• No results found

Databank over Europese ondernemingsraden

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Databank over Europese ondernemingsraden"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Databank over Europese ondernemingsraden

In de laatste up-date van deze databank1 werden op deze manier 1 835 ondernemingen geïden- tificeerd, die op basis van Richtlijn 94/45 en 97/74 een Europese Ondernemingsraad (EOR) zouden moeten oprichten.2 Informatie omtrent deze databank is beschikbaar op het internetadres;

www.etuc.org/etui/databases. Hier is een regelma- tig aangevulde lijst beschikbaar met de onderne- mingen die al een Europese ondernemingsraad ge- ïnstalleerd hebben. In het begin van 2000 waren dat er 592. De EOR-cijfers en tendensen van 2000 worden gepubliceerd in het European Trade Union Yearbook.3

Waarom Europese ondernemingsraden?

In een Europese Ondernemingsraad (EOR) zetelen vertegenwoordigers van de werknemers van de landen waar de betreffende multinationale onder- nemingen vestigingen hebben. In de jaarlijkse ver- gadering(en) worden deze EOR-leden geïnfor- meerd over de strategie van de onderneming en de

implicaties daarvan op de werk- gelegenheid in de verschillende landen. In bijzondere omstandig- heden, zoals een fusie of een her- structurering, kan een bijzondere bijeenkomst plaatshebben. Boven- op het verkrijgen van strategische informatie is er tevens de mogelijk- heid geconsulteerd te worden in- zake nakende beslissingen met transnationale werkgelegenheids- implicaties en hierover van ge- dachten te wisselen met de centra- le directie. Dit is echter nog al te vaak een onderontwikkeld ele- ment in de praktijk van vele Europese Onderne- mingsraden.

Een EOR kan echter geen overname of bedrijfsslui- ting verhinderen. Een nauwkeurige interpretatie van strategische beslissingen inzake onderzoek en ontwikkeling en de spreiding van de productielij- nen, kan weliswaar indicaties geven van bedreigde vestigingen. Hierdoor kunnen door vroegtijdig so- ciaal overleg eventuele ontslagen of bedrijfsslui- tingen voorkomen worden. Desnoods kan men bij onvermijdelijke herstructureringen al voor de pu- blieke aankondiging onderhandelingen aanvatten om op lokaal vlak passende maatregelen af te spre- ken in een begeleidend sociaal plan.

Er zijn Centrale Ondernemingsraden in Nederland, Gesamtbetriebsräte in Duitsland en Comités de Groupe in Frankrijk. In België is er geen verplich- ting voor bedrijven om een nationale onder- nemingsraad op te richten waarin werknemers- afgevaardigden van alle vestigingen van een onderneming in dat land zetelen. Vaak als gevolg Op 22 September 1994 heeft de Europese Ministerraad de Richt-

lijn inzake Europese Ondernemingsraden goedgekeurd. Het Euro- pees Vakverbond (EVV), de confederatie van vakbonden in Euro- pa, was al meer dan 20 jaar vragende partij voor deze Richtlijn.

Het Europees Vakbondsinstituut, de studiedienst van het EVV, creëerde kort na de aanvaarding van deze Richtlijn een data- bank met basisgegevens over alle ondernemingen die onder de Richtlijn vallen. Het gaat om ondernemingen die 1 000 werkne- mers tellen in Europa, en in op zijn minst twee landen telkens minstens 150 werknemers.

(2)

van de oprichting van Europese Ondernemingsra- den worden er ook Interzetels georganiseerd met een dergelijke functie.

Als de lokale ondernemingsraden, de interzetel en de EOR goed samenwerken en op een vlotte ma- nier informatie uitwisselen, versterken ze elkaar.

Op deze manier kan de EOR als een instrument voor internationale solidariteit functioneren. Cul- tuurverschillen, taalbarrières, doorkruisende ande- re belangen en de algemene individualisering kun- nen dit bemoeilijken.

Artikel 6- en Artikel-13-akkoorden

De EOR-Richtlijn kon geïntroduceerd worden in nationale regelgeving, door een wet of een CAO. In België gebeurde dit door middel van CAO 62 van 6 februari 1996 aangevuld door de wet van 22 maart 1996. Het tijdstip van de inwerkingtreding van deze nationale omzettingen was 22 september 1996.

Vanaf dat ogenblik kunnen de vertegenwoordigers van 100 werknemers in twee verschillende landen een schriftelijke aanvraag indienen ter oprichting van een Bijzondere Onderhandelingsgroep. Deze heeft dan 3 jaar de tijd om tot een overeenkomst te komen zoals omschreven in artikel 6 van de Richt-

Tabel 1.

Aantallen per land van oorsprong van de multinationale ondernemingen die onder de EOR-Richtlijn vallen, van deze die nog een EOR moeten installeren en deze die dat al gedaan hebben.

Land van centrale directie van de onderneming

Aantal ondernemingen met EOR verplichtingen volgens richtlijn 94/45 en 97/74

Ondernemingen die nog een EOR moeten

installeren

Ondernemingen die vóór 2000 al een EOR

opgericht hadden

Oostenrijk 40 26 14

België 63 34 29

Denemarken 57 40 17

Finland 48 27 21

Frankrijk 152 100 52

Duitsland 416 310 106

Ierland 38 33 5

Italië 52 34 18

Liechtenstein 2 2

Luxemburg 2 2

Noorwegen 22 7 15

Portugal 7 7

Spanje 33 31 2

Zweden 98 61 37

Nederland 111 70 41

VK 234 144 90

Zwitserland 94 61 33

USA 284 199 85

Australië 9 6 3

Canada 16 13 3

Japan 46 27 19

Andere landen 11 11

Totaal 1 835 1 243 592

(3)

lijn. Slaagt men hier niet in, dan kan een EOR opge- richt worden aan de hand van de subsidiaire voor- schriften uit de bijlage bij de Richtlijn.

De Richtlijn moedigde de sociale partners in de be- troffen bedrijven aan om al voor 22 september 1996 op vrijwillige basisakkoorden te sluiten ter oprich- ting van een EOR. Artikel-13 van de Richtlijn ont- sloeg de bedrijven die dit hebben gedaan, van verdere verplichtingen voortvloeiende uit de EOR- Richtlijn en de overeenkomstige nationale transpo- sities.

Het uitzonderlijk hoog aantal overeenkomsten ter oprichting van Europese ondernemingsraden afge- sloten juist vóór het verstrijken van de uiterste da- tum voor het afsluiten van Artikel-13 akkoorden geeft het effect van deze maatregel weer. In het jaar 1996 werden niet minder dan 322 nieuwe Europese Ondernemingsraden opgericht. Bijna de helft van deze oprichtingsakkoorden werden ondertekend in de maand september 1996.

De uiterste datum voor het afsluiten van Artikel-13 akkoorden kunnen we beschouwen als een effici- ënt legislatief instrument om de bereidheid tot het oprichten van Europese Ondernemingsraden te versterken. Hetzelfde effect heeft het beschikbaar stellen van financiële middelen en werktijd, voor de voorbereiding, vorming en ondersteuning van EOR-onderhandelaars. Zowel vakbonden, werkge- versorganisatie als de Europese instellingen deden dit, en doen dat nog steeds.

Het jaarlijks aantal opgerichte Europese ondernemingsraden

Bij de onderverdeling van de Europese Onderne- mingsraden naar het jaar waarin hun oprichtings-

overeenkomst werd ondertekend, horen een vier- tal verduidelijkingen. Ten eerste is er geen centrale plaats waar alle EOR-oprichtingsakkoorden dienen te worden neergelegd. Het Europees Vakbondsin- stituut verzamelt deze EOR-akkoorden via vak- bondskanalen maar ook door samenwerking met andere instituten en instanties. De Engelse versies van deze akkoorden worden dan jaarlijks gepubli- ceerd op een CD-rom. Volledigheid wordt nage- streefd maar kan niet worden gegarandeerd.

Ten tweede zijn er een aantal EOR-akkoorden waarvan geen datum van ondertekening gekend is.

In een klein aantal gevallen is het zelfs niet hele- maal duidelijk of het oprichtingsakkoord wel dege- lijk is ondertekend door de relevante sociale part- ners, en of de desbetreffende EOR wel degelijk functioneert of niet.

Zelfs al is de datum van ondertekening van het oprichtingsakkoord duidelijk, dan nog geeft dit en- kel het einde van de onderhandelingen aan, en niet de duur en de intensiteit ervan. Het gebeurt eerder zelden dat onderhandelingen in het jaar dat ze van start gaan, resulteren in de oprichting van een EOR.

Sommige overeenkomsten zijn gesloten na twee of drie opeenvolgende bijeenkomsten van de onder- handelaars, terwijl andere het resultaat zijn van ja- renlang aanslepend zoeken naar een mogelijke overeenstemming.

Tenslotte dient een onderscheid gemaakt te wor- den tussen het aantal ondernemingen dat al één of meerdere Europese Ondernemingsraden installeer- de, het aantal bestaande Europese Ondernemings- raden en het aantal EOR-akkoorden.

Voor sommige ondernemingen is meer dan één EOR opgericht. Het kan zijn dat de sociale partners er voor kozen om een EOR op te zetten voor elke

Tabel 2.

Jaarlijks aantal opgerichte Europese ondernemingsraden.

JAAR Voor

1992

1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001

Nieuwe EOR 5 8 10 20 60 322 38 60 70

Budgetlijn (miljoen euro)

14 17 17 17 14 10 5 5 3,91 3,91

(4)

industrietak waarin de onderneming actief is. Dat er meer EOR-akkoorden zijn dan bestaande Euro- pese Ondernemingsraden ligt aan het heronder- handelen en vernieuwen van oprichtingakkoorden omdat ze verstreken zijn, aangepast dienen te wor- den of doordat het betroffen bedrijf gefusioneerd of overgenomen is.

Geen reden tot pessimisme

Het aantal opgerichte Europese Ondernemingsra- den is ongetwijfeld een groot succes op de weg naar volwaardige vormen van Europees sociaal overleg op ondernemingsvlak. De 592 onderne- mingen die in de eerste vijf jaar na de goedkeuring van de EOR-Richtlijn een EOR installeerden zijn echter maar één derde van het totaal aantal bedrij- ven dat dit volgens de Richtlijn zou moeten doen.

Als we kijken naar de jaren 1995, 1998 en 1999, dan tekent zich een constante jaarlijkse oprichting van een zestigtal nieuwe Europese Ondernemingsra- den af. Samen met de kwalitatieve verbeteringen in de praktische werking van de bestaande Europe- se Ondernemingsraden, betekent dit een enorme vooruitgang in de Europese sociale dialoog in deze ondernemingen. Er is dan ook geen reden tot pes- simisme. Zoals in de vorige paragraaf reeds ver- meld, is het cijfer van 322 nieuwe Europese Onder- nemingsraden voor 1996 uitzonderlijk, met als belangrijkste reden de uiterste datum voor het af- sluiten van Artikel 13-akkoorden.

Bereidheid tot EOR oprichting

De bedrijven waarvan de sociale partners het meest bereid waren om een EOR op te richten hebben dit in 1996 of daarvoor al gedaan. Het is mogelijk dat de ondernemingen die nog een EOR moeten oprichten een lagere syndicalisatiegraad kennen, en daarom minder vatbaar zijn voor vak- bondsinitiatiefname. Het zou ook kunnen dat er in deze bedrijven minder ervaring is met stabiele vor- men van sociaal overleg in het algemeen. Als de so- ciale partners in het thuisland van de multinationa- le onderneming niet bereid zijn om een EOR op te richten dan is dit haast onmogelijk. Het komt voor dat ze hun labiele samenwerking in het sociaal overleg niet op het spel willen zetten met de

oprichting van een EOR. Het kan ook zijn dat het gebrek aan bereidheid om een EOR op te richten bij de sleutelpersoon ligt die de werknemers of de centrale directie vertegenwoordigt. Soms moet men op een wissel wachten vooraleer de onder- handelingen gedeblokkeerd kunnen worden.

Vorming en ondersteuning kan de bereidheid van de sociale partners in de ondernemingen die nog een EOR moeten oprichten, versterken. Met de middelen beschikbaar in de budgetlijn B3-4004, ondersteunde de Europese Unie de sociale part- ners in de voorbereiding van EOR-onderhandelin- gen. Na 1996 werden de beschikbare middelen drastisch verminderd en steeds minder beschik- baar gemaakt voor de voorbereiding van nieuwe oprichtingsonderhandelingen. Het argument hier- voor was dat dit nu binnen de Bijzondere Onder- handelingsgroep kan gebeuren, die bekostigd word door de betroffen onderneming.

Zo gebeurde het ook wat betreft de mankracht van de EOR-initiatiefnemers aan vakbondszijde. De be- schikbare middelen werden hier niet verminderd, maar ook niet vermeerderd, terwijl een steeds gro- ter deel van deze middelen gereserveerd werd voor het organiseren van vorming en ondersteuning van EOR-leden en het oprichten van platformen voor coördinatie en uitwisseling van EOR-ervaringen.

Kwalitatieve maatstaven

Het afsluiten van een overeenkomst is zelden ge- noeg geweest om de EOR ook effectief te doen werken. De verwachtingen van de leden zetelend in deze nieuwe organen waren vaak hoog gespan- nen, en de eerste ervaringen daarom niet zelden ontgoochelend. De kwaliteit van de informatie en het moment dat men op Europees vlak geconsul- teerd wordt, zijn afhankelijk van de bereidheid tot goede samenwerking en het onderlinge vertrou- wen. Vorming en vakbondsondersteuning spelen hierin een cruciale rol die bepaalt of de potentiële meerwaarde inherent aan de EOR gerealiseerd kan worden.

Naast kwantitatieve indicatoren om de graad van uitvoering van de EOR-Richtlijn te evalueren die- nen er daarom tevens maatstaven te worden ge- hanteerd om de kwaliteit van het functioneren van

(5)

de opgerichte Europese Ondernemingsraden te ca- tegoriseren. In deze context voorziet het Artikel 15 van de EOR-Richtlijn dat deze herzien zou worden.

Dit proces krijgt een duwtje in de rug door de ont- wikkelingen in de loop van 2001 met andere Euro- pese voorstellen inzake informatie en consultatie van werknemers en hun vertegenwoordigers.

Conclusies

Van de bestaande Europese Ondernemingsraden werd in het jaar 2000 één derde geconfronteerd met een transnationale fusie of overname die goed- gekeurd werd door het Directoraat-Generaal Com- petitie van de Europese Commissie. Deze Europea- nisering van de economie heeft ontegensprekelijk ook gevolgen voor de werkgelegenheid binnen deze ondernemingen. Vandaar het belang voor deze nieuwe vorm van sociaal overleg op Europees vlak. Een interessante vraag is of deze fusies al dan niet onderwerp waren van informatie en consulta- tie binnen de bestaande Europese Ondernemings- raden. Voor de oprichting van nieuwe Europese Ondernemingsraden, hebben deze fusies en over- names vaak een remmend effect. Als de grenzen van de nieuwe ondernemingsstructuur nog niet duidelijk zijn, is het moeilijk om een bijzondere on- derhandelingsgroep samen te stellen met vertegen- woordigers voor alle werknemers.

In vele andere gevallen is echter een stimulans no- dig om de sociale partners aan te zetten tot onder- handelingen ter oprichting van Europese Onderne- mingsraden voor die bedrijven waar er nog geen bestaan. Men mag echter ook niet uit het oog ver- liezen dat heel wat vooruitgang wordt geboekt in de bestaande ondernemingen om te komen tot een

goede samenwerking en tot efficiënte uitwisseling van informatie en standpunten. In sommige onder- nemingsraden is weliswaar een EOR opgericht, ter- wijl deze in de praktijk moeilijk tot ontwikkeling komt. Hierop zou een aangepaste nieuwe EOR- Richtlijn een antwoord kunnen geven. Misschien zou deze ook een stimulans kunnen inhouden voor het oprichten van Europese Ondernemingsra- den in de bedrijven waar dit nog niet is gebeurd.

Peter Kerckhofs

European Trade Union Institute

Noten

1. Deze Databank werd gemaakt in samenwerking met Aal- borg University, CRISP, FAFO, FAST, GBI, ISW, Labour, LRD, SHH, SindNova, Somo, en Syndex. De laatste up- date is beschikbaar op CD-rom. Voor een presentatiefol- der e-mail; etui@etuc.org.

2. Doordat het Verenigd Koninkrijk niet betrokken was bij het Sociaal Protocol toegevoegd aan het Verdrag van Maastricht, toen de Richtlijn op deze basis werd goedge- keurd, betrof deze enkel 14 van de 15 EU-lidstaten plus Noorwegen, IJsland en Liechtenstein, drie andere lidsta- ten van de Europese Economische Ruimte. Nadat het Ver- enigd Koninkrijk tot het Sociaal Protocol was toegetre- den, is er ook een Richtlijn 97/74 goedgekeurd, die de EOR-Richtlijn uitbreidde tot de werknemers in het Ver- enigd Koninkrijk. In België werd deze richtlijn omgezet aan de hand van CAO 62 bis van 6 oktober 1998 en de wet van 27 November 1998.

3. Gabaglio, E. en Hoffmann, R. (2000), European Trade Union Yearbook 2000, European Trade Union Institute, Brussels.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Kort gezegd slaagde de herschikte richtlijn rond Eu- ropese ondernemingsraden er niet in om voor meer en betere Europese Ondernemingsraden te zorgen.. Hoewel het zeker een stap

Ook de bedragen die worden geïnd voor de fondsen voor bestaanszekerheid en voor het Fonds voor tewerkstelling (bijdrage voor werk- gelegenheid en vorming) zijn aan

Wanneer we nagaan of er een verband is tussen het land van herkomst van de groep of het concern en de werking van de EOR, dan merken we dat de actie- ve Europese ondernemingsraden in

draagkracht (beschermende factoren) en een systematische aanpak van risicofactoren, die tijdens de zwangerschap en eerste twee levensjaren de ontwikkeling van (nog niet

Bestaande grote gegevens- bestanden zoals de gegevens uit de 'Atlas van de Belgische en Luxemburgse Flora' (van Rompaey & Delvosalle, 1972) en de Limburgse plantenatlas

Individuele expertise en verantwoordelijkheid Het ontbreken van gepositiveerde vakkennis over straftoemeting is natuurlijk bekend binnen de rechterlijke macht en binnen

In een wereld waarin vrijheid en respect onder druk staan, moet de Europese Unie meer dan ooit aandacht hebben voor democratie en rechtsorde, gelijkwaardigheid van alle burgers en

Aan de hand van deze aspecten kan in beginsel worden gezocht naar vergelijk bare gevallen. Opgenomen zijn tevens de redenen die bij de straftoemeting van belang zijn geoordeeld, en