• No results found

2021 Voorbeeldexamen NT2. Examen II: Lezen. Teksten en vragen. Staatsexamen Nederlands als tweede taal. Instructie. Tijdsduur 100 minuten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "2021 Voorbeeldexamen NT2. Examen II: Lezen. Teksten en vragen. Staatsexamen Nederlands als tweede taal. Instructie. Tijdsduur 100 minuten"

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Examen II: Lezen

Tijdsduur 100 minuten

Teksten en vragen

Instructie

In dit boekje staan 7 teksten die horen bij het Staatsexamen Lezen.

Bij elke tekst moet u een aantal vragen beantwoorden. In totaal moet u 36 vragen beantwoorden.

Het zijn allemaal meerkeuzevragen. Er is steeds maar één goed antwoord.

U moet het goede antwoord omcirkelen met potlood.

Wanneer er géén antwoord omcirkeld is, dan is het antwoord altijd fout.

U kunt tijdens het leesexamen altijd uw antwoord wijzigen.

U mag zelf bepalen met welke tekst u begint, en in welke volgorde u de teksten maakt, als u aan het einde van het examen maar alle vragen beantwoord heeft.

U mag in uw boekje aantekeningen maken en zinnen onderstrepen.

U krijgt 100 minuten de tijd om alle vragen te beantwoorden.

Let op: het is belangrijk dat u uw tijd goed verdeelt over de vragen.

Voor sommige vragen is het nodig dat u de hele tekst leest, of een tekstgedeelte. Voor andere vragen is dat niet nodig, u hoeft dan alleen maar bepaalde informatie op te zoeken. Lees dus steeds eerst de vragen. U weet dan of u grotere stukken tekst moet gaan lezen of alleen maar informatie moet opzoeken. U weet dan ook of u veel of weinig tijd nodig heeft om de vraag te beantwoorden.

U mag een woordenboek gebruiken.

Het voorbeeldexamen is representatief voor het echte examen qua soort taken en scoring. Er is echter een verschil in de wijze van afname. Bij het echte examen krijgt u de vragen digitaal aangeboden en klikt u ook de antwoorden digitaal aan.

Begin pas als de examenleider dat zegt.

Succes!

2021

Voorbeeldexamen

NT2 Staatsexamen Nederlands als tweede taal

(2)
(3)

Stex-21LEVBII 3

HET EXAMEN BEGINT

OP PAGINA 4

(4)

Deze tekst komt uit studiemateriaal van een hogeschool.

TWIJFELAARS DENKEN VEEL TE VEEL NA

De een weet al jong wat hij worden wil, de ander twijfelt op z’n dertigste nog. Volgens psychologen zijn twijfelaars vaak alleskunners, laatbloeiers of (te) diepe denkers.

‘Ik word beroepsvoetballer of dokter, kapper of violist.’ Sommige mensen hebben al op hun veertiende een vastomlijnd levensdoel: dit wil ik, dit kan ik, dus dit ga ik ook doen.

Tegenover deze benijdenswaardige zekerweters staat de twijfelaar, voor wie de toekomst een black box is. Hij kan moeilijk kiezen, dubt soms op z’n dertigste nog: past deze baan wel echt bij mij? Liggen elders misschien gouden kansen?

Nou is een beetje twijfelen helemaal niet erg, zegt Laura Chorus, studentenpsycholoog van de Rijksuniversiteit Groningen: “Het is in zekere zin gezond. Cogito ergo sum, ik denk dus ik besta, en twijfelen hóórt bij denken.”

Een teveel aan keuzes maakt een mens besluiteloos, zegt Ap Dijksterhuis, hoogleraar psychologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen en auteur van Het slimme onbewuste. Denken met gevoel (2007). De moderne overvloed werkt twijfelen in de hand.

Maar er zijn ook persoonlijke kenmerken die maken dat de ene mens het veel moeilijker vindt om knopen door te hakken dan de andere.

Twijfelaars zijn bijvoorbeeld vaker generalisten dan specialisten, denkt Chorus. Voor een jongen die al op zijn dertiende uitzonderlijk goed pianospeelt, ligt na school het conservatorium voor de hand. Ook voor de gepassioneerde dierenvriend, die zich al van jongs af aan over kreupele zwerfkatten ontfermt, is de keuze makkelijk: die wordt dierenarts of dierenarts-assistent.

Maar de alleskunner met zijn uiteenlopende interesses staat voor een lastiger probleem. Hij denkt misschien aan ‘iets met techniek’ of ‘iets met mensen’, maar hoe vertaal je dat in een bevredigende studie- of beroepskeuze?

Sommige twijfelaars zou je ook laatbloeiers kunnen noemen: zij ontdekken later dan anderen wie ze zijn en welke talenten en behoeftes ze hebben. “Twijfelen is ook een zoektocht naar jezelf”, zegt Chorus. Die

zoektocht begint in de puberteit en kan doorgaan tot (na) je dertigste. Ouders kunnen hun kinderen helpen om een realistisch zelfbeeld te ontwikkelen: “Als kinderen onvoorwaardelijke liefde en de ruimte krijgen, als ze er mogen zijn, dan kunnen ze hun talenten ontwikkelen”, aldus Chorus.

Maar er zijn ook ouders die hun zoon of dochter – vaak met de beste bedoelingen – flink onder druk zetten. Bijvoorbeeld met opmerkingen als deze: “Joh, als kunstenaar verdien je niks, je kunt beter jurist worden, net als ik.” Dat kind gaat dan misschien braaf rechten studeren en ontdekt pas in de

collegebanken, of nog later, dat die studie hem geen geluk brengt.

Er kunnen ook andere omstandigheden zijn waardoor kinderen niet (voldoende) toekomen aan de vraag ‘wie ben ik?’ Chorus schetst het gezin waarin één ouder ziek is, of vanwege een scheiding is verdwenen. “Een kind voelt zich dan heel verantwoordelijk voor thuis, maar krijgt geen zicht op wat hij zelf wil.” Dat gaat hij pas ontdekken als hij op kamers woont en mogelijk de verkeerde studie volgt.

En dan zijn er nog de twijfelaars die gewoonweg veel te veel nadenken. Casper Fransen (17) uit Culemborg is een voorbeeld.

Dit jaar doet hij eindexamen vmbo-t aan de Vrije School in Zeist. Voor zijn leven daarna heeft hij wel wat ideeën: hij wil misschien piloot worden, of sportleraar, of beroepsmilitair.

“Maar het kan ook nog op iets heel anders uitdraaien,” zegt hij.

Casper twijfelt niet alleen over zijn studie, maar

‘eigenlijk over alles’. Zal hij wel of niet met zijn vader meegaan naar een winkel? Wat moet hij dragen tijdens het sporten? Is dat shirt niet te warm of juist te koud? Hij weegt voor- en nadelen tegen elkaar af, neemt na lang nadenken een beslissing en komt daar soms weer op terug: “Want dan denk ik later toch: Is die optie niet beter?”

(5)

Stex-21LEVBII 5 In de psychologie wordt een beslisser als

Casper een maximizer genoemd. Dat is, zo verklaart de Tilburgse sociaal-psycholoog Niels van de Ven, iemand die de beste keuze wil maken en daarom alle mogelijkheden zeer zorgvuldig tegen elkaar wil afwegen.

Tegenover de maximizer staat de satisficer, die iets zorgelozer in het leven staat: hij kiest het eerste alternatief dat hem goed genoeg lijkt.

Wie van deze twee neemt nou de beste beslissing? Je zou kunnen zeggen: degene die achteraf het meest tevreden is over zijn keuze.

Dat is, zo blijkt uit psychologisch onderzoek,

de satisficer: Die is doorgaans blij met de auto die hij kocht of met de studie die hij koos.

Terwijl de maximizer later vaker twijfelt of dit wel écht de beste keuze was. Zat er bij de afgewezen alternatieven niet stiekem toch een betere optie?

Over één ding zijn de psychologen het eens:

de intuïtie (door Ap Dijksterhuis het

‘onbewuste’ genoemd) is de beste raadgever bij complexe keuzes. Maar juist twijfelaars vinden het lastig om naar hun intuïtie te leren luisteren. En als die hen al een beslissing influistert, hoe kunnen ze er dan op vertrouwen dat dat de juiste is?

Stel een deadline vast en kies het eerste het beste

Twijfelaars denken te veel na, zegt Ap Dijksterhuis, hoogleraar psychologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Zij proberen alle voors en tegens te analyseren en bewust tegen elkaar af te wegen. Maar uit psychologische experimenten blijkt dat bewuste denkers slechtere keuzes maken dan mensen die op intuïtie durven vertrouwen.

Die intuïtie is vooral belangrijk bij complexe beslissingen, zoals de aanschaf van een huis of de keuze van een vervolgstudie. In zijn boek ‘Het slimme onbewuste. Denken met gevoel’ (2007) beschrijft Dijksterhuis hoe je dat soort keuzes het beste kunt maken:

- stap 1: verzamel zoveel mogelijk informatie over (bijvoorbeeld) de verschillende studies die je overweegt.

- stap 2: stel voor jezelf een deadline vast: rond die datum neem ik een beslissing.

- stap 3: ga vervolgens hele andere dingen doen, pieker niet, laat de keuze los (dit is de fase van het onbewuste nadenken).

- stap 4: kies dan gewoon de eerste studie die in je opkomt en die ‘goed voelt’.

(6)
(7)

Stex-21LEVBII 7 Beantwoord vraag 1 tot en met 6 met behulp van de tekst "Twijfelaars denken veel te veel na" (pagina 4 en 5).

1 Hoe kunt u als ouder zorgen dat uw kind beslissingen leert nemen?

A door uw kind te helpen bij zijn zoektocht naar zichzelf in de puberteit B door uw kind te vertellen over de studie waar het gelukkig van wordt C door uw kind veel tijd te laten besteden aan dingen waar het goed in is

D door van uw kind te houden zoals het is en het de dingen te laten doen die het wil doen

2 U gaat schoenen kopen. U loopt de winkel binnen en u koopt daar het eerste paar schoenen dat past. U bent dus een:

A maximizer B satisficer

C geen van beiden

3 Wie beslist op basis van intuïtie?

A de maximizer B de satisficer C beiden

4 Waarom vindt Casper het moeilijk om te kiezen?

A omdat hij blijft nadenken over de verschillende mogelijkheden B omdat hij nog te jong is om moeilijke beslissingen te nemen C omdat hij te veel naar zijn gevoel luistert

5 Wat adviseert Ap Dijksterhuis in zijn boek?

A Baseer je keuze zoveel mogelijk op de informatie die je hebt.

B Kies niet te veel op gevoel.

C Laat het onbewuste werken door even afstand te nemen.

6 Wat is het doel van deze tekst?

A beschrijven waarom mensen twijfelen en aangeven hoe je effectief kunt kiezen B laten zien dat er verschillende manieren zijn om keuzes te maken

C twijfelaars overtuigen van de voordelen van een intuïtieve keuze

(8)

Deze tekst komt uit een psychologiemagazine. De tekst gaat over verhalen die rondgaan op de werkvloer, waarvan het niet zeker is of ze waar zijn.

Gefluister bij de koffieautomaat

Hoe ongeloofwaardig en vergezocht ze ook zijn, geruchten en roddels kunnen grote gevolgen hebben. Ze kunnen de reputatie van personen en bedrijven blijvend schaden, een hoop onrust met zich meebrengen en een berg geld kosten. Ze kunnen bovendien het arbeidsmoreel en de productiviteit van de werknemers aantasten.

Wilde verhalen

Het effect van geruchten en roddels staat los van de vraag of we ze überhaupt geloven. Ook al lijkt het ons sterk dat onze baan op de tocht staat, toch kijken we voor de zekerheid wat meer om ons heen.

Om geruchten beter te beheersen en de schade te beperken, hebben arbeids- en organisatiepsychologen zich verdiept in het ontstaan en de verspreiding ervan. Wat maakt dat er wilde verhalen ontstaan en wat kun je doen als ze eenmaal rondgaan?

Geruchten blijken vooral de kop op te steken in onzekere tijden. Bij reorganisaties en fusies bijvoorbeeld. Daarbij speelt het vertrouwen in de autoriteiten een grote rol. Wanneer de baas ons regelmatig verkeerd heeft voorgelicht, richten we ons automatisch meer op onze collega’s voor informatie.

Herhalen is geloven

Geruchten hebben dus een functie: in tijden van onzekerheid proberen we samen met anderen uit te vogelen wat de waarheid is, om zo meer grip op de situatie te krijgen.

De beste strategie om te voorkomen dat er wilde verhalen ontstaan, is dus onzekerheid tegen te gaan en zoveel mogelijk vertrouwen te wekken.

Bijvoorbeeld door als leidinggevende duidelijk te zijn over de procedures bij het aanstellen van een afdelingshoofd.

Is het kwaad eenmaal geschied en doet er een wild gerucht de ronde, dan is het de kunst om zo snel mogelijk te voorkomen dat het zich verspreidt. Of we een verhaal doorgeven aan anderen, heeft namelijk vooral te maken met of we erin geloven. En dat hangt onder meer af van hoe vaak we het horen: hoe vaker hetzelfde verhaal ons bereikt, hoe sterker we geneigd zijn om het te geloven. Haast is dus geboden: hoe langer een gerucht circuleert, hoe meer mensen

het horen, geloven en weer doorgeven. Daarnaast geloven we het sneller als we degene van wie we het gerucht horen betrouwbaar en geloofwaardig vinden.

Waar rook is, is vuur

Wat kun je nu doen als er een onjuist verhaal de ronde doet? Het gerucht negeren of officieel bekendmaken dat er niet zal worden ingegaan op de inhoud van geruchten, doet in elk geval weinig goeds. Met de laatste strategie kun je zelfs de indruk wekken dat je iets te verbergen hebt en maak je mensen alleen maar nieuwsgierig: welk gerucht gaat er dan rond?

Wel effectief is een officiële weerlegging:

daardoor kan het geloof in het gerucht verminderen. Maar zo’n weerlegging moet wel op de juiste manier gebeuren. Alleen een ontkenning:

‘Er komt geen reorganisatie’ kan verdacht overkomen bij mensen die het gerucht nog niet hadden gehoord. Waar rook is, is vuur, zijn we geneigd te denken. De beste manier is dan ook om eerst het gerucht te herhalen en informatie over de context te geven, voordat je het weerlegt.

Als het gerucht ook maar een kern van waarheid bevat, dan is het handig om dat deel te bevestigen: dat bevordert het vertrouwen.

Betrouwbare boodschapper

Bijna even belangrijk als de inhoud van de ontkenning, is de persoon die het brengt. Die moet in de eerste plaats passen bij de ernst van het gerucht. Als de hoogste baas officieel ontkent dat er een jas is gestolen bij de receptie, maakt hij het veel te belangrijk: dat kan de afdelingschef beter doen. Maar de hoogste baas is weer wel de aangewezen persoon om een gerucht over een fusie te ontkrachten.

En wat als het wel waar is wat er wordt gefluisterd? Toegeven is dan het overwegen waard. Want er is één strategie die het allerbeste werkt in de strijd tegen een gerucht: bevestigen.

Eenmaal bevestigd verliest een wild verhaal onmiddellijk zijn waarde en aantrekkingskracht en dooft uit.

(9)

Stex-21LEVBII 9 Beantwoord vraag 7 tot en met 12 met behulp van de tekst "Gefluister bij de koffieautomaat" (pagina 8).

7 Waarom is het voor een bedrijf zo belangrijk dat er goed wordt omgegaan met geruchten?

A omdat geruchten de motivatie en productiviteit van werknemers negatief beïnvloeden B omdat geruchten ervoor zorgen dat werknemers hun leidinggevenden minder vertrouwen C omdat geruchten veel onzekerheid en stress veroorzaken bij werknemers

8 Wanneer ontstaan geruchten, volgens de tekst?

A Die ontstaan als mensen de reputatie van een bedrijf ernstig willen schaden.

B Die ontstaan als mensen een waar verhaal direct gaan weerleggen.

C Die ontstaan als mensen onzeker zijn en twijfelen aan de betrouwbaarheid van leiders.

9 Iemand vertelt u een gerucht. Wat bepaalt of u het verhaal gelooft, volgens de tekst?

A of u het verhaal eerder heeft gehoord en of u de boodschapper betrouwbaar vindt B of u het verhaal kunt verklaren en of u zelf een onzeker persoon bent

C of u het verhaal overtuigend vindt en of u het onderwerp belangrijk vindt

10 Wat is de beste manier om de verspreiding van een onjuist verhaal te stoppen, volgens de tekst?

A het gerucht een context geven en vervolgens weerleggen B het gerucht negeren en een andere versie laten rondgaan

C het juiste verhaal bekendmaken en verder niet ingaan op het gerucht

11 In een bedrijf gaat het gerucht dat Aram een belangrijke baan heeft gekregen via zijn oom, de directeur van het bedrijf. Dat klopt eigenlijk ook. Wat kan Aram het beste doen?

A het gerucht bevestigen B het gerucht ontkennen C het gerucht weerleggen

12 Wat is het doel van de tekst?

A lezers adviseren hoe zij kunnen beoordelen of iets een gerucht is of niet B lezers bewust maken van de effecten van geruchten en wat je eraan kunt doen C lezers informeren over het feit dat er in ieder bedrijf geruchten rondgaan

(10)

Deze tekst komt uit een dagblad en gaat over topsport.

Topsport / Gezondheid in dienst van de gouden plak

I. Zolang het in de topsport gaat om een seconde sneller of een centimeter verder, worden topsporters opgezweept en is hun gezondheid ondergeschikt.

II. Bewegen is gezond. Maar geldt dat ook voor sport op het allerhoogste niveau? Bij topsport draait het vooral om beter presteren. Voortdurend worden lichamelijke en mentale grenzen verlegd, vooral bij individuele sporten als atletiek, schaatsen en turnen. Wetenschap en technologie zijn daarbij niet meer weg te denken. Geavanceerde materialen,

voedingssupplementen, trainingsmethoden, medicijnen en verboden middelen dragen allemaal bij aan nieuwe records. De sporter is een milliseconde sneller, maar tegelijk neemt de kans op blessures toe.

III. Dat het verleggen van grenzen ten koste gaat van de gezondheid, lijkt volledig verdisconteerd in de topsportpraktijk. Blessures horen immers bij topsport. De voorbeelden van sporters die uiteindelijk stoppen wegens blessures zijn talloos, net als de voorbeelden van sporters die lange tijd met blessures doorgaan. Om toch een finale te kunnen spelen, worden regelmatig en op grote schaal pijnstillers gebruikt. Pijn werkt in de topsport blijkbaar eerder als aansporing dan als waarschuwing.

IV. Het lichaam van de sporter wordt uit zijn voegen getrokken door de extreme inspanningen. Een beetje atleet wordt daarom ondersteund door een waaier aan (para)medici: een fysiotherapeut, sportarts, masseur, inspanningsfysioloog en een voedingsdeskundige. De gezondheidsrisico’s van topsport en de schade die het aanricht lijken volkomen normaal.

V. Die zienswijze onttrekt echter twee belangrijke problemen aan het zicht. Ten eerste dat met het opschroeven van prestaties voortdurend ook andere grenzen opschuiven. Bijvoorbeeld tussen wat therapeutisch is en wat prestatiebevorderend is. Of tussen wat gezond is en wat

pathologisch is. Ten tweede verhult de medicalisering van topsport een dubbele moraal.

Sommige stoffen worden verboden vanwege hun ongezonde werking, terwijl andere ongezonde effecten van topsport niet ter discussie staan.

VI. Een toelichting op beide punten. Een van de verschuivende grenzen in de topsport is die tussen therapie (’terug naar normaal’) en prestatiebevordering (’voorbij normaal’). Die grens is

flinterdun. Bij topsport wordt, met het oog op nieuwe records, de grens van wat ’normaal’ is voortdurend verlegd. Wanneer daardoor blessures ontstaan, die worden ’verholpen’ met medische middelen, ontstaat een vicieuze cirkel. Het lichaam geneest, maar wordt ook in staat gesteld beter te presteren. En zo is de cirkel rond. Therapie wordt prestatiebevordering. De vraag is bovendien hoe gezond het is, als atleten alleen nog met medicijnen kunnen functioneren.

(11)

Stex-21LEVBII 11 VII. Verder laat deze sluipende en grotendeels ongeproblematiseerde medicalisering van de

topsport(er) zien dat de topsport momenteel vooral vooruitgang boekt op basis van een dubbele moraal. Stoffen worden doping genoemd als ze prestatiebevorderend zijn en/of ongezond zijn en/of indruisen tegen de ’geest van de sport’. Dit beleid leidt tot een ware heksenjacht onder topsporters die dag en nacht beschikbaar moeten zijn voor een onverwachte dopingcontrole.

Ook wordt het beleid zeer selectief toegepast. Immers, vrijwel de gehele topsport voldoet aan twee van de drie criteria van het dopingbeleid: het is gericht op prestatiebevordering en ongezond. En toch is topsport niet verboden, evenmin als ’therapeutisch’ medicijngebruik.

VIII. Hoe kan dit beleid worden verbeterd? Eerder dan de jacht op doping verder uit te breiden en topsport zelf op de dopinglijst te zetten, is het zaak de motor achter bovengenoemde

ontwikkelingen onder de loep te nemen. Deze motor is de kwantitatieve logica van de

hedendaagse topsport, waarin vooruitgang louter wordt gedefinieerd in termen van seconden en centimeters. Waarin de nadruk ligt op specialisatie (alles inzetten op de 100 meter). En waarin een gouden plak oneindig veel zwaarder weegt dan de gezondheid van sporters.

IX. Om topprestaties te kunnen blijven verbeteren, zullen sporters alleen maar meer gebruik maken van wetenschap en technologie. De gezondheid van de atleet dreigt daardoor nog sterker onder druk te komen staan. Sporters hebben alles over voor goud, inclusief gezondheid.

X. De belanghebbende partijen in de topsport, inclusief sportorganisaties, sponsoren, politiek, media en publiek, moeten zich serieus afvragen of het verantwoord is om van sporters nog meer gezondheid te vragen in ruil voor prestatieverbeteringen die met het blote oog nauwelijks nog zichtbaar zijn.

(12)
(13)

Stex-21LEVBII 13 Beantwoord vraag 13 tot en met 17 met behulp van de tekst "Topsport / Gezondheid in dienst van de gouden plak" (pagina 10 en 11).

13 Wat is volgens de schrijver de relatie tussen topsport en blessures?

A In de topsport wordt onvoldoende gelet op blessures.

B In de topsport zijn blessures heel normaal.

C Topsporters negeren blessures vaak.

D Topsporters vinden blessures niet erg.

14 In alinea VI staat: “Therapie wordt prestatiebevordering.” Wat bedoelt de schrijver daarmee?

A Topsporters gebruiken medicijnen om blessures te voorkomen.

B Topsporters gebruiken medicijnen om snel te genezen van blessures.

C Topsporters gebruiken medicijnen om zich te kunnen verbeteren.

15 In alinea VII praat de schrijver over een “dubbele moraal”. Wat bedoelt de schrijver daarmee?

A Doping is populair, maar sporters vinden hun gezondheid ook belangrijk.

B Stoffen zoals doping zijn verboden, maar topsport zelf is wel toegestaan.

C Topsport is ongezond, maar sporters blijven hun prestaties verbeteren.

D Topsporters zijn tegen doping, maar werken liever niet mee aan controles.

16 Wie moeten volgens de schrijver iets doen aan de prestatiedruk in de topsport?

A vooral de sporters zelf

B vooral de media en het publiek C vooral de wetenschap en technologie D iedereen die betrokken is bij topsport

17 Wat wil de schrijver vooral bereiken met de tekst?

A Hij wil lezers informeren over hoe vooruitgang in de topsport bereikt wordt.

B Hij wil lezers overhalen om geen sport op het hoogste niveau te beoefenen.

C Hij wil lezers overtuigen van het gevaar van de medicalisering van topsport.

D Hij wil lezers vermaken met kritische en originele denkbeelden over topsport.

(14)

Deze tekst komt uit een tijdschrift over psychologie.

Leeftijdsgenoten zijn belangrijk

Gelukkig hebben jongeren er zelf geen weet van dat de relaties die ze met elkaar onderhouden gevolgd worden door een grote schare wetenschappers. Zo weten we dat contact met leeftijdsgenoten bijdraagt aan de psychosociale ontwikkeling van kinderen en jongeren, aan het verwerven van cognitieve en emotionele vaardigheden en van communicatieve eigenschappen.

Vriendschap tijdens adolescentie

Jongeren zijn in het bijzonder voor elkaar van belang tijdens de adolescentie, de levensfase van

ongeveer veertien tot achttien jaar. Ze zijn dan elkaars oefenpartners in het leren omgaan met conflicten en beheersen van agressie, in het onderhouden van sociale relaties en leren vertrouwen op anderen, in het zich verplaatsen in de ander en rekening houden met elkaar. Tijdens deze periode wordt de

mogelijkheid tot verkenning als voorwaardelijk gezien voor de ontwikkeling van een stevige identiteit.

Vanwege alle veranderingen die zich in korte tijd voordoen, zou deze periode onvermijdelijk

crisisachtig van aard zijn. Jongeren zouden via conflicten en botsingen autonomie ten opzichte van hun ouders veroveren. Slaande deuren en ruzies over tijden van thuiskomen of over schoolprestaties. En ook ruzies om niks. In dit losmakingsproces van thuis, het vinden van een eigen identiteit en bepalen van een richting voor de toekomst, zijn leeftijdsgenoten belangrijk. De werelden tussen ouders en leeftijdsgenoten raken van elkaar gescheiden, vrienden en vriendinnen en later een partner nemen functies van ouders in het sociale netwerk over.

Veranderingen

Deze visie op adolescentie en de betekenis die jongeren dan voor elkaar hebben is inmiddels

gedeeltelijk herzien. Het crisiskarakter van deze periode lijkt voor de meeste jongeren mee te vallen, en het idee van één uniforme ontwikkeling naar volwassenheid is losgelaten. Er doen zich verschillen voor tussen jongens en meisjes, en tussen jongeren van verschillende sociale en culturele achtergronden.

Opgroeien is geen autonoom proces, maar vindt plaats in interactie met de maatschappelijke omgeving.

Juist in die omgeving hebben zich de afgelopen decennia ingrijpende veranderingen voorgedaan, die zich in snel tempo zullen blijven voordoen, met verschillende effecten voor diverse groepen jongeren. Ik noem enkele belangrijke veranderingen.

Afstemming

Allereerst is de jeugdfase door verlengde opleidingstrajecten langer geworden. Jongeren gaan langer naar school en velen volgen daarna een studie. Tegelijkertijd zijn de scheidslijnen tussen jongeren en volwassenen vager. Zoals volwassenen hun leven lang blijven leren en een aantal vrijheden behouden die voorheen alleen aan jongeren waren voorbehouden, zo vervullen jongeren nu allerlei taken, waarvan de meeste vroeger bij volwassenheid hoorden. Ze zijn niet alleen scholier of student, maar ook

werknemer, consument, partner, maatschappelijk en politiek actief burger. Hun totale school- en werkweek omvat doorgaans meer dan veertig uur. Het vergt planning en onderhandeling op

verschillende fronten om alles op elkaar af te stemmen, om zowel de vereiste cijfers en studiepunten te halen als een verantwoordelijke werknemer te zijn.

Zelf keuzes maken

Zelfsturing en autonomie zijn niet voorbehouden aan volwassenen, maar worden op steeds jongere leeftijd verwacht. Jongeren van nu moeten omgaan met meerdere, deels tegengestelde verwachtingen die in verschillende werelden gekoesterd worden, met nieuwe eisen die een voortdurend veranderende maatschappij aan hen stelt. Informatie zoeken en verwerken; uitdagingen aangaan en risico’s hanteren;

het maken van keuzes én keuzemogelijkheden openhouden. Verwacht wordt dat ze een eigen identiteit

ontwikkelen en tegelijkertijd flexibel en inzetbaar blijven in een wereld die in snel tempo verandert.

(15)

Stex-21LEVBII 15 Zelfstandigheid

Een derde belangrijke verandering heeft zich voltrokken in gezinsrelaties. Het accent is verschoven van

‘bevelshuishoudens’ naar gezinnen waarin onderhandeld wordt over regels en keuzes. Kinderen hebben bijvoorbeeld meer inbreng en zeggenschap gekregen. In plaats van dwang en gehoorzaamheid, zijn onderhandeling en overtuiging voor ouders de gangbare manier om met hun kinderen om te gaan. In overeenstemming met de maatschappelijke eisen die aan jongeren worden gesteld, ligt de nadruk in de opvoeding op zelfsturing, zelfstandigheid en eigen verantwoordelijkheid. Dit komt sterker voor in gezinnen van opgeleide ouders. Maar de meeste ouders en kinderen in Nederland kunnen goed met elkaar omgaan, en zijn ondanks verschillen van mening niet dagelijks in heftige ruzies en conflicten verwikkeld. En dit geldt ook voor ouders en kinderen in gezinssituaties die afwijken van het traditionele ouderlijk gezin.

Keuzevrijheid

Een vierde type verandering dat ik wil noemen is van sociale en demografische aard, zoals de afnemende invloed van sociale instituties en de verandering van de bevolkingssamenstelling. Het verdwijnen van vanzelfsprekende sociale verbanden via kerk, partij en verenigingsleven als bindmiddel van de samenleving betekent dat jongeren van nu primair zélf hun keuzes moeten maken en hun toekomst moeten bepalen. Het geeft meer keuzevrijheid, maar leidt ook tot keuzedwang, een bredere horizon, maar ook meer onzekerheid. Hoe moeten die keuzes gemaakt worden, wie en wat bieden daarin houvast?

We kunnen stellen dat de omgeving waarin jongeren opgroeien, ingrijpend veranderd is wanneer we dit

vergelijken met de voorgaande generatie. Jongeren van nu vervullen verschillende rollen en zijn actief

in het hier en nu bezig. Leeftijdsgenoten hebben steeds meer een centrale rol in de sociale netwerken

van jongeren en in de ontwikkeling naar volwassenheid.

(16)
(17)

Stex-21LEVBII 17 Beantwoord vraag 18 tot en met 22 met behulp van de tekst "Leeftijdsgenoten zijn belangrijk" (pagina 14 en 15).

18 Waarom is het belangrijk dat jongeren tussen de veertien en achttien jaar contact hebben met leeftijdsgenoten, volgens de tekst?

A omdat leeftijdsgenoten ervoor zorgen dat ouders en jongeren verbonden blijven B omdat leeftijdsgenoten inzicht kunnen geven in verschillende culturele achtergronden C omdat leeftijdsgenoten jongeren kunnen helpen in deze crisisachtige levensfase D omdat leeftijdsgenoten juist dan bijdragen aan de sociale ontwikkeling van jongeren

19 Welke visie op adolescentie is inmiddels gedateerd, volgens de schrijver?

A dat jongens en meisjes zich op verschillende manieren ontwikkelen tijdens deze fase B dat jongeren een problematische fase doorlopen waarin ze zich afscheiden van ouders C dat jongeren tijdens deze fase leren omgaan met conflicten en vormen van agressie D dat ouders geen rol kunnen spelen bij het bepalen van de identiteit van jongeren

20 Waarom worden de grenzen tussen jongeren en volwassenen vager, volgens de tekst?

A Jongeren van nu vertonen meer volwassen gedrag dan vroeger.

B Jongeren van nu vervullen meer verschillende rollen dan vroeger.

C Jongeren van nu zitten aanzienlijk langer op school dan vroeger.

21 Welke belangrijke verandering heeft er in gezinsrelaties plaatsgevonden, volgens de tekst?

A Kinderen kunnen hun ouders sneller overtuigen van hun keuzes.

B Kinderen kunnen meer met ouders overleggen over plannen en regels.

C Kinderen zijn beter in staat hun eigen verantwoordelijkheid te nemen.

22 Welke conclusie trekt de schrijver aan het einde de tekst?

A De wereld van nu is veel complexer voor jongeren dan die van vroeger.

B Het is niet goed dat jongeren al zo jong zoveel keuzes moeten maken.

C Jongeren hebben elkaar nodig om volwassen te kunnen worden.

(18)

Deze tekst is voor studenten die geïnteresseerd zijn in een opleiding aan de ArtEZ Hogeschool.

Bachelor Fine Art

Binnen onze pluriforme samenleving verbindt autonome beeldende kunst zich met het leven via terreinen als wetenschap, religie en onderwijs. Beeldend kunstenaars werken tegenwoordig in een interdisciplinaire beroepspraktijk waarin grenzen tussen kunst, economie, media, cultuur, techniek en maatschappij

voortdurend verschuiven. Zij zijn vaak ook actief als adviseur, ontwerper, organisator, architect, documentairemaker, curator, decorbouwer of theatermaker.

De bachelor Fine Art leert studenten een houding te ontwikkelen waarmee ze als kunstenaar een

zelfstandige positie kunnen innemen in de samenleving. Het gaat ArtEZ niet alleen om

vormgeving, maar ook om inhoud en betekenis, niet alleen om het experiment maar ook om

maatschappelijke betrokkenheid. Studenten maken zowel grondig kennis met traditionele technieken - schilderen, ruimtelijk werken, fotografie - als met nieuwere uitingsvormen als performance,

documentaire en social engineering. Doel is dat studenten een gefundeerde keuze leren maken: hoe kunnen ze hun talent optimaal aanspreken?

Vooraanstaande kunstenaars en theoretici begeleiden hen op individueel niveau en tijdens groepslessen.

Fine Art kent drie opleidingslocaties die elk een samenhangende visie op beeldende kunst, kunstenaarschap en kunstonderwijs uitdragen.

Tezamen bieden Enschede, Zwolle en Arnhem een waaier van specialisaties aan. Er wordt intensief en structureel samengewerkt. ArtEZ onderhoudt warme contacten met het werkveld en alumni, wat resulteert in een kritische reflectie op de organisatie en inhoud van alle onderwijsprogramma's. Via het

Erasmusprogramma kunnen studenten van de faculteit aan buitenlandse academies studeren.

Omgekeerd ontvangt Fine Art internationale studenten. Ook bestaan er samenwerkingsprojecten en uitwisselingen in Europa en China.

Wat leer je tijdens de studie?

Centraal staat je ontwikkeling tot zelfstandig beeldend kunstenaar. Vakdocenten en andere deskundigen uit de beroepspraktijk begeleiden je bij dit proces. Je volgt praktijkvakken en theorievakken:

filosofie, kunstgeschiedenis en kunstbeschouwing. Je leert omgaan met verschillende benaderingen, technieken, materialen en de toepassing van nieuwe media. Workshops, technische instructielessen, excursies, stages, uitwisselingsprojecten met buitenlandse academies en andere intensieve kennismakingen met het werkveld vergroten je vaardigheden. Je leert kritisch te kijken, te denken en met inzicht te spreken over je eigen werk. Je

formuleert je eigen opdrachten en weet deze via onderzoek om te zetten in een beeldend resultaat.

Er zijn goed geoutilleerde werkplaatsen voor keramiek, grafiek, hout, metaal, kunststof, verfspuiterij, fotografie, zeefdrukkerij, computer, drukkerij/printshop. Fine Art biedt veel ruimte voor individuele specialisaties in de loop van je studie, zoals beeldhouwen, ruimtelijk werken, schilderen, tekenen, grafiek, fotografie, video, installaties, keramiek en nieuwe media.

Als je je studie afsluit, kun je op overtuigende wijze je persoonlijke visie of maatschappelijke

betrokkenheid verbeelden. Je kunt reflecteren op de betekenis van je werk en weet het te plaatsen binnen de context van de hedendaagse kunst.

Welke locatie kies je?

Fine Art wordt aangeboden in Arnhem, Enschede en Zwolle. Elke locatie legt andere accenten en heeft een eigen afstudeerprofiel. In Zwolle is dat reflectie en theorie, in Enschede experiment en

internationalisering en in Arnhem zelfstandig ondernemerschap. De samenstelling van de

verschillende docententeams is daarop afgestemd. In Enschede en Zwolle is het eerste halfjaar voor alle bachelorstudenten Art & Design gemeenschappelijk.

Vanaf het tweede halfjaar kies je op die locaties voor Fine Art of voor een vormgevingsopleiding. In Arnhem start je direct met de opleiding Fine Art. Ook de deeltijdstudie in Enschede start direct met Fine Art. Uitgebreide informatie over de locaties staat op www.artez.nl/beeldendekunst. Daar vind je ook de verschillende onderwijsprogramma's.

Wat doe je na de opleiding?

Je kunt aan het werk als zelfstandig beeldend kunstenaar met een eigen beroepspraktijk voor autonoom werk en/of werk in opdracht. Kunstenaars werken steeds vaker samen met planologen,

architecten of wetenschappers. De maatschappelijke erkenning voor de onverwachte invalshoek die kunstenaars in hun benadering weten te kiezen, wint aan terrein. Na je bacheloropleiding kan je ook verder studeren aan een (internationale) masteropleiding.

(19)

Stex-21LEVBII 19 Beantwoord vraag 23 tot en met 26 met behulp van de tekst "Bachelor Fine Art" (pagina 18).

23 Waar ligt de nadruk op tijdens de bachelor Fine Art?

A op het leren benutten van je mogelijkheden als kunstenaar B op het leren omgaan met moderne uitingsvormen

C op het zowel individueel als in een groep kunst leren maken

24 Niels wil voltijd gaan studeren aan ArtEZ Hogeschool. Hij weet nog niet welke opleiding van Art & Design hij wil volgen. Dat wil hij ontdekken in het eerste halfjaar. Voor welke locatie(s) kan hij het beste kiezen?

A alleen voor Arnhem B alleen voor Enschede C voor Arnhem of Zwolle D voor Enschede of Zwolle

25 Wat is waar over ArtEZ Hogeschool?

A Bij ArtEZ Hogeschool is een buitenlandstage deel van het programma.

B Bij ArtEZ Hogeschool is er betrokkenheid vanuit het werkveld.

C Bij ArtEZ Hogeschool ligt de nadruk op reflectie en theorie.

26 Wat zegt de tekst over de kunstenaar van nu?

A De kunstenaar van nu beschikt steeds vaker over een master.

B De kunstenaar van nu krijgt meer erkenning dan die van vroeger.

C De kunstenaar van nu maakt alleen nog werk in opdracht.

(20)

COACH

Deze tekst gaat over introductieprogramma’s van nieuwe medewerkers in bedrijven.

Het gebeurt niet zelden dat je je als nieuwe medewerker helemaal zelf moet inwerken. Dat is geen lekker begin van je loopbaan. Maar steeds meer bedrijven ontwikkelen een

‘inburgeringscursus’. Een persoonlijke mentor wijst je de weg.

Joost Ardts deed promotie-onderzoek naar het inwerkbeleid van bedrijven voor nieuwe werknemers. ‘De introductie van nieuwe

werknemers is zowel een verantwoordelijkheid van de werkgever als van de werknemer. Nieuwelingen willen juist graag de organisatie leren kennen, maar krijgen daar van de werkgever vaak te weinig ruimte voor. Ze worden in het begin strak aan het handje gehouden, ze krijgen geen ruimte om zelf

initiatieven te nemen of ze krijgen juist veel ruimte, het zogenoemde beleid van zwemmen of verzuipen.

Personeel dat net met een baan is begonnen, moet de ruimte krijgen om zichzelf te oriënteren, dat daagt uit en versterkt innovatief gedrag‘. Ardts’

onderzoek “Een goed begin is het halve werk”, toont aan dat een mentor, coach of ervaren collega als onderdeel van een introductieprogramma erg belangrijk is voor de ontwikkeling van nieuwe werknemers. Mentoring wordt in Engeland en de Verenigde Staten al geruime tijd ingezet als

loopbaaninstrument, met positieve resultaten. Het is een vorm van ondersteuning waarbij een meer ervaren persoon, de mentor, een minder ervaren persoon begeleidt. Werknemers gaan daardoor beter functioneren en hebben meer zelfvertrouwen.

Niet gek dus, dat Nederlandse bedrijven dat soort projecten overnemen.

Voorbeelden

Een uitkomst, noemt Marjanneke Wiegerinck (24) het inwerkproject van haar werkgever, de gemeente Haarlemmermeer. Sinds oktober is ze daar

inspecteur voor milieuvergunningen. Haar opleiding Tropisch Landgebruik sloot niet helemaal aan op deze functie en ook andere nieuwe inspecteurs hadden niet de gewenste achtergrond. Daarom organiseerde de gemeente Haarlemmermeer met een extern bureau een soort ‘klasje’: een uitgebreid intern werk- en leertraject van vier maanden, gericht op het vak.

Zittende medewerkers geven les en dragen hun expertise over. ‘Het klasje kon je de eerste week wel vergelijken met een schoolklas. Toen kregen we in een zaal vooral theorie. De tweede week liepen we al mee in de praktijk. We bespraken veel cases en dossiers die op dat moment liepen en keken rond bij alle afdelingen, zodat we wisten wat er speelde binnen onze gemeente. Ook kregen we een eigen werkplek, waar we vanaf het begin al aan het werk werden gezet. Meteen grip op de praktijk dus.’

De interne opleiding is onderdeel van een Persoonlijk Ontwikkelings Plan-traject (POP), dat nieuw is voor de ambtenaren van de gemeente Haarlemmermeer.

In reguliere functionerings- en

beoordelingsgesprekken maak je afspraken voor het komende jaar, POP kijkt verder in de toekomst. Eens in de drie jaar wordt bekeken hoe het met de

interesses, ambities en opleidingen van de ambtenaren staat.

Een mentor is niet steeds aanwezig. ‘Je kunt het vergelijken met de middelbare school. Daar kon je bij problemen ook terecht bij een mentor. Als alles goed gaat, spreek je die haast nooit. In mijn geval gaat het best lekker, dus ik heb nog niet zo veel met hem te maken gehad.’ Wel krijgt ze twee functionerings- gesprekken met haar leidinggevende in de eerste vijf maanden en tussendoor veel terugkoppeling van de werkbegeleider en teambegeleider.

Marjanneke: ‘Ik vind het een prettige manier om ergens te beginnen. Ik heb wel contact met mijn collega’s, maar zit ik ergens mee of weet ik iets niet, dan ga ik naar de mentor van het externe opleidings- bureau. Met een universitaire opleiding ben je niet geschoold voor een specifieke functie. In het klasje leer ik het vak en tegelijk het bedrijf kennen. Begeleid en opgeleid dus. Met deze manier van instromen heeft iedereen iets aan je, zonder dat je mensen hindert.’

Bij IBM kom je als afgestudeerde in een inwerktraject van maar liefst twee jaar. In die tijd volg je cursussen en krijg je de gelegenheid verschillende functies te vervullen. Zo kom je erachter welke rol je het beste ligt. Daarbij word je ondersteund door een mentor.

Remco van Blitterswijk (27) heeft zijn inwerkperiode net afgerond. ‘In een groot bedrijf als IBM kun je verschillende rollen vervullen. In overleg met een personal development manager (PDM) wordt een traject uitgezet. Zo wissel je steeds van rol, heel dynamisch. De begeleiding is individueel. Er wordt steeds gekeken wat je op lange en korte termijn wilt bereiken. En of de rol brengt wat je ervan had verwacht.’

(21)

Stex-21LEVBII 21 Met de PDM ontstaat een hechte band. ‘Ze

begeleiden meerdere collega’s, maar toch heb je het gevoel dat er iemand speciaal voor mij is in het bedrijf. Dat vind ik prettig. Ook is er een soort informele mentoring: de groep mensen met wie ik hier begon is uitgegroeid tot een vriendenclub.

Regelmatig gaan we wat drinken. Iedereen zit in dezelfde fase van z’n carrière en daardoor kun je veel ervaringen en kennis uitwisselen. Deze groep is de basis van mijn netwerk bij IBM. Via via leer ik steeds meer mensen kennen op andere afdelingen.

Want dat hoort natuurlijk ook bij je inburgering in het bedrijf. Niet alleen het werk, maar ook de cultuur van het bedrijf en de mensen. Elk bedrijf heeft zo z’n geschreven en ongeschreven regels.’

(22)
(23)

Stex-21LEVBII 23 Beantwoord vraag 27 tot en met 31 met behulp van de tekst "Coach" (pagina 20 en 21).

27 Joost Ardts heeft onderzoek gedaan naar het inwerkbeleid van bedrijven. Wat is aan te bevelen bij nieuwe medewerkers in een organisatie?

A Ze moeten ondersteund worden door iemand met ervaring.

B Ze moeten zelfstandig werken om vernieuwend te kunnen zijn.

C Ze moeten zich oriënteren en hun eigen werk organiseren.

28 Wat is de functie van een Persoonlijk Ontwikkelings Plan-traject (POP)?

A bekijken of het goed gaat met je eigen loopbaan B het volgen van de juiste opleidingen

C plannen maken voor het komende jaar

29 Wiegerinck vindt een coach niet alleen positief voor nieuwe werknemers, maar ook voor hun collega’s. Wat zijn de voordelen voor de collega’s?

A De collega’s hebben meer tijd voor contact met de nieuwe werknemers.

B De collega’s hoeven de nieuwe werknemers niet meer op te leiden.

C De collega’s worden niet gestoord door de nieuwe werknemers.

30 Wat doet een mentor?

A de nieuwe werknemer individueel begeleiden B de nieuwe werknemer opleiden

C een persoonlijk traject maken voor de nieuwe werknemer D functioneringsgesprekken voeren met de nieuwe werknemer

31 Wat illustreren de voorbeelden van Wiegerinck en van Van Blitterswijk?

A dat er goede en slechte manieren van begeleiding van nieuwe werknemers zijn B dat nieuwe werknemers niet meteen zelfstandig kunnen functioneren

C dat opleiding en beroep vaak niet op elkaar aansluiten

D wat de voordelen van introductieprogramma’s voor nieuwe werknemers zijn

(24)

Deze tekst gaat over het lidmaatschap van de Bibliotheek Eindhoven. Lees eerst de vraag. Zoek het antwoord in de tekst.

Algemene voorwaarden Lidmaatschap de Bibliotheek Eindhoven

Door lid te worden verklaart u akkoord te gaan met de voorwaarden van de Bibliotheek Eindhoven.

1. Lid worden

Abonnementsovereenkomsten worden aangegaan voor een vastgestelde termijn van één jaar (12 maanden). Uitzondering hierop is het Brabantlidmaatschap. Hierbij kan men een lidmaatschap bij de Bibliotheek Eindhoven combineren met een reeds bestaand lidmaatschap bij een andere bibliotheek in Brabant. De duur van het Brabantlidmaatschap is gekoppeld aan de vervaldatum van het

abonnement bij de bibliotheek waarvan men daarvoor al lid was.

In het eerste lidmaatschapsjaar is opzeggen niet mogelijk. Na het eerste jaar kunt u maandelijks het abonnement opzeggen.

Leden die de bibliotheek hebben gemachtigd en dus via automatische incasso betalen, dienen zorg te dragen voor voldoende saldo op de bankrekening.

Wanneer u heeft gekozen voor betaling per maand heeft u tevens ingestemd met maandelijkse incasso. Hiermee machtigt u Stichting Openbare Bibliotheek Eindhoven om doorlopende incasso- opdrachten te sturen naar uw bank om jaarlijks of maandelijks een bedrag van uw rekening af te schrijven voor de betaling van uw abonnement. Dit zal rond de 27e dag van de maand plaatsvinden.

Indien de abonnementhouder het niet eens is met de afschrijving kan de abonnementhouder dit door de eigen bank ongedaan laten maken.

Wanneer u heeft gekozen voor een jaarabonnement moeten de abonnementsgelden na het eerste verzoek voor of op de verlengingsdatum van het abonnement betaald worden. In geval van niet of niet tijdig betalen worden de kosten voor het versturen van betalingsherinneringen bij de lener in rekening gebracht.

U ontvangt uw persoonlijke lenerspas op vertoon van een geldig legitimatiebewijs. Als geldig legitimatiebewijs worden de volgende documenten geaccepteerd: paspoort, rijbewijs, gemeentelijke identiteitskaart. Wij kunnen u vragen om een recent adresbewijs te tonen.

Na ontvangst van de betaling door de bibliotheek wordt het lidmaatschap automatisch verlengd, zonder verstrekking van een nieuwe lenerspas. Voor jeugdleden: verlenging van het lidmaatschap van leden die niet gehouden zijn tot betaling, geschiedt eveneens zonder verstrekking van een nieuwe lenerspas.

De tarieven worden jaarlijks vastgesteld.

Meld verlies of diefstal van de lenerspas zo snel mogelijk; dit voorkomt misbruik van uw pas. Tot dat moment bent u, als eigenaar van de pas, aansprakelijk. U kunt tegen betaling een vervangende lenerspas kopen.

(25)

Stex-21LEVBII 25 2. Lenen

Leentermijnen en -tarieven vindt u in de informatiefolder en op www.bibliotheekeindhoven.nl.

U kunt met uw pas in alle vestigingen van de Bibliotheek Eindhoven lenen.

Overtuig u van de goede staat en volledigheid van de materialen voorafgaand aan het lenen. U bent verantwoordelijk voor alle materialen die met uw lenerspas zijn geleend.

3. Terugbezorgen

In alle vestigingen van de Bibliotheek Eindhoven kunt u uw geleende materialen terugbezorgen. Bij te laat inleveren betaalt u het vervolgtarief. Gebeurt dit niet binnen twee maanden dan volgt daarnaast een extra rekening.

U bent aansprakelijk voor alle kosten die de bibliotheek maakt wegens het niet of te laat

terugbezorgen of reparatie van geleende titels/bijlagen. Hiervoor ontvangt u een rekening verhoogd met administratiekosten. Voor onherstelbaar beschadigde of verloren geraakte materialen wordt aan de lener de vervangingswaarde in rekening gebracht (100% van de nieuwwaarde).

Bij het niet voldoen van rekeningen wordt een incassobureau ingeschakeld. De kosten komen voor uw rekening.

Bij het niet voldoen van rekeningen wordt de lenerspas geblokkeerd.

4. Beëindiging van het lidmaatschap

Het lidmaatschap eindigt bij het overlijden van de lener.

Het lidmaatschap eindigt bij uitsluiting van toegang en/of uitlening conform dit reglement door of namens de bibliotheek.

Het lidmaatschap eindigt bij opzegging door de lener. Opzegging is na 12 maanden op elk moment mogelijk, met inachtneming van een opzegtermijn van één maand (te rekenen vanaf de dag van opzegging). Opzegging kan geschieden op de manier waarop het abonnement is aangegaan. De bibliotheek kan bij opzegging een geldig legitimatiebewijs verlangen. De opzegging kan alleen geëffectueerd worden indien de lener alle door hem geleende/in zijn bezit zijnde media ingeleverd heeft en alle betalingsverplichtingen van de lener jegens de bibliotheek zijn voldaan.

In het eerste jaar van lidmaatschap geldt dat u kunt opzeggen per de vervaldatum. Na dit eerste jaar wordt het abonnement omgezet in een abonnement voor onbepaalde tijd en geldt een opzegtermijn van één maand. Het Brabantlidmaatschap stopt automatisch na een jaar of eerder als het

lidmaatschap van de bibliotheek waarvan men al lid is stopt. Tussentijdse opzegging gedurende de eerste contractperiode van één jaar is wettelijk niet toegestaan; er wordt in dit geval dan ook geen restitutie van abonnementsgelden verleend.

Het lidmaatschap eindigt door uitschrijving door de bibliotheek indien de lener zijn

(betalings)verplichtingen genoemd in dit reglement gedurende meer dan 3 maanden niet is

nagekomen. Deze uitschrijving wordt opgeheven wanneer alsnog teruggave van de geleende media en/of volledige betaling van de verschuldigde vergoedingen, boetes en kosten heeft plaatsgevonden.

(26)

5. Privacystatement

De Bibliotheek Eindhoven legt persoonsgegevens vast ten behoeve van de leenadministratie, de

aflevering van producten en diensten en de communicatie met gebruikers over activiteiten, producten en diensten van de bibliotheek.

De Bibliotheek Eindhoven is verantwoordelijk voor de bescherming van de persoonsgegevens van haar leners, volgens de regels en voorwaarden zoals gesteld in de Wet Bescherming Persoonsgegevens.

Leners hebben het recht de over hen opgenomen gegevens in te zien, te (laten) verbeteren, aan te vullen of te verwijderen.

De Bibliotheek Eindhoven gebruikt de persoonsgegevens niet voor doeleinden die hiermee niet te verenigen zijn en staat deze niet af aan derden. Daarop kan een uitzondering worden gemaakt op grond van wettelijke bevoegdheden van politie en justitie tot het vorderen van identificerende en/of

gebruiksgegevens in het kader van de voorkoming, opsporing en vervolging van strafbare feiten.

6. Wijziging en intrekking van deze algemene voorwaarden

Alleen de nieuwste versie van (delen van) het reglement is van toepassing; de bibliotheek behoudt zich het recht op tussentijdse wijzigingen voor. Alle voorgaande (delen van) versies vervallen met het in werking treden van een nieuwe versie.

Ingrijpende wijzigingen zijn wijzigingen die veranderingen betreffen van meer dan 30% in de

abonnementsgelden, tarieven, te lenen aantallen media, boetes alsmede alle andere wijzigingen die als ingrijpend door de bibliotheek worden aangemerkt én worden bekendgemaakt conform lid 3. Alle andere wijzigingen zijn niet ingrijpende wijzigingen.

Ingrijpende wijzigingen en/of intrekking van het reglement worden tenminste één maand voor de datum van inwerkingtreding van de wijziging c.q. de intrekking van dit reglement aangekondigd door dit (zichtbaar) in de bibliotheek en op haar website bekend te maken.

Ingrijpende wijzigingen gelden vanaf één maand na de datum van aankondiging van de wijziging.

Niet ingrijpende wijzigingen worden periodiek geactualiseerd en (zichtbaar) kenbaar gemaakt in de bibliotheek en op haar website en gelden per direct.

(27)

Stex-21LEVBII 27 7. Overig

De bibliotheek is voor iedereen vrij toegankelijk. Om uw bezoek prettig te laten verlopen hanteren wij huisregels. Bij overtreding van deze huisregels kan de lener het gebruik van de bibliotheek worden ontzegd.

Alle materialen worden uitsluitend voor particulier gebruik uitgeleend. Zoals bepaald in de Auteurswet is het verboden om van geleende materialen opnamen of kopieën te maken of deze in het openbaar te vertonen. De aansprakelijkheid berust bij de lener.

De bibliotheek is niet aansprakelijk voor schade aan apparatuur voortkomend uit het gebruik van bibliotheekmaterialen.

De administratie van de bibliotheek is de basis waarop het in gebreke blijven van de klant wordt bepaald.

Wanneer u van de Bibliotheek Eindhoven een factuur ontvangt wordt er altijd 3 euro aan administratiekosten in rekening gebracht.

De directie kan de bibliotheek geheel of gedeeltelijk sluiten op van tevoren bekend te maken dagen en uren, afwijkend van de vastgestelde openingstijden.

Wijzigingen in deze voorwaarden en prijs zijn voorbehouden.

In alle gevallen waarin de voorwaarden niet voorzien beslist de directeur of degene die hem vervangt, onverminderd het bepaalde in de wet.

(28)
(29)

Stex-21LEVBII 29 Beantwoord vraag 32 tot en met 36 met behulp van de tekst "Algemene voorwaarden Lidmaatschap de Bibliotheek Eindhoven" (pagina 24 t/m 27). Lees eerst de vraag. Zoek het antwoord in de tekst.

32 David is zijn lenerspas verloren. Wat moet hij doen om een nieuwe pas te krijgen?

A Hij dient melding te maken van zijn verloren pas en een nieuwe pas te betalen.

B Hij hoeft alleen zijn identiteitskaart te laten zien en eventueel een adresbewijs.

C Hij krijgt een nieuwe pas wanneer zijn lidmaatschap automatisch wordt verlengd.

33 Jan-Jaap heeft een boek geleend. Het boek is licht beschadigd geraakt. Wat moet hij doen?

A betalen voor het herstelwerk en de administratiekosten B een exemplaar van het boek vergoeden aan de bibliotheek C een nieuw boek aanschaffen en administratiekosten betalen D het vaste tarief voor beschadigde materialen betalen

34 De dvd-speler van Elias is beschadigd geraakt door een defecte dvd van de bibliotheek. Elias wil weten of hij de schade kan verhalen op de bibliotheek. Waar kan hij deze informatie vinden?

A onder kopje 2 B onder kopje 3 C onder kopje 6 D onder kopje 7

35 De bibliotheek wil een kleine wijziging doorvoeren in de algemene voorwaarden. Mag dat?

A Ja, dat mag als de wijziging minimaal één maand van tevoren bekend wordt gemaakt.

B Ja, de bibliotheek mag kleine aanpassingen doen die de oude regelgeving vervangen.

C Ja, maar alleen als de wijziging geen betrekking heeft op abonnementsgeld of tarieven.

D Nee, alleen de versie van het reglement die leden ondertekend hebben is van toepassing.

36 Waarom is deze tekst geschreven?

A om de lezer ervan te overtuigen dat lid worden van de bibliotheek nuttig is B om de lezer te activeren om lid te worden van de Bibliotheek Eindhoven C om de lezer te helpen bij de keuze of hij lid van de bibliotheek moet worden D om de lezer te informeren over lidmaatschap bij de Bibliotheek Eindhoven

(30)
(31)

Stex-21LEVBII 31

(32)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Specifiek onderzoek naar de noden van ouders met betrekking tot ondersteuning bij het omgaan met suïcidale kinderen is er tot op heden niet in Vlaanderen, maar algemeen onderzoek

De opzegging kan alleen geëffectueerd worden indien de lener alle door hem geleende/in zijn bezit zijnde media ingeleverd heeft en alle betalingsverplichtingen van de lener jegens

Voor minderjarigen: zodra je weer op school komt, neem je een briefje mee met daarop naam, klas, datum, uur en reden van verzuim en dit briefje moet ondertekend zijn door je

Vragen die de structuur van argumentatie betreffen, vallen meer in de smaak: 91% vindt het aandeel van deze vragen goed of ziet zelfs graag meer van dit soort vragen; 5% vindt dat

Voor het bekijken van deze extra informatie krijgt u steeds vijf seconden de tijd.. Een pieptoon geeft aan dat u moet beginnen met

Maak in een pauze van 25 seconden de opgave bij dit stukje tekst én lees de volgende opgave.. • Het stukje tekst mag slechts één keer

In deze tekst uit een studieboek kunt u lezen hoe temperatuur, luchtsnelheid en vochtigheid van invloed kunnen zijn op werkomstandigheden en hoe mensen zich daaraan kunnen

De verplichte bijeenroeping van de algemene vergadering: beoordeling en afweging ten opzichte van andere actiemiddelen.. Het vraagrecht