3
APRIL2022
9.00 / 10.30 uur Andreaskerk Voorganger: ds. W. Gugler
Intochtslied: OTH 151 / Opw. 124 1. Ik bouw op U,
mijn Schild en mijn Verlosser.
Niet eenzaam ga ik op de vijand aan.
Sterk in uw kracht, gerust in uw bescherming.
Ik bouw op U en ga in uwen Naam.
2. Gelovend ga ik,
eigen zwakheid voelend.
En telkens meer
moet ik uw kracht verstaan.
Toch rijst in mij
een lied van overwinning.
Ik bouw op U en ga in uwen Naam.
Votum en groet Intro onderwerp
Gez. 395
2 En wees niet toornig over mij, wanneer ik U geen liefde bied.
Ik noem U, maar ik ken U niet, ik buig mij, maar ik ben het niet en mijn gebed is tegen mij.
3 Spreek zelf in mij het rechte woord.
Zo vaak ik woorden voor U vond, heb ik mij in mijn woord vermomd.
Nu wacht ik tot Gij zelve komt
en spreekt, zodat uw knecht het hoort.
Gebed – genade
Gezang 182 1 Jezus, leven van ons leven, Jezus, dood van onze dood, Gij hebt U voor ons gegeven, Gij neemt op U angst en nood, Gij moet sterven aan uw lijden om ons leven te bevrijden.
Duizend, duizendmaal, o Heer, zij U daarvoor dank en eer.
3 Die gewillig waart ten dode, in het duister van de pijn U ten offer hebt geboden, hoe verlaten moest Gij zijn, troosteloos aan ’t kruis gehangen opdat wij uw troost ontvangen.
Duizend, duizendmaal, o Heer, zij U daarvoor dank en eer.
Leefregel
6 Dank zij U, o Heer des levens, die de dood zijt doorgegaan, die Uzelf ons hebt gegeven ons in alles bijgestaan,
dank voor wat Gij hebt geleden, in uw kruis is onze vrede.
Voor uw angst en diepe pijn wil ik eeuwig dankbaar zijn.
Kinderkerk (alleen in de dienst van 10.30 uur)
Schriftlezing: Lucas 22: 1-23 (Evert Lubbersen / Fennie van de Broek)
1Het feest van het Ongedesemde brood, dat Pesach genoemd wordt, was bijna aangebroken. 2De hogepriesters en de schriftgeleerden zochten naar een mogelijkheid om hem uit de weg te ruimen, maar dan heimelijk, bang als ze waren voor de reactie van het volk. 3Toen nam Satan bezit van Judas,
bijgenaamd Iskariot, een van de twaalf. 4Hij ging naar de hogepriesters en tempelwachters en besprak met hen hoe hij Jezus aan hen zou kunnen uitleveren. 5Ze waren opgetogen en spraken af dat ze hem voor zijn diensten zouden betalen. 6Judas nam hun aanbod aan en zocht een gunstige
gelegenheid om Jezus aan hen uit te leveren, zonder dat het volk het zou merken.
7De dag van het Ongedesemde brood waarop het pesachlam geslacht moest worden, brak aan. 8Jezus stuurde Petrus en Johannes op pad met de woorden:
‘Ga voor ons het pesachmaal bereiden, zodat we het kunnen eten.’ 9Ze vroegen hem: ‘Waar wilt u dat we het bereiden?’ 10Hij antwoordde: ‘Let op, wanneer jullie de stad in gegaan zijn, zal jullie een man tegemoet komen die een kruik water draagt. Volg hem naar het huis waar hij binnengaat, 11en zeg tegen de heer van dat huis: “De meester vraagt u: ‘Waar is het gastenvertrek waar ik met mijn leerlingen het pesachmaal kan eten?’” 12Hij zal jullie een grote bovenzaal wijzen die al is ingericht; maak het daar klaar.’ 13Ze gingen op weg, en alles gebeurde zoals hij gezegd had, en ze bereidden het pesachmaal.
14Toen het zover was, ging hij samen met de apostelen aanliggen voor de maaltijd. 15Hij zei tegen hen: ‘ I k h e b e r h e v i g n a a r v e r l a n g d d i t p e s a c h m a a l m e t j u l l i e t e e t e n v o o r d e t i j d v a n m i j n l i j d e n a a n b r e e k t . 16Want ik zeg jullie: ik zal geen
pesachmaal meer eten voordat het zijn vervulling heeft gevonden in het koninkrijk van God.’ 17Hij nam een beker, sprak het dankgebed uit en zei:
‘Neem deze beker en geef hem aan elkaar door. 18Want ik zeg jullie: vanaf nu zal ik niet meer drinken van de vrucht van de wijnstok tot het koninkrijk van God gekomen is.’ 19En hij nam een brood, sprak het dankgebed uit, brak het brood, deelde het uit en zei: ‘Dit is mijn lichaam dat voor jullie gegeven wordt. Doe dit, telkens opnieuw, om mij te gedenken.’ 20Zo nam hij na de maaltijd ook de beker, en zei: ‘Deze beker, die voor jullie wordt uitgegoten, is het nieuwe verbond dat door mijn bloed gesloten wordt.
21Maar weet wel dat degene die mij zal uitleveren samen met mij aan deze tafel aanligt. 22Want de Mensenzoon moet heengaan zoals het voor hem bepaald is, maar wee de mens die hem zal uitleveren.’ 23Ze vroegen zich onder elkaar af wie van hen zoiets zou kunnen doen.
Preek
Opw. 520
2. Geef mij uw wijsheid, uw woorden van eer, dat ik in U blijf en U in mij Heer,
U als mijn Vader en ik als uw kind dat in uw armen geborgenheid vindt.
3. Geef mij uw schild en uw zwaard in de strijd, maak mij tot machtige daden bereid.
Wees als een burcht, als een toren van kracht, wijs mij omhoog waar uw liefde mij wacht.
4. Wat baat mij rijkdom of eer van een mens:
bij U te wonen is al wat ik wens, met als beloning dat ik op U lijk;
Hemelse Koning, pas dan ben ik rijk.
5. Hemelse Koning, die het kwaad overwon, als ik daar kom in het licht van uw zon,
stralend van vreugde, getooid als een bruid, ) 2x gaat mijn verlangen nog meer naar U uit. ) Gebeden
Mededelingen Diaconie
Slotlied Gezang 465 1 Van U zijn alle dingen, van U, o God en Heer, van U de zegeningen die ’k biddende begeer.
Gij wilt mijn weg omringen met liefde wijs en teer.
Wat wij ooit goeds ontvingen, het is van U, o Heer.
2 Nog voor wij U iets vragen, voorkomt Gij ons gebed.
Gij hebt aleer wij klagen, op onze nood gelet.
Gij helpt de last ons dragen, Gij steunt bij elke tred, zelfs bij de zwaarste plagen zijt Gij de God die redt.
4 O mocht ik U beminnen gelijk Gij mij bemint, laat heilge vrees van binnen mij leiden als uw kind!
Mocht ik die rijkdom winnen, die roest noch mot verslindt, en werden nooit mijn zinnen door ijdle glans verblind!
Zegen