 57.

1. Bevolkingsonderzoek naar kanker met behulp van immunologische testen 2. Het falen van het immuunsysteem waardoor kanker ontstaat

( 3)

Het opruimen van kankercellen door het immuunsysteem waardoor geen ziekteverschijnselen

" r ' . van kanker ontstaan

Myeloid-derived ~'-:.ep_r.e~s~Qr cellen in een tumor hebben een remmend effect op:

1)") De deling van tumorcellen

Ï. De functie van CD8+ T -cellen

3. De presentatie van tumorantigenen in MHC klasse I

(9)

Hertoets OMZ2 Immunologie 2013

. 58.

De immuunrespons tegen kanker vertoont sterke gelijkenis met de immunologische afweer tegen infecties met bepaalde ziekteverwekkers. Het betreft:

1. Bacteriële infecties

~ Schimmel infecties

1}

Virale infecties

~ 59.

Van welke blokkerende antistoffen is een gunstig effect bij immunotherapie van kanker te verwachten? Dit zijn antistoffen tegen: ,... i.) ~ ~ (!;",, /'t,, ,~ · y.t""

(j)

CD28 ~,

Z. CDSQ-1-·((j.} ·.{Cf/",rf"l ... ; "'~P #, .. ,,...,,....

·'i} CTLA4 I.

60.

Bij orgaantransplantatie wordt getracht de donor en de ontvanger zo goed mogelijk te matchen voor HLA-antigenen. Voor de invloed van HLA-matching op de overlevingsduur van een transplantaatnier maakt het verschil of de nier afkomstig is van een overleden of een levende donor.

Het effect van HLA-matching is het grootst bij een nier van een:

, 61.

(i)

Levende donor 2. Overleden donor

Mevrouw A heeft na complicaties tijdens een zwangerschap een terminale nierinsufficiëntie gekregen.

Haar echtgenoot wil nu een nier afstaan voor transplantatie. Het voorbereidend onderzoek levert de volgende gegevens op:

Mevrouw A: Bloedgroep A, Rhesus - Echtgenoot: Bloedgroep 0, Rhesus

+

Op grond hiervan kan het volgende aan het echtpaar worden meegedeeld:

62.

.Y. Directe donatie is mogelijk als Mevrouw A geen antistoffen tegen HLA antigenen van haar man heeft

®

Directe donatie is niet mogelijk vanwege Rhesus incompatibiliteit r. • .t-tl.

3. Directe donatie is niet mogelijk vanwege bloedgroep-incompatibiliteit

Om een hyperacute rejectie na orgaantransplantatie te voorkomen verricht men een kruisproef. Bij deze kruisproef wordt ~~-Dll!lV.f.ln ~e. ~g!,-y_a~g~r samengevoegd met !ym~~cyten \'~J:?.A~ !ÎQJJ..Q[· Als er binding van antistoffen aan de lymfocyten plaatsvindt, wordt de kruisproef positief. Een positieve kruisproefmet B-cellen en een negatieve kruisproefmet T-cellen duidt op: ->/u,. ~.···· ··;

1. Antistoffen tegen HLA klasse I moleculen __, ~ ,'en, L <:i

·CZl

Antistoffen tegen HLA klasse II moleculen -:~ ~ e..>.:.' -." , : .. fe-., , ,

;8:. Antistoffen tegen zowel HLA klasse I als HLA klasse II moleculen

63.

Bij de indirecte route van herkenning van allo-antigenen na een transplantatie, zijn onder andere dendritische cellen van de donor betrokken. Welk type cellen van de ontvanger zijn hierbij ook betrokken? Dat zijn:

1. B-cellen

G')

T -cellen

(10)

~4.

:.

I

Tacrolimus en sirolimus zijn medicijnen om de inunuunrespons te onderdrukken. Tacrolimus doet dit door remming van het enzym calcineurine.

~Felling: Het werkingsmechanisme van sirolimus komt overeen met dat van tacrolimus. Dit is:

'' (1!

Juist

~ 2. Onjuist 65.

Na een orgaantransplantatie is de incidentie van bepaalde maligniteiten sterk verhoogd. Voor welk van de volgende typen maligniteit is het relatieve risico (ten opzichte van de normale bevolking) het grootst?

1. Darmkanker (~i Lymfeklierkanker

3. Prostaatkanker

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

O zal aanwezig zijn op de Algemene Vergadering / vergadering Raad van Bestuur van de vzw op dd/mm/jjjj. O wenst zich te verontschuldigen en geeft

Vraag 7 en 8: Controlevragen: als die vraag fout beantwoord is de gehele vraag niet meetellen omdat dan het verhaal niet

Op basis van de bovenstaande figuur kan gesteld worden dat d e gemiddelde ingeschatte pijnscore van de vaders .... duidelijk kleiner is dan de mediane ingeschatte

9) Mitochondriën zijn vooral bekend als de energiefabriekjes in de cel, maar energieproductie is niet hun enige activiteit. Geef ook een andere functie van de

3.. 8) Bij het doormaken van een bacteriële infectie kan een immuunrespons worden opgewekt tegen eiwitten van de betreffende bacterie. ln een experimentele setting

Schildkliercarcinoom cellen zijn meestal zowel gevoelig voor straling afgegeven door radioactief jodium als voor straling afkomstig uit een radiotherapietoesteL Bij

4 Stel dat meneer Jansen 63 jaar oud was en een jaar eerder een coloscopie in het fkM er van bevolkingsonderzoek had ondergaan waarbij geen afwijkingen zijn gezien.. Is dan

Kunnen zijn klachten toch veroorzaakt worden door acute hepatitis