• No results found

Target CI. Aanpasgids CI AdvancedBionics.com Advanced Bionics LLC. Alle rechten voorbehouden.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Target CI. Aanpasgids CI AdvancedBionics.com Advanced Bionics LLC. Alle rechten voorbehouden."

Copied!
49
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Target CI Aanpasgids CI-6057-001

Advanced Bionics LLC 28515 Westinghouse Place Valencia, Californië, 91355 VS

+1 661 362 1400

Advanced Bionics GmbH Feodor-Lynen-Strasse 35 D-30625 Hannover +49 511 5248 7522

AdvancedBionics.com

029-M826-07 Rev B 2020-11-02

© 2021 Advanced Bionics LLC. Alle rechten voorbehouden.

2021

(2)

2

Inhoud

Inleidende informatie ... 5

Bedoeling van deze aanpasgids ... 5

Beoogd gebruiksdoel ... 5

Beoogde gebruikers ... 5

Indicaties voor gebruik ... 5

Contra-indicaties... 6

Waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen ... 6

Contact ... 7

Productbeschrijving ... 7

Klinische voordelen ... 7

Overzicht van veiligheid en klinische prestaties ... 7

Deel 1: Software-installatie en overzicht ... 8

Over Target CI ... 8

Systeemvereisten ... 8

Verwachte levensduur ... 8

Productcompatibiliteit ... 8

Compatibiliteit met database ... 9

Over het Target CI verbeteringsprogramma ... 10

Target CI softwarelay-out ... 10

Cliënten en sessies ... 10

Demo en tools ... 10

Setup ... 10

Werken met cliënten en sessies ... 11

Een patiënt toevoegen ... 11

Patiënten beheren ... 12

Sessies beheren ... 12

Werken met een sessie ... 12

Een aanpassessie starten ... 13

Structuur en navigatie ... 13

Verbinding met hoortoestellen ... 14

Verbinding maken met hoortoestellen ... 15

Instellingen selecteren ... 16

Deel 2: Cochleair implantaat aanpassen ... 17

Algemeen overzicht aanpassessie ... 17

Stappen van de sessie ... 17

Werken met de cliënt ... 18

(3)

3

Details ... 19

Implantaten ... 19

Geavanceerde implantaatparameters ... 19

Impedanties meten en beheren ... 20

Neural Response Imaging (NRI) meten en beheren ... 21

Met instrumenten werken ... 23

Selecteer het hoortoestel ... 23

Akoestische parameters beheren ... 23

Accessoires beheren... 23

Aanpassingsworkflow cochleair implantaat ... 24

Mapping ... 24

Bilaterale Mapping ... 27

Fijnafstelling ... 28

Programma-instellingen voor kinderen ... 31

DataLogging ... 31

Toestelopties ... 32

De sessie beëindigen ... 33

Sessie opslaan... 33

Schatting batterijduur uitvoeren ... 33

Sessie opslaan en sluiten ... 33

Werken met akoestische oorhaak ... 34

Akoestische parameters ... 34

Audiogramgegevens ... 34

Optionele cliëntgegevens ... 34

Akoestische oorhaak aanpassen met output in akoestische modus ... 35

Feedback en Real Ear Test... 35

AudiogramDirect ... 35

Algemene afstelling ... 36

Overwegingen voor mapping in akoestische modus ... 37

Stimulatieopties in akoestische modus ... 37

Fijnafstelling in akoestische modus ... 37

Deel 3: Hoortoestellen aanpassen ... 39

Werken met de cliënt ... 39

Audiogramgegevens ... 39

Real Ear to Coupler Difference (RECD) ... 39

Real Ear Unaided Gain (REUG) ... 39

Met instrumenten werken ... 40

Selecteer het hoortoestel ... 40

(4)

4

De hoortoestellen verbinden ... 40

Akoestische parameters ... 41

Accessoires beheren... 41

Hoortoestellen aanpassen ... 41

Feedback en Real Ear Test... 41

AudiogramDirect ... 42

Algemene afstelling ... 43

Fijnafstelling ... 44

DataLogging ... 47

Toestelopties ... 47

De aanpassessie beëindigen ... 47

Overwegingen bij een bimodale aanpassing ... 47

Compatibiliteit ... 47

Verbinding maken met bimodale toestellen ... 47

Bimodale aanpassingsworkflow ... 47

Voorbereiden op toekomstige bimodale aanpassing wanneer het hoortoestel niet aanwezig is ... 48

UITLEG VAN SYMBOLEN: ... 49

(5)

5

Inleidende informatie

Bedoeling van deze aanpasgids

Deze gids is ontwikkeld om CI-professionals te ondersteunen bij het correcte gebruik van de Target CI aanpassoftware.

Lees alle aanwijzingen zorgvuldig door voordat u het product gebruikt. Bekijk alle waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen die in deze gebruiksaanwijzing staan vermeld.

Beoogd gebruiksdoel

De Target CI aanpassoftware is een accessoire van een auditief actief implantaatsysteem: het

HiResolution™ Bionic Ear systeem. Het HiResolution Bionic Ear systeem is bedoeld om het gehoor te verbeteren via elektrische stimulatie van de gehoorzenuw voor personen met ernstig tot zeer ernstig bilateraal of eenzijdig gehoorverlies. Ernstig gehoorverlies wordt gedefinieerd als audiometrische

drempelwaarden hoger dan of gelijk aan 70 dB HL, maar lager dan 90 dB HL. Zeer ernstig gehoorverlies wordt gedefinieerd als audiometrische drempelwaarden hoger dan of gelijk aan 90 dB HL. De externe componenten werken samen met het implantaat van het HiResolution Bionic Ear systeem om het beschadigde deel van het binnenoor te omzeilen en zetten geluiden die worden opgevangen door de microfoon of gestreamd worden via draadloze communicatie om in elektrische signalen die door het cochleair implantaat worden gebruikt om horen mogelijk te maken.

De Target CI aanpassoftware van Advanced Bionics is bedoeld voor gebruik door gekwalificeerde

hoorprofessionals om compatibele spraakprocessors te configureren, programmeren en aan te passen aan de behoeften van de patiënt. De software wordt niet gebruikt door de CI-gebruiker en er is geen minimaal of maximaal aantal keer dat de software gebruikt mag worden.

Deze gids geeft een inleiding en een overzicht van de aanpassing van cochleaire implantaten met Target CI.

Beoogde gebruikers

De beoogde gebruikers van de Target CI aanpassoftware zijn hoorzorgprofessional die opgeleid zijn in het gebruik en programmeren van cochleaire implantaatsystemen. Hoorzorgprofessionals dienen de Target CI gebruikshandleiding te raadplegen, die is meegeleverd met de software-installatie, voordat Target CI de eerste keer gebruikt wordt.

Target CI mag geïnstalleerd worden door hoorzorgprofessionals of professionals op het gebied van informatietechnologie (IT).

Indicaties voor gebruik

De Target CI aanpassoftware is een onderdeel van het HiResolution Bionic Ear systeem, dat is bedoeld om het gehoor van mensen met een ernstig tot zeer ernstig sensorineuraal gehoorverlies zo goed mogelijk te herstellen door middel van elektrische stimulatie van de gehoorzenuw.

Volwassenen

• 18 jaar of ouder.

• Ernstig tot zeer ernstig bilateraal sensorineuraal gehoorverlies of ernstig tot zeer ernstig unilateraal gehoorverlies.

• Postlinguaal begin van ernstig tot zeer ernstig gehoorverlies.

• Beperkte winst met goed ingestelde hoortoestellen, d.w.z. bij een score van 50% of minder voor een open-zinsherkenningstest (HINT-zinnen).

(6)

6 Kinderen

• 12 maanden tot 17 jaar oud.

• Ernstige tot zeer ernstige bilaterale sensorineurale doofheid of ernstig tot zeer ernstig unilateraal gehoorverlies.

• Gebruik van goed aangepaste hoortoestellen gedurende minimaal 6 maanden bij kinderen tussen 2 en 17 jaar, of gedurende minimaal 3 maanden bij kinderen tussen 12 en 23 maanden oud. De minimale duur van het hoortoestelgebruik vervalt als röntgenfoto's ossificatie van de cochlea aantonen.

• Weinig tot geen profijt van goed ingestelde hoortoestellen. Bij jonge kinderen (4 jaar of jonger) wordt 'geen profijt' gedefinieerd als het niet kunnen behalen van de benodigde

ontwikkelingsstappen in het horen (zoals het spontaan reageren op de naam in een rustige omgeving of op omgevingsgeluiden) gemeten met behulp van de Infant-Toddler Meaningful Auditory Integration Scale of de Meaningful Auditory Integration Scale of door het behalen van een score van 20% of lager bij een eenvoudige open-woordherkenningstest (Multisyllabic Lexical Neighborhood Test) afgenomen met behulp van een gecontroleerde live-stem (70 dB SPL). Bij oudere kinderen (4 jaar en ouder) wordt 'geen profijt van hoortoestel' gedefinieerd als een score van 12% of minder bij een moeilijke open-woordherkenningstest (Phonetically Balanced-Kindergarten Test) of een score van 30% of minder bij een open- zinsherkenningstest (Hearing In Noise Test for Children) afgenomen in het geluidsveld met behulp van vooraf opgenomen materialen (70 dB SPL).

Contra-indicaties

Omdat de Target CI aanpassoftware een onderdeel van het HiResolution Bionic Ear systeem is, zijn de volgende contra-indicaties voor het HiResolution Bionic Ear systeem van toepassing: Doofheid

veroorzaakt door beschadiging van de gehoorzenuw of de centrale verwerking in auditieve cortex;

cochleaire ossificatie die het inbrengen van een elektrode verhindert; afwezigheid van ontwikkeling van de cochlea.

Waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen

Opstelling:

Target CI vereist een Windows 10-besturingssysteem.

Target CI kan worden geïnstalleerd als standalone software of als een Noah module, waarbij Noah 4.12 of nieuwer is vereist.

Target CI geïnstalleerd als standalone software is niet compatibel met netwerken.

Aanpassessie:

Elke aanpassing aan een patiëntenprogramma in Target CI kan de perceptie van vertrouwde geluiden beïnvloeden.

Wees voorzichtig wanneer u M-levels in grote mate verhoogt, met name tijdens stimulatie van de patiënt.

Vraag de patiënt die uw communicatie kan begrijpen om de zendspoel van het systeem te verwijderen bij oncomfortabele stimulatie.

Adviseer patiënten om de geprogrammeerde spraakprocessor alleen te gebruiken met het implantaat dat tijdens aanpassing is gestimuleerd.

Voor het aanpassen van compatibele hoortoestellen en/of de Naída CI M90 akoestische oorhaak, wordt akoestische versterking vastgesteld door een gekwalificeerde professional conform de rekenregels voor het voorschrijven van hoortoestellen.

Het akoestische maximale uitgangsvermogen (MPO) met betrekking tot de compatibele hoortoestellen en/of de Naída CI M90 akoestische oorhaak, mogen het niveau onaangename luidheid (UCL) niet overschrijden.

(7)

7

Wanneer de patiënt niet aanwezig is, adviseren wij een trainingssessie te gebruiken. Op deze manier wordt verzekerd dat sessies die niet voor de betreffende patiënt zijn geverifieerd, niet worden opslagen in het patiëntenbestand.

Probeer de Naída CI M, Sky CI M en de accessoires niet te repareren of aan te passen. Dit kan leiden tot een slechtere prestatie van het toestel en de fabrieksgarantie komt te vervallen. Producten dienen alleen door Advanced Bionics te worden gerepareerd.

Contact

Audiologen van Advanced Bionics (AB) staan voor u klaar om uw vragen te beantwoorden over Target CI gerelateerde hardware of technische problemen via het gratis nummer voor technisch advies (+1 877-271-6727), van maandag tot en met vrijdag van 05.00 tot 17.00 uur PT.

AB biedt ook buiten de VS en Canada lokaal technische ondersteuning. Neem contact op met uw plaatselijke AB vertegenwoordiger als u vragen heeft over Target CI, gerelateerde hardware of andere technische problemen.

Productbeschrijving

Target CI is een softwareprogramma voor Windows en vereist Windows 10 of nieuwer. Target

CI-software wordt geïnstalleerd op de lokale computer via een .msi- of .exe-bestandstype. De .msi gaat systeemvereisten na, maar installeert deze niet. De .exe installeert alle benodigde vereisten.

Zie hieronder voor de minimale systeemvereisten.

Target CI kan worden geïnstalleerd als een Noah module of als stand-alone software. Het enige verschil tussen deze installatiemethodes is de opslag van cliëntgegevens. Voor de Noah versie is de

aanpassoftware afhankelijk van de database van Noah om cliëntspecifieke gegevens op te slaan.

De stand-alone versie heeft een eigen cliëntendatabase. Noah software wordt geproduceerd door HIMSA en ondersteund door Advanced Bionics. Ga voor meer informatie over Noah software naar:

https://www.himsa.com/en-us/home.aspx.

Klinische voordelen

Target CI heeft geen direct klinisch voordeel wanneer Target CI niet verbonden is met een Naída CI M of Sky CI M spraakprocessor. Het beoogd klinisch voordeel van het Target CI als onderdeel van het HiResolution Bionic Ear systeem is om:

• bruikbaar gehoor te bieden aan personen met ernstig tot zeer ernstig gehoorverlies via elektrische stimulatie van de gehoorzenuw.

• een combinatie van elektrische en akoestische stimulatie te bieden, wanneer de spraakprocessors zijn ingeschakeld met de akoestische oorhaak.

Overzicht van veiligheid en klinische prestaties

Een overzicht van veiligheids- en klinische prestaties (SSCP) is beschikbaar in de Europese database van medische hulpmiddelen (Eudamed), waarbij het is gekoppeld aan de Basic UDI-DI:

08400944CI6057Y7

https://ec.europa.eu/tools/eudamed

Gebruikers van de Target CI aanpassoftware in de Europese Unie zijn verplicht om ernstige incidenten aan hun lokale bevoegde instantie en aan Advanced Bionics te melden.

(8)

8

Deel 1: Software-installatie en overzicht

Dit deel van de softwarehandleiding bevat informatie over algemene systeemvereisten en compatibiliteit, databasebeheer en het aanpassen van de software aan uw voorkeuren. Items in dit deel zijn van

toepassing op zowel de aanpassing van cochleair implantaat-spraakprocessors als hoortoestellen.

Over Target CI

Systeemvereisten

Besturingssysteem Windows 10, Pro/Enterprise

Installatieprogramma Windows Installer 3.1 V2

Processor Intel Core of beter presterend

RAM 4 GB of meer

Ruimte op de harde schijf 3 GB of meer

.NET Framework 4.6.1

Database SQLite

Schermresolutie 1280 x 1024 pixels of meer, maximale schaling 125%

Grafische kaart 16 miljoen (24-bits) schermkleuren of meer Programmeerinterfaces CPI-3, via USB-verbinding

Noahlink Wireless, via USB-verbinding Stuurprogramma Noahlink Wireless Laatste beschikbare versie

Noah versie Laatste versie (4.12 of hoger)

Internetverbinding Niet vereist

Verwachte levensduur

Aangezien het om software gaat, is de verwachte levensduur van de softwareversie afhankelijk van de beschikbaarheid van de bovenstaande systeemvereisten.

Productcompatibiliteit

De systeemcomponenten die compatibel zijn met de Target CI aanpassoftware, zijn hieronder vermeld.

Niet alle implantaat/elektrode-combinaties zijn voor alle markten goedgekeurd; neem contact op met uw plaatselijke AB vertegenwoordiger voor meer informatie.

Spraakprocessors van AB Hoortoestellen van Phonak

Nda CI M90 Nda CI M30 Sky CI M90 Nda Link M90 Sky Link M90

Aanpashardware

Noahlink Wireless*

Clinical Programming Interface 3 (CPI-3) Implantaat/elektrode

HiRes Ultra 3D/SlimJ

HiRes Ultra 3D/Mid-Scala

HiRes Ultra/SlimJ

HiRes Ultra/Mid-Scala

HiRes 90K Advantage/HiFocus Mid-Scala

HiRes 90K Advantage/HiFocus Helix

HiRes 90K Advantage/HiFocus 1J

HiRes 90K/HiFocus Helix

HiRes 90K/HiFocus 1J

(9)

9

CII/HiFocus 1J

CII/HiFocus Helix

*De Noahlink Wireless gebruikt de Bluetooth Low Energy (BLE)-standaard om te communiceren met CI-spraakprocessors en hoortoestellen. Advanced Bionics mag Noahlink Wireless distribueren, maar produceert deze niet.

Opmerking: Voor spraakprocessors van Advanced Bionics die niet hierboven zijn vermeld, moet SoundWave™ aanpassoftware worden gebruikt voor de aanpassing.

De C1 1.0- en 1.2-implantaten van Advanced Bionics zijn niet compatibel met de Naída CI M- of Sky-serie spraakprocessors. Deze implantaten kunnen nog steeds aangepast worden met Advanced Bionics SoundWave™ 3.2-aanpassoftware door gebruik te maken van de Harmony™ of Chorus™

spraakprocessors.

Compatibiliteit met database

Target CI aanpassoftware is verkrijgbaar als een Noah module of als standalone software. Het Noah softwaresysteem van HIMSA is speciaal ontworpen voor cochleaire implantaten en hoortoestellen, en biedt hoorprofessionals een uniform systeem voor het uitvoeren van patiëntgerelateerde taken. Het verschil tussen Target CI geïnstalleerd als Noah module of als standalone installatie is als volgt:

Opslag van patiëntgegevens

Voor de Noah installatie gebruikt de aanpassoftware de Noah database voor het opslaan van

patiëntspecifieke gegevens zoals demografische informatie van de patiënt. Deze demografische gegevens kunnen worden gedeeld met andere geïnstalleerde, Noah gecertificeerde modules.

Lokale database

Een Target CI standalone installatie gebruikt een lokale, machinegebonden database die niet kan worden gedeeld met andere werkstations. Alle gegevens worden opgeslagen in de databasemap. We raden u aan om regelmatig back-ups van deze map en alle bestanden in deze map te maken op een apart

opslagmedium dat voldoet aan uw IT-beleid. De locatie van de standaard databasemap is:

C:\ProgramData\Advanced Bionics\Target CI\Target CI\Data. Let op: mogelijk moet u Windows Explorer anders configureren om verborgen bestanden en mappen te tonen als u in deze locaties wilt bladeren.

Noah database

Het Noah systeem ondersteunt het gebruik van een netwerkdatabase waardoor meerdere werkstations een centrale database kunnen gebruiken met patiëntgegevens voor de aanpassing. Volgens de aanbevelingen van HIMSA heeft de standaard Noah database, Microsoft Compact Edition (CE), een maximale grootte van 4 GB, wat voldoende is voor vrijwel alle Noah locaties. U kunt ervoor kiezen Noah te configureren voor het gebruik van SQL Server, om te voldoen aan administratieve en/of beveiligingsvereisten. Daarnaast kan de database alleen van de Noah toepassing worden gescheiden als u een Microsoft SQL Server-database gebruikt.

Voor algemene informatie om te bepalen of Noah software de juiste oplossing is voor uw kliniek, gaat u naar de website van HIMSA: https://www.himsa.com/en-us/home.aspx.

Voor specifieke informatie over het converteren van een Compact CE database naar een SQL-database, gaat u naar de website voor ondersteuning van HIMSA: https://www.himsa.com/en-

us/support/noahenterprisesupport.aspx.

(10)

10

Over het Target CI verbeteringsprogramma

In het gedeelte met algemene instellingen kan de gebruiker er voor kiezen om deel te nemen aan het softwareverbeteringsprogramma. Advanced Bionics streeft ernaar de behoeften van zowel

hoorprofessionals als patiënten zo goed mogelijk te begrijpen, om op die manier onze producten en diensten nog verder te kunnen verbeteren.

Door deel te nemen aan het softwareverbeteringsprogramma kunnen wij niet-persoonlijke en

gepseudonimiseerde gegevens van het softwaregebruik en de aanpassing verzamelen en analyseren.

In de licentieovereenkomst voor de software in dit gedeelte worden de methoden beschreven waarop de gegevens worden verzameld, opgeslagen en gebruikt.

Target CI softwarelay-out

De Target CI aanpassoftware opent het startscherm van de software. In het startscherm kan de gebruiker de volgende opties selecteren:

Cliënten en sessies

In de standalone versie kan de gebruiker de lijst weergeven met patiënten en beschikbare aanpassessies die zijn opgeslagen in de Target CI database. Om de privacy van patiënten te waarborgen, is de lijst met patiënten standaard verborgen en moet de gebruiker [Show All] (Alles weergeven) selecteren om de lijst met patiënten weer te geven. De gebruiker kan nieuwe patiënten toevoegen, algemene sessie-informatie weergeven, een bestaande sessie openen of een nieuwe sessie aanmaken.

In Noah wordt het overzicht voor de geselecteerde patiënt en sessie weergegeven op het startscherm.

De gebruiker kan de geselecteerde sessie openen.

Verderop in dit document gaan we uitvoeriger in op het werken met cliënten en sessies.

Demo en tools

De gebruiker heeft de beschikking over diverse softwaretools ter ondersteuning bij taken zoals firmware- updates en het resetten van de fabrieksinstellingen van toestellen. Deze tools kunnen onafhankelijk van de aanpassing worden gebruikt.

Setup

De software kan op verschillende manieren worden aangepast voor een betere gebruikerservaring.

De voorkeuren zijn gekoppeld aan het werkstation, maar kunnen worden geëxporteerd en geïmporteerd om de instellingen voor meerdere werkstations hetzelfde in te stellen.

(11)

11

Het gedeelte met instellingen biedt de gebruiker toegang tot de volgende aanpassingsmogelijkheden:

• Algemeen: Hier kan de gebruiker de taal en visuele effecten van de gebruikersinterfaces aanpassen, kiezen voor het softwareverbeteringsprogramma, supportcodes beheren voor aanvullende softwarefunctionaliteit, en supporttools openen om de status te controleren van verschillende software-invoegtoepassingen.

• Mijn profiel: Hier kunnen de software en rapporten worden aangepast, zodat de naam en demografische gegevens van de professional en/of kliniek worden opgenomen.

• Aanpassessie: Hier kunnen verschillende weergaveopties worden aangepast voor de aanpassessie.

• Junior-modus: Pas de standaardwaarden van het programma en toestel aan voor kinderen van verschillende leeftijden.

• Rapporten: Pas de lay-out van de beschikbare rapporten aan.

• Aanpasinterface: Controleer de verbinding met de ondersteunde aanpasinterface.

• Internet: Kies voor online verbindingsmogelijkheden, zoals directe links naar de algemene Help op het web.

Werken met cliënten en sessies

Wanneer Target CI als een Noah module is geïnstalleerd, dan kunnen via de gebruikersinterface van het Noah softwaresysteem patiënten worden toegevoegd en beheerd en ook sessies van patiënten worden beheerd.

De volgende delen zijn van toepassing op standalone Target CI installaties, tenzij anders aangegeven.

Een patiënt toevoegen

Klik in het startscherm [Clients & sessions] (Cliënten en sessies) op de knop [New client] (Nieuwe cliënt) om de demografische gegevens van een nieuwe patiënt in te voeren.

[First name] (Voornaam) en [Last name] (Achternaam) van de patiënt moeten worden ingevoerd. Wij raden ten zeerste aan te controleren of de geboortedatum van de patiënt juist is, om te verzekeren dat leeftijdgebonden standaardwaarden goed worden toegepast.

Voeg bij Noah installaties eerst de patiënt toe aan de Noah database.

(12)

12

Patiënten beheren

Het startscherm [Clients & sessions] (Cliënten en sessies) toont de lijst met patiënten in de Target CI database. Standaard is deze lijst verborgen. Klik op de knop [Show all] (Alles weergeven) om de volledige lijst met beschikbare patiënten weer te geven.

De lijst met patiënten bevat het cliëntnummer en de voor- en achternaam van elke patiënt. Het cliëntnummer is een uniek identificatienummer dat wordt toegewezen door de aanpassoftware. Dit identificatienummer kan als referentienummer worden gebruikt en is vermeld in de patiëntenrecord.

De lijst met patiënten kan worden doorzocht op cliëntnummer, voornaam of achternaam. Alle of een deel van deze identificatienummers kunnen worden ingevoerd; klik vervolgens op de knop [Search] (Zoeken) om de lijst weer te geven.

Bij Noah installaties worden patiënten beheerd in de Noah software.

Sessies beheren

Wanneer een aanpassessie van een patiënt in de database wordt opgeslagen, dan wordt er een nieuwe sessie aangemaakt en aan het patiëntenbestand gekoppeld. Deze sessies worden in chronologische volgorde opgeslagen op sessienummer en -datum. De lijst met beschikbare sessies kan worden geopend door op de pijl naast het cliëntnummer te klikken.

Als een sessie wordt gemarkeerd door één keer op de rij te klikken, dan wordt er een voorbeeld getoond van de sessie-informatie. Deze voorbeeldweergave bevat de toestellen die tijdens de sessie zijn gebruikt en andere relevantie informatie.

De gebruiker kan een willekeurige sessie in de lijst met patiënten openen. Wanneer deze sessie geopend is, worden de aanpassingsgegevens van die dag en dat tijdstip getoond.

Bij Noah installaties worden aanpassessies beheerd in de Noah software.

Werken met een sessie

De gebruiker kan vanuit een bestaande sessie werken of een [New session] (Nieuwe sessie) starten.

Werken met een nieuwe sessie

Als u [New session] (Nieuwe sessie) selecteert, worden de standaardinstellingen van de fabrikant toegepast voor de sessie. Gegevens die aan de cliënt zijn gekoppeld, blijven bij elke nieuwe sessie behouden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan demografische gegevens van de patiënt, implantaten en andere patiënt- of implantaatgebonden informatie. Aanpassingsgegevens zoals MAPs, fijnafstellingen en

programma- en toestelconfiguraties worden naar de standaardwaarden gereset.

Wij adviseren een nieuwe sessie te starten bij de eerste aanpassing van een nieuwe spraakprocessor of een nieuw hoortoestel, zoals de activering van een cochleair implantaat.

Bij Noah installaties moet eerst de patiënt in Noah worden geselecteerd en vervolgens de AB Target CI aanpassoftware via het dashboard van de Noah module.

Werken met een bestaande sessie

Door een bestaande sessie te openen kan de gebruiker beginnen vanuit de geselecteerde aanpassessie.

Alle aanpassingsgegevens zoals MAPs, fijnafstellingen en programma- en toestelconfiguraties worden gehanteerd conform de geselecteerde datum. De gebruiker kan de details van de aanpassing wijzigen.

Wanneer de aanpassessie wordt opgeslagen, wordt er een nieuwe sessiedatum aangemaakt met de wijzigingen.

(13)

13

Wij adviseren een bestaande sessie te gebruiken voor het uitvoeren van vervolgaanpassingen voor een bestaand processortype of hoortoestel. Het processortype of hoortoestel kan binnen de sessie worden gewijzigd, maar de gebruiker wordt dan gevraagd een aantal waarden van de aanpassing te resetten.

Bij Noah installaties kan uit de aan de patiënt gekoppelde sessielijst een willekeurige sessie worden gekozen. De sessie wordt geladen in het venster Clients & Sessions (Cliënten en sessies). Om de patiënt of sessie te wijzigen, moet de software worden gesloten en gaat de gebruiker terug naar de Noah software om een nieuwe selectie te maken.

Werken met een sessie in trainingsmodus

Vanuit elke patiënt of sessie in de lijst kan een nieuwe trainingssessie worden aangemaakt. Een nieuwe trainingssessie start een nieuwe aanpassessie maar wordt nooit opgeslagen in de database of toestellen.

Deze trainingssessie stelt de gebruiker in staat een live aanpassessie na te bootsen en alle relevante bedieningsknoppen weer te geven voor het voltooien van een aanpassing. Indien nodig kan de gebruiker gesimuleerde gegevens weergeven (zoals datalogs).

Wanneer de patiënt niet aanwezig is, adviseren wij een trainingssessie te gebruiken om de instellingen te controleren. Op deze manier kan worden verzekerd dat er geen sessies naar het patiëntenbestand worden opgeslagen die niet voor die patiënt zijn geverifieerd.

Voor Noah installaties selecteert u eerst de patiënt en vervolgens vanuit het dashboard de module AB Target aanpassoftware en tot slot de trainingssessie.

Een aanpassessie starten

Structuur en navigatie

De aanpassessie is georganiseerd met een dashboard bovenaan. Hier wordt de verbindingsstatus van de hardware weergegeven en staan snelkoppelingen naar verschillende aanpasparameters. Het

navigatievenster heeft drie hoofdtabbladen ([Clients] (Cliënten), [Instruments] (Instrumenten) en [Fitting]

(Aanpassing) en geeft toegang tot verschillende taken in de software. De snelkoppelingen op het

dashboard zijn gekoppeld aan de bijbehorende drie hoofdgedeeltes van de software die zijn weergegeven in het navigatievenster.

[Client] (Cliënt): Biedt de gebruiker de mogelijkheid om informatie weer te geven en in te voeren die uniek is voor de patiënt. De gebruiker kan hier implantaatgegevens invoeren, impedanties meten, NRI-metingen uitvoeren en het audiogram invoeren.

[Instruments] (Instrumenten): Biedt de gebruiker de mogelijkheid om informatie weer te geven en in te voeren met betrekking tot de externe hardware van de aanpassessie. De gebruiker kan hier verschillende spraakprocessors en hoortoestellen weergeven en selecteren, akoestische parameters invoeren en details opgeven voor het toestel en de accessoires.

[Fitting] (Aanpassing): Op dit tabblad kan de gebruiker de aangepaste programmering voltooien van de apparatuur die op het tabblad Instruments (Instrumenten) is geselecteerd. De beschikbare opties op het tabblad Fitting (Aanpassing) zijn afhankelijk van de instrumenten die op het vorige tabblad zijn

geselecteerd.

(14)

14

Verbinding met hoortoestellen

De spraakprocessor(s) kunnen met de aanpassoftware worden verbonden via de [CPI-3] of de [Noahlink Wireless]. De gebruiker kan de verbindingsinterface selecteren in de vervolgkeuzelijst in het midden van het dashboard.

De hoortoestellen kunnen alleen met de Noahlink Wireless met de aanpassoftware worden verbonden.

CPI-3

De gebruiker kan ervoor kiezen verbinding te maken met de [CPI-3]. De CPI-3 is via een micro-USB-kabel aangesloten op de USB-poort van de computer. De spraakprocessor is via een speciale

programmeerkabel verbonden met de CPI-3.

Om de spraakprocessor aan te sluiten op de kabel, moet de batterij worden verwijderd en de

programmeerkabel worden aangesloten op de batterijpoort van de spraakprocessor. Steek de stekker van de programmeerkabel in een van de poorten op de CPI-3.

De CPI-3 heeft twee zijden: processors die bedoeld zijn voor het linkeroor van de patiënt moeten worden aangesloten op de poort boven de 'A' van het AB logo op de CPI-3 en processors die bedoeld zijn voor het rechteroor van de patiënt moeten worden aangesloten op de poort boven de 'B' van het AB logo op de CPI- 3. Er kunnen twee processors tegelijk worden aangesloten.

Klik op de verbindingsknop om de aanpassessie te verbinden met de processor.

Opmerking: de CPI-3 kan slechts met één aanpassoftware tegelijk zijn verbonden. Als u ook de SoundWave aanpassoftware van Advanced Bionics gebruikt, heeft de eerste software die wordt aangesloten op de CPI-3 prioriteit. Mogelijk moeten een of beide geopende exemplaren van de aanpassoftware worden gesloten om opnieuw verbinding te kunnen maken met de CPI-3.

Noahlink Wireless

De gebruiker kan ervoor kiezen verbinding te maken met de [Noahlink Wireless]. De Noahlink Wireless is via een USB-A/B-kabel aangesloten op de USB-poort van de computer.

Om de spraakprocessor te verbinden met de Noahlink Wireless, moet de spraakprocessor worden gebruikt met een oplaadbare batterij. Voor optimale prestaties wordt aangeraden een volledig opgeladen batterij te gebruiken voor een aanpassessie. Reset de processor door de batterij te verwijderen en weer terug te plaatsen. Klik binnen de drie minuten durende koppelingstijd op de verbindingsknop om de aanpassessie te verbinden met de spraakprocessor.

Opmerking: de software kan slechts met één aanpasinterface tegelijk zijn verbonden. De gebruiker moet kiezen voor de CPI-3 of de Noahlink Wireless.

(15)

15

Verbinding maken met hoortoestellen

Klik op [Connect] (Verbinden) om de aanpassing te starten. Er wordt een verbindingsvenster weergegeven:

Bij bekabelde verbindingen met de CPI-3 worden de toestellen toegewezen aan de kant waarop ze zijn aangesloten.

Voor Noahlink Wireless verbindingen:

- Toestellen die kunnen worden gekoppeld, worden automatisch weergegeven.

- Als het gewenste toestel niet wordt getoond, reset het toestel dan door de batterij te verwijderen en weer terug te plaatsen. Zorg ervoor dat er een volledig opgeladen batterij wordt gebruikt.

- Druk op de multifunctieknop op het hoortoestel om dit te identificeren in de lijst wanneer er meerdere toestellen beschikbaar zijn.

Toestellen die eerder met elkaar zijn verbonden, worden weergegeven als een gekoppeld paar.

(16)

16

Instellingen selecteren

Wanneer de informatie die is opgeslagen op het aangesloten toestel niet overeenkomt met de informatie van de aanpassessie, dan wordt de gebruiker gevraagd welke aanpasinstellingen moeten worden gebruikt:

- [Use fitting from hearing instrument] (Aanpassing van hoortoestel gebruiken) alleen wanneer u zeker weet dat het toestel eerder is geprogrammeerd voor hetzelfde oor van dezelfde patiënt.

- [Use fitting from session] (Aanpassing van sessie gebruiken) voor alle nieuwe sessies van patiënten, of wanneer het toestel eerder is geprogrammeerd voor een andere patiënt of voor het andere oor van dezelfde patiënt.

(17)

17

Deel 2: Cochleair implantaat aanpassen

Dit deel van de softwarehandleiding bevat informatie over de aanpassing van cochleair implantaat- spraakprocessors aan patiëntspecifieke behoeften.

Voor informatie over de aanpassing van hoortoestellen gaat u naar Deel 3: Hoortoestellen aanpassen.

Algemeen overzicht aanpassessie

De aanpassessie is geordend door middel van tabbladen. Over het algemeen doorloopt de gebruiker de tabbladen van links naar rechts om alle stappen van de aanpassing te voltooien. Sommige tabbladen bevatten informatie waardoor de aanpassessies veranderen. Wanneer er wijzigingen nodig zijn, wordt de gebruiker gevraagd de aanpassing opnieuw te berekenen met het oog op de nieuwe wijzigingen.

Stappen van de sessie

De stappen binnen een aanpassessie voor een cochleair implantaat worden hieronder beschreven. In de volgende delen van dit document vindt u meer informatie over de acties die in deze stappen worden uitgevoerd.

Cliëntgedeelte:

Implantaten toevoegen: implantaten van patiënten toevoegen, bewerken en beheren.

Impedanties: impedanties worden automatisch gemeten wanneer de spraakprocessor met het implantaat wordt verbonden. In het gedeelte Impedances (Impedanties) van de software kan de gebruiker handmatig impedanties meten, elektroden conditioneren en historische impedantiegegevens bekijken.

Opmerking: impedanties zijn niet beschikbaar wanneer het implantaat is ingesteld voor het gebruik van Ring-referentie-elektrode.

Neural Response Imaging (NRI) (optioneel): Maak, bekijk en beheer NRI-metingen.

Audiogram (optioneel): Voer audiometrische drempelwaarden in die zijn verkregen via tests in een geluidscabine. Als u in Noah werkt, moet het audiogram worden ingevoerd en bewerkt via de Noah audiogram-module. Audiometrische drempelwaarden zijn vereist voor de aanpassing van de akoestische oorhaak.

Instrumenten gedeelte:

Spraakprocessor selecteren of verbinden Kies het juiste hoortoestel uit de beschikbare lijst. Als de hardware aanwezig is, kan de gebruiker er ook voor kiezen verbinding te maken met beschikbare toestellen om deze vervolgens toe te wijzen aan de sessie.

Akoestische parameters instellen (indien van toepassing): Stel de parameters in voor de aanpassing van de akoestische oorhaak. Wanneer in dit deel van de software een akoestische

oorhaak wordt toegewezen, krijgt u toegang tot aanvullende workflowopties in de aanpassingsworkflow.

Aanpasgedeelte:

Mapping: Stel alle parameters in voor elektrische stimulatie, inclusief stimuleringsstrategie, pulsbreedtealgoritme en elektrodeniveaus en -configuraties.

(18)

18

Fijnafstelling: Pas de kenmerken van de signaalverwerking aan die geen invloed hebben op de elektrische stimulatieniveaus. De fijnafstelling wordt gebruikt voor de aanpassing van zowel CI's als akoestische apparatuur. Enkele delen zijn alleen van toepassing op CI's. Bij bimodaal aanpassen is de hoortoestel-zijde niet beschikbaar.

Datalogging (optioneel): Controleer de in het logboek vastgelegde gegevens van de aangesloten spraakprocessor. Datalogging is niet bedoeld voor diagnoses, maar kan informatie geven over het toestelgebruik tussen de aanpassessies door.

Toestelopties: Stel de algemene toestelparameters in, zoals het gedrag van knoppen en LED's, Bluetooth-instellingen en het opstartgedrag.

Sessie opslaan en sluiten:

Opslaan: De sessie kan op elk gewenst moment worden opgeslagen door op het diskettepictogram in de rechterbovenhoek te klikken. Op deze manier kan de gebruiker de sessie opslaan zonder deze te beëindigen. Bij het opslaan van de sessie heeft de gebruiker de mogelijkheid om tevens op te slaan naar de toestellen en naar de softwaredatabase.

Opslaan en sluiten: Als u klaar bent om de sessie te beëindigen, kiest u de optie voor opslaan en sluiten. De gebruiker wordt gevraagd om op te slaan naar de verbonden toestellen, naar de database of naar beide. Wij adviseren altijd ook naar de database op te slaan wanneer u opslaat naar de toestellen, om te verzekeren dat de toestelinstellingen goed zijn vastgelegd.

Als er wijzigingen zijn doorgevoerd die u ongedaan wilt maken bij het afsluiten van Target CI, kies er dan voor niet op te slaan naar de toestellen of database. Alle wijzigingen zullen hierdoor verloren gaan.

Sessies in trainingsmodus kunnen nooit worden opgeslagen.

Schatting batterij: De batterijduur kan worden ingeschat via de workflows voor opslaan en/of opslaan en sluiten. Voor een schatting van de resterende batterijduur hoeft de sessie niet te worden beëindigd.

De batterijduur kan alleen worden geschat wanneer de aangesloten processor met het implantaat is verbonden dat in de patiëntsessie is toegewezen.

Werken met de cliënt

[Client] (Cliënt) bevat informatie over de patiënt die onveranderd blijft, ongeacht de toestellen die zijn aangesloten. Een wijziging van de gegevens in [Client] (Cliënt) kan wel invloed hebben op het overige deel van de aanpassingsworkflow.

(19)

19

Details

Patiëntgegevens en sessieaantekeningen worden weergegeven in [Client] (Cliënt) > [Details]. Informatie kan niet vanuit de sessie worden bewerkt. Ga hiervoor terug naar het startscherm Client & sessions (Cliënten en sessies) en kies voor bewerken van de patiënt. Sessieaantekeningen kunnen niet worden weergegeven en bewerkt vanuit [Details].

Implantaten

[Implants] (Implantaten) kunnen worden toegevoegd, bewerkt of verwijderd via [Client] (Cliënt) >

[Implants] (Implantaten). Om een nieuw implantaat toe te voegen, klikt u op [New Implant] (Nieuw implantaat). U kunt ook het implantaat van de patiënt verbinden en de aanwijzingen volgen om het aangesloten implantaat toe te voegen.

Implantaat toevoegen

Er wordt een dialoogvenster geopend waarin u wordt gevraagd het implantaattype toe te wijzen. Als er verbinding is met het implantaat, dan wordt het implantaattype automatisch ingevuld. [IntelliLink ID] wordt ingevuld bij verbinding met het implantaat.

Geavanceerde implantaatparameters

Om geavanceerde parameters voor het implantaat te wijzigen, klikt u op [Advanced Settings]

(Geavanceerde instellingen) in het dialoogvenster voor het toevoegen/bewerken van het implantaat om de opties te openen.

(20)

20

[Ground electrode] (Referentie elektrode): De referentie elektrode kan worden ingesteld op [Case]

(Behuizing) of [Ring]. Referentie naar de Case is standaard en wordt gebruikt voor impedanties, NRI en schatting van de batterijduur. De Ring als referentie mag alleen worden gekozen op aanwijzing van Advanced Bionics.

[IntelliLink]: Hiermee wordt een een-op-eenkoppeling toegewezen tussen het implantaat en de aangesloten processor. Wanneer IntelliLink wordt uitgeschakeld, kan de aangesloten processor elk willekeurig implantaat stimuleren. [IntelliLink] mag alleen worden [disabled] (uitgeschakeld) op aanwijzing van Advanced Bionics.

Implantaten beheren

Bewerk de implantaatgegevens door op het pictogram met potlood en papier te klikken in de titelbalk van het implantaat. Een implantaat kan worden verwijderd door op het prullenbakpictogram te klikken. De gebruiker wordt gevraagd om het verwijderen van een implantaat te bevestigen. Gebruik deze optie alleen wanneer een implantaat foutief is toegevoegd.

Impedanties meten en beheren

Impedanties meten

Impedanties worden automatisch gemeten wanneer de processor is verbonden met het implantaat/de implantaten in de record. Impedanties kunnen handmatig worden weergegeven en gemeten via [Client]

(Cliënt) > [Impedances] (Impedanties).

Impedantiegegevens controleren

De meest recente impedantiegegevens worden weergegeven in de grafiek. Om historische gegevens weer te geven, klikt u op de pijl naast [Previous recordings] (Eerdere opnames) om de lijst te tonen.

Historische metingen kunnen via een toewijzing aan de interactieve weergave worden toegevoegd. Klik op een leeg vak aan het begin van de meting en wijs een grafisch symbool toe; vervolgens wordt de meting toegevoegd aan de grafiek.

(21)

21 Impedantiegegevens interpreteren

Impedantiemetingen hebben een kleurencode om hun classificatie aan te geven. Impedanties worden weergegeven in de overeenkomstige kleur van het voorbeeldscherm in [Impedances] (Impedanties).

Classificatie Kleur Bereik voor ondersteunde implantaten

Geldig Groen 1,0 kΩ ≤ Z ≤ 30,0 kΩ, waarbij Z de gemeten impedantie is. Deze waarden worden beschouwd als normale waarden.

Open Geel Z > 30,0 kΩ, waarbij Z de gemeten impedantie is. Dit duidt op impedanties die hoger zijn dan verwacht en vereist meer vermogen voor een adequate stimulatie.

Kort Paars 0,5 kΩ ≤ Z < 1,0 kΩ, en een detectie van een directe elektrische verbinding tussen twee of meer elektroden.

Ongeldig Grijs Z < 0,5 kΩ. Overweeg de meting opnieuw uit te voeren.

Neural Response Imaging (NRI) meten en beheren

NRI meten

Klik op [New measurement] (Nieuwe meting) om te starten met een nieuwe NRI-meting. Er wordt een nieuw scherm voor een NRI-meting geopend.

Het Measurement Screen (Metingsscherm) bestaat uit verschillende gebieden, waaronder het Navigation Pane (Navigatiescherm), het gedeelte Measurement Chart (Metingendiagram) en het Data Grid

(Gegevensraster).

- Het navigatiescherm biedt toegang tot instellingen die betrekking hebben op metingen van alle elektroden.

(22)

22

- In het metingendiagram en gegevensraster kunnen kanaalspecifieke parameters worden ingesteld, inclusief hoog niveau, laag niveau, aantal datapunten en recording-elektrode.

Kanalen in het metingendiagram en gegevensraster kunnen geselecteerd worden door te klikken op een kanaal. Er kunnen meerdere kanalen worden geselecteerd door de muisaanwijzer over meerdere

markeringen te klikken en slepen.

NRI-instellingen

Wanneer u een NRI-meting uitvoert, kunt u de volgende parameters selecteren en wijzigen.

Parameter Omschrijving Opties

Instellingen Volgorde

stimulatieniveau Bepaalt of metingen worden uitgevoerd van het laagste naar het hoogste CU-niveau of andersom.

Laag naar hoog*

Hoog naar laag

Gemiddelden per

datapunt Stelt het aantal stimulusaanbiedingen dat wordt uitgevoerd en gemiddeld bij elk stimulatieniveau.

16 32*

64 128 256

Gesimuleerde gegevensset

Dit veld wordt alleen weergegeven wanneer de betreffende patiënt een testpatiënt is. Hiermee bepaalt u welke set ingesloten gegevens voor de metingen wordt gebruikt.

1* - 8, met meetkwaliteit van beste naar slechtste

Opnameversterking Hiermee bepaalt u de versterking die door de

opnameversterking moet worden toegepast. 300*

1000

Stimulatiesequentie Hiermee bepaalt u de volgorde waarin pulsen in één presentatie bij een gegeven stimulatieniveau moeten worden gestart.

Negatief eerst Positief eerst*

* Geeft een standaardinstelling aan.

NRI-responsen beheren

Pieken identificeren en aanpassen

Zodra de metingen zijn gestart, worden rechts onderaan het scherm de afzonderlijke reactiegolfvormen weergegeven. De NRI-groeifunctie wordt links weergegeven. Reactiegolfvormen worden gerangschikt volgens stimulatieniveau. Voor elke reactiegolfvorm wordt N1 aangegeven met een groen bolletje en P2 met een oranje bolletje. Om N1 en/of P2 aan te passen, klikt u om het punt te selecteren. Vervolgens gebruikt u de toets met de pijl omlaag of pijl naar links om het punt naar links te bewegen, of de toets met de pijl omhoog of pijl naar rechts om het naar rechts te bewegen.

De meetparameters aanpassen

Hoge en lage meetniveaus, het aantal datapunten en gemiddelden per datapunt zijn instelbaar tijdens de uitvoering van een NRI-meting. De software keert terug naar eerder gemeten elektroden om eventuele wijzigingen op te nemen die u hebt doorgevoerd voor het voltooien van de NRI-meting.

Groeifunctie weergeven en aanpassen

Om de Growth Function (Groeifunctie) en reactiegolfvormen voor een willekeurige, gemeten elektrode weer te geven, klikt u op het tabblad met het overeenkomstige nummer. Wanneer u op een zwart gegevenspunt in de groeifunctie klikt, wordt de bijbehorende reactiegolfvorm gemarkeerd. U kunt desgewenst

gegevenspunten opnemen of uitsluiten voor de tNRI-berekening.

Om een gegevenspunt uit te sluiten, dubbelklikt u op het betreffende punt; dit verandert vervolgens in een [X]. Dubbelklik opnieuw om het punt weer op te nemen.

(23)

23 Cumulatieve NRI-responsen controleren

NRI-gegevens worden weergegeven op het gegevensraster op het tabblad NRI. De meest recente NRI- meting wordt weergegeven in de grafiek.

Om historische NRI-gegevens weer te geven, klikt u op de pijl naast [Previous recordings] (Eerdere opnames) om de lijst te tonen. Historische metingen kunnen via een toewijzing aan de interactieve weergave worden toegevoegd. Klik op een leeg vak aan het begin van de meting en wijs een grafisch symbool toe; vervolgens wordt de meting toegevoegd aan de grafiek.

Met instrumenten werken

Selecteer het hoortoestel

Selecteer de hoortoestellen in de lijst. Klik één keer op het toestel om gedetailleerde kenmerken van het toestel weer te geven zodat u deze eenvoudig kunt vergelijken.

Het toestel moet aan het rechteroor, het linkeroor of aan beide oren worden toegewezen. Wanneer er twee niet-compatibele toestellen worden geselecteerd, geeft de software een waarschuwing. Om een toestel uit de sessie te verwijderen, klikt u op het kleine pictogram met een prullenbak. U kunt ook het nieuwe toestel toewijzen, waarna de gebruiker wordt gevraagd de sessie bij te werken.

Akoestische parameters beheren

De gebruiker kan de juiste oorhaak of T-Mic selecteren voor het toestel. De standaardoptie is de T-Mic of Standard Earhook (Standaard oorhaak). Kies de akoestische oorhaak als u dit onderdeel gebruikt om het gehoor deels akoestisch te versterken. Wanneer u een akoestische oorhaak kiest, worden er

koppelingsopties getoond die kunnen worden geselecteerd.

Accessoires beheren

Als de patiënt een aanvullend accessoire gebruikt, dan kan dit aan de sessie worden toegevoegd. Deze stap is optioneel en niet vereist voor succesvol gebruik van het accessoire.

(24)

24

Aanpassingsworkflow cochleair implantaat

Vanaf het tabblad Fitting (Aanpassing) voltooit de gebruiker een aantal specifieke stappen voor de aanpassing van het toestel.

Mapping

[Mapping] is het gedeelte waar elektrische output parameters worden ingesteld die bepalen hoe het implantaat wordt gestimuleerd.

MAPs

De sessie staat drie unieke MAPs toe. Een MAP wordt gedefinieerd door de [strategy] (strategie), [pulse width & rate] (pulsbreedte en -snelheid), het [filter type] (filtertype), elektrodeconfiguratie en

stimulatieniveaus. De MAPs hebben de labels A, M1 en M2. MAP A wordt altijd gebruikt in combinatie met het automatische programma van het toestel. De voorkeurs-MAP moet in de positie Map A (MAP A) worden geplaatst. M1 en M2 zijn aanvullende MAPs die kunnen worden gebruikt in de extra handmatige programmaslots 1 tot en met 4.

MAP-niveaus

Het tabblad met de MAP-niveaus bevat alle bedieningselementen voor het instellen van de strategie en stimulatieniveaus. De gebruiker kan de stimulatie [strategy] (strategie) selecteren, de [pulse width & rate]

(pulsbreedte en -snelheid) instellen en het [filter type] (filtertype) aanpassen.

(25)

25 Stimuleren met toon- en spraakburst

Het tabblad met MAP-niveaus is de enige plaats binnen de software waar de gebruiker stimulatie door middel van toon- en spraakburst kan geven. De stimulatiemodus kan worden gewijzigd met de knop onder het niveauraster. Stimulatie wordt gemeten in klinische eenheden (CU ofwel Clincal Units). Klinische eenheden zijn toegewezen eenheden die voor elke elektrode de volgende parameters beschrijven van de stimulatie:

CU = µA/maximaal toegestaan µA x µs/maximaal toegestaan µs * AB schaalfactor of

CU = µA/2040 * µs/229 * 6000

Wijzig in dit gedeelte de stimulatiemodus en klik op de startknop om de stimulatie te starten. Wanneer de stimulatie actief is, verandert deze knop in een stopknop. Om de stimulatie te stoppen, klikt u op de stopknop of drukt u op de spatiebalk van het toetsenbord.

Daarnaast kunnen 'unmute' (dempen opheffen) en 'mute' (dempen) op het dashboard worden gebruikt om de geselecteerde stimulatiemodus te starten en stoppen.

De stimulatieniveaus kunnen op verschillende manieren worden aangepast.

• Typ de gewenste waarden in het gegevensraster.

• Sleep de markeringen in het aanpasdiagram.

• Sleep de algemene regelaar of gebruik de algemene shapers.

• Gebruik het toetsenbord om de gemarkeerde markeringen te verplaatsen. Met de pijlen omhoog en omlaag worden de markeringen met één stap tegelijk aangepast; de toetsen Pagina omhoog en Pagina omlaag passen de niveaus in grotere stappen in een keer aan.

Stimulatieniveaus instellen

Over het algemeen moeten stimulatieniveaus (M-levels) door middel van een luidheidsschaal worden ingesteld op het 'meest comfortabele niveau' voor de gebruiker voor de betreffende elektrode of groep elektroden. Bij patiënten die niet goed een meest comfortabel niveau kunnen aangeven, moet een klinische beoordeling worden gebruikt om de stimulatieniveaus in te stellen.

(26)

26

De aanpassoftware stelt standaard de elektrische drempelwaarde (T-level) in op 10% van het ingestelde M-level. Wanneer aanvullende fijnafstelling nodig is, kan het T-level handmatig worden aangepast.

Een MAP toevoegen

De gebruiker kan een MAP met standaardparameters toevoegen via de knop [+] Add Map (MAP

toevoegen) in het gedeelte Maps (MAPs). De gebruiker moet kiezen welk programma wordt toegewezen bij het toevoegen van de MAP. Bij een bilaterale patiënt wordt er aan de linker- en rechterkant tegelijkertijd een MAP toegevoegd.

Een MAP kopiëren

De gebruiker kan elke MAP kopiëren om te gebruiken als startpunt voor een aanvullende MAP. Kies de knop [Create copy with] (Kopie maken met) om de geselecteerde MAP te kopiëren. De gebruiker moet kiezen welk programma aan de MAP wordt toegewezen bij het kopiëren van de MAP. Bij bilaterale patiënten worden de MAPs van zowel de linker- als de rechterkant gekopieerd.

Wanneer de nieuwe MAPs zijn toegevoegd of gekopieerd, worden deze weergegeven in de lijst met MAPs.

De parameters kunnen worden aangepast door de MAP-opties te openen en de niveaus aan te passen.

MAPs uitwisselen

De gebruiker kan de instellingen van de ene MAP uitwisselen met een andere MAP. Met de

vervolgkeuzelijst Exchange maps (MAPs uitwisselen) kan de gebruiker aangeven welke MAPs moeten worden uitgewisseld. De software voorkomt dat de gebruiker MAPs uitwisselt die bij verschillende implantaten horen. De gebruiker kan ervoor kiezen MAP-instellingen uit te wisselen wanneer de MAP- instellingen waaraan de drager de voorkeur geeft zich in een andere MAP bevinden dan M1. M1 wordt altijd gebruikt voor het automatische programma.

Progressieve niveaus

[Progressive levels] (Progressieve niveaus) worden gebruikt om MAPs te maken met stapsgewijs hoger wordende stimulatieniveaus. Dit is met name nuttig wanneer een patiënt zich in de gewenningsfase van CI-stimulatie bevindt. Wanneer [progressive levels] (progressieve niveaus) zijn ingeschakeld, wordt de verhogingswaarde toegepast op alle MAPs en alle programma's. De gebruiker kan het progressieve niveau aanpassen met de handmatige bediening van het toestel of de compatibele mobiele applicatie.

De gebruiker kan kiezen voor een stapgrootte van 5 of 10 CU. Er worden altijd 4 extra progressieve niveaus toegepast, met een totaal van 5 niveaus (inclusief het basisniveau).

De instelling van het progressieve niveau blijft behouden bij het opstarten van een toestel. Dat wil zeggen dat wanneer een patiënt het toestel heeft uitgeschakeld op progressief niveau 3, de volgende keer dat het toestel wordt ingeschakeld alle MAPs en programma's progressief niveau 3 gebruiken zonder dat de patiënt dit handmatig hoeft in te stellen.

Instelling [RF Lock] (RF-Lock)

De gebruiker kan het RF-niveau instellen als een toestelbrede parameter. De RF-instelling bepaalt hoe de antenne van de externe zendspoel met het interne implantaat communiceert. De opties voor RF-

instellingen zijn als volgt:

• [AutoVoltage]: Het vermogen dat de MAP nodig heeft wordt automatisch berekend nadat de processor met het implantaat is verbonden. Dit geldt voor elke stimulatiestrategie.

• [AutoVoltage(High)]: Het vermogen dat de MAP nodig heeft wordt automatisch berekend nadat de processor met het implantaat is verbonden, er wordt echter uitgegaan van een hogere

vermogensbehoefte van de MAP. Dit geldt alleen voor MAPs die HiRes S/P of Fidelity 120 S/P gebruiken. Optima S/P-MAPs gebruiken een AutoVoltage-basisinstelling.

(27)

27

• [Manual] (Handmatig): Stelt de gebruiker in staat de sterkte van de RF-instelling te bepalen. Let op:

wanneer deze waarde te hoog of te laag wordt ingesteld, kan dit resulteren in verbindingsproblemen tussen de processor en het implantaat, of een hoger batterijverbruik dan verwacht. Neem contact op met uw AB vertegenwoordiger voor hulp bij het handmatig instellen van RF.

Bilaterale Mapping

[Mapping] (Mapping) maakt gestroomlijnde bilaterale programmering mogelijk. Wanneer voor beide zijden een implantaat en spraakprocessor zijn toegewezen, kunt u de functies in [Mapping] (Mapping) gebruiken om tussen de zijden heen en weer te gaan met behulp van de pijl op de schuifbalk.

Om beide zijden tegelijk weer te geven en aan te passen, combineert u de weergaven met de functie voor splitsen/combineren bovenaan het mappingraster.

Wissel tussen de beide zijden door op het aanpasdiagram te klikken. Elke kant heeft een onafhankelijke regeling voor stimulatie.

(28)

28

Fijnafstelling

Wijzig de luisterprogramma's vanuit [Fine tuning] (Fijnafstelling). Wijzigingen in dit gedeelte hebben invloed op alle aangesloten toestellen.

Programma's beheren

De linkerkant van het scherm wordt gebruikt om programma's te selecteren voor aanpassingen. Klik op [All programs] (Alle programma's) om alle programma's tegelijk aan te passen. Klik op [AutoSense OS 3.0] om alle akoestische programma's aan te passen in het automatische programma. Om slechts één programma aan te passen, klikt u op het programma in de lijst en voert u de gewenste wijzigingen door.

Om aanvullende handmatige programma's toe te voegen, klikt u op de knop [+Add programs]

(Programma's toevoegen) of op het pictogram [+].

Om de programma's te beheren, klikt u op [Program Manager] (Programmabeheer) bovenaan de lijst met programma's. Op deze manier kunt u de programmastructuur of het toestel verder aanpassen.

MAP-opties

[Map options] (MAP-opties) maakt het mogelijk specifieke elektrische parameters aan te passen die per programma kunnen variëren, zoals IDR, ClearVoice en SoftVoice.

Deze opties zijn voor alle automatische programma's gekoppeld, inclusief AutoSense OS 3.0, AutoSense OS 3.0 Streaming en streamingprogramma's.

Aanvullende handmatige programma's kunnen aangepaste waarden hebben voor MAP-opties.

(29)

29

MAP-opties en compatibele toestellen zijn hieronder vermeld:

MAP-opties Premium Essential Sky

ClearVoice

(alleen elektrisch pad)

Ruisonderdrukking per kanaal ter verbetering van het

spraakverstaan bij continu achtergrondlawaai.

SoftVoice

(alleen elektrisch pad)

Ruisonderdrukkingsalgoritme per kanaal voor ruis met een lage intensiteit, ontworpen ter verbetering van de hoorbaarheid van zachte geluiden en spraak door het creëren van een positieve SNR, zelfs in rustige situaties.

IDR

(alleen elektrisch pad)

Breed dynamisch bereik garandeert dat het volledige intensiteitsbereik van omgevingsgeluiden wordt opgevangen.

Inputversterking mappen

Hiermee kan de luidheid van het programma worden aangepast zonder dat de stimulatieniveaus worden gewijzigd. [Map input gain] (Inputversterking mappen) is voor alle automatische programma's gekoppeld, inclusief AutoSense OS 3.0, AutoSense OS 3.0 Streaming en streamingprogramma's.

Aanvullende handmatige programma's kunnen aangepaste waarden hebben voor inputversterking.

Programmaopties

[Program options] (Programmaopties) omvatten alle front-end signaalverwerkings- en microfoonmodus- configuraties voor het programma. Programmaopties kunnen per programma volledig worden aangepast.

De standaardwaarden worden weergegeven en de gebruiker kan de waarden van de programmaopties aanpassen binnen het opgegeven bereik.

De programma's en beschikbare programmaopties zijn hieronder vermeld:

Programma of functie Premium Essential Sky

AutoSense OSTM 3.0/AutoSense Sky OS 3.0:

Rustige situatie Voor spraakverstaan en luistercomfort bij een-op-

eengesprekken en voor stille omgevingen.

Spraak in lawaai Voor spraakverstaan en comfort in rumoerige

omgevingen en groepen.

Comfort in lawaai Voor luistercomfort in rumoerige omgevingen waar

geen spraak aanwezig is.

Muziek Programma-instellingen voor een meer natuurlijke

muziekervaring.

Spraak in veel lawaai

Voor spraakverstaan in rumoerige en drukke omgevingen. De functie StereoZoom van het programma maakt het mogelijk specifiek te focussen op de geluidsbron die zich voor de luisteraar bevindt.

Spraak in de auto

Geoptimaliseerde instellingen ontworpen voor een stabiele luisteromgeving in de auto

(geluidsbewustzijn)

Comfort bij echo

Gebruik dit programma voor comfortabel spraakverstaan in omgevingen met veel echo/weerkaatsing.

Gestreamde spraak Gebruikt bij het streamen van spraak van A2DP of

Airstream.

(30)

30

Programma of functie Premium Essential Sky

Gestreamde muziek Gebruikt bij het streamen van muziek van A2DP of

Airstream.

Aanvullende handmatige programma's:

Max. aanvullende programma's 4 4 4

Spraak in 360º

Met dit programma kan de luisterrichting worden geselecteerd in situaties waarbij de luisteraar niet in de richting van de geluidsbron kan kijken.

De focusrichting kan vast zijn of automatisch worden bepaald.

Akoestische telefoon

De belangrijkste functie, DuoPhone (alleen M90/Sky), streamt het signaal in realtime naar het andere oor zodat de stem van de beller in beide oren wordt gehoord zonder dat er extra accessoires nodig zijn.

Aangepast programma

Van-het-oor-af programma

Gebruik dit programma wanneer het toestel is geconfigureerd om van het oor af te gebruiken met

een zendspoelmicrofoon.

Streamingprogramma's:

RogerDirect + microfoon Combineert input van Roger microfoonbron en

toestelmicrofoons.

Telefoongesprek + microfoon Combineert input van Roger telefoonbron en

toestelmicrofoons.

PartnerMic + microfoon Combineert input van PartnerMic bron en

toestelmicrofoons.

Unieke kenmerken:

UltraZoom

UltraZoom is adaptieve meerkanaals beamforming- technologie die het spraakverstaan verbetert in rumoerige situaties.

UZ + SNR-boost

Ontworpen om SNR te verbeteren in een UltraZoom programma door middel van een betere demping van geluiden vanaf de achterzijde van de luisteraar.

StereoZoom

StereoZoom is een adaptieve, meerkanaals beamforming-technologie die zich aanpast aan bewegende en asymmetrische geluidsbronnen.

Hiervoor zijn compatibele bilaterale toestellen vereist.

DuoPhone

Streamt de stem van de beller automatisch naar het andere oor zodat de stem tegelijk in beide oren wordt gehoord.

Real Ear Sound Real Ear Sound simuleert de prestatiekenmerken

van de T-Mic.

WindBlock

WindBlock gebruikt een systeem voor de identificatie en classificatie van wind. Het krachtige, adaptieve algoritme onderdrukt automatisch windruis.

EchoBlock

EchoBlock is ontworpen voor omgevingen met veel echo zoals grote aula's, religieuze gebouwen en kamers met weerkaatsende oppervlakken.

EchoBlock werkt door direct de storende echogeluiden te verwijderen.

(31)

31

Programma of functie Premium Essential Sky

SoundRelax

SoundRelax identificeert onmiddellijk en nauwkeurig impulsgeluiden en past versterkingsreductie toe in verhouding tot de kenmerken van het originele pieksignaal. SoundRelax dempt impulsgeluiden die anders als onaangenaam worden ervaren.

QuickSync

Twee toestellen bedienen met één knop. De directe breedbandoverdracht van gegevens tussen twee instrumenten zorgt ervoor dat de volume- en programma-instellingen altijd in balans en gesynchroniseerd zijn. Eén druk op de

programmaselectieknop of volumeregeling zorgt voor een onmiddellijke identieke wijziging in het andere instrument.

Streaming/mic-balans

Functie voor het aanpassen van het volume waarmee cliënten door op de volumeregelaar te drukken het volume van het gestreamde signaal kunnen aanpassen ten opzichte van

omgevingsgeluid.

Programma-instellingen voor kinderen

De standaardprogramma-instellingen zijn aangeraden door ervaren CI-kinderaudiologen. Hoewel deze standaardinstellingen kunnen worden aangepast via de Junior Mode (Junior-modus) opties in het gedeelte met voorkeuren van de aanpassoftware, moeten aanpassingen worden gebaseerd op de feedback van kinderen of verzorgers die de ontwikkeling van kinderen met hun cochleaire implantaten nauwlettend in de gaten houden volgens bepaalde ontwikkelingsmijlpalen.

In de Verenigde Staten is het gebruik van de front-end verwerkingsfuncties en programma-instellingen in het gedeelte Fine Tuning (Fijnafstelling) van de aanpassoftware goedgekeurd voor gebruik bij volwassenen en kinderen ouder dan zes jaar.

DataLogging

[DataLogging] geeft informatie over het gebruik van het toestel door de patiënt tussen de bezoeken door.

Steeds wanneer het toestel wordt aangesloten op de aanpassoftware, wordt de datalog gereset. De gegevens worden voortdurend vastgelegd, maar met intervallen van een uur opgeslagen. Datalogging is niet bedoeld voor diagnoses, maar kan informatie geven over het toestelgebruik tussen de aanpassessies door.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Als die instelling leeg is of de BusinessUnit module is niet actief dan wordt naar instelling 761 gekeken.. Daar kan een specifiek emailadres

Indien een document wordt gegenereerd voor deze organisatie die hier was gekozen met dit sjabloon dan zullen die vervangvelden worden vervangen voor de waarde die in dit

drinkbouillon limoen [V] 120 gestoofd rundvlees met pittige chimichurri 166 kippenbouillon met steranijs 87 kippenbouillon met zoete aardappel &amp; limoen 163

Luijbe is door Munsterhuis Geluidsadvies in samenwerking met Buijvoets nagegaan welke geluidwerende voorzieningen aan de gevels van de bouwen woning aan de Varviksweg te

De vorderingen, liquide middelen, schulden en overlopende activa en passiva zijn opgenomen tegen de nominale waarde. Voor vorderingen wordt, voorzover nodig, een voorziening wegens

Als u het nieuwe taak- venster niet ziet (bijvoorbeeld als u het gesloten heeft of als u een bepaalde taak in ABBYY FineReader begonnen bent door met de rechter muisknop te klikken

Het sociale aan het SocialeWoon®-concept duidt hier niet op ‘sociale huurwoningen’ want feitelijk betreffen onze woningen goedkope(re) vrije sector woningen waarbij de focus ligt

Wanneer dit gebeurt en de Storio® reageert niet meer op het drukken op de aan/uit-toets, ontkoppel dan de adapter of verwijder de batterijen.. Sluit vervolgens de adapter weer aan