• No results found

JEAN JACQUES ROUSSEAU ( )

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "JEAN JACQUES ROUSSEAU ( )"

Copied!
14
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

JEAN JACQUES ROUSSEAU (1762-1962)

Dit jaar wordt het tweehonderdjarig bestaan van het ..Contrat Social" herdacht. Vanaf de achttiende eeuw heeft men uit dit en andere werken van Rousseau de meest tegen- strijdige systemen k u n n e n afleiden. Rousseau werd om de beurt beschouwd als de vader van aile morele vrijheden en van aile politieke slavernij. Ook nu nog blijft het ..Contrat Social" voor de enen de bijbel der démocratie, voor de anderen het wetboek van de tirannie.

G r i m m . die volgens Rousseau een van zijn eerste belaste­

raars is geweest. heeft de toestand zeer goed samengevat, wanneer h i j schreef in zijn ..Correspondance littéraire" : ..Het is Rousseau's lot weerlegd te worden door mensen die hem niet wilden of konden begrijpen". Bijna tweehonderd jaar later zal Halbwachs van het ..Contrat Social" nog kun­

nen zeggen dat het is ..un texte fameux, mais peu lu ou lu avec peu d'attention". H e t zou trouwens grappig zijn om een stamboom op te maken van het onbegrip voor het werk van Rousseau. — gewild of ongewild — die zou beginnen met Voltaire en eerwaarde Pater Castel om tôt de twin­

tigste eeuw te komen. tôt G. May bijvoorbeeld om slechts de laatste te vermelden die ik gelezen heb. Wanneer J. Mari­

tain schrijft ..l'homme de Rousseau est l'ange de Descartes qui fait la bête", dan stemt h i j in met Voltaire en verwart polemiek met kritiek.

T o e n A. Schinz twintig jaar geleden een bilan opmaaktc van de verklaringen van Rousseau's teksten. verdeelde h i j ze in opeenvolgende golven van telkens dertig jaar, die op twee uitzonderingen na. Rousseau aile vijandig gezind wa­

ren. Als wij bedenken dat de twee périodes die Rousseau tamelijk gunstig beoordeelden revolutionair waren en d a n

276

(2)

k u n n e n we daarvan afleiden d a t wij inderdaad bewust worden tevens van de betekenis van onze tijd en van de wezenlijke betekenis van Rousseau's werk.

H e t is niet alleen omdat we iets gemeens hebben met een auteur om hem goed te begrijpen dat onze tijd er beter voorstaat om de gedachte te vatten van hem die Maurras

„le chien savant" noemde. H e t is ook dank zij het langdurig voorbereidend werk van twee eeuwen kritiek, waarvan zelfs de vergissingen openbaringen waren. „En raison même des multiples allusions qu'il renferme et dont le sens échappe au lecteur actuel, le ..Contrat Social" reste l'un des textes les plus difficiles de la littérature politique", schreef M. De- rathé en 1950 in zijn mooi werk over Rousseau en de poli- tieke wetenschap van zijn tijd en h i j voegde eraan toe :

„Seule une étude comparée des doctrines peut fournir la documentation indispensable à l'explication et à la compré- hension de ce traité qui a jusqu'ici suscité plus de polémi- ques que de patientes recherches Q ) .

Sedertdien zijn andere werken de overdreven neiging van M. Derathé komen verbeteren om boeken aan de hand van boeken te verklaren, in het bijzonder de bewonderenswaar- dige studies van M. Burgelin et M. Starobinski (^. Een van de oudste thema's van de literatuur tegen Rousseau is dat der tegenstrijdigheden in zijn werk.

Wat is er verleidelijker voor wie geen zin heeft om door te dringen tôt de grond van de zaak, dan een m a n voor

„sofist" uit te schelden, die om beurten de natuurlijke toestand, de burgerlijke stand, de hartstochten, de deugd, het gevoel en de rede, de vrijheid en de dwang, het streven naar anderen en de inkeer tôt zichzelf schijnt op te hemelen.

Vanaf de achttiende eeuw heeft men een lijst opgemaakt van de tegenstrijdigheden bij Rousseau. Vele daarvan zijn louter verbaal. Rousseau had ons trouwens zelf gewaar- schuwd : „I1 est impossible", schrijft hij in de Emile, „dans un long ouvrage de donner toujours les mêmes sens aux mêmes mots". In verband met de ..Profession de foi" ver- klaart hij ..que c'est pécher a u t a n t contre le goût que contre la charité de presser l'exacte précision des termes". Het is

C) R. Derathé, / . - / . Rousseau et la science politiuqe de son temps, P . U . F . , 1950.

(2) P. Burgelin, La Philosophie de l'existence de J.J. Rousseau, P . U . F . , 1952.

/ . Starobinski, J.J. Rousseau, la transparence et l'obstacle. Pion.

1957.

(3)

zoals M. Burgelin het zegt : „ T o u t langage qui cherche une vraie communication a sa clef propre qu'il faut découvrir"...

..Apprenez mieux mon dictionnaire, si vous voulez que nous nous entendions", schreef Rousseau aan Mme d'Epinay met wie hij weldra helemaal niet meer overweg zou kun- nen... ..Croyez que mes termes ont rarement le sens ordi- naire" C).

Zoals we zuUen zien is het trouwens de oorspronkelijk- heid zelf van Rousseau's onderneming, die hem ertoe ver- plicht de taal geweld aan te doen om te ontsnappen. zoals hij zegt, „au jargon de la métaphysique, qui a rempli la philosophie d'absurdités dont on a honte sitôt qu'on les a dépouillées de leurs grands mots" (*).

De taal is dus de eerste hinderpaal waarop Rousseau op zoek naar het ware stoot. M.P. Léon had voordien reeds aangetoond : de gedachtengang van Rousseau gaat van de analyse van de taal naar die van de maatschappij. De brief aan M. de Beaumont toonde trouwens duidelijk aan dat de taal het uitgangspunt is van Rousseau's overden- kingen : ..Voyant que les actions des hommes ne ressemblent point à leurs discours, je cherchai la raison de cette dissem- blance et je trouvai qu'être et paraître étant pour eux aussi différents qu'agir et parler et paraître étant pour eux aussi la cause de l'autre et avait elle-même une cause qu'il me restait à chercher" Q ) .

Rousseau gaat uit van de ontdekking dat de taal en de filosofie die door bemiddeling van die taal wordt uitgedrukt.

zich er vergeefs op toeleggen de tegenspraak le verbergen tussen natuur en de verdorven maatschappij, bron van aile ondeugden en van het ongeluk der mensen. Van bij het be- gin van zijn denken heeft Rousseau duidelijk gemaakt wat sinds de zestiende eeuw het hoofdprobleem was van de politieke gedachte : vrijheid en afhankelijkheid met elkaar verzoenen. H i j heeft ook menen te zien dat, ver van het vraagstuk op te lossen, heel het voorafgaande den- ken het probleem slechts had verborgen in het abstracte formalisme van de school van het natuurrecht.

In de waanzin aan het einde van zijn leven, zal de filo

(3) Brief van maart 1756, Correspondance Générale, aangehaald door M. Burgelin, o . c , p. 1.

(*) Emile, Prof, de toi.

(^) Brief aan M. De Beaumont, aangehaald door M. Burgelin, o . c , p. 254.

(4)

sofie der Verlichting — en ik meen met Groethuisen dat Rousseau er een waardevoUe vertegenwoordiger van was — hem een komplot lijken om de werkelijkheid te verbergen.

N u nog verklaart men Rousseau soms door een vergeefse zucht naar de oorspronkelijkheid, door de zin voor tegen- spraak. Nochtans, vanaf het voorwoord van ..Narcisse" had Rousseau zelf dit wereldlijk soort filosofie aangeklaagd.

Hij. die men .,de man der tegenspraken" heeft genoemd, had precies aangegeven in wélke zin hij dat was. „J'aime mieux", zegt hij, ..être homme à paradoxes, qu'homme à préjuges" en hij toonde daardoor duidelijk aan dat zijn paradoxen de noodzakelijke gedaanten zijn van zijn abso- luut verzet tegen een maatschappij en een taal. die h i j ver- werpt. precies wegens de tegenspraken die hij erin ontdekt.

De man der tegenspraken heeft nooit iets anders gedaan dan deze proberen te verwijderen, in de moraal zowel als in de politiek. ..Toutes les institutions qui mettent l'homme en contradiction avec lui-même ne valent rien", zegt h i j in de ..Emile". ..Rendre l'homme un., is een formule die in zijn geschriften steeds weerkeert. omdat heel zijn denken op dit doel gericht was, de menselijke tegenspraken te ver- wijderen en terug te komen tôt h u n waarachtige wezen. De taal van Rousseau, en dit is een van de redenen van zijn dubbelzinnigheid, vertolkt deze poging tôt coïncidentie met het wezen.

„Une des erreurs de notre âge", zegt Rousseau in de

„Emile", „est d'employer la raison trop nue, comme si les hommes n'étaient qu'esprit".

Rousseau, van zijn kant, gebruikt de rede vaak als was ze slechts gevoel, en h i j werd daardoor, zoals Claparede zegt, een voorloper van de psychanalyse en men mag eraan toevoegen, van heel de hedendaagse literatuur. ,.I1 n'est pas mort", zegt Mauriac. ..il est un de nous" (*). Vooraleer een systeem te zijn, is de filosofie van Rousseau een doorleefde realiteit en zij trekt vooreerst als doorleefde realiteit, heel het voorafgaande denken volgens het natuurrecht in twijfel

M. Derathé heeft gemeend zijn studie over Rousseau en de politieke gedachte van zijn tijd te besluiten met te zeggen dat het denken van Rousseau slechts uit reactie tegen de theorieën van zijn voorgangers gericht is. Ik ontken niet dat Rousseau zijn eigen lectuur verschuldigd blijft, maar ik denk dat zij die beweren dat zij de politieke filosofie van

Aangehaald door A. Schinz, Etat présent des travaux sur J.J. Rous- seau, 1941.

(5)

Rousseau in haar geheel, al is het dan ook, onderste boven, bij rechtsgeleerden, zijn meesters, terugvinden, zich ver- gissen in haar diepe oorsprong en haar betekenis.

Franco Venturi heeft tijdens het laatste Internationaal Congres voor Geschiedenis terecht de aandacht gevestigd op het feit dat de historici van de gedachte zich minder en minder tevreden stellen met de schijnbare logika van de intellectuele vormen om door te dringen tôt h u n diepe en oorspronkelijke betekenis (').

M. Derathé beweert „la théorie de la conscience et celle de la volonté générale se sont formées indépendamment l'une de l'autre, ce sont là deux courants de pensée qui suivent chacun leur route sans jamais se rencontrer. Rous- seau aboutit à des conclusions différentes selon qu'il raison- ne en politique ou pense en moraliste".

Volgens Derathé zou Rousseau vooreerst Hobbes gevolgd zijn, wanneer hij in het artikel over ..L'Economie politique"

zegt dat de wil van allen een regel is van het rechtvaardige en het onrechtvaardige, waarna hij aansluit bij de thesis van Locke opdat zijn politiek en moraal zouden overeenstemmen.

Nochtans heeft Derathé goed gezien dat het tweede hoofd- stuk, dat verwijderd werd uit het „Contrat Social" van Ge- nève, slechts een weerlegging van het natuurrecht is als recht van de rede, en dat het een instinctmatige natuurwet laat voortbestaan, „ r a m o u r de soi, toujours bon et toujours conforme à l'ordre".

Daar M. Derathé het belang van dit principe niet heeft ingezien, — principe dat bij Rousseau niet voortkomt uit Locke, noch uit Hobbes, maar misschien uit een vruchtbare lectuur van het tweede hoofdstuk van het eerste

boek van „L'Esprit des Lois", heeft M. Derathé Rousseau's bevestiging k u n n e n bespotten : „j'ai écrit sur divers sujets, mais toujours dans les mêmes principes", en beweren dat de ..Discours sur l'Inégalité" geen enkele essentiële thesis uit het ..Contrat Social" inhield. Zoals het artikel over de „Eco- nomie politique" dat zowat gelijktijdig moet ontstaan zijn, oefent de ,.Second Discours" van het ..Contrat Social" waar- van het het uitgangspunt is, kritiek uit op de idée van de oorspronkelijke sociabiliteit van de traditie van het natuur- recht, die een Diderot daarentegen, zoals het merendeel van zijn tijdgenoten voor zijn rekening nam in de Encyclopédie.

(') Rapports du Comité International des Sciences Historiques, X l e congrès (IV Histoire) Stockholm 1960, p. 106.

280

(6)

„Quoi qu'il puisse appartenir à Socrate et aux esprits de sa trempe d'acquérir de la vertu par raison, il y a longtemps que le genre h u m a i n ne serait plus si sa conservation n'eût dépendu que des raisonnements de ceux qui le compo- sent" (*).

Daar het R e d i t van de Rede hem slechts een uitvlucht scheen om de mensen ondanks hemzelf redelijk te maken, stelt Rousseau van het begin af van de 'Second Discours' het gevoel in de plaats. „La pitié est un sentiment naturel...

c'est elle qui dans l'état de nature tient lieu de loi, de mœurs et de vertu...".

„De cette seule qualité", zo gaat de „Second Discours"

verder, ..découlent toutes les vertus sociales que (Mande- ville) veut disputer aux hommes" (').

Reeds in ..L'Esprit des Lois" ontstond het altruisme uit het egoïsme en de maatschappij der mensen uit dit wordings- proces, maar bij Rousseau is dit wordingsproces direkt en het schijnt me de innerlijke ervaring van Rousseau te weer- kaatsen. „Comment nous laisserons-nous émouvoir par la pitié en nous transportant hors de nous-mêmes, en nous identifiant avec l'être souffrant... ce n'est pas dans nous, c'est dans lui seul que nous souffrons... celui qui n'imagine rien ne sent que lui-même, il est seul au milieu du genre h u m a i n " ('").

De „amour de soi" is, van bij de aanvang van Rousseau's denken, de scheppende kiem. die het goede zowel als het slechte kan verwekken ; de maatschappij van het ..Contrat"

als de verdorven maatschappij, naargelang het ..amour de soi" blijft of ..amour propre" wordt in de v e r d e n e n d e om- gang met de mensen. H e t ..amour de soi" is een innerlijk principe van zelfbehoud waarvan de twee polen, die slechts een t i j d d u u r scheidt, het onafhankelijk willen en de alge- mene wil zijn. De schetsmatige kritiek van de zijde van het natuurrecht en van Hobbes, de bevestiging dat het niet de taak is van slaven om over vrijheid te redeneren, waarbij de formalisten van de rede bedoeld worden, bereiden vanaf de ..Second Discours" de herontdekking voor van een moraal en een maatschappij in de waarachtige natuur. naar het h a r t van Rousseau : „en nettoyant l'aire" en „en écartant tous les vieux matériaux".

(8) O.C., éd. Hachette, I, p. 100.

(9) O . c , éd. Hachette, I, p. 100,

(1») Essai sur l'origine des langues, o . c . Hachette I, p . 384-v.

281

(7)

„Je ferais voir", schrijft Rousseau in de „Emile", „que justice et bonté ne sont point seulement des mots abstraits, de purs êtres moraux formés par l'entendement, mais de véritables affections de l'âme éclairées p a r la raison, et qui ne sont q u ' u n progrès ordonné de nos affections primitives, que par la raison ,seule, indépendamment de la conscience on ne peut établir aucune loi naturelle, et que tout le droit de la nature n'est qu'une chimère, s'il n'est fondé sur u n besoin naturel au cœur h u m a i n " (").

Deze Natuurstaat, die door Rousseau beschreven wordt in de „Second Discours", is de mythe van de onafhankelijk- heid die hij heel zijn leven nagestreefd heeft, net zoals de wilde uit de „Second Discours", wiens ziel zich zonder pro- bleem aan het gevoel van het actueel bestaan overgeeft. H i j gelijkt als een broer op de Rousseau die de „Rêveries" ons onthulden.

De natuurstaat bij Rousseau is geen omzetting van een herinnering aan Hobbes. De „Deuxième Dialogue" laat zijn oorsprong heel goed zien wanneer h i j verkondigt dat „ r h o m - me de la nature jouit de lui-même et de l'existence" ('-).

H e t is de mythe van een geluk dat de gemeenschap Rous- seau heeft geweigerd, of als men wil, dat Rousseau slechts heeft k u n n e n verwezenlijken door van de gemeenschap af- stand te doen.

Indien M. Derathé nog een tegenstrijdigheid ziet tussen de moraal en de politiek van Rousseau, dan is dat, geloof ik, omdat hij teveel belang hecht aan de vormen van de poli- tieke gedachte en niet voldoende aan h u n subjectieve be- tekenis.

De voortdurende polemiek van Rousseau met zijn voor- gangers is geen middel om zijn bronnen te verloochenen ; het is het onafwendbare gevolg van zijn instinctmatig ver- zet tegen de gedachte die vasthoudt aan het natuurrecht, gedachte die als ze hem niet schijnt gericht te zijn op het behoud van de tirannie, hem meestal de ontkenning schijnt te zijn van het streven van zijn IK.

M. Burgelin heeft het heel goed uitgedrukt : „Le principe fondamental de l'éthique (en men zou kunnen toevoegen

„van de politiek van Rousseau) se confond avec la décou- verte surprenante : l'existence de ce moi inaltérable et abso- lument libre qui est le sujet authentique, pour qui seul le vrai bonheur est possible" (").

(") O c , Hachette, II, p. 20-v.

(12) O . c , uitg. Pléiade, I, p. 365.

(13) O . c , p. 119.

282

(8)

H e t is veeleer daar dan in het „tout tenait radicalement à la politique", zoals M. Dcrathé (") meent, dat de diepe oorspronkclijkheid van Rousseau schuilt, en de enige bron van zijn moraal en zijn politiek want, zoals de Rousseau van de ..Dialogues" het zegt : ,.I1 n'y a point de contradic- tion dans la vertu".

O p een andere wijze d a n Hobbes doet Rousseau leclit en moraal overeenstemmen. Eens te meer. zoals voor de andere filosofen met wie hij een samenspraak houdt, maakt Rous- seau zich meester van een formule om ze met een nieuwe en metaphysische betekenis te laden. die radikaal ingaat tcgen het naturalisme van Hobbes.

Rousseau was de enige in zijn tijd om zijn politiek op zijn ethiek te grondvesten. H i j maakte daarbij van de mo- raal helemaal geen politiek probleem zoals, na Hobbes. die filosofen het deden. die niet weten. zoals hij zegt. te ..discer- ner l'impuissance de la raison isolée, par qui seule, indépen- d a m m e n t de la conscience on ne peut établir aucune loi naturelle" Cassirer had dit reeds opgemerkt.

..Quand la force d ' u n e âme expansive m'identifie avec mon semblable, et que je me sens pour ainsi dire en lui.

c'est pour ne pas souffrir que je ne veux pas qu'il souffre ; je m'intéresse à lui pour l'amour de moi. et la raison du pré- cepte est dans la nature elle-même, qui m'inspire le désir de mon bien-être en quelque lieu que je me sente exister.

D'où je conclus qu'il n'est pas vrai q u e les préceptes de la loi naturelle soient fondés sur la raison seule, ils ont une base plus solide et plus sûre. L'amoiu" des hommes dérivé de l'amour de soi est le principe de la justice humaine. Le sommaire de toute la morale est donné dans l'Evangile par celui de la Loi(^'). Het gaat hier om een tekst uit de ..Emile", maar in de ..Economie politique" had Rousseau reeds ge- zegd : ,.Le plus grand ressort de l'autorité publique est dans le cœur des citoyens".

De oorspronkelijkheid van Rousseau, heeft Del Vecchio geschreven. bestaat hierin. dat h i j uit zichzelf de fundamen- tele wet van de maatschappij haalt. De mythe van de oorspronkelijke vrijheid is een pseudo-hislorische voorstel- ling van het recht op vrijheid die hij heeft weergevonden in zijn geweten en die h i j wil hersiellen in de maatschappij.

(") Cfr. het besluit van zijn / . / . Rousseau et la science politique de son temps.

(•5) Emile, o.c. Hachelie. H, p. 205.

(16) Ibid.

(9)

De wet die uitgaat van het ..Contrat Social" heeft als bedoe- ling de terugkeer naar de categorische imperatief van het menselijke geweten. „Le Contrat donne le type universel de la constitution politique révélée par la raison comme étant en harmonie avec l'essence de l'homme" (").

Vele critici hebben in het politieke werk van Rousseau een toevallig aspekt van zijn denken willen zien. Als reactie hebben anderen — en dat is het geval bij Derathé — van Rousseau een achterhoudende navolger van Hobbes willen maken, die er nochtans bezorgd om was, de rechten van het geweten te bewaren en die bijgevolg verscheurd was tussen twee tegenstrijdige strekkingen.

Wanneer het denken van Rousseau overecnkomt met dat van Hobbes — en het lijkt me dat het in een essen- tieel p u n t gebeurt, namelijk de noodzakelijke vereenzelvi- ging van het individueel en het kollektief bewustzijn, dan aarzelt Rousseau niet om zich te beroepen op hem die h i j elders aanklaagde als fourier van het despotisme :

„De tous les auteurs chrétiens", zegt Rousseau in het ,,Contrat Social", ,,le philosophe Hobbes est le seul qui ait bien vu le mal et le remède, qui ait osé proposer de réunir les deux têtes de l'Aigle et de tout ramener à l'unité politi- que, sans laquelle jamais Etat ni Gouvernement ne sera bien constitué. Mais il a dû voir que l'esprit dominateur du christianisme était incompatible avec son système et que l'intérêt du prêtre serait toujours plus fort que celui de l'Etat" (").

Indien Hobbes op Rousseau invloed heeft uitgeoefend, d a n is dat, geloof ik, door hem te sterken in de overtuiging dat men van de mens een eenheid in de maatschappij moest maken, zoals in de eenzaamheid van zijn hart.

De passage uit de „Confessions", die we reeds aanhaal- den : „J'ai vu que tout tenait radicalement à la politique", betekent niets anders dan de reeds aangevoelde oplossing van het probleem van de Theodicea en van aile tegenstrij- digheden die Rousseau doorlecfde tôt gek wordens toe (").

Rousseau plaatst voor het eerst de aliënatie van de mens in het kader van de valsheid van de sociale betrekkingen

(") Cf. Del Vecchio, Caractères fondamentaux de la philosophie de J.J. Rousseau. \

(18) Contrat Social, B. de Jouvence, p . 362 (hfdst. over de burger- lijke godsdienst, IV, Vit»). _

(19) Cf. de betekenis die M. Burgelin geeft aan deze vaak geciteerde tekst van de Confession, o . c , p. 516.

284

(10)

en h i j verwerpt tegelijkertijd de schandelijke hypothèse van de erfzonde en de mythe van de verlichte rede.

„L'homme est né libre et p a r t o u t il est dans les fers".

De beroemde zin die het Contrat Social opent, is revolu- tionair op moreel en dan pas op politiek plan. De zin die volgt verklaart het voldoende : ,,Tel se croit le maître des autres qui ne laisse pas d'être plus esclave qu'eux".

Zoals de pedagogiek van Rousseau er naar streeft de natuurlijke orde te herstellen door het kind slechts van de dingen te laten afhangen, zo tracht Rousseau's politiek de morele en politieke orde te herstellen door de wil van elk burger afzonderlijk te laten samenvallen met de wil van de gemeenschap, de private moraal met de publieke moraal (").

Er zijn twee soorten afhankelijkheid, zegt Rousseau in de

„Emile" : die der dingen, die tôt de natutir behoort ; deze der mensen, die tôt de raaatschappij behoort. De afhankelijk- heid der dingen, daar zij geen enkele moraal inhoudt, schaadt de vrijheid absoluut niet en geeft geen aanleiding tôt ondeugden ; de afhankelijkheid der mensen, daar zij niet geordend is, is aanleiding tôt aile ondeugden, en zij is het die meester en slaaf elkaar wederzijds bederven. In- dien er in de maatschappij enig middel is om aan dit kwaad te verhelpen, dan bestaat dat erin de wet in de plaats van de mens te stellen en de algemene wil te wapenen met een werkelijke macht, die boven de daden staat die uitgaan van elke afzonderlijke wil.

Indien de wetten der naties, zoals die der natuur, een onbuigzaamheid konden hebben, die nooit enige menselijke macht zou kunnen breken, dan zou de afhankelijkheid der mensen terug die der dingen zijn : men zou in de republiek aile voordelen van de natuurlijke staat verenigen met die van de burgerlijke staat ; men zou aan de vrijheid, die de mens vrijwaart voor aile ondeugden, de moraal voegen die hem tôt de deugd verheft.

H e t lijkt me moeilijk om de samenhang van het ethisch- politiek systeem te ontkennen vanaf het ogenblik waarop m e n ziet dat het steeds hetzelfde doel nastreeft, de mens teruggeven aan zijn metafisische bestemming om vrij en moreel te zijn.

M. Burgelin geeft toe aan dezen, die kwaad van hem spreken, dat Rousseau niet altijd de moeite heeft genomen om de taak van zijn lezers te vergemakkelijken (-'). Ik geloof

(20) Deze ideeën werden in verband gebracht door M. Burgelin ; o . c , p. 548.

(21) O . c , p. 200.

(11)

eerder dat Rousseau zô doordrongen was van de eenheid van zijn denken, dat h i j er niet al te bezorgd om was of hij zichzelf scheen tegen te spreken. De armoede van de tradi- tionele taal en de afstand tussen die en de werkelijkheid veroordeelden hem daar trouwens toc, daar hij nu eenmaal beweerde iets te zeggen dat volgens hem nog nooit was gezegd : „Une entreprise, qui n'eut jamais d'exemple", vol- gens de „Confessions".

De moeilijkheid van Rousseau's denken schuilt niet zozeer in de veelvuldigheid van zijn bronnen en referenties, als wel in zijn fundamentele neiging om aile grondwaarheden te betwijfelen, de filosofie en haar taalgebruik. De vrijheid was eenvoudig de macht tôt handelen, hij maakt er een innerlijke kracht van.

De ingeboren ideeën sloegen weinig in. Rousseau geeft het geweten weer een metafysisch statuut. De rede vormde een geheel, gescheiden van het gevoel. Rousseau verbreekt de afzondering door haar dubbele natuur te openbaren, en, zoals M. Burgelin het zo mooi zegt, hij doodt het artificiële personage uit de barokke maatschappij (^).

De maatschappij was een natuur, hij maakt er een anti- n a t u u r van of veeleer een verworven natuur. De hartstoch- ten waren in ère hersteld, hij maakt er weer een probleem van. H e t spel der tegenspraken zou lang k u n n e n duren en door er mee te spelen begrijpt men beter hoe zoveel com- mentators van de achttiende eeuw tôt nu in Rousseau slechts

„een m a n vol paradoxen" hebben kunnen zien.

B-uiten de samenhang van het systeem, schijnt het leven van Rousseau zelf nu te getuigen van de echtheid ervan. Men zou zelfs kunnen zeggen dat de waanzin van Rousseau een waarborg is voor de echtheid van zijn filosofie, want ik geloof dat de waanzin het natuurlijk gevolg is van de inspan- ning die een leven lang duurde om een eenheid te maken van de tegenstrijdigheid van het eigen ik.

Bernardin de St-Pierre, die Rousseau vaak opzocht tijdens diens laatste dagen, vertelt ons dat, wanneer h i j hem zag somber worden, hij tôt zichzelf zegde : „à coup sûr, il est dans le caractère social, ramenons-le au naturel "(^). Rous- seau heeft ons trouwens zelf uitgenodigd om zijn filosofie door zijn leven te verklaren : , , 0 Français, o Françaises, nation parlière, que vous donnez de force aux mots et que vous en donnez peu aux choses ! N'apprendrez-vous jamais

(») O . c ^ . 39.

(23) C t / B \ de St-Pierre, La vie et les ouvrages de J.J. Rousseau.

Parijs, 1 9 0 ï ^ J

286

(12)

qu'il faut expliquer les discours d ' u n h o m m e par son carac- tère, et non son caractère par ses discours", en clders :

„Si quelquefois mes impressions ont un tour équivoque, je tâche de vivre de manière que ma conduite en détermine le sens".

Zijn filosofie is — maar helemaal niet in de gespeciali- seerde zin — een existentiefilosofie, zoals M. Burgelin het heel goed heeft getoond, een filosofie die gevormd werd met behulp van doorleefde tijd, veeleer dan met woorden. Nog een eigenaardige zin, ons gebracht door Bernardin de St-Pierre : „J'aimerais mieux être au milieu de flèches des Parthes que des regards des hommes", geeft ons misschien meer inlichtingen betreffende de oorsprong van Rousseau's mythe van de natuurlijke staat d a n het — overigens zeer nuttige — comparatisme van M. Derathé.

Rousseau heeft gezegd dat h i j ,,historien du cœur h u m a i n " wilde zijn en daarom is zijn méthode, zoals hij het verder zegt, „genealogisch". H i j heeft ons in zijn geschriften gewaarschuwd dat zijn geschriften „marchaient dans u n certain ordre qu'il fallait trouver pour suivre la chaîne de leur contenu". Het is in het licht van deze d u u r dat men zijn denken moet verklaren en niet in de ogenblikken waarop zijn denken oscilleert.

Daarom geloof ik niet dat men met M. Derathé mag zeggen dat Rousseau steeds de natuurlijke staat heeft ver- kozen boven het sociale leven. H e t zich afkeren van de wereld werd hem opgedrongen en de Rousseau van de Dialogen voelt het als een gebrek aan. De titel zelf van het aan waanzin grenzend werk is voldoende expressief. M.

Starobinski was wreed genoeg om te zeggen dat het exhibi- tionisme een grondbeginsel is van Rousseau's werk dat een wanhopige poging is om in contact te treden met anderen, om eigenlijk een echte betrekking met de gemeenschap te herstellen.

Zoals M. Starobinski het zegt : ,,Le retrait dans la solitude et le déluge d'écriture sont complémentaires".

„En dépit des hommes", zegt de Rousseau van de Rêve- ries, ,,je saurai goûter encore le charme de la société".

Hegel heeft gezegd dat zijn weigering van de daad in de wereld uitliep op het verlies van zichzelf, maar het weigeren van de daad is nog een manier van handelen. M. Staro- binski zegt zeer juist dat Rousseau de geschiedenis heeft gewijzgid zowel door zijn mythe van de afzondering van de wereld als door zijn theorieën.

Het is waar dat Rousseau in de „Rêveries" ook zegt dat

(13)

de bron van het ware geluk in ons ligt, maar het gaat om de metafysische grondvesten van het geluk en Rousseau's ,,ik"

is, als men er de diepte van peilt, zo onpersoonlijk als men maar denken kan : „Je ne rêve jamais si délicieusement que q u a n d je m'oublie moi-même. Je sens des extases inexpri- mables à me fondre pour ainsi dire dans le système des êtres, en m'identifier avec leur nature entière". Dat is trouwens de innerlijke stap die het ..Contrat Social" objectief wil doen : het samentreffen van de eigenliefde en de liefde tôt anderen binnen de wil van de maatschappij.

..Pourquoi", zegt het ,.Contrat Social", .,1a volonté géné- rale est-elle toujours droite, et pourquoi tous veulent-ils constamment le bonheur de chacun d'eux, si ce n'est parce qu'il n'y a personne qui ne s'approprie ce mot chacun, et qui ne songe à lui-même en votant pour tous? Ce qui prouve que l'égalité de droit et la notion de justice qu'elle produit dérive de la préférence que chacun se donne et par conséquent de la nature de l'homme".

H e t samensmelten van de wil, in de maatschappij van het ..Contrat" is een weergave van de dialektiek van de liefde en de vereniging van de harten in de maatschappij van Clarens in de „Nouvelle Heloise". Men leert cr :

„L'amour d o n n a n t autant qu'il exige est par lui-même un sentiment rempli d'équité".

Indien de „amour de soi" ons weer in contact brengt met het heelal, zegt M. Burgelin, dan is dat omdat bij een uiterste analyse „rechtvaardig zijn" betekent : „elkaar beminnen in de totaliteit van ons wezen".

„Je ne vois rien qui n'étende mon être et rien qui le dévie", zegt Julie als ze op het hoogtepunt is gekomen bij de herovering van haar eigen ik. ..Il est dans tout ce qui m'environne, il n'en reste aucune portion loin de moi, mon imagination n'a plus rien à faire, je n'ai rien à désirer.

Sentir et jouir sont pour moi la même chose" (^*).Slechts zichzelf nodig hebben om gelukkig te zijn, betekent dat men het wezen in zijn totaliteit bezit. Verre van de menselijke persoon te hebben willen opofferen, heeft Rousseau hem zijn voile metafysische betekenis willen geven. Wat hij precies verwijt aan de gemeenschap van zijn tijd is „que la personne de chaque être y soit devenue la moindre partie de lui-même", in de vervreemding die het masker veroor- zaakt.

De ongelijkheid is een kwaad want ze vestigt de mens in

(") Nouvelle Heloîse, IV, viii, uitg. M o m e t IV, p . 258.

288

(14)

de ijdelheid van de schijn, die altijd onbillijk is. Indien Rousseau schrijft dat „L'enfer d u méchant est d'être réduit à vivre seul avec lui-même" ("), d a n is dat omdat voor hem het ik niet samentreft met het wezen dan wanneer h i j de anderen daarbij insluit. „Le précepte même d'agir avec autrui comme nous voulons q u ' o n agisse avec nous n'a de vrai fondement que les consciences et le sentiment" (^).

Wanneer Groethuysen zegt dat Rousseau het werk van de verlichte filosofie heeft vervolledigd door het gevoel vrij te zetten, dan is dat vooral waar in die zin dat hij h u n utilita- risme heeft verdiept door de deugd te vestigen op het zijn en de wil die het laat blijken, eerder dan op de abstracte rede en de mechaniek.

P I E R R E V A N B E V E R

(25) O.C., Pléiade I, p. 1124.

(26) Emile, o.c, Hachette II, p. 205, nr .1.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In dat boek gaat ze in op wat psychologische contracten zijn, hoe ze gevormd worden en het belang ervan in arbeidsrelaties.. In haar nieuwe boek gaat ze een

tyd in ..ICaa:planclse skole twee substandercls, waarvan die eon (subst .. iritendent-generaal van Ondervvys in Kaaplancl., da t. ge1Jrek aan akkoramodasie in 'n

Onder meer Jean-Jacques Rousseau liet zich in lovende bewoordingen uit over de compositie en nam haar zelfs als leidraad voor de structuur van zijn eigen Le devin du village..

What Gouges objected to in Rousseau's account, is not so much his lack of personal experience as the conclusions he draws about the nature of primitive human beings. In his

(1) Iets verhevens dient zich bij Julie aan, iets wat geheel buiten het vlak van haar maatschappelijke leven ligt (de overweldigende liefde voor haar huisleraar St. Preux), (2)

Quillard terecht op: ‘Balzac, La Fontaine, Jean-Jacques Rousseau, Don Quichotte, Paul et Virginie, Mme Desbordes - Valmore, Leconte de Lisle laissèrent dans l'esprit de l'adolescent

Open Vld wil niet raken aan het feit dat een arts nooit verplicht kan worden om euthanasie uit te voeren, maar dit mag niet inhouden dat patiënten daardoor niet verder geholpen