• No results found

9 belangrijkste updates voor de jaarrekening 2020

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "9 belangrijkste updates voor de jaarrekening 2020"

Copied!
13
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

9 belangrijkste updates

voor de jaarrekening

2020

(2)

9 belangrijkste updates voor de jaarrekening 2020

Door mr. Sonja Visser, Twan van Limpt MSc RA, drs. Gerard van Santen RA

Binnenkort worden de jaarrekeningen 2020 weer opgemaakt. Met welke nieuwe regels moet je rekening houden? We zetten de belangrijkste nieuwe bepalingen op een rij, zowel vanuit de wet als de Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ).

De specifieke verwijzingen naar de nieuwe regelgeving vind je in het overzicht aan het einde van dit artikel.

1 Classificatie van eigen en vreemd vermogen in de enkelvoudige jaarrekening

In het verleden mocht je een financieel instrument in de enkelvoudige jaarrekening alleen op basis van de juridische vorm classificeren als eigen vermogen of vreemd vermogen. Met ingang van boekjaar 2020 is het ook toegestaan om een financieel instrument te classificeren op basis van de economische realiteit.

Dit is een stelselkeuze en geldt dus voor alle financiële instrumenten. Kies je hiervoor, dan vermijd je een verschil tussen het geconsolideerde en enkelvoudige eigen vermogen en resultaat. Dit verhoogt de administratieve eenvoud en geeft ook meer inzicht als er geen sprake is van een geconsolideerde jaarrekening.

De classificatie in de balans bepaalt ook de classificatie van uitkeringen op deze instrumenten. Het is daarbij niet relevant wat de formele titel van de uitkering is. Uitkeringen aan houders van financiële instrumenten die zijn geclassificeerd als eigen vermogen verwerk je als dividend, en dus als onttrekking aan het eigen vermogen. Uitkeringen aan houders van financiële instrumenten die zijn g eclassificeerd als vreemd vermogen verwerk je juist, als onderdeel van de winstbepaling, als financieringskosten in de winst-en-verliesrekening.

Voorbeeld 1: Classificatie preferent aandelenkapitaal

De uitgevende rechtspersoon moet voor een vast bedrag op een bepaalde datum de preferente aandelen terugkopen. Op basis van de juridische vorm classificeert dit financiële instrument in de balans als eigen vermogen, maar op basis van de economische realiteit als vreemd vermogen. Op basis van de juridische vorm behandel je een dividenduitkering van als eigen vermogen geclassificeerde preferente aandelen als een onttrekking aan het eigen vermogen. Maar op basis van de economisch realiteit behandel je een dividenduitkering van als vreemd vermogen geclassificeerde preferente aandelen als rentekosten in de winst-en-verliesrekening.

Is de classificatie in de enkelvoudige jaarrekening gebaseerd op de juridische vorm en wijkt deze vorm af van de economische realiteit? Dan moet je de belangrijkste condities van het financieel instrument toelichten.

(3)

Pagina 2

2 Waardering van voorzieningen

Met ingang van boekjaar 2020 mag je een voorziening niet langer tegen nominale waarde waarderen, tenzij het effect van de tijdswaarde niet materieel is of de looptijd korter is dan een jaar. Deze wijziging geldt niet voor personeelsgerelateerde voorzieningen, omdat deze al tegen contante waarde worden gewaardeerd. Ook geldt de wijziging niet voor latente belastingverplichtingen. Voor het waarderen van deze verplichtingen bestaat nog steeds de keuze uit contante waarde en nominale waarde.

De RJ vindt dat waardering tegen contante waarde leidt tot een beter inzicht in vermogen en resultaat.

Rekening houdend met de omvang, de looptijd en de disconteringsvoet van de voorziening wordt bepaald of het effect van de tijdswaarde materieel is. Alleen als de looptijd korter is dan één jaar of als het effect van de tijdswaarde niet materieel is, is waardering tegen nominale waarde toegestaan.

Zijn de voorzieningen momenteel tegen nominale waarde gewaardeerd? Dan moet je de overgang naar contante waarde verwerken als een verplichte stelselwijziging. Deze stelselwijziging is retrospectief, met aanpassing van de vergelijkende cijfers.

Voorbeeld 2: Stelselwijziging voor een voorziening

Rechtspersoon A heeft ultimo 2019 een voorziening opgenomen voor het opruimen van de aanwezige milieuvervuiling. Volgens de beste schatting van het management ultimo 2019, kost dit over vier jaar

€ 1.000.000. Hierbij is rekening gehouden met de specifieke risico’s die met het opruimen

samenhangen. Ultimo 2019 bedraagt de marktrente van hoogwaardige ondernemingsobligaties met een looptijd van vier jaar 4%. In dit voorbeeld veronderstellen we dat de marktrente niet wijzigt. Eventuele belastingen laten we verder buiten beschouwing.

Deze voorziening was geheel boekjaar 2019 gewaardeerd tegen nominale waarde, namelijk € 1.000.000.

Met ingang van boekjaar 2020 moet je deze voorziening tegen contante waarde waarderen, omdat het effect van tijdswaarde materieel is en de looptijd langer dan een jaar is.

Boekjaar 2020

Ultimo 2019 bedraagt de contante waarde van deze voorziening € 1.000.000/1,04 ^4 = € 854.800.

Het verschil tussen de nominale waarde en de contante waarde leidt tot een verschil van € 1.000.000 -/-

€ 854.800 = € 145.200. De stelselwijziging is retrospectief. Je verwerkt dit verschil rechtstreeks in de overige reserves in het eigen vermogen aan het begin van het boekjaar 2020 waarin de stelselwijziging is doorgevoerd.

Vergelijkende cijfers voorgaand boekjaar 2019

Vanwege de vergelijkbaarheid moet je de vergelijkende cijfers 2019 zo aanpassen alsof het nieuwe stelsel van waardering tegen contante waarde al in boekjaar 2019 van toepassing was. Dit betekent dat de voorziening ook in de vergelijkende cijfers tegen contante waarde wordt gewaardeerd: € 821.930 per 1 januari 2019 en € 854.800 per 31 december 2019.

Het cumulatieve effect over de periode voorafgaand aan het boekjaar 2019 (2018 en eerder) moet je als een rechtstreekse mutatie in het beginvermogen van het boekjaar 2019 presenteren. Dit gaat om:

€ 1.000.000 -/- € 821.930 (contante waarde van de voorziening per 1 januari 2019) = € 178.070.

De oprenting in 2019 ad € 32.870 neem je als rentelasten op in de winst-en-verliesrekening over 2019.

(4)

Pagina 3

Voorheen mocht je — bij waardering van een voorziening tegen contante waarde — een rentetoevoeging als onderdeel van de dotatie aan de voorziening beschouwen. De RJ heeft besloten deze mogelijkheid te laten vervallen. Zo’n rentetoevoeging presenteer je voortaan als rentelast in de winst-en-verliesrekening.

De RJ verwacht dat deze presentatiewijze voor een betere vergelijkbaarheid van jaarrekeningen zorgt en meer recht doet aan de werkelijke aard van deze lasten. Dit vergroot het inzicht in de jaarrekeningen.

3 Leases

Tijdelijke huur- en leaseverlagingen vanwege de coronacrisis

De coronacrisis leidt tot ongunstige economische ontwikkelingen. Daardoor komt het voor dat lessors/verhuurders een tegemoetkoming doen aan lessees/huurders. Dit doen ze door huurbedragen tijdelijk te verlagen of kwijt te schelden, of uitstel van betaling te verlenen.

Operationele leases

De RJ staat bij operationele leases toe om de tegemoetkoming toe te rekenen aan de periode waarop deze betrekking heeft. Dit geldt zowel voor lessees als lessors. De effecten van uitstel van betaling zijn voor operationele leases vaak niet van materiële invloed op het vermogen en resultaat. De algemene uitgangspunten voor het verwerken van leasevorderingen en -verplichtingen blijven van toepassing.

Dit betekent dat je de uitgestelde leasebedragen nog steeds lineair over de leaseperiode verwerkt in de winst-en-verliesrekening.

Financiële leases

Voor financiële leases heeft een tegemoetkoming wel gevolgen voor de waardering van leasevorderingen en -verplichtingen. Bij financiële leases moet de lessor de vordering respectievelijk de lessee de

leaseverplichting verlagen met de contante waarde van de tegemoetkoming, gebaseerd op de

oorspronkelijke periodieke rentevoet. De lessor verwerkt deze verlaging van de leasevordering direct als last in de winst-en-verliesrekening. De lessee heeft de keuze om de verlaging van de leaseverplichting direct als bate te verwerken in de winst-en-verliesrekening of deze toe te rekenen aan de periode waarop de tegemoetkoming betrekking heeft.

Beoordelen of een overeenkomst een lease bevat

Voor de beoordeling of een overeenkomst een lease bevat, heeft de RJ de hoofdlijnen van IFRS 16

“Leaseovereenkomsten” in Richtlijn 292 “Leasing” opgenomen. Hierdoor vindt harmonisatie plaats van de bepaling of een overeenkomst een lease bevat. Een overeenkomst bevat een lease als deze “in ruil voor een vergoeding aan de wederpartij (de leverancier) de zeggenschap tijdens de overeengekomen gebruiksperiode over het gebruik van een geïdentificeerd actief aan de rechtspersoon (de afnemer) verleent”. Hiervan is sprake als aan al deze voorwaarden is voldaan:

Er is sprake van een geïdentificeerd actief.

De rechtspersoon heeft tijdens de gehele gebruiksperiode het recht op vrijwel alle economische voordelen uit het gebruik van het geïdentificeerd actief.

De rechtspersoon heeft tijdens de gehele gebruiksperiode het recht om het gebruik van het geïdentificeerde actief te bepalen.

(5)

Pagina 4

Voorbeeld 3: Overeenkomsten die een lease kunnen bevatten

De huurovereenkomst voor een bedrijfspand of machine.

Een overeenkomst in de telecomindustrie, waarbij leveranciers van netwerkcapaciteit met afnemers overeenkomen bepaalde capaciteit ter beschikking te stellen.

We verwachten dat de impact van de wijziging voor veel rechtspersonen beperkt blijft. Naast volledige retrospectieve toepassing voor bestaande contracten, mag je de nieuwe bepalingen ook prospectief

— alleen voor nieuwe contracten — toepassen. Maar het is ook toegestaan om per categorie geleasede activa een keuze te maken uit prospectieve of retrospectieve toepassing.

4 Verslaggeving tegemoetkoming NOW-regeling

De RJ heeft aangegeven hoe je de tegemoetkoming in de loonkosten uit hoofde van de NOW-regeling (hierna: NOW-subsidie) verwerkt, presenteert en toelicht in de jaarrekening.

Verwerking van de NOW-subsidie

De NOW-subsidie is een exploitatiesubsidie. Exploitatiesubsidies verwerk je zodra redelijk zeker is dat je aan de voorwaarden voldoet en deze ontvangt. Je brengt exploitatiesubsidies ten gunste van de winst-en-verliesrekening in het jaar waarin je de gesubsidieerde bestedingen als kosten beschouwt, de opbrengsten derft of het exploitatietekort zich voordoet.

Als de balansdatum in de periode valt waarop de NOW-subsidie betrekking heeft, is het onzeker of de rechtspersoon aan de voorwaarden voldoet en wat de hoogte van de subsidie is. Het is tenslotte nog niet zeker of — en in welke mate — de verwachte omzetdaling zich voordoet. In dat geval neem je een

subsidiebate op voor de verstreken maanden als — en voor zover — er redelijke zekerheid is dat de rechtspersoon aan de voorwaarden voldoet en de subsidie ontvangt. Daarbij moet je beoordelen of het redelijk zeker is dat — en in welke mate — de verwachte omzetdaling zich voordoet.

Is het ontvangen voorschot lager dan de verwerkte subsidiebate? Dan neem je een overlopende

actiefpost op ter hoogte van het verschil. Omgekeerd geldt dat je een overlopende passiefpost opneemt als het ontvangen voorschot hoger is dan de verwerkte subsidiebate. Verder moet je de totale verwachte subsidiebate toerekenen aan de perioden voor en na de balansdatum. Hierbij vindt de RJ verschillende allocatiemethoden aanvaardbaar. Je mag bijvoorbeeld toerekenen op basis van de omvang van de loonkosten, of op basis van de hoogte van de omzetdalingen.

Is het per balansdatum waarschijnlijk dat je het NOW-voorschot moet terugbetalen? Dan neem je een verplichting op ter hoogte van het terug te betalen bedrag.

Presentatie van de NOW-subsidie

Gezien de aard van de tegemoetkoming vindt de RJ deze presentatiewijzen in de winst-en-verliesrekening aanvaardbaar:

Onder een algemene post, zoals “overige opbrengsten” of als een afzonderlijke post.

In aftrek op de gerelateerde kosten.

(6)

Pagina 5

Toelichting op de NOW-subsidie

Je moet de aard van de ontvangen NOW-subsidie toelichten. Als het bijdraagt aan het inzicht dat de jaarrekening of het tussentijdse bericht geeft, neem je het bedrag van de in de verslagperiode verwerkte subsidie op. Daarnaast vermeld je de manier waarop de NOW-subsidie is verwerkt.

5 Belastingen naar de winst

Onzekere belastingpositie

Bij een “onzekere belastingpositie” is het onzeker of de fiscale autoriteiten deze positie accepteren op grond van de huidige fiscale wetgeving. De RJ heeft verduidelijkt hoe je een onzekere belastingpositie verwerkt, waardeert en toelicht in de jaarrekening.

Uitgangspunt is dat je de belastingpositie waardeert in overeenstemming met de fiscale aangifte, tenzij het niet waarschijnlijk is dat de Belastingdienst met die positie instemt. Is het laatste het geval, dan waardeer je de onzekere positie, en alleen het onzekere deel daarvan, tegen de beste schatting van de afwijking van het belastingbedrag ten opzichte van de aangifte. Hierbij moet je veronderstellen dat de Belastingdienst alle relevante informatie heeft en de belastingpositie controleert. Het maakt hierbij niet uit of er sprake is van een onzekere belastingvordering of een onzekere belastingverplichting.

Voorbeeld 4: Onzekere belastingpositie

Rechtspersoon X heeft in haar aangifte vennootschapsbelasting een fiscaal pleitbaar standpunt ingenomen over de intercompany-verrekenprijzen. X verwacht dat de Belastingdienst dit standpunt ter discussie stelt. Als de verwerking in de aangifte wordt geaccepteerd, leidt dit tot een belastingteruggaaf van € 500.000. X schat dat de kans dat de Belastingdienst met de aangifte instemt meer dan 50%

bedraagt. Dit baseert X op advies van haar belastingadviseur en vergelijkbare gevallen.

In dat geval wordt het volledige bedrag van € 500.000 als belastingvordering in de balans opgenomen.

Het is tenslotte “waarschijnlijk” dat de Belastingdienst instemt met het fiscale standpunt van X.

De inschatting of en hoe de fiscale autoriteiten instemmen met de onzekere belastingpositie kan grote invloed hebben op de financiële gegevens in de jaarrekening. Als het voor het inzicht van de gebruikers van de jaarrekening noodzakelijk is, licht je de aard van deze schatting en de bijbehorende

veronderstellingen toe.

Salderen van belastinglatenties

De voorwaarden voor saldering van latente belastingvorderingen en -verplichtingen zijn vereenvoudigd.

De belangrijkste wijziging is dat simultane afwikkeling geen vereiste meer is. Dit betekent dat je niet langer inschattingen van looptijden hoeft te maken om te beoordelen of latente belastingverplichtingen en -vorderingen gesaldeerd kunnen worden weergegeven. Je saldeert een latente belastingvordering met een latente belastingverplichting als aan beide criteria is voldaan:

1. Er is een afdwingbaar recht om deze belastingvordering en -verplichting te verrekenen op het moment dat de latente belastingen acuut zouden zijn geworden.

2. De belastingvordering en -verplichting hebben betrekking op belasting van dezelfde rechtspersoon of fiscale eenheid en worden afgewikkeld door dezelfde belastingautoriteit.

(7)

Pagina 6

Toelichting op en presentatie van belastingen

De toelichtingseisen voor belastingposities zijn uitgebreid. De belangrijkste wijzigingen zijn:

Een toelichting op de relatie tussen de belastinglast of -bate en het resultaat voor belastingen wordt verplicht voor middelgrote en grote rechtspersonen.

Een aantal vrijstellingen voor middelgrote rechtspersonen vervalt. Zij moeten nu:

het effectieve belastingtarief en het toepasselijke belastingtarief vermelden;

belangrijke afwijkingen van het effectieve belastingtarief of het toepasselijke belastingtarief ten opzichte van de voorafgaande verslagperiode toelichten;

de nominale waarden vermelden. Zowel van de latente belastingvorderingen en -verplichtingen die in de verslagperiode zijn ontstaan als van de resterende verplichtingen en vorderingen op de balansdatum. Dit geldt als latente belastingvorderingen en -verplichtingen worden gewaardeerd tegen contante waarde.

De RJ vindt dat deze toelichtingen bijdragen aan relevante verslaggeving en een beter inzicht in de belastingpositie geven. Ook heeft de RJ bij haar besluit de administratieve lasten meegewogen.

De informatie voor deze toelichtingen zou beschikbaar moeten zijn, waardoor de RJ inschat dat de eventuele administratieve lastenverzwaring beperkt is.

Ook is verduidelijkt dat je latente belastingvorderingen op een afzonderlijke regel onder de financiële vaste activa opneemt, en/of op een afzonderlijke regel onder de vlottende activa als deze naar verwachting binnen twaalf maanden na balansdatum verrekenbaar zijn.

6 Vreemde valuta

De RJ heeft de volgende aanpassingen gemaakt voor het verwerken van vreemde valuta:

Omrekening van baten en lasten naar presentatievaluta

Middelgrote en kleine rechtspersonen mochten bij de omrekening van de functionele valuta in een andere presentatievaluta de baten en lasten omrekenen tegen de koers per balansdatum. Hieronder viel ook de omrekening van een bedrijfsuitoefening in het buitenland. Deze mogelijkheid is met ingang van boekjaar 2020 vervallen. Dit omdat deze verwerkingswijze tot minder goede verslaggeving leidt als valutakoersen significant fluctueren. Moet je je omrekening van baten en lasten hierdoor wijzigen? Dan mag je dit prospectief doen.

Nu moeten middelgrote en kleine rechtspersonen de baten en lasten omrekenen tegen de koersen op transactiedata. Om praktische redenen kun je ook een koers gebruiken die de koersen op de

transactiedata benadert, bijvoorbeeld de gemiddelde koers over de periode. Fluctueren de wisselkoersen aanzienlijk? Dan is het gebruik van een gemiddelde koers voor een periode niet mogelijk.

Aanpassing naar reële waarde van activa en passiva van bedrijfsuitoefening in het buitenland Eerder mocht je de slotkoers of de wisselkoers op de transactiedatum (overnamedatum) gebruiken bij omrekening van goodwill en aanpassingen naar reële waarde van andere activa en passiva die ontstaan bij de overname van een bedrijfsuitoefening in het buitenland. De RJ heeft deze optie met ingang van boekjaar 2020 beperkt tot de goodwill. De reden hiervoor is dat goodwill in een relatief korte periode wordt afgeschreven. Hierdoor is het effect van deze valutaomrekening waarschijnlijk beperkter.

(8)

Pagina 7

Aanpassingen naar de reële waarde van de boekwaarden van de andere activa en passiva moet je omrekenen tegen de slotkoers op balansdatum. Dit geldt met ingang van het boekjaar 2020.

Dat betekent dat je de gehele boekwaarde van een actief of passief, zoals de verkrijgende partij die op de overnamedatum heeft geïdentificeerd, omrekent tegen de slotkoers. Dit is een verplichte stelselwijziging, die je prospectief — dat wil zeggen: zonder aanpassing van de vergelijkende cijfers — mag verwerken.

Ter verduidelijking geeft de RJ aan wat voor deze specifieke situatie “een prospectieve verwerking”

betekent: het omrekenen van de aanpassingen naar de reële waarde van de boekwaarden van andere activa en passiva tegen de slotkoers pas je uitsluitend toe op overnames die plaatsvinden in boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2020.

Voorbeeld 5: Omrekening aanpassingen naar reële waarde van andere activa en passiva

Rechtspersoon A neemt rechtspersoon B over voor een koopprijs van $ 160. A heeft vóór moment van overname alleen een banksaldo van € 160 dat is gefinancierd met eigen vermogen. De functionele valuta van B is de dollar ($), die van A de euro (€). De boekwaarden van de andere activa en passiva van B bedragen op overnamedatum $ 100; de aanpassingen naar reële waarde bedragen $ 10.

De geconsolideerde balans van A en de balans van B zien er, bij een koers van $ 1 = € 1, als volgt uit:

A - Geconsolideerd

Activa B EV 160

Originele boekwaarde 100

Aanpassing naar reële waarde 10 110

Goodwill 50

160 160

B

Activa B 100 EV 100

Op de eerstvolgende balansdatum berekent A het omrekeningsverschil van B. Op de balansdatum is de koers: $ 1 = € 1,1. Het omrekeningsverschil kun je op twee manieren berekenen.

Goodwill tegen wisselkoers op transactiedatum

Bij deze methode reken je de betaalde goodwill niet toe aan B. De goodwill is bij de overname van B bepaald in euro’s en dat blijft zo. Er ontstaan geen omrekeningsverschillen over de goodwill.

Er ontstaan wel omrekeningsverschillen op de aanpassingen naar reële waarde van de andere activa en passiva. Identificeert A op acquisitiedatum activa of passiva die B die voorheen niet voorkwamen op de balans van B? Dan berekent A voor deze activa of passiva ook een omrekeningsverschil.

(9)

Pagina 8

Volg je deze methode, dan ziet de geconsolideerde balans van A er zo uit:

A - Geconsolideerd

Activa B EV 160

Originele boekwaarde 100 x 1,1 110 Omrekeningsverschil 11

Aanpassing naar reële waarde 10 x 1,1 11 121

Goodwill 50

171 171

Goodwill tegen slotkoers op balansdatum

Bij deze methode reken je de betaalde goodwill net als de aanpassingen naar reële waarde van de andere activa en passiva toe aan B. In dat geval ziet de geconsolideerde balans van A er als volgt uit:

B

Activa B EV 160

Originele boekwaarde 100 x 1,1 110 Omrekeningsverschil 16

Aanpassing naar reële waarde 10 x 1,1 11 121

Goodwill 50 x 1,1 55

176 176

Gerealiseerd deel van de wettelijke reserve omrekeningsverschillen bij (gedeeltelijke) vervreemding van buitenlandse activiteiten

Eerder kon je het gerealiseerde deel van de wettelijke reserve omrekeningsverschillen bij (gedeeltelijke) vervreemding van buitenlandse activiteiten rechtstreeks in het eigen vermogen verwerken . Je boekte dit gerealiseerde deel over naar de overige reserves. Deze optie is vervallen. De RJ vindt dat het verwerken van dit gerealiseerde deel in de winst-en-verliesrekening tot een beter inzicht in het resultaat leidt.

Bovendien sluit dit aan bij de bepalingen van IFRS. Je moet het in de winst-en-verliesrekening als onderdeel van het resultaat op de verkoop van de bedrijfsuitoefening in het buitenland verwerken.

Dit leidt tot een verplichte stelselwijziging, die je retrospectief — dat wil zeggen: met aanpassing van de vergelijkende cijfers — moet verwerken.

7 Integrale toepassing IFRS voor een specifiek onderwerp

De RJ heeft verduidelijkt wat “integrale toepassing” betekent: daar waar de Richtlijnen het toestaan, mag je EU-IFRS-standaarden, IFRS-standaarden of US GAAP-standaarden toepassen.

In de Richtlijnen bestaat deze mogelijkheid voor IFRS 9 “Financiële instrumenten” voor bijzondere waardeverminderingen van financiële activa, IFRS 15 “Opbrengsten van contracten met klanten”, IFRS 16 “Leaseovereenkomsten” en IAS 19 “Personeelsbeloningen” en US GAAP voor pensioenen en andere “post-retirement benefits”.

(10)

Pagina 9

Onder “integraal toepassen” verstaat de RJ dat je in beginsel alle bepalingen van deze standaarden (of de relevante delen daarvan) volgt, inclusief presentatie en toelichting. Maar verwijzingen in de standaarden naar bepalingen uit andere standaarden, binnen het stelsel dat de rechtspersoon niet toepast, zijn niet van toepassing. Dit mag alleen als het expliciet in de Richtlijnen staat. Deze verwijzingen worden gelezen als verwijzingen naar de Richtlijn waar dat onderwerp aan bod komt.

8 Aanwijzing van nieuwe categorieën instellingen als OOB

Vier nieuwe categorieën instellingen zijn aangewezen als organisatie van openbaar belang (OOB) i n de zin van de Wet toezicht accountantsorganisatie (Wta):

Netbeheerders.

Woningbouwcorporaties met meer dan vijfduizend gewogen verhuureenheden.

Grote pensioenfondsen.

Drie instellingen voor het wetenschapsbeleid: KNAW, NWO en Koninklijke Bibliotheek.

De OOB-status heeft consequenties voor de instellingen zelf. Zij moeten in beginsel een auditcommissie instellen, en bepaalde OOB’s moeten niet-financiële informatie in het bestuursverslag opnemen.

Er gelden aanvullende wettelijke waarborgen voor de accountantscontrole en een roulatieplicht voor accountants(organisaties). De aangewezen instellingen hebben de OOB-status verkregen vanaf 1 januari 2020. Er gelden uitgebreide overgangsbepalingen. Daarnaast zijn er strengere eisen voor de accountants(organisaties) die bij deze instellingen de jaarrekening controleren.

Niet-financiële informatie in het bestuursverslag

1. informatie over het bedrijfsmodel van de rechtspersoon;

2. het beleid voor milieu, personeel, mensenrechten, corruptie/omkoping en de voornaamste risico’s; en 3. de niet-financiële prestatie-indicatoren.

9 Wet arbeidsmarkt in balans (WAB)

De Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) is vanaf 1 januari 2020 van kracht. Hiermee zijn de regels voor de transitievergoeding gewijzigd. Hieronder beschrijven we twee maatregelen die voor de jaarrekening

— en vooral voor de schatting van de omvang van een eventuele voorziening — van belang zijn.

De inwerkingtreding van de WAB moet je met “terugwerkende kracht” verwerken. Dit betekent dus dat je op de aanvangsdatum van een arbeidscontract in het verleden moet beoordelen of het zeer waarschijnlijk was dat het contract niet zou worden verlengd.

De aanspraak op de transitievergoeding wordt verruimd

Voorheen was de aanspraak op een transitievergoeding er pas na twee jaar dienstverband. Onder de WAB is dit er al vanaf de eerste dag van de arbeidsovereenkomst. Stel dat de rechtspersoon de

arbeidsovereenkomst na een week in de proeftijd beëindigt, dan moet je een transitievergoeding betalen.

Er is geen overgangsrecht. Dat betekent dat een werknemer die na 1 januari 2020 ontslagen wordt, recht heeft op een transitievergoeding — ongeacht de looptijd van zijn arbeidsovereenkomst.

(11)

Pagina 10

De hogere opbouw van de transitievergoeding na tien jaar dienstverband vervalt

Voor alle dienstjaren geldt een opbouw van 1/3de maandsalaris — onvolledige dienstjaren worden naar rato berekend. Dit geldt ook voor de dienstjaren van vóór de WAB. Er is niet langer sprake van een hogere opbouw na tien jaar dienstverband. Verder gaat de berekening van de hoogte van de

transitievergoeding uit van de feitelijke duur van het contract; er vindt geen afronding naar beneden op halve jaren plaats.

Gevolgen voor de jaarrekening

Is het bij het aangaan van het tijdelijke arbeidscontract zeer waarschijnlijk dat het contract niet wordt verlengd? Dan bouwt de rechtspersoon een voorziening op voor de transitievergoeding. Dit kan op collectieve basis, op basis van ervaringscijfers.

De WAB kan een effect hebben op de omvang van deze voorziening:

omdat de duur van het arbeidscontract niet langer ter zake doet, en dus een groter aantal mensen recht kan hebben op een transitievergoeding; en

omdat het bedrag van de transitievergoeding wijzigt en dit bedrag afhangt van de feitelijke duur van het contract.

De rechtspersoon moet een inschatting maken van het aantal mensen van wie het arbeidscontract na 1 januari 2020 zeer waarschijnlijk niet wordt verlengd — ongeacht de duur van het tijdelijke contract.

Daarmee samenhangend rijst de vraag: vanaf welk moment moet de opbouw van de voorziening

plaatsvinden? De WAB is al op 28 mei 2019 definitief geworden. Ofwel, op dat moment was het zeker dat werknemers die na 1 januari 2020 ontslagen worden recht hebben op een transitievergoeding —

ongeacht de looptijd van het contract. Er zat dus ook een inhaaleffect in de jaarrekening 2019 voor werknemers die vóór 28 mei 2019 een tijdelijk contract hadden.

Voorbeeld 6: Inhaaleffect voor de transitievergoeding in de jaarrekening 2019

Een werknemer is op 1 januari 2019 in dienst is getreden met een tijdelijk contract van achttien

maanden. Het contract loopt af op 30 juni 2020. De rechtspersoon had bij indiensttreding ingeschat dat het zeer waarschijnlijk was dat het tijdelijke contract niet zou worden verlengd. Je hoefde voor deze werknemer geen voorziening op te bouwen, omdat er voor contracten korter dan twee jaar geen transitievergoeding hoefde te worden betaald. Toen de WAB op 28 mei 2019 definitief werd, was het zeker dat de werknemer na afloop van het tijdelijke contract recht had op de transitievergoeding.

De rechtspersoon moest een voorziening opbouwen. Daarbij was er sprake van een inhaaleffect (vergelijkbaar met een backservice-verplichting) over de eerste vijf maanden van 2019. Vanwege dit inhaaleffect moest je in de jaarrekening 2019 eenmalig de hogere lasten en de opbouw van de voorziening verwerken.

(12)

Pagina 11

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met:

Sonja Visser

Accounting Support, Professional Practice Group +31 6 2125 29 03

sonja.visser@nl.ey.com

Twan van Limpt

Accounting Support, Professional Practice Group +31 6 2125 14 79

twan.van.limpt@nl.ey.com

Gerard van Santen

Accounting Support, Professional Practice Group +31 6 2908 37 78

gerard.van.santen@nl.ey.com

(13)

Pagina 12

Nieuwe regelgeving Waar vind je de nieuwe regelgeving?

1. Classificatie van eigen en vreemd vermogen in de enkelvoudige jaarrekening

RJ 240.207 en 208, en RJ 290.909

2. Waardering van voorzieningen RJ 252.317, en RJ 252.503 en 506 3. Leases

Tijdelijke huur- en leaseverlagingen vanwege de coronacrisis

Beoordelen of een overeenkomst een lease bevat

RJ-Uiting 2020-12

RJ 292.105 tot en met 110a

4. Verslaggeving tegemoetkoming NOW-regeling

RJ-Uiting 2020-13

5. Belastingen naar de winst

Onzekere belastingpositie

Salderen van belastinglatenties

Toelichting op en presentatie van belastingen

RJ 272.402a

RJ 272.607

RJ 272.7

6. Vreemde valuta Wijzigingen in RJ 122.304, 122.310 en 122.311;

toevoegen van RJ 122.601 en 602 7. Integrale toepassing IFRS voor een specifiek

onderwerp

RJ 100.104a

8. Aanwijzing van nieuwe categorieën instellingen als OOB

Besluit aanwijzing Organisaties van Openbaar belang, artikel 1a Besluit toezicht

accountantsorganisaties

9. Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) Wet arbeidsmarkt in balans (WAB)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Indien sprake is van een reële waardeafdekking (reële waarde hedge accounting) van een opgenomen actief of verplichting of niet in de balans opgenomen bindende overeenkomst worden

BV0911 Diensten en voorzieningen voor personen met een handicap BV0919 Overige activiteiten inzake ziekte en invaliditeit. BV0920 Werkloosheid BV0930 Sociale huisvesting

Een overzicht van de overgedragen (gedeelten van) kredieten voor investeringen en financiering Het AGB Herentals heeft geen overgedragen (gedeelten van) kredieten voor

BV0911 Diensten en voorzieningen voor personen met een handicap BV0919 Overige activiteiten inzake ziekte en invaliditeit. BV0920 Werkloosheid BV0930 Sociale huisvesting

De effecten zijn opgenomen voor de beurswaarde aan het eind van het boekjaar. Vorderingen worden gewaardeerd tegen

samenwerkingsverband tussen de provincie Vlaams-Brabant, KU Leuven, VUB, VOKA Vlaams-Brabant en de POM Vlaams-Brabant. Via deze weg versterkt en promoot het provinciebestuur

Vanaf 2020 gelden er voor belastingplichtigen die premieplichtig zijn voor alle volksverzekeringen nog slechts twee gecombineerde 1 tarieven in box 1: een basistarief van 37,35%

Hiermee behandel je de onroerende zaak op dezelfde manier als in de geconsolideerde jaarrekening van de moedermaatschappij; zo ontstaan er geen verschillen tussen het