• No results found

De kinderen van Willem I, prins van Oranje

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "De kinderen van Willem I, prins van Oranje"

Copied!
37
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De kinderen van Willem I, prins van Oranje

Koninklijke Verzamelingen, Den Haag (c) 2000

This finding aid is written in Dutch.

(2)
(3)

I N H O U D S O P G A V E

B

ESCHRIJVING VAN HET ARCHIEF

...5

Aanwijzingen voor de gebruiker...6

Aanvraaginstructie...6

Citeerinstructie...6

Archiefvorming...7

Geschiedenis van het archiefbeheer...7

Inhoud en structuur van het archief...8

Bereik en inhoud...8

B

ESCHRIJVING VAN DE SERIES EN ARCHIEFBESTANDDELEN

...9

A11e-I Maria, prinses van Oranje, gravin van Nassau-Breda (1556-1616), echtgenote van Philips, graaf van Hohenlohe...9

A11e-II Emilia van Oranje, prinses van Portugal (1569-1629), Emilia, prinses van Oranje, gravin van Nassau-Breda (1569-1629), echtgenote van Emanuel van Portugal...12

A11e-III Louise Juliana, prinses van Oranje, gravin van Nassau-Breda (1576- 1644), echtgenote van Frederik IV, graaf van de Palts...19

A11e-IV Elisabeth, prinses van Oranje, gravin van Nassau-Breda (1577-1642), echtgenote van Henri de la Tour d'Auvergne, hertog van Bouillon...23

A11e-V Catharina Belgica, prinses van Oranje, gravin van Nassau-Breda (1578-1648), echtgenote van Philips Lodewijk, graaf van Hanau-Münzenberg ...26

A11e-VI Charlotte Flandrina, prinses van Oranje (1579-1640), Charlotte Flandrina, prinses van Oranje, gravin van Nassau-Breda (1579-1640), abdis van het klooster St. Croix bij Poitiers...29

A11e-VII Charlotte Brabantina van Oranje, hertogin van Thouars (1580-1631), Charlotte Brabantina, prinses van Oranje, gravin van Nassau-Breda (1580- 1631), echtgenote van Claude de la Trémouille, hertog van Thouars...31

A11e-VIII Emilia Secunda Antwerpiana van Oranje, paltsgravin van Zweibrücken-Landsberg (1581-1657), Emilia Secunda, prinses van Oranje, gravin van Nassau-Breda (1581-1657), echtgenote van Frederik Casimir, graaf van Palts-Zweibrücken...34

A11e-IX Justinus van Nassau (1559-1631)...37

(4)
(5)

Beschrijving van het archief

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok:

De kinderen van Willem I, prins van Oranje Periode:

1577-1650 (1910) Archiefbloknummer:

A11e Omvang:

0, 43 m.

Archiefbewaarplaats:

Koninklijk Huisarchief, Den Haag

(6)

Aanwijzingen voor de gebruiker

Aanwijzingen voor de gebruiker

Aanvraaginstructie

AANVRAAGINSTRUCTIE

Voor de raadpleging van de archieven in het beheer van de Koninklijke

Verzamelingen dient u toestemming te vragen. U kunt uw onderzoeksaanvraag schriftelijk indienen bij de Directeur van het Koninklijk Huisarchief. Gebruik hiervoor dit formulier. Nadat aan u toestemming voor onderzoek is verleend kunt u een afspraak maken voor een bezoek aan het Koninklijk Huisarchief.

Citeerinstructie

CITEERINSTRUCTIE

Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.

VOLLEDIG:

Koninklijke Verzamelingen, Den Haag, Archief: De kinderen van Willem I, prins van Oranje, inventarisnummer A11e...

VERKORT:

KV Archief: De kinderen van Willem I, prins van Oranje, inv.nr. A11e...

(7)

Archiefvorming

Archiefvorming

Geschiedenis van het archiefbeheer

GESCHIEDENIS VAN HET ARCHIEFBEHEER

Deze inventaris kwam tot stand in 1948 door de wetenschappelijk assistente

A.W.J. Mulder. De archieven van de echtgenotes en kinderen van Willem I zijn

door Mulder in deze inventaris opnieuw geordend en apart behandeld. In de

digitale inventaris hebben de echtgenotes en kinderen aparte nummers

gekregen. In 2019 zijn de inventarissen van de echtgenotes en kinderen

bewerkt ten behoeve van de website.

(8)

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud en structuur van het archief

Bereik en inhoud

BEREIK EN INHOUD

Dit betreft de kinderen Maria, Emilia, Louise Juliana, Elisabeth, Catharina Belgica, Charlotte Flandrina, Charlotte Brabantina, Emilia Secunda en Justinus.

Voor Filips Willem (A12), Maurits (A13) en Frederik Hendrik (A14), zie de

afzonderlijke inventarissen, voor Anna zie inventaris Willem Lodewijk (A22).

(9)

Beschrijving van de series en archiefbestanddelen

Beschrijving van de series en archiefbestanddelen

A11e-I Maria, prinses van Oranje, gravin van Nassau-Breda (1556-1616), echtgenote van Philips, graaf van Hohenlohe

A11E-I MARIA, PRINSES VAN ORANJE, GRAVIN VAN NASSAU-BREDA (1556-1616), ECHTGENOTE VAN PHILIPS, GRAAF VAN HOHENLOHE 1577-1615

MARIA prinses van ORANJE (geb. Breda 7-2-1556 – gest. Buren 10-10-1616).

Dochter van Willem prins van Oranje (1533-1584) en Anna van Buren (1533- 1558). Maria van Oranje trouwde op 7-2-1595 in Buren met Filips graaf van Hohenlohe (1550-1606). Dit huwelijk bleef kinderloos.

Maria (‘Mayke’ voor intimi) was het derde kind en de tweede dochter van Willem van Oranje en Anna van Egmond, beter bekend als Anna van Buren. Aanvankelijk groeide zij op aan het hof van haar vader, maar vanaf haar negende kreeg zij haar opvoeding aan het hof van landvoogdes Margaretha van Parma. In 1567 liet de landvoogdes haar op verzoek van Oranje gaan en ging ze met hem in

ballingschap naar Duitsland; in diezelfde tijd liet Alva Maria’s oudere broer, Filips Willem, arresteren en als gijzelaar naar Spanje sturen. De tien jaren die hierop volgden woonde Maria op de Dillenburg bij haar oom Jan van Nassau, aan wie ze zeer gehecht raakte. Uit haar brieven aan haar vader gedurende deze periode spreekt een grote bezorgdheid om hem en de zaak van de Opstand. Maria zorgde in deze jaren voor haar zusjes Anna en Emilia, haar broertje Maurits en haar hoogbejaarde grootmoeder Juliana van Stolberg. Oranje zon in de jaren 1574-1575 op een huwelijk voor Maria, maar vooral vanwege geldgebrek bleef het bij suggesties. Toen Oranje dankzij de Pacificatie van Gent (1576) weer een normaal vorstelijk gezinsleven kon bieden, liet hij zijn kinderen uit Duitsland overkomen. Zo woonde Maria vanaf september 1577 met de familie op het kasteel te Antwerpen, aanvankelijk met sterke heimwee naar haar ‘lib stüpgen’

op de Dillenburg (Archives ou correspondance 6, 296). Zij ging akkoord met alle maatregelen die haar vader, namens zijn gegijzelde zoon optredend als

administrateur, nam ten aanzien van de erfgoederen van haar moeder. Duidelijk blijkt dat zij een zelfstandig aandeel had in de erfenis, en daarmee

medezeggenschap over het beheer ervan. Deze zogenaamde Burense

bezittingen omvatten Buren, Leerdam, IJsselstein en Sint Maartensdijk met het in 1532 verdronken Noord-Beveland.

Huwelijk

Maria’s overkomst naar Antwerpen was mede gewenst omdat Oranje probeerde een verzoening te bewerkstelligen met de katholieke edellieden die oppositie voerden tegen Filips II. In het kader daarvan zou Maria moeten trouwen met de prins van Chimay, zoon van het meest prominente lid van deze groep, de hertog van Aerschot. Maria wilde echter geen katholiek huwelijk. Mogelijk kwam nu Filips van Hohenlohe voor het eerst in beeld als huwelijkskandidaat. Het kan zijn dat ze hem op de Dillenburg al eens had ontmoet, want Filips’ oudere broer Wolfgang was met een zuster van Oranje getrouwd. Uit het briefje waarin haar vader in 1582 toestemming gaf voor het huwelijk blijkt dat Hohenlohe reeds eerder om Maria’s hand had gevraagd. Oranje was op dat moment zwaar gewond na een aanslag, zou mogelijk sterven en stond het huwelijk als bijzondere gunst toe. Maria voelde kennelijk wel voor een huwelijk met Hohenlohe. De huwelijkssluiting liet, vooral vanwege voortdurende financiële problemen, lang op zich wachten. Uit enkele brieven blijkt dat Maria in deze jaren nauw bevriend was met gravin Françoise van Egmond, de dochter van Lamoraal van Egmond. Ze schreef haar onder andere dat ze voor haar wilde zorgen als een echtgenoot voor zijn vrouw.

De periode na de dood van haar vader in 1584 stond voor Maria in het teken van een bittere strijd met halfbroer Maurits over de erfenis. Namens de nog altijd gegijzelde Filips Willem voerde zij aanvankelijk het beheer over alle

familiebezittingen, voor zover niet bezet door de vijand. Pas met de Staatse

(10)

verovering van het familiebezit Breda in 1590 kreeg zij uitzicht op voldoende inkomsten om eindelijk te kunnen trouwen. Omdat Hohenlohe, die als

echtgenoot het bestuur van alle domeinen zou overnemen, Maurits dreigde te overvleugelen, vocht deze in maart 1591 Maria’s positie aan, op het moment dat Hohenlohe in Duitsland was. Met succes: tot haar grote ongenoegen mocht Maria voortaan alleen de Burense goederen beheren; Maurits kreeg de rest, waaronder Breda, onder zijn hoede. Jarenlang verzette Maria zich hiertegen, maar tevergeefs. Zelfs haar relatie met Jan van Nassau bekoelde omdat deze weigerde partij te kiezen in de ruzie. Ten slotte trouwde Maria op haar 39ste verjaardag (in 1595) met Hohenlohe, zonder dat er een adequate financiële regeling was getroffen. Maurits was er gewoon bij.

Laatste levensjaren

Eind 1595 kwam Filips Willem vrij. Maria ontmoette hem na 28 jaar in het neutrale Kleef en lichtte hem daar in over de toestand rond de erfenis. Zelf woonde zij in deze jaren in Buren, IJsselstein en Delft. Maria had in 1593-1594, in een poging om geld voor haar huwelijk te vinden, vergeefs getracht een begin te maken met de indijking van Noord-Beveland. Uiteindelijk gebeurde dat alsnog tussen 1598-1600, onder leiding van Hohenlohe. Dit maakte een voorlopig einde aan haar geldzorgen, ook omdat de Burense domeinen zich geleidelijk

herstelden van de oorlogsschade.

Vanaf 1604 leed Hohenlohe aan een ernstige ziekte die gepaard ging met verlammingsverschijnselen. Na zijn dood in 1606 escorteerde Maria het lichaam naar Duitsland en liet haar man bijzetten in het familiegraf in Öhringen (Baden- Württemberg). Op het grafmonument staat zij naast haar echtgenoot afgebeeld.

Kort voor Hohenlohe’s dood had het paar de negenjarige Margrita Maria gravin van Falckenstein geadopteerd. Hetzelfde jaar 1606 verkocht een moegestreden Maria haar eigen rechten op de familiegoederen aan Filips Willem voor een jaarrente van tienduizend gulden. Ze bleef wonen in Buren. In 1609 diende zij aan de Staten-Generaal een verzoekschrift in met de vraag om een levenslang traktement.

In haar laatste jaren kampte Maria met maagpijn en doofheid. Volgens eigen zeggen had zij in deze tijd nog maar weinig kennissen meer in Den Haag. Wel correspondeerde ze met Christiaan Huygens, secretaris van de Raad van State, en diens echtgenote Susanna Hoefnagel. In financiële kwesties, onder andere betreffende haar douarie, werd zij bijgestaan door Johan van Oldenbarnevelt. In 1612 stichtte Maria het weeshuis te Buren, waarvoor zij goederen en fondsen ter waarde van 32.000 gulden ter beschikking stelde. Het kwam pas na haar dood gereed. Maria van Nassau is bijgezet in het graf van haar moeders familie in Buren.

Auteur: Erik Swart

http://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/mariavannassau Dochter van Willem I, prins van Oranje, en Anna van Buren

A11e-I-1 Correspondentie betreffende het huwelijk van Maria van Oranje en Filips van Hohenlohe

1591-1593 1 band

NB Vooral met Jan de Oude en over het bezit te Breda.

A11e-I-2 Stukken betreffende het huwelijk van Maria van Oranje en Filips van Hohenlohe

1593-1595 2 banden

A11e-I-3 Afschrift van de lijfrentebrief van de Staten van Zeeland voor Maria

d.d 26 januari 1595 en van de lijfrentebrief van de Staten van

Holland en West-Friesland voor Maria d.d. 2 februari 1595; tevens

akte van Filips Willem, waarbij hij het jaargeld voor zijn zuster

Maria verhoogt d.d. 31 mei 1608

(11)

1595 en 1608 1 omslag A11e-I-4 Verzoekschrift van Maria gericht aan George de Bie, president van

de Rekenkamer van Holland, ten gunste van Hendrik van Riebeeck

17 april 1614 1 stuk

A11e-I-5 Akkoord tussen Maria en haar broer Filips Willem, betreffende de nalatenschap van hun ouders

28 juli 1606 1 omslag

NB Bijgevoegd een verklaring van Maria.

A11e-I-6 Testament van Maria

28 augustus 1608 1 stuk

NB Eigenhandig geschreven.

A11e-I-7 Stukken betreffende Gijsbert Samuel, predikant te Scherpenisse, en Gerhardus Pauli, eveneens predikant aldaar

1587 1 omslag

NB Door Maria als gravin van Buren behandeld.

A11e-I-8 Krantenartikelen betreffende de onthulling van een gedenkteken voor Maria in de kerk te Buren

1895-1901 1 omslag

A11e-I-9 Aanstellingen voor Filips, graaf van Hohenlohe

1577-1590 9 stukken

NB Zeven afschriften en twee originelen. De originelen zijn gedateerd 20 december 1577 en 22 november 1578.

A11e-I-10 Verklaring van Maria betreffende de nalatenschap van haar echtgenoot

7 oktober 1615 1 stuk

A11e-I-11 Verzoekschrift aan de Staten van Holland, getekend door onder anderen Maria en haar zus Emilia

29 april 1595 1 stuk

A11e-I-12 Brief van Emanuel van Portugal en Emilia van Nassau, prinses van Portugal

z.d. 1 stuk

A11e-I-13 Brief van Willem Lodewijk aan Filips van Hohenlohe

7 september 1599 1 stuk

A11e-I-14 Condoleancebrief van graaf Jan van Nassau (de Oude) aan Maria

21 juli 1584 1 stuk

(12)

A11e-II Emilia van Oranje, prinses van Portugal (1569-1629), Emilia, prinses van Oranje, gravin van Nassau-Breda (1569-1629), echtgenote van Emanuel van Portugal

A11E-II EMILIA VAN ORANJE, PRINSES VAN PORTUGAL (1569-1629), EMILIA, PRINSES VAN ORANJE, GRAVIN VAN NASSAU-BREDA (1569- 1629), ECHTGENOTE VAN EMANUEL VAN PORTUGAL

1587, 1597 (1910)

EMILIA prinses van ORANJE, vooral bekend als Emilia van Nassau, ook als Emilia van Portugal (geb. Keulen 10-4-1569 – gest. Genève 16-3-1629). Dochter van Willem prins van Oranje (1533-1584) en Anna van Saksen (1544-1577). Emilia trouwde op 7-11-1597 in Den Haag met Don Emanuel van Portugal (ca. 1568- 1638), troonpretendent in ballingschap. Uit dit huwelijk werden 10 kinderen geboren, van wie er 2 jong overleden.

Emilia’s leven kende geen gelukkige start. Als gevolg van de huwelijksperikelen tussen Anna van Saksen en Willem van Oranje werd ze reeds op tweejarige leeftijd van haar moeder gescheiden. Vanaf dat moment zag ze ook haar vader nooit meer terug. Zij groeide op aan het hof van haar oom Jan van Nassau op de Dillenburg, samen met diens kinderen, haar halfzus Maria, haar zus Anna en haar broer Maurits. Op de hofschool werd zij in calvinistische geest opgevoed en kreeg zij de gebruikelijke lessen in hoffelijke manieren en vreemde talen. Na de moord op haar vader in 1584 smeekte zij Maurits, die al veel eerder door zijn vader naar de Nederlanden was gehaald, haar ook daarheen te laten komen. In 1588 ging die wens eindelijk in vervulling en vestigde zij zich op het Prinsenhof te Delft. Daar werd zij getuige van de snel rijzende ster van haar broer, die met zijn militaire genie de ene na de andere stad op de Spanjaarden wist te

veroveren. Er was Maurits alles aan gelegen het aanzien van het Huis van Oranje-Nassau te vergroten, maar zolang hij ongehuwd was – en dat zou hij om dynastieke redenen altijd blijven – ontbeerde zijn hof een gastvrouw die het bezoek op gepaste wijze zou kunnen ontvangen. Niemand bleek daarvoor geschikter dan Emilia. Zij had een bijzondere persoonlijke uitstraling, was zeer hoffelijk in de omgang en kon in meerdere talen aangenaam converseren.

Huwelijk

In 1597 ontving Emilia twee bijzondere gasten, Emanuel en Christoffel van Portugal, de zoons van de door Filips II verdreven koning Antonio van Portugal.

Zij boden de Staten-Generaal hun diensten aan in de oorlog tegen de

gemeenschappelijke vijand, maar deze lieten op minzame wijze blijken daar niet veel heil in te zien. Financiële bezwaren en godsdienstige achterdocht lagen daaraan ten grondslag. Misschien was dat voor Emanuel een reden om het over een andere boeg te gooien en naar de hand van Emilia te dingen. Succes bleef niet uit. Emilia was 28 jaar oud en zocht een echtgenoot. Tegelijk wilde ze niet worden uitgehuwelijkt: ‘ik wil geen arme vorst in Duitsland hebben’ (‘Ich wil kheinen armen Fürsten in Teutschland haben’, Archives, dl. 1, 391). Zij raakte zeer gecharmeerd van Emanuel en vóór Maurits als pater familias de kans kreeg in te grijpen, zette zij hem voor het blok: in het najaar van 1597 verscheen Emilia tussen de puinhopen van het zojuist door Maurits ingenomen Bredevoort om hem toestemming te vragen om te trouwen met de toekomstige koning van Portugal, voorwaar een huwelijk op stand. Maar Maurits weigerde. In de eerste plaats zou Emanuel nooit de troon van zijn vaderland kunnen bestijgen. In de tweede plaats was hij armlastig. Ten derde was hij een bastaard en ten slotte ook nog rooms-katholiek.

Emilia keerde onverrichter zake terug naar Den Haag en besloot haar broer en de Staten-Generaal voor een voldongen feit te stellen. Op de avond van 7 november trouwde zij op het Stadhouderlijk Kwartier voor een katholieke

priester, die zij waarschijnlijk dankzij de contacten van haar vriendin Sabina van Egmont had weten te vinden. De volgende ochtend bracht zij in een uitvoerig schrijven de Staten-Generaal hiervan op de hoogte. Die probeerden nog dezelfde dag, na overleg met Maurits’ hofraad, te redden wat er te redden viel. Bijna voltallig snelde men naar het jonge paar om hen van elkaar te scheiden. Pieter Bor, die als eerste deze gebeurtenissen in geuren en kleuren beschrijft,

(13)

memoreert hoe bij dat bezoek Emanuel de vraag kreeg voorgelegd of hij haar reeds bekend had, waarop hij met een niet geheel geloofwaardig nee zou hebben geantwoord. Het resultaat van alles was dat Emanuel moest vluchten – hij hield zich aanvankelijk schuil in Schiedam – en later verbannen werd naar het Duitse Wezel, terwijl Emilia door haar broer naar het Prinsenhof in Delft werd gestuurd. Wekenlang praatte men op haar in, maar even zolang reageerde zij daarop met halsstarrig verzet dat één keer zelfs de trekken van een

hongerstaking aannam. Na een maand liet Maurits haar gaan en reisde zij naar haar man in Wezel.

Het paar zette met een lange serie smeekbeden een offensief in om een terugkeer naar Holland te bewerkstelligen. Getrouw aan haar lijfspreuk ‘contre fortune bonne coeur’ bleef Emilia hopen haar broer en de Staten-Generaal te kunnen vermurwen: ‘Ik ben immers een vrije dochter, boven mijne jaren, die niemand ben onderworpen’ (Bor, boek 34, p. 323). Zij kon niet geloven dat Maurits zou volharden in zijn tirannieke opstelling, die botste met alle privileges van het vrijgevochten land. Bovendien had Maurits de familie niet op zijn hand en was hij beducht voor roddel. Waarschijnlijk gaf Emilia’s eerste zwangerschap de doorslag. In het najaar van 1598 vestigde zij zich met Emanuel en haar gevolg in Delft, waar zij eerst een woning van haar zwager Filips van Hohenlohe betrok en later op het Prinsenhof ging wonen. Daar werden, met uitzondering wellicht van het eerste, al haar kinderen geboren. In 1617 kocht zij een huis op de Lange Vijverberg in Den Haag.

Tijdens de rest van haar leven had Emilia geen enkele reden haar lijfspreuk te veranderen. Zo bleef zij geplaagd worden door financiële problemen. Deze werden deels veroorzaakt door het uitblijven van een echte verzoening met Maurits, die pas in 1608 tot stand kwam. Voor het andere deel lag de oorzaak daarvan in het feit dat Emanuel er niet in slaagde het wantrouwen tegen hem weg te nemen en een vast dienstverband in de Republiek te verkrijgen. Als een bedelaar met de hoed in de hand – zo drukte Emilia het uit – was hij daarvoor decennia lang tevergeefs rondgegaan. Toen na de dood van Maurits in 1625 de regeling van de erfenis in alle opzichten nadelig bleek, was voor hem de maat vol. Hij verkocht zijn rechten op de Portugese kroon aan de koning van Spanje en verhuisde met een van zijn zoons naar het Hof van de Infante Isabella te Brussel.

Emilia ging niet mee. Zij wilde zich onder geen beding inlaten met de moordenaars van haar vader en had nog liever dat haar dochters met een gereformeerde ambachtsman trouwden dan met een katholieke prins. Daarmee toonde zij haar calvinistische gezindheid, zoals ze enkele jaren eerder ook al had gedaan toen zij de remonstranten ‘door de Spaanse koning betaalde ketters’

noemde. Geen wonder dat zij uitgerekend Genève koos als haar nieuwe woonplaats. In 1627 kocht zij het dicht bij de stad gelegen landgoed Prangins.

Van de natuur daar, waarover zij in lyrische bewoordingen naar Holland schreef, kon ze slechts korte tijd genieten. In 1629 overleed zij en werd zij plechtig begraven in de kathedraal van Genève.

Auteur: Jan Aarts

http://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Emilia Dochter van Willem I, prins van Oranje, en Charlotte de Bourbon

A11e-II-1 Stukken betreffende de reis van Emilia naar Nederland, uit Dillenburg via Cassai en Bremen naar Friesland

1587 1 band

A11e-II-2 Inventaris van goederen, door Willem Lodewijk overgedragen aan zijn schoonzuster Emilia na het overlijden van zijn echtgenote Anna, Emilia's zuster

20 februari 1590 1 stuk

A11e-II-3 Eigenhandige brieven van Emilia

(14)

1597 en z.d. 1 omslag

NB Onder andere bijgevoegd uit inventaris A13 Prins Maurits.

A11e-II-3-01 Eigenhandige brief van Emilia aan de Staten-Generaal, waarin zij bericht zendt van haar huwelijk met Emanuel van Portugal

7 november 1597, 1 stuk

EMILIA prinses van ORANJE, vooral bekend als Emilia van Nassau, ook als Emilia van Portugal (geb. Keulen 10-4-1569 – gest. Genève 16-3-1629). Dochter van Willem prins van Oranje (1533-1584) en Anna van Saksen (1544-1577). Emilia trouwde op 7-11-1597 in Den Haag met Don Emanuel van Portugal (ca. 1568-1638), troonpretendent in ballingschap. Uit dit huwelijk werden 10 kinderen geboren, van wie er 2 jong overleden.

Emilia’s leven kende geen gelukkige start. Als gevolg van de huwelijksperikelen tussen Anna van Saksen en Willem van Oranje werd ze reeds op tweejarige leeftijd van haar moeder gescheiden.

Vanaf dat moment zag ze ook haar vader nooit meer terug. Zij groeide op aan het hof van haar oom Jan van Nassau op de Dillenburg, samen met diens kinderen, haar halfzus Maria, haar zus Anna en haar broer Maurits. Op de hofschool werd zij in calvinistische geest opgevoed en kreeg zij de gebruikelijke lessen in hoffelijke manieren en vreemde talen. Na de moord op haar vader in 1584 smeekte zij Maurits, die al veel eerder door zijn vader naar de Nederlanden was gehaald, haar ook daarheen te laten komen. In 1588 ging die wens eindelijk in vervulling en vestigde zij zich op het Prinsenhof te Delft. Daar werd zij getuige van de snel rijzende ster van haar broer, die met zijn militaire genie de ene na de andere stad op de Spanjaarden wist te veroveren. Er was Maurits alles aan gelegen het aanzien van het Huis van Oranje-Nassau te vergroten, maar zolang hij ongehuwd was – en dat zou hij om dynastieke redenen altijd blijven –

ontbeerde zijn hof een gastvrouw die het bezoek op gepaste wijze zou kunnen ontvangen. Niemand bleek daarvoor geschikter dan Emilia. Zij had een bijzondere persoonlijke uitstraling, was zeer hoffelijk in de omgang en kon in meerdere talen aangenaam converseren.

Huwelijk

In 1597 ontving Emilia twee bijzondere gasten, Emanuel en Christoffel van Portugal, de zoons van de door Filips II verdreven koning Antonio van Portugal. Zij boden de Staten-Generaal hun diensten aan in de oorlog tegen de gemeenschappelijke vijand, maar deze lieten op minzame wijze blijken daar niet veel heil in te zien. Financiële bezwaren en godsdienstige achterdocht lagen daaraan ten grondslag. Misschien was dat voor Emanuel een reden om het over een andere boeg te gooien en naar de hand van Emilia te dingen. Succes bleef niet uit. Emilia was 28 jaar oud en zocht een echtgenoot. Tegelijk wilde ze niet worden

uitgehuwelijkt: ‘ik wil geen arme vorst in Duitsland hebben’ (‘Ich wil kheinen armen Fürsten in Teutschland haben’, Archives, dl. 1, 391). Zij raakte zeer gecharmeerd van Emanuel en vóór Maurits als pater familias de kans kreeg in te grijpen, zette zij hem voor het blok: in het najaar van 1597 verscheen Emilia tussen de puinhopen van het zojuist door Maurits ingenomen Bredevoort om hem toestemming te vragen om te trouwen met de toekomstige koning van Portugal, voorwaar een huwelijk op stand. Maar Maurits weigerde. In de eerste plaats zou Emanuel nooit de troon van zijn vaderland kunnen bestijgen. In de tweede plaats was hij armlastig. Ten derde was hij een bastaard en ten slotte ook nog rooms-katholiek.

(15)

Emilia keerde onverrichter zake terug naar Den Haag en besloot haar broer en de Staten-Generaal voor een voldongen feit te stellen. Op de avond van 7 november trouwde zij op het Stadhouderlijk Kwartier voor een katholieke priester, die zij waarschijnlijk dankzij de contacten van haar vriendin Sabina van Egmont had weten te vinden. De volgende ochtend bracht zij in een uitvoerig schrijven de Staten-Generaal hiervan op de hoogte.

Die probeerden nog dezelfde dag, na overleg met Maurits’

hofraad, te redden wat er te redden viel. Bijna voltallig snelde men naar het jonge paar om hen van elkaar te scheiden. Pieter Bor, die als eerste deze gebeurtenissen in geuren en kleuren beschrijft, memoreert hoe bij dat bezoek Emanuel de vraag kreeg voorgelegd of hij haar reeds bekend had, waarop hij met een niet geheel geloofwaardig nee zou hebben geantwoord. Het resultaat van alles was dat Emanuel moest vluchten – hij hield zich

aanvankelijk schuil in Schiedam – en later verbannen werd naar het Duitse Wezel, terwijl Emilia door haar broer naar het

Prinsenhof in Delft werd gestuurd. Wekenlang praatte men op haar in, maar even zolang reageerde zij daarop met halsstarrig verzet dat één keer zelfs de trekken van een hongerstaking aannam. Na een maand liet Maurits haar gaan en reisde zij naar haar man in Wezel.

Het paar zette met een lange serie smeekbeden een offensief in om een terugkeer naar Holland te bewerkstelligen. Getrouw aan haar lijfspreuk ‘contre fortune bonne coeur’ bleef Emilia hopen haar broer en de Staten-Generaal te kunnen vermurwen: ‘Ik ben immers een vrije dochter, boven mijne jaren, die niemand ben onderworpen’ (Bor, boek 34, p. 323). Zij kon niet geloven dat Maurits zou volharden in zijn tirannieke opstelling, die botste met alle privileges van het vrijgevochten land. Bovendien had Maurits de familie niet op zijn hand en was hij beducht voor roddel.

Waarschijnlijk gaf Emilia’s eerste zwangerschap de doorslag. In het najaar van 1598 vestigde zij zich met Emanuel en haar gevolg in Delft, waar zij eerst een woning van haar zwager Filips van Hohenlohe betrok en later op het Prinsenhof ging wonen. Daar werden, met uitzondering wellicht van het eerste, al haar kinderen geboren. In 1617 kocht zij een huis op de Lange Vijverberg in Den Haag.

Tijdens de rest van haar leven had Emilia geen enkele reden haar lijfspreuk te veranderen. Zo bleef zij geplaagd worden door financiële problemen. Deze werden deels veroorzaakt door het uitblijven van een echte verzoening met Maurits, die pas in 1608 tot stand kwam. Voor het andere deel lag de oorzaak daarvan in het feit dat Emanuel er niet in slaagde het wantrouwen tegen hem weg te nemen en een vast dienstverband in de Republiek te verkrijgen. Als een bedelaar met de hoed in de hand – zo drukte Emilia het uit – was hij daarvoor decennia lang tevergeefs

rondgegaan. Toen na de dood van Maurits in 1625 de regeling van de erfenis in alle opzichten nadelig bleek, was voor hem de maat vol. Hij verkocht zijn rechten op de Portugese kroon aan de koning van Spanje en verhuisde met een van zijn zoons naar het Hof van de Infante Isabella te Brussel. Emilia ging niet mee. Zij wilde zich onder geen beding inlaten met de moordenaars van haar vader en had nog liever dat haar dochters met een gereformeerde

ambachtsman trouwden dan met een katholieke prins. Daarmee toonde zij haar calvinistische gezindheid, zoals ze enkele jaren eerder ook al had gedaan toen zij de remonstranten ‘door de Spaanse koning betaalde ketters’ noemde. Geen wonder dat zij

(16)

uitgerekend Genève koos als haar nieuwe woonplaats. In 1627 kocht zij het dicht bij de stad gelegen landgoed Prangins. Van de natuur daar, waarover zij in lyrische bewoordingen naar Holland schreef, kon ze slechts korte tijd genieten. In 1629 overleed zij en werd zij plechtig begraven in de kathedraal van Genève.

Auteur: Jan Aarts

http://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/E milia

A11e-II-4 Stukken betreffende de afstammelingen van Emilia

1680-1726 1 omslag

NB Hierbij gevoegd een boekje: 'Manuel du droit de la succession en Portugal, par Jean Fr. le Petit, griffier de Béthuene. Geschreven; opgedragen aan Emilia van Nassau'.

Tevens een aquarel van het alliantiewapen van Emilia.

A11e-II-4-01

zonder datum, 1 stuk

EMILIA prinses van ORANJE, vooral bekend als Emilia van Nassau, ook als Emilia van Portugal (geb. Keulen 10-4-1569 – gest. Genève 16-3-1629). Dochter van Willem prins van Oranje (1533-1584) en Anna van Saksen (1544-1577). Emilia trouwde op 7-11-1597 in Den Haag met Don Emanuel van Portugal (ca. 1568-1638), troonpretendent in ballingschap. Uit dit huwelijk werden 10 kinderen geboren, van wie er 2 jong overleden.

Emilia’s leven kende geen gelukkige start. Als gevolg van de huwelijksperikelen tussen Anna van Saksen en Willem van Oranje werd ze reeds op tweejarige leeftijd van haar moeder gescheiden.

Vanaf dat moment zag ze ook haar vader nooit meer terug. Zij groeide op aan het hof van haar oom Jan van Nassau op de Dillenburg, samen met diens kinderen, haar halfzus Maria, haar zus Anna en haar broer Maurits. Op de hofschool werd zij in calvinistische geest opgevoed en kreeg zij de gebruikelijke lessen in hoffelijke manieren en vreemde talen. Na de moord op haar vader in 1584 smeekte zij Maurits, die al veel eerder door zijn vader naar de Nederlanden was gehaald, haar ook daarheen te laten komen. In 1588 ging die wens eindelijk in vervulling en vestigde zij zich op het Prinsenhof te Delft. Daar werd zij getuige van de snel rijzende ster van haar broer, die met zijn militaire genie de ene na de andere stad op de Spanjaarden wist te veroveren. Er was Maurits alles aan gelegen het aanzien van het Huis van Oranje-Nassau te vergroten, maar zolang hij ongehuwd was – en dat zou hij om dynastieke redenen altijd blijven –

ontbeerde zijn hof een gastvrouw die het bezoek op gepaste wijze zou kunnen ontvangen. Niemand bleek daarvoor geschikter dan Emilia. Zij had een bijzondere persoonlijke uitstraling, was zeer hoffelijk in de omgang en kon in meerdere talen aangenaam converseren.

Huwelijk

In 1597 ontving Emilia twee bijzondere gasten, Emanuel en Christoffel van Portugal, de zoons van de door Filips II verdreven koning Antonio van Portugal. Zij boden de Staten-Generaal hun diensten aan in de oorlog tegen de gemeenschappelijke vijand, maar deze lieten op minzame wijze blijken daar niet veel heil in te zien. Financiële bezwaren en godsdienstige achterdocht lagen daaraan ten grondslag. Misschien was dat voor Emanuel een reden om het over een andere boeg te gooien en naar de hand van Emilia te dingen. Succes bleef niet uit. Emilia was 28 jaar oud en zocht een echtgenoot. Tegelijk wilde ze niet worden

(17)

uitgehuwelijkt: ‘ik wil geen arme vorst in Duitsland hebben’ (‘Ich wil kheinen armen Fürsten in Teutschland haben’, Archives, dl. 1, 391). Zij raakte zeer gecharmeerd van Emanuel en vóór Maurits als pater familias de kans kreeg in te grijpen, zette zij hem voor het blok: in het najaar van 1597 verscheen Emilia tussen de puinhopen van het zojuist door Maurits ingenomen Bredevoort om hem toestemming te vragen om te trouwen met de toekomstige koning van Portugal, voorwaar een huwelijk op stand. Maar Maurits weigerde. In de eerste plaats zou Emanuel nooit de troon van zijn vaderland kunnen bestijgen. In de tweede plaats was hij armlastig. Ten derde was hij een bastaard en ten slotte ook nog rooms-katholiek.

Emilia keerde onverrichter zake terug naar Den Haag en besloot haar broer en de Staten-Generaal voor een voldongen feit te stellen. Op de avond van 7 november trouwde zij op het Stadhouderlijk Kwartier voor een katholieke priester, die zij waarschijnlijk dankzij de contacten van haar vriendin Sabina van Egmont had weten te vinden. De volgende ochtend bracht zij in een uitvoerig schrijven de Staten-Generaal hiervan op de hoogte.

Die probeerden nog dezelfde dag, na overleg met Maurits’

hofraad, te redden wat er te redden viel. Bijna voltallig snelde men naar het jonge paar om hen van elkaar te scheiden. Pieter Bor, die als eerste deze gebeurtenissen in geuren en kleuren beschrijft, memoreert hoe bij dat bezoek Emanuel de vraag kreeg voorgelegd of hij haar reeds bekend had, waarop hij met een niet geheel geloofwaardig nee zou hebben geantwoord. Het resultaat van alles was dat Emanuel moest vluchten – hij hield zich

aanvankelijk schuil in Schiedam – en later verbannen werd naar het Duitse Wezel, terwijl Emilia door haar broer naar het

Prinsenhof in Delft werd gestuurd. Wekenlang praatte men op haar in, maar even zolang reageerde zij daarop met halsstarrig verzet dat één keer zelfs de trekken van een hongerstaking aannam. Na een maand liet Maurits haar gaan en reisde zij naar haar man in Wezel.

Het paar zette met een lange serie smeekbeden een offensief in om een terugkeer naar Holland te bewerkstelligen. Getrouw aan haar lijfspreuk ‘contre fortune bonne coeur’ bleef Emilia hopen haar broer en de Staten-Generaal te kunnen vermurwen: ‘Ik ben immers een vrije dochter, boven mijne jaren, die niemand ben onderworpen’ (Bor, boek 34, p. 323). Zij kon niet geloven dat Maurits zou volharden in zijn tirannieke opstelling, die botste met alle privileges van het vrijgevochten land. Bovendien had Maurits de familie niet op zijn hand en was hij beducht voor roddel.

Waarschijnlijk gaf Emilia’s eerste zwangerschap de doorslag. In het najaar van 1598 vestigde zij zich met Emanuel en haar gevolg in Delft, waar zij eerst een woning van haar zwager Filips van Hohenlohe betrok en later op het Prinsenhof ging wonen. Daar werden, met uitzondering wellicht van het eerste, al haar kinderen geboren. In 1617 kocht zij een huis op de Lange Vijverberg in Den Haag.

Tijdens de rest van haar leven had Emilia geen enkele reden haar lijfspreuk te veranderen. Zo bleef zij geplaagd worden door financiële problemen. Deze werden deels veroorzaakt door het uitblijven van een echte verzoening met Maurits, die pas in 1608 tot stand kwam. Voor het andere deel lag de oorzaak daarvan in het feit dat Emanuel er niet in slaagde het wantrouwen tegen hem weg te nemen en een vast dienstverband in de Republiek te verkrijgen. Als een bedelaar met de hoed in de hand – zo drukte

(18)

Emilia het uit – was hij daarvoor decennia lang tevergeefs

rondgegaan. Toen na de dood van Maurits in 1625 de regeling van de erfenis in alle opzichten nadelig bleek, was voor hem de maat vol. Hij verkocht zijn rechten op de Portugese kroon aan de koning van Spanje en verhuisde met een van zijn zoons naar het Hof van de Infante Isabella te Brussel. Emilia ging niet mee. Zij wilde zich onder geen beding inlaten met de moordenaars van haar vader en had nog liever dat haar dochters met een gereformeerde

ambachtsman trouwden dan met een katholieke prins. Daarmee toonde zij haar calvinistische gezindheid, zoals ze enkele jaren eerder ook al had gedaan toen zij de remonstranten ‘door de Spaanse koning betaalde ketters’ noemde. Geen wonder dat zij uitgerekend Genève koos als haar nieuwe woonplaats. In 1627 kocht zij het dicht bij de stad gelegen landgoed Prangins. Van de natuur daar, waarover zij in lyrische bewoordingen naar Holland schreef, kon ze slechts korte tijd genieten. In 1629 overleed zij en werd zij plechtig begraven in de kathedraal van Genève.

Auteur: Jan Aarts

http://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/E milia

A11e-II-5 Exemplaar van het Journal de Genève waarin bericht wordt over het herstel van de graftombe van Emilia

19 november 1910 1 stuk

(19)

A11e-III Louise Juliana, prinses van Oranje, gravin van Nassau-Breda (1576-1644), echtgenote van Frederik IV, graaf van de Palts

A11E-III LOUISE JULIANA, PRINSES VAN ORANJE, GRAVIN VAN NASSAU-BREDA (1576-1644), ECHTGENOTE VAN FREDERIK IV, GRAAF VAN DE PALTS

1582-1650

LOUISE JULIANA prinses van ORANJE (geb. Dordrecht 31-3-1576 – gest.

Koningsbergen, Oost-Pruisen 15-3-1644). Dochter van Willem prins van Oranje (1533-1584) en Charlotte de Bourbon (1546/47-1582). Louise Juliana trouwde op 12-6-1593 te Dillenburg met Frederik IV, keurvorst van de Palts (1574-1610). Uit dit huwelijk werden 4 zoons en 4 dochters geboren, van wie 2 zoons en 3

dochters de volwassen leeftijd bereikten.

Louise Juliana werd in 1576 geboren in Dordrecht als oudste van zes dochters uit het huwelijk van Willem van Oranje en zijn derde echtgenote, Charlotte de Bourbon. Zij was de eerste Oranje die in de Nederlanden ter wereld kwam. Als onderdeel van een portretreeks van het prinselijk gezin werd Louise omstreeks 1580 in Antwerpen geportretteerd door Daniel van den Queeborn.

Toen Louise zes jaar oud was verloor zij haar moeder. Haar vader hertrouwde een jaar later met Louise de Coligny (1555-1620). Weer een jaar later werd Willem van Oranje vermoord. Over de ernst van de situatie waarin zij als verweesd prinsesje was terechtgekomen schreef de achtjarige Louise Juliana twee brieven aan haar oom Jan van Nassau, ongetwijfeld hiertoe aangezet door haar tweede moeder. Ze verzoekt hem haar en haar zusjes in bescherming te nemen en ervoor te zorgen dat zij in het protestantse geloof opgevoed zouden worden. De kans was inderdaad aanwezig dat zij opgeëist zouden worden door haar – katholieke – grootvader van moeders kant, de hertog van Montpensier. Louise de Coligny zorgde ervoor dat dat niet gebeurde. Zij nam de zorg voor de kinderen op zich, zodat ze samen konden opgroeien. Zo kreeg Louise Juliana een

calvinistische opvoeding aan het Haagse hof.

Dankzij de bemiddeling van haar oom Jan werd Louise Juliana uitgehuwelijkt aan de protestantse keurvorst Frederik IV van de Palts, die een vooraanstaande positie had in het Duitse Rijk. De zeventienjarige bruid zag haar bruidegom pas vlak voor de bruiloft, die in 1593 met veel pracht en praal op de Dillenburg werd gevierd. De Staten van Holland en Zeeland schonken haar bij deze gelegenheid elk twintigduizend gulden, de Franse koning Hendrik IV schonk haar

honderdduizend livres.

Keurvorstin van de Palts

Frederik en Louise Juliana vestigden zich op het stamslot in de residentiestad Heidelberg, vanwege de universiteit een belangrijk centrum van wetenschap en calvinistische theologie. Hij liet het middeleeuwse slot ombouwen tot een renaissancepaleis waarmee hij zich etaleerde als een van de belangrijkste vorsten van het Duitse Rijk. Het schijnt geen goed huwelijk geweest te zijn.

Frederik was niet geïnteresseerd in theologie of politieke kwesties en liet het bestuur over aan zijn raadsheren. Historici schilderen hem als een man die zich liever uitleefde in drank- en pronkzucht, overdadige ontvangsten en uiterlijk vertoon (Groenveld, 17, Wolf, 77). Louise drong aan op matiging en trachtte orde op zaken te stellen, maar zonder succes. Ook de kritiek van de Heidelbergse kerkenraad en van Jan van Nassau op het gedrag van haar echtgenoot had geen effect.

Louise Juliana kreeg tussen 1594 en 1602 ieder jaar een kind: Louise Juliana (1594-1640), Katharina Sophie (1595-1626), Frederik (1596-1632), Elisabeth Charlotte (1597-1660) en Lodewijk Filips (1602-1655). De kinderen die in de jaren 1597-1601 geboren werden, stierven alle drie zeer jong – twee in 1600, een in 1605. Naar het schijnt waren de drinkgelagen en ruwe sfeer aan het hof voor Louise aanleiding haar zoons naar het hof van haar zuster Elisabeth en zwager de hertog van Bouillon in Sedan te sturen. Daar kregen zij een goede en calvinistische opvoeding.

Weduwe

(20)

In 1610 overleed Louises echtgenoot op 36-jarige leeftijd. Zoon en opvolger Frederik (1596-1632) was toen veertien jaar oud. Johan van de Palts-

Zweibrücken werd tot zijn voogd en regent benoemd en Louise tot diens adviseur. Zij beschikte over een uitgebreid netwerk van contacten met

calvinistische geestverwanten en familieleden. Met haar zusters en stiefmoeder correspondeerde Louise regelmatig over politieke en familieaangelegenheden.

Met haar huwelijksdiplomatie wist Louise de dynastieke belangen van haar huis met succes te bevorderen; haar dochters huwelijkte zij uit aan respectievelijk de keurvorst van Brandenburg en de graaf van Zweibrücken. Om de positie van haar oudste zoon formeel te versterken, liet Louise het oog vallen op Elizabeth Stuart (1596-1662) als mogelijke huwelijkskandidaat. Frederiks status was beduidend lager dan die van deze koningsdochter, en het was dan ook aan Louises diplomatieke talent te danken dat de Stuarts met zijn kandidatuur akkoord gingen: in 1613 werd het huwelijk gesloten. Haar tevredenheid over het huwelijk uitte Louise in een brief aan haar zuster Brabantine: ‘Dieu nous fasse la grace que ce mariage puisse reusir à son gloire [...] et l'advancement de ceste Mayson’ (geciteerd bij Van Schelven, 349). Ook voor haar zusters en voor halfbroer Frederik Hendrik trachtte zij passende huwelijkspartners te vinden, zij het niet altijd met succes. Dat blijkt onder meer uit een opmerking in een brief van Louise de Coligny aan haar stiefdochter Brabantine van 18 maart 1616, waarin sprake is van een huwelijksplan van Frederik Hendrik met Elisabeth van Hessen-Kassel ‘dat het haar zuster mevrouw de keurvorstin is die het meest aan het rad duwt’ (geciteerd bij Van der Does, 65).

Na het aantreden van Frederik als keurvorst van de Palts in 1614 vestigde Louise zich in haar weduwegoed het slot in Kaiserslautern. Toen haar zoon in 1618 van rebellerende protestanten in Bohemen de koningskroon kreeg aangeboden, verzette Louise zich hiertegen. Zij vreesde een godsdienstoorlog en drong er met klem bij haar zoon op aan het aanbod af te slaan. In het conflict over Bohemen dat zou losbarsten, zo vreesde zij, zou ook de Palts worden meegesleurd. In deze kwestie stond zij tegenover haar halfbroer Maurits, die de aarzelende Frederik juist zijn volledige steun beloofde als hij de Boheemse kroon zou accepteren.

Haar zoon volgde diens advies, en Louises bange vermoedens werden snel bewaarheid – zijn kroning vormde het begin van wat later de Dertigjarige Oorlog genoemd zou worden.

Toen Frederik in 1619 naar Praag was vertrokken, keerde Louise terug naar Heidelberg, opnieuw als adviseur van de hertog van Zweibrücken, aan wie het bestuur van de Palts was overgedragen. Ook nam zij de zorg op zich voor haar achtergebleven kleinkinderen Karel Lodewijk en Elisabeth, die tot 1628 bij haar zouden blijven. Binnen een jaar werd Frederik uit Bohemen en de Palts

verdreven. Ook Louises weduwegoed ging in de strijd verloren. Zij vluchtte met haar kleinkinderen naar haar dochter Elisabeth Charlotte in Berlijn, sinds 1616 getrouwd met keurvorst Georg Willem van Brandenburg. Toen Berlijn in 1631 werd belegerd door Zweedse troepen onder leiding van de Zweedse koning Gustaaf Adolf, die getrouwd was met een zus van George Willem, kreeg Louise van haar schoonzoon een volmacht om als bemiddelaarster tussen de strijdende partijen op te treden. Het gevolg was dat haar schoonzoon zich voegde naar de eisen van de Zweedse koning. Daarmee was het directe gevaar geweken.

Dood

In 1638 trok Louise Juliana met het Brandenburgse hof naar het veiliger gelegen Koningsbergen (Oost-Pruisen). Daar overleed zij in 1644 na een kort ziekbed. Ze werd bijgezet in de Domkerk van Koningsbergen. Louises hofprediker en biograaf Frederik Spanheim schreef dat zij stierf zoals zij had geleefd: moedig en door ieder geëerd. ‘Haar tijdgenoten schaarden haar onder de illustere vrouwen uit de geschiedenis...haar hof was een kerk, haar leven een voorbeeld van

rechtvaardigheid’, aldus Spanheim in zijn herinneringen aan Louise Juliana (1, 430-432).

Auteur: Matty Klatter

http://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/LouiseJuliana

(21)

Dochter van Willem I, prins van Oranje, en Charlotte de Bourbon

A11e-III-1 Stukken en correspondentie betreffende het huwelijk van Louise Juliana met Frederik IV, keurvorst van de Palts

1592-1593 1 band en 1 omslag

NB Zie ook inv. nr. A03-905 en A11-IIIc-12.

A11e-III-2 Afschriften van brieven geschreven door koningin Elizabeth van Engeland betreffende het huwelijk van Louise Juliana

1593 2 stukken

A11e-III-3 Afschriften van brieven van koning Hendrik IV van Frankrijk betreffende het huwelijk van Louise Juliana

1593 1 omslag

NB Hierbij een authentiek afschrift van de schenkingsakte van 100.000 Franse ponden aan Louise Juliana.

A11e-III-4 Authentiek afschrift van de akte waarbij Hendrik IV aan Willem van Oranje een schenking in geld toezegt bij gelegenheid van een huwelijk van één van zijn dochters uit het huwelijk met Charlotte de Bourbon

1582 1 stuk

A11e-III-5 Afschriften van stukken betreffende het huwelijk van Louise Juliana

z.d. 1 omslag

A11e-III-6 Huwelijkscontract tussen Louise Juliana van Nassau en Frederik IV, keurvorst van de Palts,

12 juni 1593 1 stuk

A11e-III-7 Eigenhandig schrijven van Louise Juliana aan koning Hendrik IV van Frankrijk

18 juni 1601 1 stuk

A11e-III-8 Gelukwens van Louise Juliana aan de markgraaf van Brandenburg met de geboorte van een zoon

24 november 1613 1 stuk

A11e-III-9 Eigenhandig schrijven van Louise Juliana aan André Rivet

28 september 1631 1 stuk

A11e-III-10 Brief van Madame la Palatine 'en faveur de l'Espérance'

z.d. 1 stuk

NB Madame la Palatine was de achterkleindochter van Louise Juliana. Zij heette Elisabeth Charlotte van de Palts (1652-1722).

A11e-III-11 Aantekeningen betreffende Louise Juliana door dr. Schotel

z.d. 1 omslag

A11e-III-12 Twee brieven aan André Rivet, waarvan één geschreven door

Frederik V, koning van Bohemen, zoon van Louise Juliana, en één

(22)

door diens echtgenote Elisabeth

1631, 1650 2 stukken

A11e-III-13 Brief van Frederik V van de Palts, zoon van Louise Juliana, aan Home, afgevaardigde van de Engelse koning naar de nationale synode van Tonneins

1614 1 stuk

A11e-III-14 Twee brieven van Karel Lodewijk, kleinzoon van Louise Juliana, aan respectievelijk Turenne en André Rivet

1614 3 stukken

NB De brief aan Rivet is in tweevoud aanwezig. Beide exemplaren zijn afschriften.

(23)

A11e-IV Elisabeth, prinses van Oranje, gravin van Nassau-Breda (1577-1642), echtgenote van Henri de la Tour d'Auvergne, hertog van Bouillon

A11E-IV ELISABETH, PRINSES VAN ORANJE, GRAVIN VAN NASSAU- BREDA (1577-1642), ECHTGENOTE VAN HENRI DE LA TOUR D'AUVERGNE, HERTOG VAN BOUILLON

1594-1646

ELISABETH prinses van ORANJE (geb. Middelburg 26-3-1577 – gest. Sedan, Frankrijk 3-9-1642). Dochter van Willem prins van Oranje (1533-1584) en Charlotte de Bourbon (1546/47-1582). Elisabeth van Oranje trouwde op 15-4- 1595 in Sedan met Henri de La Tour d'Auvergne, markies van Turenne en hertog van Bouillon (1555-1623), diplomaat. Uit dit huwelijk werden 3 zoons en 5 dochters geboren, van wie 1 zoon en 1 dochter jong overleden.

Elisabeth Maria werd in Middelburg geboren als de tweede dochter uit het huwelijk van Willem van Oranje en zijn derde vrouw, Charlotte de Bourbon. Zij werd vernoemd naar de Engelse koningin Elisabeth, die toegestemd had als peettante op te treden. Op 30 mei hield de dichter en diplomaat sir Philip Sidney haar namens de koningin ten doop in aanwezigheid van de Staten van Holland en Zeeland. Als doopgeschenk zegden deze een jaargeld van tweeduizend gulden toe. Haar koninklijke peettante liet haar kostbare geschenken bezorgen, zoals een gouden duif ingelegd met juwelen en een gouden hagedis. Rond 1580 werd Elisabeth als peuter geportretteerd door Daniel van den Queeborn.

Elisabeth was al jong wees: haar moeder stierf in 1582, haar vader, inmiddels hertrouwd met Louise de Coligny, werd twee jaar later vermoord. De familie Bourbon-Montpensier probeerde hierop Elisabeth naar Frankrijk te halen voor een katholieke opvoeding, maar dat wist haar stiefmoeder te voorkomen. Het gezin verhuisde van Delft naar Middelburg, de stad waar Elisabeth was geboren, maar had grote moeite om de levensstijl van hun stand te bekostigen.

Desgevraagd schonken de Staten-Generaal de twaalfjarige Elisabeth en haar oudere zus Louise in 1589 een eenmalige toelage van drieduizend gulden (Resoluties 18-8-1589). Voorwaarde was wel dat het gezin zich in Holland zou vestigen. Zo groeide Elisabeth vervolgens op in het Oude Hof aan het

Noordeinde in Den Haag, samen met enkele van haar zusjes en halfbroer Frederik Hendrik.

Louise de Coligny maakte zich sterk voor allianties van haar stiefdochters met de Franse adel. Ze werd daarbij gesteund door de Staten van Holland, die

achtduizend gulden reisgeld betaalden in de hoop dat de dochters van Willem van Oranje in hugenootse kringen geschikte partners zouden vinden. Zo werd Elisabeth in 1594 samen met haar jongere zus Charlotte Brabantina

geïntroduceerd aan het hof van de Franse koning, Hendrik IV. Anderhalve maand na hun aankomst vroeg Coligny toestemming aan Maurits voor een huwelijk tussen Elisabeth en een neef van haar, de invloedrijke hugenoot Henri de d’Auvergne, burggraaf van Turenne. Als weduwnaar en erfgenaam van zijn kort daarvoor overleden vrouw Charlotte de La Marck was hij tevens hertog van Bouillon en prins van Sedan. ‘Het is een verbintenis die niet anders dan gewenst kan zijn en waardoor u zich geëerd kunt voelen, want hij is een zeer

vooraanstaand Frans edelman’, schreef Louise aan Maurits (gecit. Naber, 28).

Zowel Maurits als de Staten-Generaal gaven hun toestemming en het gewest Holland stelde een bruidsgeschenk van twintigduizend gulden en een erfrente van tweeduizend gulden in het vooruitzicht. Op 15 april 1595 trouwde de achttienjarige Elisabeth in Sedan met de 22 jaar oudere Bouillon.

Hertogin van Bouillon

Het paar vestigde zich in de residentie Sedan, waar Elisabeth zich aanvankelijk weinig thuis gevoeld schijnt te hebben. Haar echtgenoot was als veldheer en diplomaat vaak afwezig en zij zocht veel contact met haar familie in de

Republiek, vooral met haar lievelingszus Charlotte Brabantina, die in 1598 ook met een Franse hertog zou trouwen. Elisabeth kreeg acht kinderen. Haar jongste zoon was Henri de Turenne, de later in de Republiek actieve en befaamde Franse

(24)

maarschalk. De betrekkelijke onafhankelijkheid van het prinsdom maakte de stad tot een vrijhaven voor hugenoten.

Na de overgang van Hendrik IV naar het katholieke geloof werd Elisabeths echtgenoot de leider van het protestantse verzet in Frankrijk. Verdacht van hoogverraad en medeplichtigheid aan de samenzwering van Biron vluchtte hij in 1603 naar Duitsland. Elisabeth voelde zich in Sedan niet langer veilig en vertrok naar Turenne, waar zij beviel van haar eerste zoon – die jong overleed. Dankzij ingrijpen van de Engelse koningin werd Henri de La Tour van alle blaam

gezuiverd en kon hij terugkeren naar Sedan, maar in 1606 moest hij zijn prinsdom toch overgeven aan de koning. Twee jaar later kreeg hij het

vorstendom terug, zij het slechts als leen. Onder Elisabeths leiding werd Sedan een belangwekkend calvinistisch centrum met een academie waaraan bekende theologen onderwezen. Aan het hof van Bouillon werden kinderen van

verwanten van het Oranjehuis grootgebracht, zoals die van de keurvorst van de Palts.

In 1623 stierf Henri de La Tour en werd Elisabeth regentes voor haar

zeventienjarige zoon Frederik Maurits. Formeel nam zij het bestuur waar tot 1626, maar in feite regeerde zij tot haar dood over het prinsdom. Van de 195 ordonnanties tussen 1623 en 1641 zijn 87 in haar naam uitgegaan (Van

Ditzhuyzen, 80). Elisabeth behartigde de belangen van haar zoon en bemiddelde bij conflicten tussen hugenoten en het Franse hof. Zo smeekte zij bijvoorbeeld om intrekking van het koninklijk bevel tot ontmanteling van Frederik Maurits’

stadje Châtillon, maar de bevoorrechte positie van de hugenoten werd steeds verder uitgehold door de ‘dévots’ aan het hof. Intussen bekeerden verschillende mensen in de omgeving van Elisabeth zich tot het oude geloof, zoals haar schoonzoon Henri de La Tour, getrouwd met dochter Maria. Ook zoon Frederik Maurits, in oktober 1632 benoemd tot gouverneur van Maastricht, bekeerde zich na zijn huwelijk met Eleonora van Bergen tot het katholieke geloof. Hij durfde het zijn moeder pas jaren later officieel te vertellen. Bij de geboorte van zijn eerste kind in 1635 stuurde Elisabeth een van haar hofdames naar Maastricht om Eleonora te bekeren, maar deze zou zo sterk in haar geloof hebben gestaan dat de hofdame zelf katholiek werd. Hierop wilde Elisabeth persoonlijk proberen haar schoondochter te bekeren, maar de Brusselse regering weigerde haar een paspoort voor de doorreis.

Met haar stiefmoeder en haar zusters onderhield Elisabeth een uitgebreide briefwisseling, vooral met Brabantina, die eveneens in Frankrijk woonde en met haar mans neef Claude was getrouwd. Zij deed haar in haar brieven uitvoerig verslag van familie-aangelegenheden en huishoudelijke en politieke zaken. In 1619 trouwde Elisabeths dochter Maria met Brabantina’s zoon Henri.

Op 3 september 1642, kort voor de inname van Sedan door Franse troepen, stierf Elisabeth, 65 jaar oud. ‘God hield van madame de Bouillon dat hij haar voordien heeft laten overlijden’, schreef Claude Sarrau over deze gebeurtenissen (Correspondance intégrale, 260). Zij werd bijgezet in de parochiekerk van Sedan.

Omdat deze kerk later weer aan de katholieken was toegewezen, werd haar stoffelijk overschot in 1842 herbegraven in de protestantse kerk in Sedan en in 1931 overgebracht naar de nieuwe protestantse kerk aldaar.

Volgens Weygand, de biograaf van haar man, was Elisabeth temperamentvol, koppig, een vurig calviniste en ‘even bekwaam en eerzuchtig als haar man’

(gecit. Van de Does, 83). Andere tijdgenoten beschrijven haar als klein en tenger, niet mooi, maar gecultiveerd, levendig en geestig. Elisabeth voerde in het streng calvinistische Sedan een bescheiden hof en vermeed overdadigheid en kostbare kleding. In een brief aan Brabantina van 4 juni 1596 noemde zij zichzelf de

‘slechtst geklede vrouw van Sedan’.

Auteur: Matty Klatter (met dank aan Maarten Hell)

http://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/ElisabethvanOra nje

Dochter van Willem I, prins van Oranje, en Charlotte de Bourbon

A11e-IV-1 Correspondentie betreffende het huwelijk van Elisabeth

(25)

1594 1 omslag A11e-IV-2 Afschrift van de akte waarbij Maurits Louise de Coligny en Filips van

Nassau machtigt om in zijn naam het huwelijk van zijn zuster Elisabeth te regelen

28 november 1594 1 stuk

NB Deze akte is ook gebruikt voor het huwelijk van Elisabeths zuster, Charlotte Brabantina.

A11e-IV-3 Huwelijkscontract tussen Elisabeth en Henri de la Tour, hertog van Bouillon

29 november 1594 1 stuk

A11e-IV-4 Afschriften van stukken betreffende de pillegift ter gelegenheid van de doop van Elisabeth en betreffende de huwelijksgift aan

Elisabeth en Hendrik van Bouillon door de Staten van Holland

1642 en 1702 2 stukken

A11e-IV-5 Schenking van de Staten van Holland en West-Friesland van [vermoedelijk tien] honderd ponden bij het huwelijk van Elisabeth

1595 1 charter

A11e-IV-6 Brief van Henri de la Tour

23 januari 1614 1 omslag

NB Hierbij gevoegd een facsimile van een kwitantie van Elisabeth d.d. 21

februari 1625 en een facsimile van een brief van Henri de la Tour, zonder datum.

A11e-IV-7 Correspondentie van Elisabeth, haar echtgenoot en haar kinderen met André Rivet en zijn dochter

1614-1646 3 omslagen

NB Bevat ook correspondentie van De la Tour met Rivet.

Een brief van Elisabeth van Nassau d.d. 14 augustus 1609 berust nog in G015- 3993.

A11e-IV-8 overgebracht

Stukken betreffende een door de gravin van Aremberg

gepasseerde akte, waarin zij als gevolmachtigde van de markies en markiezin van Bergen op Zoom verklaart, geen vordering te doen gelden op de rentebrief van 24.000 gulden, door de Staten van Holland als pillegift aan Elisabeth van Nassau gegeven

1727-1730 1 omslag

NB Bevat een rekest, in handen gesteld van de tresorier en rentmeester- generaal, mr. Willem van Assendelft, 16 mei 1727; twee kopieën, extracten uit het register van notulen van die van de Raad en Rekeningen van Z.K.M. van Groot-Brittannië glor. mem., 20 oktober 1727 en 16 mei 1730.

(26)

A11e-V Catharina Belgica, prinses van Oranje, gravin van Nassau-Breda (1578-1648), echtgenote van Philips Lodewijk, graaf van Hanau-Münzenberg

A11E-V CATHARINA BELGICA, PRINSES VAN ORANJE, GRAVIN VAN NASSAU-BREDA (1578-1648), ECHTGENOTE VAN PHILIPS LODEWIJK, GRAAF VAN HANAU-MÜNZENBERG

1579-1620

CATHARINA BELGICA prinses van ORANJE (geb. Antwerpen 3-7-1578 – gest. Den Haag 12-4-1648). Dochter van Willem prins van Oranje (1533-1584), en

Charlotte van Bourbon (1546/47-1582). Catharina Belgica trouwde op 24-10- 1596 te Dillenburg met Filips Lodewijk II, graaf van Hanau-Münzenberg (1576- 1612). Uit dit huwelijk werden 6 zoons en 4 dochters geboren, van wie 1 zoon en 1 dochter jong overleden.

Catharina Belgica werd in 1578 geboren op het kasteel in Antwerpen als de derde dochter van Willem van Oranje en zijn derde vrouw, Charlotte de Bourbon.

Haar ouders lieten haar protestants dopen. Naamgeefster Catharina van Schwarzburg-Nassau, een jongere zuster van Willem van Oranje, was doopgetuige. De Staten-Generaal gaven slechts ten dele gehoor aan de uitnodiging van de prins eveneens als doopgetuigen op te treden: een aantal zuidelijke gewesten weigerde de ‘ketterse plechtigheid’ bij te wonen. Catharina’s tweede naam ‘Belgica’ was een verwijzing naar de eenheidspolitiek die haar vader voerde – de Nederlandse gewesten werden toen ook wel ‘Belgisch’

genoemd.

Als onderdeel van een portretreeks van het prinselijk gezin werd de kleine Catharina omstreeks 1580 in Antwerpen geportretteerd door Daniel van den Queeborn. Opdrachtgever was graaf Günther van Schwarzburg, de echtgenoot van haar peettante, die de serie bestelde voor zijn residentie in Arnstadt.

Catharina Belgica was vier jaar oud toen haar moeder stierf; twee jaar later werd haar vader vermoord. In het najaar van 1584 nam de kinderloos gebleven gravin van Schwarzburg haar petekind onder haar hoede en vertrok met haar naar Arnstadt. Catharina Belgica lijkt een goede band met haar tante te hebben gehad (Van Ditzhuyzen, 63). Zij was haar voornaamste erfgenaam en verwierf aldus de portretreeks van Van den Queeborn. Zij moet een goede opvoeding hebben genoten, al had haar oudste zuster Louise Juliana kritiek omdat de opvoeding luthers was. Dat blijkt uit een brief van Louise aan Jan van Nassau uit 1595, waarin zij haar ongenoegen hierover uit: ‘wat u mij liet weten over mijn zusters Catharina en Flandria, die opgevoed worden in een religie die strijdig is met de onze, verzeker ik u dat dit mij oneindig verdriet’. Louise maakte zich over Catharina minder zorgen dan over de katholieke opvoeding van Flandria: ‘al is de lutherse leer niet het enige en ware geloof, als men Catharina aan de juiste man zou kunnen uithuwelijken, kon men haar in de ware religie onderwijzen en ik geloof niet dat zij al te koppig zou zijn’ (gecit. Doorn, 153; Van der Does, 91).

Catharina Belgica werd uitgehuwelijkt aan een vooraanstaand calvinist: graaf Filips Lodewijk II van Hanau-Münzenberg. Deze kleinzoon van Juliana van

Stolberg uit haar eerste huwelijk was een petekind van Jan van Nassau en op de Dillenburg opgevoed. Hij was aanvoerder van het Wetttauer Rijksgravencollege, een verbond van de calvinistische adel in het Duitse rijk, en zijn graafschap was een bolwerk van calvinisten. Op 23 oktober 1596 trouwde de achttienjarige Catharina op kasteel Dillenburg met haar twee jaar oudere neef. De Staten- Generaal schonken Catharina Belgica bij deze gelegenheid twintigduizend gulden.

Gravin van Hanau

Catharina van Nassau vestigde zich met haar man in de residentie Hanau, bij Frankfurt. Tussen 1597 en 1612 kreeg Catharina Belgica tien kinderen: Charlotte Louise (1597-1649), Amalia Elisabeth (1602-1651), Catharina Juliana (1604- 1668), Filips Maurits (1605-1638), Willem Reinhard (1607-1630), Hendrik Lodewijk (1609-1632), Frederik Lodewijk (1610-1628), en Jacob Johan (1612- 1636). Twee kinderen stierven jong, in 1598 en 1604.

(27)

Catharina Belgica en Filips Lodewijk maakten van hun hof een toevluchtsoord voor protestantse vluchtelingen, onder wie Catharina’s zuster Elisabeth en haar echtgenoot, de hertog van Bouillon, die als leider van de Franse hugenoten in aanvaring was gekomen met de katholiek geworden Hendrik IV en daarom van hoogverraad was beschuldigd. Voor de hugenoten die zich in Hanau vestigden lieten Catharina Belgica en Filips Lodewijk tussen 1598 en 1610 een nieuwe stad bouwen, Neustadt-Hanau.

Na het overlijden van haar man in 1612 trad Catharina tot 1626 op als regent voor haar minderjarige zoon Filips Maurits. Ze bleef onverminderd de

calvinistische zaak verdedigen. Ze garandeerde protestantse vluchtelingen in Hanau vrijheid van godsdienst en burgerrechten en probeerde hen financieel te ondersteunen. In 1620 richtte zij zich bijvoorbeeld tot het Leidse stadsbestuur, een stad waar zij eerder gastvrij was ontvangen, met een verzoek om financiële steun voor de hugenoten-vluchtelingenkerken in haar gebied. Ook stelde zij zich teweer tegen aanvallen van de keurvorst van Mainz in haar gebied en bracht zij in de aanloop naar de Dertigjarige Oorlog (1618-1648) Hanau in staat van verdediging. Voor Ferdinand II, die in 1618 met groot gevolg op weg was naar Frankfurt om tot keizer te worden gekroond, hield zij de poorten van Hanau gesloten (Doorn, 468). Na bezetting van Hanau door keizerlijke troepen vluchtte Catharina in 1622 met haar kinderen naar Den Haag.

Terug in Hanau, dat in november 1631 door Zweedse troepen was bevrijd, voerde Catharina in 1632 persoonlijk de onderhandelingen met koning Gustaaf Adolf. Zij slaagde erin de op de keurvorst van Mainz veroverde gebieden te verwerven voor haar zoon en wist een goede verstandhouding met de Zweedse koning tot stand te brengen. Na de dood van Gustaaf Adolf bleef zij de band met Zweden koesteren. Daarbij werd zij gesteund door haar dochter Amalia

Elisabeth, die getrouwd was met Willem V, landgraaf van Hessen-Kassel.

Laatste jaren

Catharina Belgica bracht haar laatste jaren in ballingschap door in Den Haag.

Daar overleed zij op 12 april 1648, een paar maanden voordat de Vrede van Münster werd getekend. Zij is de enige dochter van Willem van Oranje die werd bijgezet in de grafkelder in de Nieuwe Kerk van Delft (5 mei 1648).

Het leven van Catharina Belgica heeft grotendeels in het teken gestaan van de Dertigjarige Oorlog. Vanuit haar hof in Hanau bestuurde zij het graafschap Hanau na de dood van haar man, die zij meer dan 35 jaar overleefde. Zij stond bekend om haar toewijding aan de calvinistische zaak. Zij had de reputatie strijdvaardig, vastberaden en moedig te zijn. Hoewel zij met haar zusters goede betrekkingen onderhield, komt haar naam in hun correspondentie weinig voor.

Auteur: Matty Klatter

http://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/CatharinaBelgic a

Dochter van Willem I, prins van Oranje, en Charlotte de Bourbon

A11e-V-1 Afschrift van de giftbrief door de Staten-Generaal op naam van de koning van Spanje gegeven bij gelegenheid van de doop van Catharina Belgica betreffende de heerlijkheid Lingen

25 april 1579 2 stukken

A11e-V-2 Correspondentie en stukken betreffende het huwelijk van Catharine Belgica

1596 1 omslag

A11e-V-3 Twee brieven aan Maurits betreffende het huwelijk van Catharina Belgica, van graaf Philips Ludwig van Hanau en van graaf Jan van Nassau

2 en 13 juni 1596 2 stukken

(28)

NB De brief van graaf Philips Ludwig van Hanau dateert van 2 juni 1596 en die van graaf Jan van Nassau van 13 juni 1596.

A11e-V-4 Huwelijkscontract tussen Catharina Belgica en Filips Lodewijk I graaf van Hanau-Münzenberg,

4 juni 1596 1 stuk

A11e-V-5 Afschrift van een brief van Catharina Belgica aan het stedelijk bestuur van Leiden

30 november 1620 1 omslag

NB Deze brief is een negentiende eeuws afschrift gemaakt door jhr. W.J.C.

Rammelman Elsevier, archivaris van Leiden, op 18 januari 1874.

Hierbij tevens een strookje papier met het droogstempel van het wapen van Catharina Belgica dat op de originele brief heeft gezeten.

De omslag bevat ook een afschrift uit een keurboek van de stad Leiden 1590, waarin de secretaris Jan van Hout, die het beleg van Leiden in 1574 heeft bijgewoond, de geboortejaren van de kinderen van Willem I vermeldt.

(29)

A11e-VI Charlotte Flandrina, prinses van Oranje (1579-1640), Charlotte Flandrina, prinses van Oranje, gravin van Nassau-Breda (1579-1640), abdis van het klooster St. Croix bij Poitiers

A11E-VI CHARLOTTE FLANDRINA, PRINSES VAN ORANJE (1579- 1640), CHARLOTTE FLANDRINA, PRINSES VAN ORANJE, GRAVIN VAN NASSAU-BREDA (1579-1640), ABDIS VAN HET KLOOSTER ST. CROIX BIJ POITIERS

1583

FLANDRINA prinses van ORANJE (geb. Antwerpen 18-8-1579 –gest. Sainte Croix, bij Poitiers 16-4-1640), abdis. Dochter van Willem prins van Oranje (1533-1584) en Charlotte de Bourbon (1547-1582).

Charlotte Flandrina werd in 1579 geboren in Antwerpen als vierde dochter uit het huwelijk van Willem van Oranje en zijn derde vrouw, Charlotte de Bourbon. Zij werd op 18 oktober gedoopt en ontving daarbij als petekind van de Staten van Vlaanderen – naar wie ze was genoemd – een jaargeld van tweeduizend gulden.

Als enige van de zes dochters van Charlotte de Bourbon ontbreekt Flandrina in de portretreeks die de Antwerpse schilder Daniel van den Queeborn tussen 1580 en 1582 van het gezin van Willem van Oranje maakte. Enigszins mismaakt bij haar geboorte, had zij haar hele leven een zwakke gezondheid: ze was klein van gestalte en nogal doof. Flandrina was nog geen drie jaar oud toen haar moeder in mei 1582 overleed. In september van dat jaar werd zij aan de familie Bourbon- Montpensier in Frankrijk afgestaan, mogelijk als gebaar van verzoening tussen beide families. Daar kreeg zij volgens de gemaakte afspraken aanvankelijk een protestantse opvoeding. Na de dood van Willem van Oranje trachtte zijn

weduwe, Louise de Coligny, tevergeefs Flandrina toegewezen te krijgen.

Flandrina groeide op onder hoede van haar katholieke tante Jeanne van Bourbon, abdis van de kloosters Jouarre en Ste. Croix (Poitiers). In deze kloosters bracht de Oranjeprinses haar jeugd door en werd zij door haar tante voorbereid op het kloosterleven, zeer tegen de wil van de Oranjes. Zo schreef haar halfzus Louise Juliana aan haar oom verontwaardigd over de druk die op Flandrina zou worden uitgeoefend om de kloostergeloften af te leggen: ‘Wat u mij liet weten over mijn zusters Catharina en Flandrina die opgevoed worden in een religie die strijdig is met de onze, verzeker ik u dat dit mij oneindig verdriet doet’ (Louise Juliana aan Jan van Nassau, 3-1-1595). Ondanks het verzet van haar familie legde Flandrina op 15 november 1595 de kloostergeloften af. Daarbij kreeg zij de naam

Charlotte, maar zij bleef haar brieven ondertekenen met Flandrina.

Abdis

Flandrina werd priorin van het Benedictijner klooster Ste. Croix en werd op 25 juli 1605 door de bisschop van Poitiers als opvolgster van haar tante tot abdis gewijd. Haar zuster Charlotte Brabantina was daarbij aanwezig. Onder haar bestuur steeg het aantal nonnen van dertig tot negentig (Van Ditzhuyzen, 102).

Tot haar dood hield Flandrina de leiding van het klooster, dat zij reorganiseerde en waar zij de kloostertucht herstelde. Als abdis zette zij zich vooral in voor een sobere levensstijl en het beoefenen van barmhartigheid.

Flandrina had een goede band met haar in Frankrijk wonende zusters Elisabeth en Charlotte Brabantina, die haar regelmatig bezochten. Haar pogingen om hen tot het katholicisme te bekeren verstoorde hun verstandhouding niet; uit hun correspondentie spreekt een hartelijke toon. Ook met haar stiefmoeder en Frederik Hendrik hield Flandrina contact. Haar halfbroer bezocht haar in 1598 en schonk haar bij die gelegenheid zestien paneeltjes met voorstellingen uit het leven van de heilige Radegondis, de patrones van Flandrina’s klooster. Flandrina heeft invloed gehad op haar neven Henri de La Tremoille en Frederik Maurits de La Tour d'Auvergne, die eveneens tot het katholicisme zouden overgaan. Ook zou zij een rol gespeeld hebben bij de overstap tot het katholicisme van de Hademartak van de Nassaus. Flandrina van Oranje overleed op 16 april 1640 na een ernstige ziekte, op zestigjarige leeftijd. Haar leven heeft grotendeels in het teken gestaan van haar toewijding aan het katholieke geloof en haar

kloosterplichten.

Auteur: Matty Klatter

(30)

http://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/FlandrinavanOra nje

Dochter van Willem I, prins van Oranje, en Charlotte de Bourbon

A11e-VI-1 Een stuk betreffende een aan Charlotte Flandrina toegekende rente, die haar moeder in vruchtgebruik had

18 mei 1583 1 stuk

A11e-VI-2 Afschrift van een brief van R. Crozet, professor in de

kunstgeschiedenis aan de faculteit der Letteren te Poitiers, aan de directeur van het Rijksmuseum betreffende het wapen van

Charlotte Flandrina

29 oktober 1950 1 stuk

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Vraag: In welk jaar werd Willem van Oranje vermoord. 7 Antwoord: 25.000 gouden munten Vraag: Welke beloning loofde Filips

Onze extra activiteiten zoals tweetalig onderwijs, sportklas en veel extra activiteiten zijn gericht op de ontwikkeling van onze leerlingen en een gedegen voorbereiding op

Zou die lieve Baas Potteman niet eens aan zijne wettige huisvrouw willen zeggen, wat al geheimzinnige zaken hij zoo te drijven heeft, om zich hier zoo geheimzinnig voor de deur aan

A12-V-10-13 Octrooi verleend door keizer Karel V ten behoeve van Maximiliaan van Egmond, graaf van Buren, om vrijelijk te mogen beschikken over zijn in Brabant gelegen goederen.

Als door terugloop van het leerlingenaantal leraren op een school weg moeten, dan kunnen ze op andere scholen, waar wel ruimte is, herplaatst worden.. Ook ten aanzien van collega’s

14.3 De klachtencommissie geeft in haar advies een gemotiveerd oordeel over het al dan niet gegrond zijn van de klacht en deelt dit oordeel ook schriftelijk mee aan de klager, de

This could also provide more information on the similar impact of the hedonic benefit and symbolic benefit that was found on affective commitment, but also to find out whether the

Historici hebben nogal eens beweerd dat Anna van Saksen al meteen na haar huwelijk geestelijk instabiel bleek, maar dat lijkt wijsheid achteraf.. Zeker, Oranje vond haar lastig