• No results found

Ratio Vennootschappen, ontwaak

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Ratio Vennootschappen, ontwaak"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

P 309340 – Afgiftekantoor 9000 Gent X – Tweewekelijks – Verschijnt niet in de weken 28-36

BIBF | Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten

INHOUD

p. 1/ Vennootschappen, ontwaak

p. 5/ Kadastraal inkomen: fiscus publiceert revalorisatiecoëfficiënt voor

aanslagjaar 2018 p. 6/ Voorontwerp nieuw

vennootschapsrecht

Vennootschappen, ontwaak

Gerechtelijke ontbinding van vennootschappen die geen jaarrekening

neerleggen binnen een termijn van zeven maanden na de afsluiting van het boekjaar

Vanaf 17 juni 2017 kan een vennootschap gerech- telijk ontbonden worden indien zij haar jaarreke- ning niet heeft neergelegd binnen een periode van zeven maanden na het afsluiten van haar boekjaar.

Dit is het gevolg van een nieuwe wet waarmee het fenomeen van slapende vennootschappen moet worden bestreden. De wetgever heeft de procedure voor gerechtelijke ontbinding van deze vennoot- schappen uitgebreid in de wet van 17  mei 2017 tot wijziging van diverse wetten met het oog op de aanvulling van de gerechtelijke ontbindingsproce- dure van vennootschappen.1

Na een korte beschrijving van de achtergrond en doelstellingen van de wet van 17 mei 2017, lichten we de wijzigingen toe.

Ratio

Naar schatting van de minister van Justitie beston- den er in 2013 140 000 zogenaamde slapende ven-

1 Wet van 17 mei 2017 tot wijziging van diverse wetten met het oog op de aanvulling van de gerechtelijke ontbindingsprocedure van ven- nootschappen, BS 12 juni 2017, 63589.

nootschappen.2 De initiatiefnemers van de nieuwe wet menen dat er een markt bestaat waarop sla- pende vennootschappen worden verhandeld voor een prijs van 4 000 à 5 000 EUR.3

De koper van dergelijke vennootschap vermijdt de controle van het ondernemingsloket met be- trekking tot de wettelijke oprichtingsvereisten.4 De initiatiefnemers van de nieuwe wet vrezen dat schuldeisers en afnemers van de vennootschap als- ook concurrenten die wel aan de vereisten voldoen, daarvan het slachtoffer worden. Daarnaast kun-

2 Wetsvoorstel tot wijziging van het wetboek van vennootschappen en van de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen, ter verbetering van de ontbindingsprocedure van niet-actieve vennootschappen, van vennootschappen met een fictieve zetel en van vennootschappen waarvan de zaakvoerders over onvol- doende beroepskennis beschikken, Parl. St. Kamer 2016-2017, DOC 54 1940/001, 3. (Hierna : DOC 54 1940/001)

3 Wetsvoorstel tot wijziging van het wetboek van vennootschappen en van de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen, ter verbetering van de ontbindingsprocedure van niet-actieve vennootschappen, van vennootschappen met een fictieve zetel en van vennootschappen waarvan de zaakvoerders over onvoldoende beroepskennis beschikken, Parl. St. Kamer 2016- 2017, DOC 54 1940/001, 3 en DOC 54 1940/007, 36. (Hierna : DOC 54 1940/007)

4 Een voorbeeld daarvan zijn de basisvoorwaarden inzake opleiding, zoals vastgelegd in de programmawet van 10 februari 1998 ter bevordering van het zelfstandig ondernemerschap.

(2)

nen malafide ondernemers met dergelijke aankoop anonimiteit bewerkstelligen.

Tot nog toe konden deze vennootschappen worden opgeruimd – en dus uit de markt voor slapende vennootschappen worden gehaald – door (i) een ge- rechtelijke ontbinding, op vordering voor de recht- bank door het Openbaar Ministerie (OM) of door ie- dere belanghebbende, of (ii) door een faillissement op aangifte van het OM of één van de schuldeisers, zoals de fiscale administratie en de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.

In de praktijk bleek het OM geen prioriteit te ma- ken van het opruimen van slapende vennootschap- pen : in 2016 zou de gerechtelijke ontbinding 276 keer zijn aangevraagd.5 Een faillissement van zijn kant kost de Belgische Staat minstens 1 000 EUR per vennootschap, ook indien die vennootschap een lege doos is.6 Uit de vermenigvuldiging met 140 000 slapende vennootschappen blijkt dat deze opruiming onwerkbaar is.

Daarom breidt de nieuwe wet de situaties uit waar- in de rechtbank de gerechtelijke ontbinding kan uitspreken. Daarenboven vereenvoudigt de wet de procedure voor gerechtelijke ontbinding, zodat de opruiming sneller en goedkoper kan verlopen.

Indien het opzet van de wetgever slaagt en de pro- cedure voor gerechtelijke ontbinding couranter wordt, zal ook het tijdig goedkeuren en neerleg- gen van een jaarrekening voor elke vennootschap (nog) aan belang winnen, waardoor er o.m. druk kan ontstaan op de aandeelhouders om de jaarre- kening goed te keuren. Zo komen scenario’s voor waarin de jaarrekening niet goedgekeurd raakt van vennootschappen met twee aandeelhouders, die elk de helft van de aandelen bezitten en tevens bestuurder zijn. Wanneer dergelijke patstelling zich voordoet, kan in principe vanaf nu één van de aandeelhouders de ontbinding vorderen van de vennootschap, ook tegen de wil in van de andere aandeelhouder.

De oude wet

Vóór de wetswijziging kon de rechtbank de ge- rechtelijke ontbinding pas uitspreken indien een

5 DOC 54 1940/007, 43.

6 DOC 54 1940/007, 43.

vennootschap gedurende drie opeenvolgende jaren geen jaarrekening had neergelegd.7

Het OM of een belanghebbende kon de vordering instellen vanaf de zevende maand na de afsluiting van het derde boekjaar – de wachttermijn van ze- ven maanden is afgestemd op de wettelijke termijn van zes maanden na de afsluiting van het boekjaar waarbinnen de jaarrekening moet worden goed- gekeurd, vermeerderd met de termijn van dertig dagen waarbinnen deze vervolgens moet worden neergelegd.8

De vennootschap had vervolgens de tijd om te ont- waken en haar toestand te regulariseren tot op het ogenblik van de uitspraak van de gerechtelijke ontbinding. In theorie volstond het om voor dat ogenblik één jaarrekening neer te leggen om de ontbinding af te wenden.

Onder deze soepele en overigens nauwelijks toege- paste9 regels was het risico op ontbinding van een inslapende vennootschap klein.

De vzw’s vormen een niet onbelangrijke uitzonde- ring in het toepassingsgebied van de nieuwe wet : de hierboven beschreven (oude) regels blijven op hen van toepassing.10 De reden daarvoor is dat vzw’s «niet steeds administratief even sterk» zijn en de wetgever wil vermijden «vzw’s onnodig het leven zuur te maken».11 Dit klinkt vooreerst niet erg veelbelovend voor de situatie van de vennoot- schappen onder de nieuwe wet. Daarnaast kan o.i.

dergelijke uitzondering enkel gerechtvaardigd worden indien slapende VZW’s een minder groot gevaar zouden vormen voor afnemers, schuldei- sers en concurrenten dan slapende vennootschap- pen.

De belangrijkste wijzigingen

1. Initiatief. Een nieuwe pijl op de boog van de kamer voor handelsonderzoek

Met de nieuwe wet van 17 mei 2017 kunnen nu ook de kamers voor handelsonderzoek de vordering tot gerechtelijke ontbinding rechtstreeks aanhangig

7 Oud art. 182 W.Venn.

8 Art. 92 en 98 W.Venn.

9 DOC 1940/007, 36.

10 Middels art. 18, 4° V&S-wet.

11 DOC 1940/007, 5.

(3)

maken bij de rechtbank, waar zij de rechtbank vroeger enkel onrechtstreeks via het OM konden bereiken.

De taak van de kamers voor handelsonderzoek be- staat er in een handelsonderzoek op te starten van zodra bepaalde zogenaamde «knipperlichten» aan- gaan, zoals een beslaglegging, het ontstaan van belastingschulden of sociale zekerheidsschulden en de niet-uitvoering van bepaalde vonnissen. De kamer beoordeelt dan of de vennootschap in finan- ciële moeilijkheden zou verkeren, in het kader van het preventieve luik van het insolventierecht.12 De jaarrekening is een document dat in die controle bij uitstek van belang is en de niet-neerlegging zal de kamer ongetwijfeld opvallen.

In handen van een krachtdadige kamer voor handelsonderzoek wordt de gerechtelijke ontbin- ding wellicht een vaker gebruikt instrument dan nu het geval is. Wanneer een uitnodiging van de kamer voor handelsonderzoek in de bus valt, zal het in de toekomst alleszins van groter belang worden dat de jaarrekening tijdig werd neerge- legd.

2. Voorwaarden. Zeven maanden na afsluiting van het boekjaar geen jaarrekening neergelegd

Vanaf 17  juni 2017 kan de gerechtelijke ontbin- ding worden uitgesproken over vennootschappen die de jaarrekening niet neerleggen binnen een termijn van zeven maanden na afsluiting van het boekjaar, waar die termijn vroeger drie jaar en ze- ven maanden bedroeg.

Tijdens de hoorzitting in het parlement drukten verschillende actoren hun bezorgdheid uit over de drastische inkorting van deze termijn. Ener- zijds zouden actieve vennootschappen plots ge- confronteerd kunnen worden met (een vordering tot) hun ontbinding omdat ze door omstandighe- den de jaarrekening niet tijdig konden neerleg- gen, bijvoorbeeld omdat deze niet werd goedge- keurd door de algemene vergadering. Daar komt bij dat iedere belanghebbende de vordering tot gerechtelijke ontbinding kan instellen, waaron-

12 Art. 12 WCO. In het kader van een dergelijk handelsonderzoek, kunnen de externe accountant, de externe belastingconsulent, de externe erkend boekhouder, de externe erkend boekhouder-fiscalist en de bedrijfsrevisor overigens worden opgeroepen om inlichtingen te verschaffen over de onderzochte vennootschap.

der bijvoorbeeld ook concurrerende ondernemin- gen begrepen zijn. Anderzijds zou deze termijn kunnen leiden tot grotere druk op de cijferberoe- penaars om in ijltempo jaarrekeningen op te stel- len om de ontbinding van een vennootschap af te wenden.

Al zijn deze scenario’s in theorie niet uitgesloten, toch zijn er belangrijke nuanceringen aan te bren- gen.

Vooreerst wordt er niet automatisch een procedu- re opgestart na het verstrijken van zeven maan- den vanaf het afsluiten van het boekjaar : (i) een instantie moet hiervoor een initiatief nemen en (ii) de termijn van zeven maanden is slechts een minimumtermijn zodat verwacht kan worden dat slechts zelden de dag na het verstrijken van de termijn de gerechtelijke ontbinding wordt aange- vraagd.

Daarnaast is één van de uitgangspunten van de nieuwe wet dat de vennootschap steeds de kans krijgt om haar situatie te regulariseren.

Indien het OM of een belanghebbende de vordering tot ontbinding heeft ingesteld, moet de rechtbank een regularisatietermijn van drie maanden toe- kennen. De rechter kan ook een langere termijn toekennen.13 Indien daarentegen de kamer voor handelsonderzoek de procedure initieerde, is de rechtbank niet verplicht een regularisatietermijn toe te kennen en kan zij de ontbinding dus onmid- dellijk uitspreken.14 Dit is, aldus de parlementaire voorbereiding, niet in strijd met het uitgangspunt dat regularisatie steeds mogelijk moet zijn : het idee is immers dat de vennootschap tijdens de loop van het handelsonderzoek reeds de kans heeft ge- kregen om te regulariseren.15

Daarbij kan evenwel een kanttekening gemaakt worden. Op geen enkel ogenblik tijdens haar on- derzoek is de kamer voor handelsonderzoek ver- plicht de vennootschap op te roepen en de nieuwe wet sluit de onmiddellijke ontbinding niet uit indien de vennootschap nooit werd opgeroepen voor de kamer voor handelsonderzoek. Van zo- dra de kamer voor handelsonderzoek de zaak meedeelt aan de rechtbank, wordt de vennoot-

13 Nieuw art. 182, § 1, derde lid W.Venn.

14 Nieuw art. 182, § 1, tweede lid W.Venn.

15 DOC 54 1940/007, 18.

(4)

schap in ieder geval wel op de hoogte gebracht bij gerechtsbrief.16 Aangezien de rechtbank de vennootschap in theorie op de eerste zitting on- middellijk kan ontbinden, zou de regularisatie- termijn in dat geval enkel bestaan uit de oproe- pingstermijn voor de rechtbank. Onder de oude wet kon de regularisatietermijn dan wel even kort zijn, maar toen liep de vennootschap slechts het risico dat de procedure zou worden opgestart indien zij reeds drie jaar lang geen jaarrekening had neergelegd.

Overige wijzigingen

De vier overige wijzigingen uit de nieuwe wet ko- men hieronder kort aan bod.

(i) Vooreerst bevat de nieuwe wet drie bijkomende gevallen waarin de kamer voor handelsonder- zoek de gerechtelijke ontbinding kan vorde- ren. De eerste twee betreffen gevallen waarin kan worden aangenomen dat de vennootschap slaapt.17 Het derde geval is gericht op het weg- werken van misbruiken : indien blijkt dat de bestuurders of zaakvoerders niet beschikken over de fundamentele beheersvaardigheden of over de vereiste beroepsbekwaamheid, kan de vennootschap worden ontbonden. Deze be- woordingen zijn gebaseerd op de program- mawet van 10  februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap, waarin bepaald wordt wat onder «beheersvaardighe- den» en «beroepsbekwaamheid» wordt begre- pen. De wet van 10 februari 1998 bevat auto- nome sancties, waaronder een geldboete en de sluiting van de onderneming. Het vorderen van deze sancties valt onder de bevoegdheid van het OM. Met de nieuwe wet van 17  mei 2017 kunnen inbreuken dus ook beteugeld worden op initiatief van de kamers voor han- delsonderzoek.

(ii) Ten tweede voegt de nieuwe wet een nieuwe vereffeningsmethode toe in het geval van gerechtelijke ontbinding. Voor de wetswijzi- ging, voorzag de wet in twee mogelijkheden.

De rechter kon een vereffenaar aanstellen en de vereffeningswijze bepalen, of de vereffe-

16 Nieuw art. 182, § 3 W.Venn.

17 Namelijk : (i) zij verschijnt niet voor de kamer voor handelsonderzoe- ken ondanks twee oproepingen met dertig dagen tussentijd; en (ii) de beheersdienst van de Kruispuntbank van Ondernemingen heeft de vennootschap geschrapt (nieuw art. 182, § 2 W.Venn.).

ning onmiddellijk afsluiten zonder ooit een vereffenaar aan te stellen.18 De onmiddellij- ke afsluiting bespaart tijd en kosten, indien de (slapende) vennootschap een lege doos is.

Deze procedure werd evenwel haast nooit ge- hanteerd omdat de rechtbank eerst de ver- mogenstoestand diende te laten onderzoeken om te beoordelen of ze wel tot onmiddellijke afsluiting kon overgaan, aangezien onder de oude wet in dit geval gedurende de drie voor- afgaande jaren geen jaarrekening was neer- gelegd.19

In de nieuwe wet worden deze beide moge- lijkheden behouden. De nieuwe wet voegt daarnaast evenwel een middenweg toe.20 Indien geen enkele belanghebbende de aan- stelling van een vereffenaar vordert, kan de rechtbank beslissen geen vereffenaar aan te stellen. Het verschil met de onmiddel- lijke afsluiting bestaat er in dat in dit geval de vereffening nog niet wordt afgesloten.

Belanghebbenden (zijnde aandeelhouders, zaakvoerders of bestuurders, schuldeisers, ...) hebben vanaf de bekendmaking van de uitspraak in het Belgisch Staatsblad een jaar de tijd om zich te melden en aanstelling van een vereffenaar te vorderen. Meldt niemand zich, dan wordt de vereffening geacht te zijn afgesloten. Alsnog opduikende schulden worden als oninbaar21 beschouwd, activa ko- men aan de staat toe. Deze procedure is voor- zien voor kleine dossiers waarvoor niemand belangstelling heeft, aldus de parlementaire voorbereiding.22

(iii) Ten derde zal het OM nu ook de ontbinding kunnen vorderen van vennootschappen waar- van het netto-actief beneden het minimumka- pitaal is gedaald.23 Dit is een bevestiging van bestaande rechtspraak van het Hof van Cassa- tie. Vraag is of dit veel toevoegt, nu bleek dat het OM de procedure voor gerechtelijke ont- binding al niet als prioritair zag.

18 Oud art. 182, § 3 W.Venn.

19 C. BERCKMANS, De vereffeningsprocedure, Mechelen, Wolters Klu- wer, 2014, 478.

20 Nieuw art. 182, § 6 W.Venn.

21 Dit betekent dat de schuld wel opeisbaar blijft ten aanzien van de eventuele borgen. (DOC 1940/007, 10).

22 DOC 1940/007, 10.

23 Nieuw art. 333, 432, 634, 666 en 835 W.Venn.

(5)

Aan de kamer voor handelsonderzoek werd deze bevoegdheid niet toegekend.

(iv) Ten slotte wordt aan de zaakvoerders en be- stuurders de plicht opgelegd mee te werken met de vereffenaar. Bij gebreke aan medewer- king is de (strenge) sanctie een beroepsver- bod24, die evenwel enkel zal worden opgelegd indien de bestuurder of zaakvoerder moedwil- lig niet meewerkt met de vereffenaar. Uiter- aard beoordeelt de rechter wat «moedwillig»

inhoudt. De parlementaire voorbereiding noemt onder meer als voorbeeld van omstan- digheden waarin niet-medewerking niet ge- sanctioneerd kan worden, het overlijden van de boekhouder.25

24 Nieuw art. 3quater KB nr. 22.

25 DOC 1940/007, 29.

Besluit

Vroeger konden vennootschappen rustig inslapen.

Met de nieuwe kortere termijn, waardoor een ven- nootschap reeds kan worden ontbonden wanneer zij één jaar geen jaarrekening neerlegt, wil de wet- gever dit voorkomen.

Die termijn lijkt afschrikwekkend en dat is wellicht de bedoeling. Bezorgdheid daarover is terecht : het is mogelijk dat de regularisatietermijn slechts uit de oproepingstermijn voor de rechtbank bestaat, ook al blijkt uit de parlementaire voorbereiding dat dat niet de bedoeling is van de nieuwe wet.

Gwen BEVERS en Sophie DECKERS Advocaten kantoor Schoups

Kadastraal inkomen: fiscus

publiceert revalorisatiecoëfficiënt voor aanslagjaar 2018

De revalorisatiecoëfficiënt waarmee je de belastbare waarde van een onroerend goed kunt berekenen, is voor het aanslagjaar 2018 vastgelegd op 4,39 (Ko- ninklijk besluit van 18  juli 2017, BS 4  augustus 2017).

Het kostenforfait mag dus in 2017 niet meer be- dragen dan: kadastraal inkomen van het onroe- rend goed x 4,39 x 2/3.

De revalorisatiecoëfficiënt is ook van belang als je als bedrijfsleider (alleen bestuurders, zaakvoer- ders, vereffenaars of gelijksoortige functies) een woning verhuurt aan uw vennootschap. Als je huurinkomsten een bepaald bedrag overschrijden, worden ze geherkwalificeerd als bezoldigingen.

Je kunt het drempelbedrag voor 2017 berekenen met volgende formule: kadastraal inkomen van het verhuurde pand x 4,39 x 5/3.

De revalorisatiecoëfficiënt steeg de laatste jaren geleidelijk, enkel voor het aj. 2011 is er een lichte daling.

Ook de revalorisatiecoëfficiënt voor het aj. 2018 is gestegen ten opzichte van die voor het aj. 2017.

Aanslagjaar Revalorisatiecoëfficiënt

2018 4,39

2017 4,31

2016 4,23

2015 4,23

2014 4,19

2013 4,10

2012 3,97

2011 3,87

2010 3,88

2009 3,75

2008 3,65

2007 3,59

2006 3,50

2005 3,45

2004 3,39

2003 3,35

2002 3,26

2001 3,19

2000 3,15

(6)

Voorontwerp nieuw vennootschapsrecht

1. Inleiding

Op de ministerraad van 20 juli 2017 werd het voor- ontwerp van wet tot invoering van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen goedgekeurd.1 Dit is een volgende stap naar een grondige hervor- ming van het Belgische vennootschapsrecht, als deel van de «Sprong naar het recht voor morgen»

die minister van Justitie Koen Geens aankondigde op 6 december 2016.

Het huidige vennootschapsrecht krijgt vaak de kritiek nodeloos ingewikkeld te zijn en niet te be- antwoorden aan de behoeften van het bedrijfsle- ven. Hierbij wordt dan vooral gealludeerd op het grote aantal vennootschapsvormen, waardoor (be- ginnende) ondernemers door de bomen het bos niet meer zien. Die complexiteit brengt sommige onder- nemers er zelfs toe hun vennootschap op te richten naar het recht van bijvoorbeeld Nederland of het Verenigd Koninkrijk.

Minister Geens wil aan deze bezwaren tegemoet komen door het vennootschapsrecht te vereenvou- digen en de individuele vennootschappen te flexibi- liseren. Anders dan eerdere hervormingen, grijpt dit in op elke mogelijke vennootschapsvorm, van een kleine V.O.F. tot een grote NV. In dezelfde be- weging hoopt de minister om het Belgische ven- nootschapsrecht Europees op de kaart te zetten.

Sommige veranderingen zijn haast louter taalkun- dig (zo zou de «BVBA» een «BV» worden en zouden haar «zaakvoerders» «bestuurders» gaan heten), anderen fundamenteel (zo zou de nieuwe BV geen minimumkapitaal meer hebben).

In dit artikel geven we de voornaamste kracht- lijnen van de hervorming weer, zoals momenteel bekend (de volledige tekst van het voorontwerp is nog niet publiek beschikbaar). Daarbij wijzen we

1 Voluit : het voorontwerp van wet tot invoering van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen en houdende diverse bepalingen.

meteen op enkele belangrijke aandachtspunten voor de nu reeds bestaande vennootschappen.2

2. Beperkte aansprakelijkheid

2.1 Besloten vennootschap

Voor vennootschappen met beperkte aansprake- lijkheid ligt de nadruk van de hervorming op de BVBA. Die wordt herdoopt tot BV en ondergaat in- houdelijk een grondige metamorfose.

De geplande wijziging voor de BVBA (de toekom- stige BV) die de meeste aandacht wegkaapt, is ongetwijfeld de afschaffing van het vereiste mini- mumkapitaal. De BV zal, althans in theorie, kun- nen worden opgericht zonder kapitaal. Het mi- nimum van 18  550  EUR was voor veel startende ondernemers een struikelblok en eerdere pogingen om daar iets aan te doen (met name de S-BVBA), waren geen succes. Door de vereiste van een mi- nimumkapitaal af te schaffen, maakt men de op- richting van nieuwe vennootschappen toegankelij- ker. Onduidelijk is nog of het kapitaal op fiscaal en boekhoudkundig vlak blijft bestaan.

De afschaffing van het kapitaal heeft een aantal conceptuele gevolgen, omdat de functies van het kapitaal nu op een andere manier zullen moeten worden ingevuld, bijvoorbeeld :

– Waar het kapitaal nu gebruikt wordt als verdeel- sleutel voor de rechten van de vennoten, zullen zij de aard en de omvang van de inbreng in de toekomst vrij kunnen bepalen. De waarde van de inbreng van een investeerder hoeft dus niet weerspiegeld te worden in het aandeel dat hij verkrijgt in de vennootschap.

– Waar het kapitaal nu de belangrijkste garan- tie is dat het onderpand van de schuldeisers intact blijft, zullen andere beschermingsmaat- regelen worden ingevoerd. Daarvoor zou meer gewicht worden gegeven aan een grondig fi- nancieel plan, zouden er strengere regels over

2 Ook voor verenigingen zijn er veranderingen op til, maar daar gaan we gelet op de omvang van deze bijdrage niet op in.

(7)

oprichtingsaansprakelijkheid komen en zouden uitkeringen uit de vennootschap worden onder- worpen aan een dubbele uitkeringstest (zowel in functie van de liquiditeit als in functie van de solvabiliteit).

De BV zonder kapitaal zou zo een «light vehicle»

worden, zoals die in verschillende andere landen in Europa al bestaan. Nu vennootschappen in ze- kere mate vrij kunnen migreren door de Euro- pese Unie, hebben heel wat lidstaten de ambitie getoond om het Europese Delaware te worden.

Daarvoor past men ook het criterium aan waar- onder het Belgische recht een nationaliteit plakt op vennootschappen. Waar dit nu afhangt van de plaats waar de vennootschap het centrum van haar belangen (de «werkelijke zetel») heeft, zou er in de toekomst gekeken worden naar het meer formele criterium waar de vennootschap haar sta- tutaire zetel heeft. Concreet zou de nieuwe BV in de toekomst zo ook gebruikt kunnen worden voor ondernemingen in andere lidstaten van de Euro- pese Unie.

Ten slotte staan ook een aantal minder ingrijpende wijzigingen op de agenda. Belangrijk voor de prak- tijk is bijvoorbeeld dat aandelen in een BV in de toekomst vrij overdraagbaar kunnen worden ge- maakt, dat BV’s converteerbare obligaties en war- rants kunnen uitgeven, en (zoals nu in de CVBA) dat een uittreding en uitsluiting ook ten laste van het vennootschapsvermogen zou kunnen.

De rode draad bij deze hervorming is het creëren van een uitgebreid aanvullend recht. De venno- ten krijgen zo de kans om een BV te maken op maat van hun eigen onderneming, maar behou- den nog steeds een vangnet in de vorm van de aanvullende standaardregeling. Vanuit die op- tiek zullen bestaande BVBA’s veelal ongewijzigd kunnen blijven functioneren onder het nieuwe recht. Vennoten zouden meer vrijheid krijgen om hun onderlinge afspraken te regelen, maar kunnen die vrijheid ook gebruiken om hun BV in te vullen als iets wat sterk gelijkt op de huidige BVBA.

2.2 Naamloze vennootschap

De vormgeving van de naamloze vennootschap op zich zal weinig ingrijpend veranderen, maar ook hier worden er verschillende wijzigingen ver- wacht, voornamelijk op bestuursniveau.

Zo zou een (optioneel) duaal bestuursmodel naar voor worden geschoven, met een operationele di- rectieraad die wordt gecontroleerd door een volle- dig gescheiden raad van toezicht. Ook zou de dwin- gende regel van ad nutum herroepbaarheid van het mandaat van bestuurders afgeschaft worden en zou het bestuur niet per se collegiaal meer moeten zijn, zodat ook één persoon aan het roer van een naamloze vennootschap kan worden gezet.

3. Onbeperkte aansprakelijkheid

Voor vennootschappen met onbeperkte aansprake- lijkheid was het opzet vooral om te snoeien in de wildgroei van vennootschappen. Nu kent België maatschappen, stille vennootschappen, tijdelijke (handels)vennootschappen, commanditaire ven- nootschappen, commanditaire vennootschappen op aandelen, vennootschappen onder firma en co- operatieve vennootschappen met onbeperkte aan- sprakelijkheid. Het zou de bedoeling zijn om van de verschillende vennootschapsvormen die nu nog bestaan enkel de maatschap over te houden.

Afgaande op de voorbereidende studies, lijkt deze aanpassing mogelijk niet veel meer dan een cosme- tische ingreep. De maatschap die zo overblijft zou bijvoorbeeld nog stille vennoten kunnen hebben (zo- als een Comm.V) en zou nog tijdelijk kunnen zijn (zoals een THV). Ook die vennootschappen zullen in de praktijk dus blijven voortbestaan, zij het met het etiket van een maatschap. In die zin gaat het voor- namelijk om een vereenvoudiging van het huidige begrippenapparaat. Het is wachten op de definitieve teksten om vast te stellen hoe ver dit zal gaan.

Ook deze vennootschappen kunnen dus in aan- loop naar de hervorming nog worden opgericht.

Het voornaamste aandachtspunt is hier dat er nu reeds bijzondere zorg moet worden besteed aan de bewoording van het vennootschapscontract : wan- neer na de inwerkingtreding slechts de maatschap overblijft, dient immers duidelijk te zijn welke na- dere regels de betrokkenen hier voor ogen hadden.

4. Timing

De nieuwe wetgeving zal gevolgen hebben voor het merendeel van de vennootschappen. De mogelijk- heden in een BV zullen bijvoorbeeld worden uitge- breid en de vennootschappen met onbeperkte aan- sprakelijkheid zullen mogelijks de stempel van een maatschap krijgen.

(8)

Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoor- delijke uitgever : Mirjam VERMAUT, B.I.B.F. – Legrandlaan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail : info@bibf.be, URL : http: //www.bibf.

be. Redactie : Mirjam VERMAUT, Gaëtan HANOT, Geert LENAERTS, Frédéric DELRUE, Chantal DEMOOR. Adviesraad : Professor P. MICHEL, Professor Emeritus, Universiteit Luik, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven. Gerealiseerd in samenwerking met Wolters Kluwer – www.wolterskluwer.be

Niet alle bepalingen van de hervormingswet zul- len echter onmiddellijk van toepassing zijn op be- staande vennootschappen. Het voorontwerp zou voorzien in een lange overgangsperiode, die ven- nootschappen de mogelijkheid biedt om zonder haast aan de nieuwe regeling aan te passen. Het is uiteraard nog afwachten hoe het parlement over de overgangsregeling denkt, maar het voorontwerp zou duidelijk zijn op dit punt. Als ijkpunt voor de inwerkingtreding neemt men de eerste dag van het eerste volledige boekjaar dat voor de vennootschap

in kwestie aanvangt na een kennismakingsperiode van één jaar na bekendmaking van het Wetboek in het Belgisch Staatsblad. Vanaf dat nieuwe boek- jaar :

– treden de dwingende bepalingen van het nieuwe wetboek onmiddellijk in voege3;

– moeten vennootschappen bij hun eerstvolgende statutenwijziging de statuten afstemmen op het nieuwe Wetboek; en

– hebben vennootschappen tien jaar om de statu- ten af te stemmen op het nieuwe Wetboek.

Vanaf de tiende dag na de publicatie van het Wet- boek in het Belgisch Staatsblad zou er bovendien een verbod gelden om nog vennootschappen op te richten in (of bestaande vennootschappen om te vormen naar) vennootschapsvormen die met het nieuwe Wetboek verdwijnen. Wanneer de teksten voor het nieuwe vennootschapsrecht publiek ge- maakt worden, zal dat desondanks voor heel wat vennootschappen al het startschot moeten zijn om bepaalde afspraken te herzien.

5. Besluit

De toekomstige hervorming van het vennoot- schapsrecht moet zorgen voor meer eenvoud en meer flexibiliteit. Het Belgische landschap zou dan enkel bestaan uit NV’s, BV’s, CV’s en maatschap- pen. In de voorbereiding van die hertekening, zul- len bestaande vennootschappen echter grondig

herbekeken moeten worden teneinde deze in te pas- sen in de nieuwe regelgeving en mogelijk zelfs een werkelijke metamorfose moeten ondergaan.

Voorlopig is het uitkijken naar de ontwerptekst van deze wet, om vervolgens gericht te kunnen ad- viseren. In volgende nummers zullen wij u meer in detail informeren over de veranderingen en over de stappen die vennootschappen moeten nemen om zich te conformeren aan de nieuwe regels. Momen- teel ligt het voorontwerp van de Ministerraad bij de Raad van State voor advies. De Raad van State zou haar werkzaamheden nog in oktober van dit jaar moeten afronden.

Joost VAN RIEL, Gwen BEVERS en Christine HEEB (advocaten kantoor Schoups) en Marieke ROSEEUW (studente Universiteit Antwerpen)

3 Bij bepalingen van dwingend recht, kan men bijvoorbeeld denken aan regels met betrekking tot de tussentijdse winstverdeling, die vanaf dat nieuwe boekjaar dus onmiddellijk van toepassing zouden zijn. Over welke regels het precies gaat zal in principe uitdrukkelijk worden aangegeven

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Indien partijen algehele ontbinding hebben uitgesloten, maar gedeeltelijke ontbinding niet, volgt naar mijn mening uit het systeem van de wet dat de mogelijkheid tot gedeelte-

Wandelt terwijl gij het Licht hebt." (Joh. Vertraag niet, want terwijl ik spreek komt de nacht naderbij. De gelovige moet ontwaken en een blik werpen op het glorieuze

'Dat er niets over palliatieve zorg in het regeerakkoord staat, is een gemiste kans voor CD&V.' Een nieuw euthanasiedebat in het parlement mag, maar niet als de uitkomst

• voorbeeld: 'Niet-westerse kunstenaars', zoals Kapoor en/of Attia, worden in het Westen opgeleid, maar brengen ook elementen uit niet- westerse culturen mee en verwerken deze in

Cliënt kan hier eventueel bezwaar op maken en eventueel beroep doen op de

Het Hof laat zich hier niet over uit, maar, mocht de werkgever een aanleiding hebben die het noodzakelijk maakt om over te gaan tot het monitoren van het internetgebruik van

Waar kan een OCMW terecht om een derde partij in het integratiecontract te vinden, als een dienst die werd opgericht door de overheid om een ar- beidsbemiddeling te verzorgen,

Ondersteuning van alle acties van soldaten en matrozen tot verbetering hunner positie; ondersteuning van den strijd tegen het officierscorps, tegen de militaire politie, enz..