• No results found

Ammonieten in het kader van hun geschiedenis

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Ammonieten in het kader van hun geschiedenis"

Copied!
15
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Ammonieten in het kader van hun geschiedenis

door J. Stemvers-van Bemmel en Dr. P.J. Hoedemaeker

Paleozoische en Trias-ammonieten - weinig in tel?

Bij het zoeken, verzamelen en determineren van ammo- nieten door fossielen-liefhebbers gaat het doorgaans om Jura- en Krijtsoorten. Veel minder komen Trias-ammonie- ten aan bod en zelden de Paleozoische: uit Devoon, Carboon of Perm. En dat, terwijl het voorkomen van ammonieten toch wordt aangegeven als "Onder-Devoon tot Boven-Krijt". Grofweg beslaat die tijd 400 - 65 miljoen jaar, ofwel zo'n 335 M a . Waar de grens tussen Trias en Jura op 208 M a geleden ligt, blijven zo ruim 200 miljoen jaar van het ammonieten-bestaan onderbelicht.

Al worden ze duidelijk overschaduwd door het succes van hun jongere verwanten, toch hebben ook de "oude"

ammonieten veel aantrekkelijks en interessants - ze kunnen in een uitgave over "Ammonieten" dan ook zeker niet onbesproken blijven.

Veel aandacht van onderzoekers gaat uit naar het prilste begin:

waar komt de ammoniet vandaan? Was de eerste ammoniet de rechtgeschaalde Bactrites, met zijn reeds geplooide sutuur en met de - dunne - sipho aan de ventrale zijde (zoals het ammonie- ten past), of was zijn voorvader een vlakspiralige nautiloide. de Silurische Barrandeoceras, die evenwel een eenvoudige sutuur had en zijn sipho aan de rugzijde droeg?

Met andere woorden: welk kenmerk is ammoniet-eigener: de ligging en de hoedanigheid van de sipho of de in een spiraal gewonden schaal? Laten we er de definitie eens bijnemen. De Orde Ammonoidea, Zittel, 1884, wordt beschreven als:

"?Dibranchiate Cephalopoden, in karakteristieke vorm dichtgebonden in een vlak, symmetrisch, met een bolvormige, kalkige protoconch, septa die scherpgebogen sutuurbochten vormen, en een dunne, randstandig geplaatste sipho".

Een "goede" ammoniet heeft dus alle kenmerken, maar mist hij iets karakteristieks, dan hoeft dat hem nog niet buiten te sluiten.

Men heeft aangenomen, dat de evolutie inderdaad van de rechte Bactrites, via de gebogen Cyrtobactrites, naar de dichte spiraal- gewonden schaal voerde, gesteund door de overweging, dat er aanvankelijk ook open spiralen voorkwamen en dat de vroegste ammonieten een open umbilicus bezaten (Anarcestida). Ook op de regel, dat bij de ammonieten de sipho ventraal ligt, zijn uitzon- deringen (Clymeniida).

Eigenschappen als deze zijn wel bruikbaar om de Subklasse Ammonoidea onder te verdelen in ordes. De richting waarin de septakragen geplaatst zijn: naar voren (prochoanaat) of naar achteren (retrochoanaat), is ook zo'n eigenschap (naar voren is

"normaal" voor ammonieten). En dan is er nog de sutuurlijn, die ongeveer eindeloos kan variëren, maar die toch onmiskenbare wetmatigheden vertoont en daardoor bruikbaar is bij de indeling.

Afb. 30 geeft weer, hoe de eerste sutuurlijnen die door een ammonietje werden aangemaakt zijn gebruikt bij de indeling van ammonietenorden. Zie ook afb. 9 en 10.

Er is bij ammonieten sprake van een ontwikkeling naar gecom- pliceerdere vormen, al bleven er sommige conservatieve groepen naast de geavanceerdere voortbestaan.

Deze evolutie komt tot uiting in de indeling in 6 orden.

1. Anarcestida; 2. Clymeniida; 3. Goniatitida; 4. Prolecanitida; 5.

Ceratitida; 6. Ammonitida.

De vier eerstgenoemde orden zijn Paleozoisch, de laatste twee Mesozoisch. In de Westeuropese literatuur valt het zwaartepunt sterk op de Mesozoische vormen.

Paleozoische ammonietenorden

Orde 1. Anarcestida, Onder-Devoon - Boven-Devoon.

Dit zijn primitieve ammonieten met een retrochoanate sipho en een eenvoudige, goniatitische sutuurlijn.

Anarcestida hebben soms een open umbilicus en vertonen weinig tekening op de schaal. Deze is vaak evoluut ("opgerolde buis"), maar ook involute windingen komen voor, die zowel smal en hoog als breed en laag (cadicoon) kunnen zijn. Sommige hoge vormen hebben een scherpe kiel, zijn dus discusvormig, ofwel oxycoon.

Daarmee zijn de belangrijkste schaaltypen al aanwezig, kennelijk waren er al gauw aanpassingen aan diverse ecologische milieus.

In het Onder-Devoon van centraal Europa, met name van Duits- land, zijn deze oudste ammonieten gevonden. Uit het Midden- Devoon zijn ze ook van elders bekend: N-Amerika, N-Afrika, Australië.

Enkele namen: Bactrites (afb. 1 en A - 1 ) en Mimagoniatites (A - 2) voor het Onder-Devoon; Anarcestes (A - 3) en Maenioceras (Midden-Devoon); Manticoceras (afb. 4, pag. 4, Boven-Devoon).

Tegen het einde van het Devoon stierven de Anarcestida uit, maar intussen waren uit deze orde andere groepen ontstaan, zoals de:

Orde 2. Clymeniida, Boven-Devoon.

Bij deze primitieve ammonieten zit de sipho dorsaal; bij twee genera was er in de eerste septa evenwel een ventraal geplaatste sipho. De septraalkraagjes zijn retrochoanaat en vormen vaak een doorlopende siphonaalbuis. Eenvoudige sutuur. Vooral evolute, opgerolde-buistypen, maar ook involute sferoconen, bolronde vormen, soms met insnoeringen, waardoor een soort driedeling ontstaat: Wocklumeriaen Parawocklumeria. Ze zijn voornamelijk bekend uit Europa en Noord-Afrika.

Een voorbeeld is Kosmoclymenia, afb. A - 4.

Orde 3. Goniatitida, Midden-Devoon - Boven-Perm.

Waren de Clymeniida een kortlevende groep zonder

nakomelingen, de goniatieten hadden wèl een grote en langdurige radiatie. Hun sutuur was goniatitisch (zie afb. 10), later ook wel ammonitisch, en ging gaandeweg meer elementen bevatten, tot 8 lobben toe. De ventrale lob wordt door een ventraal zadel in t w e e ë n gedeeld. De toevoeging van nieuwe lobben gebeurde tussen de externe lob en de laterale lob in; men noemt deze lobben adventieflobben. Vaak waren er ook nog umbilicale

22

G e a , 1996, nr. 1

(2)

lobben. De sipho was doorgaans prochoanaat. Ook hier komen evolute en involute vormen voor, al of niet bolvormig, al of niet met prominente insnoeringen.

Goniatitida hebben wereldwijd bijgedragen aan de stratigrafie van vooral Carboon en Perm. Voor het Onder-Carboon waren vooral Westeuropese typen van belang, voor het Boven-Carboon (Pennsylvanian) en het Perm, toen Europa een landgebied was, vooral goniatieten uit de U S A .

Enkele bekende geslachten: Cheiloceras ( A - 5) en Tornoceras, (Boven-Devoon); Beyrichoceras, Goniatites, Gastrioceras (A - 6), (Onder-Carboon); Cyclolobus, A - 7 (Perm).

Aan het eind van het Perm stierf deze overigens zo succesvolle orde uit.

Orde 4. Prolecanitida, Boven-Devoon - Boven-Trias.

Een andere spruit aan de ammonieten-stamboom vormen de Prolecanitida, die ongeveer gelijktijdig als de goniatieten uit de Anarcestida ontstonden. Ze leefden grotendeels gelijktijdig met de goniatieten; hun vormenrijkdom was niet groot.

De Prolecanitida bouwden bij voorkeur platte schalen, die ofwel evoluut of involuut waren en een ronde of scherpe ventrale zijde hadden. De sutuur was goniatitisch tot ceratitisch. De toevoeging van nieuwe lobben vond plaats tussen de laterale lob en de inter- ne lob in; zulke lobben noemt men umbilicale lobben (vergelijk de Goniatitida). De siphokragen staan retrochoanaat. Hoewel de Prolecanitida wereldwijd voorkwamen, nemen ze in de Europese fossielenfauna een ondergeschikte plaats in. Omdat mariene sedimenten uit het Perm in deze contreien schaars zijn, komt men ze hier weinig tegen. Een voorbeeld is Medlicottia (A - 8) uit het Perm. In Noord-Amerika leverden de Prolecanitida zonefossielen voor het Onder- en Boven-Carboon.

In de loop van het Perm verminderde het aantal geslachten. Wel overschreed een genus uit de superfamilie Medlicottiaceae de voor ammonieten catastrofale Perm-Triasgrens. Ze hielden het nog tot in de Onder-Trias uit, toen verdwenen ook zij. Het was uit een andere groep Prolecanitida, de Daraelitidae, dat de eerste vertegenwoordigers van een nieuwe orde voortkwamen. Dat was in het midden van het Perm; de bewuste nieuwkomers waren de Ceratitida. Deze eerste ceratieten overschreden wèl met goed gevolg de faunagrens Perm-Trias en daarmee de grens tussen Paleozoicum en Mesozoicum.

De faunagrens waarvan hier sprake is werd waarschijnlijk veroor- zaakt door het optreden van een zeer sterke regressie (terugtrek- ken van de zee), waardoor de shelfzeeën met hun uitstekende voedselbronnen droogvielen. Behalve bijna alle ammonieten verdwenen ook vele andere shelfbewoners van het toneel.

Een indruk van het wel en wee in het ammonietenbestaan geeft afb. 29.

Mesozoische ammonietenorden

Trias-ammonieten: een top tussen twee dalen

De ceratieten die de Perm-Triasgrens passeerden en het aanzien zouden geven aan de gehele, exclusieve, groep van Trias- ammonieten, behoorden tot de Xenodiscidae. 15 superfamilies ontstonden uit deze familie; samen beleefden zij in de loop van de Trias een buitengewone uitbreiding en evolutie. Zie afb. 28. Ze ontwikkelden nieuwe types, wat wijst op aanpassing aan nieuwe milieus.

Een enkel getal toont hun succes al aan. Het aantal ammonieten- genera en subgenera lag in de perioden Devoon tot en met Perm niet boven de 60 per periode; in de Trias beliep dit getal bijna 400!

Voor de Jura geldt overigens een aantal van ± 660, voor het Krijt

± 540 geslachten (Treatise, 1957).

De ceratieten-expansie liep trouwens parallel met de Triadische fauna-explosie die allerwege plaatsvond.

Van de 15 superfamilies stierven er in de loop van de Trias 14

weer uit. De 15e groep: de Phyllocerataceae, bleef bestaan toen zich aan het eind van de Trias opnieuw omstandigheden voor- deden, die catastrofaal voor een groot deel van de mariene fauna waren.

Orde 5. Ceratitida, Perm - Trias.

De Ceratitida worden over het algemeen gekenmerkt door een ceratitische sutuur, die eenvoudige, ronde zadels en in enkelvou- dige lobules verdeelde lobben heeft (zie afb. 10). Evenwel komen bij hoge uitzondering ook goniatitische suturen voor en in de loop van hun bestaan al zeer ingewikkelde, ammonitische suturen.

Ook bij de Ceratitida werden umbilicale lobben gevormd.

Ceratieten zijn merendeels dichte, evolute planispiralen, maar ook kogelronde, involute sferoconen komen voor. Veel groepen heb- ben een gevarieerde beribbing en vertonen diverse soorten knob- bels. Typisch is een parallelle, overlangse streping, dus over de lengte van de schaal (bij Cladiscites). De ventrale zijde kan, behalve rond, ook gekield (carinaat) of gegroefd (sulcaat) zijn.

Ook zijn er enkele opmerkelijke ontrolde vormen en een ruimte- spiraal: de slakkehuisvormige Cochloceras, bekend.

In Europa komen mariene Triasafzettingen (Muschelkalk: Anisien, Ladinien) vooral voor in Oostenrijk (Hallstadt), Zuid-Duitsland en Noord-ltalië. Het is uit deze streken dat zeer veel soorten bekend zijn geworden. Zij dienen te worden vrijgemaakt uit een zeer hard gesteente.

Enkele voorbeelden: natuurlijk Ceratites nodosus, de allerbekend- ste en algemeenste, uit de zg. Germaanse facies (afb. B - 1 ) . Uit de Alpine facies noemen we: Trachyceras aon (afb. B - 2), Arestes intuslabiatus (B - 3), Cladiscites tornatus (B - 4).

Enige literatuur

- Hallam, A. (editor), 1977: Patterns of evolution, as illustrated by fossil record. Developments in Palaeontology and Stratigraphy, 5.

Elsevier Sc.Publ.Comp., Amsterdam.

- House, M.R. & J.R. Senior (editors): The Ammonoidea. The Systematics Association, Special volume no. 18.

- Kemper, E. 1992: Die tiefe Unterkreide im Vechte-Dinkel- Gebiet. Stichting Het Staringmonument te Losser.

- Kennedy, W . J . & W.A. Cobban, 1976: Aspects of Ammonite biology, biogeography and biostratigraphy. The Palaeontological Association, London.

- Kullmann, J . en J . Wiedmann, 1970: Significance of sutures in phylogeny of ammonoidea. Univ. of Kansas Paleont. Contrib.

1970, paper nr. 47.

- Lehmann, U . , 1976: Ammoniten, ihr Leben und ihre Umwelt.

Enke Verlag, Stuttgart.

- Martill, D . M . en J . D . Hudson, 1994: Fossilien aus Ornatenton und Oxford Clay. Ein Bestimmungsatlas. Goldschneck-Verlag W.K. Weidert, Korb.

- Moore, R . C . (editor), 1957: Treatise on Invertebrate

Paleontology, Part L, Mollusca 4. The University of Kansas Press, Lawrence, Kansas, U S A .

- Schlegelmilch, R., 1985: Die Ammoniten des s ü d d e u t s c h e n Doggers. Gustav Fischer Verlag, Stuttgart.

- Schlegelmilch, R., 1992: Die Ammoniten des s ü d d e u t s c h e n Lias. Gustav Fischer Verlag, Stuttgart.

- Schlegelmilch, R., 1994: Die Ammoniten des s ü d d e u t s c h e n Malms. Gustav Fischer Verlag, Stuttgart.

- Tomel, G . , 1980: Ammonites. Edition Serre.

- Ziegler, B., 1972: Einführung in die Palaobiologie, Teil I:

Allgemeine Palaontologie. E. Schweizerbart'sche Verlagsbuchhandlung, Stuttgart.

- Ziegler, B., 1983: Idem, Teil II: Spezielle Palaontologie.

- Ziegler, B., 1975, in: Ammoniten, Stuttgarter Beitrage zur Naturkunde, Serie C, nr. 4.

- British Palaeozoic Fossils, uitg. British Museum (Natural History), London;

- British Mesozoic Fossils, idem.

(3)

Orde 1: Anarcestida

A - 1 . Genus: Bactrites, Siluur - Onder-Carboon.

Soort: Bactrites elegans, Boven-Devoon, Eifel, Did., 51/2 cm.

A - 2. Mimagoniatites, Onder- en Midden-Devoon.

Mimagoniatites zorgensis, Onder-Devoon, Did., 7 cm.

A - 3. Anarcestes, Onder- en Midden-Devoon.

Anarcestes plebeius, Midden-Devoon, Tsjech., 4 cm.

Orde 2: Clymeniida

A - 4. Kosmoclymenia, Boven-Devoon.

Kosmoclymenia undulata, Boven-Devoon, Did., 5 cm.

Orde 3: Goniatitida

A - 5. Cheiloceras, Boven-Devoon.

Cheiloceras subpartitum, 6 cm en 27 mm, macro- en microcon Boven-Devoon, Did.

A - 6. Gastrioceras, Boven-Carboon.

Gastrioceras carbonarium, Namurien, Eng., 51/2 cm.

A - 7. Cyclolobus, Onder-Perm.

Cyclolobus stachei, Onder-Perm, Silezië, 31/2 cm.

Orde 4: Prolecanitida

A - 8. Medlicottia, Perm.

Medlicottia trautscholdi, Permocarboon, Silezië, 2 - 3 cm.

Orde 5: Ceratitida

B - 1 . Ceratites, Ladinien (Onder-Trias).

Ceratites nodosus, Ladinien, Did., Fr., 6 cm.

B - 2. Trachyceras, Midden- en Boven-Trias (Anisien - Carnien).

Trachyceras aon, Boven-Trias (Carnien), Alpen, 5 cm.

B - 3. Arcestes, Midden- en Boven-Trias (Anisien - Rhaetien).

Arcestes intuslabiatus, Norien, Alpen, ± 5 cm.

B - 4. Cladiscites, Boven-Trias (Carnien - Rhaetien).

Cladiscites tornatus, Norien, Alpen, 31/2 cm.

24

Gea, 1996,

nr. 1

(4)

Jura- en Krijt-ammonieten: hoogtepunten met Ammonitida

De ammonieten die de overgang naar de Jura-periode wisten te doorstaan behoren tot de Phylloceraten; dit waren waarschijnlijk bewoners van diepe z e e ë n . De regressie op de Trias-Juragrens, waardoor opnieuw veel shelfzeeën droog vielen, heeft hen niet getroffen.

Orde 6. Ammonitida, Trias - Krijt

In de vroege Jura-periode ontsproten uit de Phylloceraten nieuwe superfamilies, terwijl ook de stamgroep, de Phylloceratina, tot het laatst toe bleef voortbestaan, zonder veel te veranderen in vorm en sutuur. E é n van de nieuwe groepen vormden de Lytoceratina.

Ook deze groep behield gedurende de gehele loop van zijn langdurige bestaan conservatieve trekken.

Anders was dat bij de vele "moderne" ammonietengroepen, die uit de Lytoceratina ontstonden. Hiertoe behoren o.a. veel ontrolde, heteromorfe soorten, die men tegenwoordig onderbrengt in een eigen suborde: Ancyloceratina. De hier als laatste genoemde suborde waarin de Ammonitida worden ondergebracht is die van de Ammonitina: dit is veruit de grootste en bekendste groep.

De Ammonitida (orde), met zijn vier suborden, wordt verder onderverdeeld in 18 superfamilies. De verreweg grootste suborde: Ammonitina, telt 10 superfamilies.

Suborde I. Phylloceratina, Trias - Krijt.

Gladde of zwak geornamenteerde schalen, sutuur met

kenmerkende bladvormige (phylloïde) zadels en met trifide lobben (d.w.z. drie assen in de laterale lob, afb. C - 2).

Afb. C -1 tot en met C - 4.

Suborde II. Lytoceratina, Jura - Krijt.

Evolute, losgewonden schalen, gewoonlijk met ronde windingen.

Deze vertonen over het algemeen groeilijnen, insnoeringen en soms ribben. Anaptychus (waar voorkomend). Sutuur met weinig, maar sterk verplooide elementen. Kenmerkend zijn bifide lobben (d.w.z. twee assen in de laterale lob) (C - 7).

Afb. C - 5 t o t en m e t C - 8 . .

Suborde III. Ammonitina, Jura - Krijt.

Gewoonlijk in een vlak gewonden schalen, evoluut of involuut, glad of geornamenteerd. Suturen gewoonlijk met veel elementen, laterale lobben trifide (met drie assen). Afstammelingen van Phylloceraten ofwel Lytoceraten; niet steeds is te achterhalen welke van de twee groepen de stamvorm leverde. Er zijn 10 superfamilies:

Superfamilie Psilocerataceae

Afstammend van Phylloceratida; het zijn de oudste Ammonitina.

Onder-Jura (vnl. Hettangien en Sinemurien). Wereldwijd.

Afb. D -1 tot en met D - 8.

Superfamilie Eoderocerataceae

Afstammend van Lytoceratida. Met ribben en/of tuberkels en stekels.

Onder-Jura (Sinemurien -Toarcien). Wereldwijd.

Afb. D - 9 t o t e n met D - 1 7 .

Superfamilie Hildocerataceae

Plat of planulaat, vaak oxycoon; vaak falcate of falcoïde beribbing; al of niet met kiel.

Onder-Jura (B.-Pliensbachien) - Midden-Jura (Bathonien).

Wereldwijd. Afb. E -1 tot en met E - 1 4 .

Superfamilie Spirocerataceae

Ontrolde ammonieten uit de Jura-periode: Onder-Jura (Pliensbachien) - Boven-Jura (Oxfordien). Afb. E - 1 5 .

Superfamilie Haplocerataceae

Typerend zijn platte, discusachtige vormen, geneigd tot oxycoon.

Met of zonder kiel; glad of beribd: falcoïed of falcaat.

Midden-Jura (O.-Bajocien) - Onder-Krijt (Albien). Wereldwijd.

Afb. F - 1 tot en met F - 1 1 .

Superfamilie Stephanocerataceae

Planulaten, sferoconen, cadiconen en oxyconen. Over het algemeen met stevige ribben en complexe sutuurlijnen.

Midden-Jura (M.-Bajocien) - Boven-Jura (O.-Kimmeridgien).

Wereldwijd. Afb. G -1 tot en met G - 1 2 .

Superfamilie Perisphinctaceae

Evolute planulaten, breed tot plat; met duidelijk vertakte ribben;

oneindige variatie in beribbing en windingsvorm, soms tenderend naar platycoon (maar niet oxycoon) of cadicoon. Ventrale zijde rond, sulcaat of carinaat. Complexe sutuur. Dit is een grote groep.

Midden-Jura (M.-Bajocien) - Onder-Krijt (Valanginien).

Wereldwijd. Afb. H -1 tot en met H - 24.

Superfamilie Desmocerataceae

Met over het algemeen ronde tot ovale windingsdoorsneden;

soms lanceolaat of carinaat, zelden met tuberkels. Vaak constricties. Afstammend van Phylloceratina. Sutuur vaak sterk verplooid. Hiertoe behoren zeergrote ammonieten: Parapuzosia met 21/2 meter doorsnee.

Onder-Krijt (Valanginien) - Boven-Krijt (Maastrichtien).

Afb. I -1 tot en met I - 5.

Superfamilie Hoplitaceae

Veelal plat, met gladde, dan wel gegroefde en/of ronde ventrale zijde. Uitbundige ornamentering, typerend zijn vertakte ribben, die uit umbilicale tuberkels ontspruiten. Suturen meestal eenvoudig.

Zie ook het artikel "Wissant-ammonieten: het geslacht Euhoplites".

Onder-Krijt (Hauterivien) - Boven-Krijt (Campanien).

Afb. I - 6 tot en met 1-12.

Superfamilie Acanthocerataceae

Dikke vormen met stevige ribben zijn kenmerkend; tendens tot prominente tuberkels. Maar ook gladde oxyconen komen voor.

Sutuur doorgaans vrij eenvoudig, soms zelfs ceratitisch {Tissotia, J - 9 ) . De Sphaerodiscidae is de ammonieten-familie die het laatst ontstond (J -11).

Onder-Krijt (O.-Albien) - Boven-Krijt (Maastrichtien).

Afb. J - 1 tot en m e t J - 1 1 .

Suborde IV. Ancyloceratina, B o v e n - J u r a - Boven-Krijt.

Ontrolde vormen, open spiralen (maar ook wel dichte spiralen), rechte schalen, dichte spiralen die overgaan in open spiralen of rechte schalen, en vele andere mogelijkheden. Suturen aanvan- kelijk lytoceraat (bifide lobben), maar al gauw verschijnen trifide lobben.

Superfamilie Ancylocerataceae

Regelmatig gewonden; windingen raken elkaar niet; vaak ribben, knobbels en/of stekels.

Boven-Jura (Tithonien) - Onder-Krijt (O.-Albien).

Afb. K -1 en K - 2.

Superfamilie Douvilleicerataceae

Vroeger ondergebracht bij de superfamilie Hoplitaceae als familie Douvilleiceratidae. Meer of minder evoluut, zelfs ontrold in eerste windingen; windingsdoorsnede meer of minder ovaal tot rond of breed, of hoekig met vlakke of concave ventrale zijde.

Onder-Krijt (Barremien - Midden-Albien).

Afb. K - 3 tot en met K - 5.

(5)

Superfamilie Deshayesitaceae

Vroeger als familie Deshayesitidae onderdeel van de superfamilie Hoplitaceae. Platte ammonieten met veel hogere dan brede windingsdoorsneden en stevige ribben.

Onder-Krijt (O.-Aptien - B.-Aptien).

Afb. K - 6 en K - 7.

Superfamilie Turrilitaceae

Heteromorfen met velerlei vormen; windingen glad of geribd en vaak tuberculaat.

Onder-Krijt (Barremien) - Boven-Krijt (Maastrichtien).

Afb. K - 8 t o t en met K - 1 2 .

Superfamilie Scaphitaceae

Losse of dichte, vlakke spiraal, gevolgd door een korte of lange rechte schacht die in een-hoek eindigt.

Onder-Krijt (B.-Albien) - Boven-Krijt (Maastichtien).

Afb. K - 1 3 .

Een ammonieten-galerij

Het zijn over het algemeen de Ammonitina die in Europa het meest worden gevonden. Veel soortnamen zullen verzamelaars dan ook bekend in de oren klinken, maar hoe zien ze eruit? Beter dan een opsomming van namen zijn afbeeldingen in staat, een indruk van de soort te geven of een herinnering op te roepen. We maakten daarom uit het geweldige soortenaanbod een keus, waarbij het voorkomen in (westelijk) Europa vooropstond.

Ook de "vindbaarheid" speelde een rol, maar die geldt niet voor alle afgebeelde soorten. Wel kwamen, door hun goede conservering en grote aantallen, de ammonieten uit Pliensbachien, Toarcien, Callovien, Albien, relatief ruim aan bod.

Bij de wetenschappelijke beschrijving van elk geslacht wordt steeds é é n soort als de meest kenmerkende voor het geslacht aangemerkt: het zg. type-species. Uit deze type-soorten is bij voorkeur de keus gemaakt. Als basis voor de beschrijving van een soort geldt een zo duidelijk mogelijk exemplaar: het holo-type. Het zijn deze holo- typen, die in veel handboeken, monografieën en overzichten worden afgebeeld. Zo ook in deze uitgave, voor zover dit mogelijk was.

Op de afbeeldingen hebben de ammonieten ongeveer gelijke grootte, maar in werkelijkheid allerminst! De ware afmeting van het "portret" staat in het bijschrift bij de soortnaam.

De oriëntatie van het fossiel is die, welke in de literatuur gebruikelijk is: met de opening schuin boven; dit is niet de vermoedelijke levenshouding.

Voor de volgorde werd voornamelijk de in de Treatise gehanteerde gevolgd. Sinds de verschijning van dit werk is de systematiek hier en daar herzien. Daarom zijn de Ancyloceratina nu achteraan geplaatst.

De geologische tijdschaal

Deel van de geologische tijd waarin ammonieten leefden

C E N O - ZOI- C U M

Tertiair

65 miljoen

Boven- Krijt

Maastrichtien jaar geleden Campanien

Santonien Coniacien Turoon Cenomaan M E -

Onder- Krijt

y / Albien

Aptien Barremien Hauterivien Valanginien Berriasien

•i AC

S O - Boven- Jura

14b Tithonien

Kimmeridgien Oxfordien

ZOI-

Midden- Jura

10/

Callovien Bathonien Bajocien Aalenien

Onder- Jura

1 l O

Toarcien Pliensbachien Sinemurien Hettangien C U M

Trias

Rhaetien Norien Carnien Ladinien Anisien Scythien

O/IC

PA-

Perm

Thuringien Saxonien Autunien

onr>

L E O - Carboon

^yu Stephanien

Westfalien Namurien Viséen Tournaisien ZOI-

C U M

Devoon

Siluur

Famennien Frasnien Givetien Couvinien Emsien Siegenien Gedinnien

408

26

G e a , 1996, nr. 1

(6)

Enkele bekende

ammonietensoorten

uit Jura en Krijt in West-Europa

Subklasse: Ammonoidea Orde: Ammonitida Suborde: Phylloceratina

Superfamilie: Phyllocerataceae

C - 1 . Genus: Phylloceras, Sinemurien - Valanginien.

Species: Phylloceras heterophyllum, Toarcien, 22 c m . C - 2. Phyllopachyceras, Barremien - Maastrichtien.

Phyllopachyceras infundibulum, Barremien, 7 cm.

C - 3. Holcophylloceras, Bajocien - Aptien.

Holcophylloceras guettardi, Aptien, 41/2 cm.

C - 4. Tragophylloceras, Pliensbachien

Tragophylloceras loscombi, Onder-Pliensbachien, 91/2 cm.

Suborde: Lytoceratina

Superfamilie: Lytocerataceae

C - 5. Lytoceras, Sinemurien - Boven-Krijt.

Lytoceras fimbriatum, Boven-Pliensbachien, 12 c m . C - 6. Alocolytoceras, Toarcien.

Alocolytoceras germaini, Toarcien, 4 cm.

C - 7. Tetragonites, Midden-Albien - Boven-Cenomaan.

Tetragonites timotheanus, Boven-Albien, ca. 4 cm.

C - 8. Macroscaphites, Barremien - Aptien.

Macroscaphites yvani, Barremien, 15 c m .

Suborde Ammonitina

(zie volgende pagina)

Superfamilie: Psilocerataceae

D - 1 . Psiloceras, Hettangien.

Species: Psiloceras planorbis, Hettangien, 41/2 cm.

D - 2. Alsatites, Hettangien.

Alsatites liasicus, Hettangien, 19 c m . D - 3. Schlotheimia, Hettangien.

Schlotheimia angulata, Hettangien, 3Vz cm.

D - 4. Arietites, Onder-Sinemurien.

Arietites bucklandi, Onder-Sinemurien, 6 cm.

D - 5. Asteroceras, Sinemurien.

Asteroceras obtusum, Sinemurien, 91/2 cm.

D - 6. Cymbites, Sinemurien.

Cymbites globosus, Sinemurien, IVfecm.

D - 7. Oxynoticeras, Sinemurien.

Oxynoticeras oxynotum, Sinemurien, 51/2 c m . D - 8. Echioceras, Boven-Sinemurien.

Echioceras raricostatum, Boven-Sinemurien, 6 cm.

Superfamilie: Eoderocerataceae

D - 9. Promicroceras, Boven-Sinemurien.

Promicroceras planicosta, Boven-Sinemurien, 21/2 cm.

D - 1 0 . Polymorphites, Onder-Pliensbachien.

Polymorphites polymorphus, Onder-Pliensbachien, 21/2 cm.

D - 1 1 . Uptonia, Onder-Pliensbachien.

Uptonia jamesoni, Onder-Pliensbachien, 16 cm.

D - 1 2 . Androgynoceras, Onder-Pliensbachien.

Androgynoceras lataecosta, Onder-Pliensbachien, 7 cm.

D - 1 3 . Amaltheus, Boven-Pliensbachien.

Amaltheus margaritatus, Boven-Pliensbachien, 10 cm.

D - 1 4 . Pleuroceras, Boven-Pliensbachien.

Pleuroceras spinatum, Boven-Pliensbachien, 5 cm.

D - 1 5 . Prodactylioceras, Onder-Pliensbachien.

Prodactylioceras davoei, Onder-Pliensbachien, 13 cm.

D - 1 6 . Dactylioceras, Onder-Toarcien.

Dactylioceras commune, Onder-Toarcien, 7 cm.

D - 1 7 . Catacoeloceras, Onder-Toarcien.

Catacoeloceras confectum, Onder-Toarcien, 4 cm.

(7)

28

G e a , 1996,

nr. 1

(8)

Superfamilie: Hildocerataceae

E - 1 . Arieticeras, Boven-Pliensbachien.

Arieticeras algovianum, Boven-Pliensbachien, 7 cm.

E - 2. Harpoceras, Onder-Toarcien.

Harpoceras falciferum, Onder-Toarcien, Th cm.

E - 3. Maco nice ras, Onder-Toarcien.

Maconiceras vigoense, Onder-Toarcien, 2!/2 cm.

E - 4. Pseudolioceras, Boven-Toarcien.

Pseudolioceras compactile, Boven-Toarcien, 6 cm.

E - 5. Hildoceras, Onder-Toarcien.

Hildoceras bifrons, Onder-Toarcien, 7 cm.

E - 6. Grammoceras, Boven-Toarcien.

Grammoceras striatulum, Boven-Toarcien, 6 cm.

E - 7. Pleydellia, Boven-Toarcien.

Pleydellia comata, Boven-Toarcien, 4 cm.

E - 8. Dumortieria, Boven-Toarcien.

Dumortieria levesquei, Boven-Toarcien, 9 cm.

E - 9. Leioceras, Onder-Aalenien.

Leioceras opalinum, Onder-Aalenien, Th cm.

E - 1 0 . Ludwigia, Boven-Aalenien.

Ludwigia murchisonae, Boven-Aalenien, 13 cm.

E - 1 1 . Graphoceras, Bajocien.

Graphoceras concavum, Bajocien, 7 cm.

E - 1 2 . Phymatoceras, Boven-Toarcien.

Phymatoceras binodata, Boven-Toarcien, 7 cm.

E - 1 3 . Hammatoceras, Boven-Toarcien.

Hammatoceras insigne, Boven-Toarcien, 6V2 cm.

E - 1 4 . Sonninia, Bajocien.

Sonninia sowerbyi, Bajocien, 10 c m .

Superfamilie: Spirocerataceae

E - 1 5 . Spiroceras, Boven-Bajocien - Boven-Bathonien.

Spiroceras bifurcati, Boven-Bajocien, 9 cm.

(9)

Superfamilie: Haplocerataceae F - 1 . Haploceras, Kimmeridgien - Tithonien.

Haploceras elimatum, Tithonien, 7 cm.

F - 2. Neolissoceras, Boven-Tithonien.

Neolissoceras grasianum, Boven-Tithonien, 9 cm.

F - 3. Glochiceras, Oxfordien - Kimmeridgien.

Glochiceras nimbatum, Onder-Kimmeridgien, 2 cm.

F - 4. Oppelia, Bajocien.

Oppelia subradiata, Midden-Bajocien, 5 cm.

F - 5. Oxycerites, Boven-Bajocien - Callovien.

Oxycerites aspidoides, Boven-Bajocien, 12 cm.

F - 6. Hecticoceras, Onder-Callovien.

Hecticoceras hecticum, Onder-Callovien, 3 cm.

F - 7. Ochetoceras, Onder-Oxfordien - Onder-Kimmeridgien.

Ochetoceras canaliculatum, Oxfordien, 51/2 cm.

F - 8. Horioceras, Boven-Callovien - Onder-Oxfordien.

Horioceras baugieri, Boven-Callovien - Onder-Oxfordien, 31/2 cm.

F - 9. Taramelliceras, Oxfordien - Kimmeridgien.

Taramelliceras trachinotum, Onder-Kimmeridgien, 10 cm.

F - 1 0 . Creniceras, Oxfordien.

Creniceras renggeri, Oxfordien, 2 cm.

F - 1 1 . Streblites, Onder-Kimmeridgien.

Streblites tenuilobatus, Onder-Kimmeridgien, 5 cm.

Ammonieten schreven aardgeschiedenis

De geschiedenis van de aardkorst is uit de gesteenten af te lezen. Vooral de mariene sedimenten geven een getrouwe reportage van de gebeurtenissen. Transgres- sies en regressies, klimaat en f a c i ë s v e r a n d e r i n g e n tekenen zich erin af. Organismen bloeien en verdwijnen weer, zo volgen ze elkaar op. Elke etage, elk lagenpakket elke stratigrafische zone heeft wel een organisme dat hem karakteriseert en wiens naam hij draagt. Vergelijk in dit verband het artikel "Wissant-ammonieten" maar eens.

De etages en perioden van het Mesozoicum worden door ammonieten gedefinieerd *). Hun wel en wee was bepa- lend voor de grenzen van etages, tijdvakken, perioden en

zelfs era. J e zou kunnen zeggen, dat het niet zo was dat de ammonieten aan het eind van het Mesozoicum uitstierven, maar dat het Mesozoicum eindigde bij het uitsterven van de ammonieten.

*) In september 1995 werd tijdens het "Symposium over etage- grenzen van het Krijt" te Brussel besloten, dat voortaan niet langer uitsluitend van ammonieten als zonefossiel gebruik zal worden gemaakt.

Voortaan kan ieder geologisch fenomeen waarmee gelijkheid of ongelijkheid in ouderdom kan worden gemeten als definitie van etages worden gebruikt. Hiermee wordt een traditie van meer dan een eeuw doorbroken.

30 G e a , 1996, nr. 1

(10)

G 1 0 G 11 G 1 2

Superfamilie: Stephanocerataceae

G - 1 . Otoites, Midden-Bajocien.

Otoites sauzei, Midden-Bajocien, 8V2 cm.

G - 2. Stephanoceras, Midden-Bajocien.

Stephanoceras humphriesianum, Midden-Bajocien, 11 c m . G - 3. Tulites, Midden-Bathonien.

Tulites subcontractus, Midden-Bathonien, 8 cm.

G - 4. Macrocephalites, Onder-Callovien.

Macrocephalites macrocephalus, Onder-Callovien, T/2 cm.

G - 5. Erymnoceras, Midden-Callovien.

Erymnoceras coronatum, Midden-Callovien, 35 cm.

G - 6. Pachyceras, Boven-Callovien - Onder-Oxfordien.

Pachyceras lalandeanum, Boven-Callovien - Onder-Oxfordien, 8 cm.

G - 7. Sigaloceras, Onder-Callovien.

Sigaloceras calloviense, Onder-Callovien, 8 cm.

G - 8. Kosmoceras, Boven-Callovien.

Kosmoceras ornatum rotundum, Boven-Callovien, 41/2 cm.

G - 9. Cadoceras, Onder - Midden-Callovien.

Cadoceras sublaeve, Onder-Callovien, 6V2 cm.

G - 1 0 . Lamberticeras, Boven-Callovien.

Lamberticeras lamberti, Boven-Callovien, 8 cm.

G - 1 1 . Goliathiceras, Oxfordien.

Goliathiceras ammonoides, Oxfordien, 5V2 cm. Dit is een macroconch, behorend bij een microconch uit het genus Cardioceras; welke soort is onbekend.

G - 1 2 . Cardioceras, Oxfordien.

Cardioceras cordatum, Oxfordien, 5!/2 cm.

(11)

32

G e a , 1996,

nr. 1

(12)

Superfamilie: Perisphinctaceae

J U R A

H - 1 . Strenoceras, Boven-Bajocien.

Strenoceras bajocense, Boven-Bajocien, 41/2 c m . H - 2. Garantiana, Boven-Bajocien - Midden-Bathonien.

Garantiana garantiana, Boven-Bajocien - Midden-Bathonien.

H - 3. Parkinsonia, Boven-Bajocien - Onder-Bathonien.

Parkinsonia parkinsoni, Boven-Bajocien, 11 c m . H - 4. Reineckeia, Midden-Callovien.

Reineckeia anceps, Midden-Callovien, 13 cm.

H - 5. Proplanulites, Onder-Callovien.

Proplanulites koenigi, Onder-Callovien, 7 cm.

H - 6. Grossouvria, Callovien.

Grossouvria sulcifera, Callovien, 3 c m . H - 7. Perisphinctes, Boven-Oxfordien.

Perisphinctes variocostatus, Boven-Oxfordien, 22 c m .

H - 8. Orthosphinctes, Boven-Oxfordien - Onder-Kimmeridgien.

Orthosphinctes tiziani, Boven-Oxfordien - Onder-Kimmeridgien, 11 cm.

H - 9. Ataxioceras, Onder-Kimmeridgien.

Ataxioceras hypselocyclus, Onder-Kimmeridgien, 8 c m . H - 1 0 . Aulacostephanus, Onder-Kimmeridgien.

Aulacostephanus pseudomutabilis, Onder-Kimmeridgien, 4 cm.

H - 1 1 . Gravesia, Onder-Tithonien.

Gravesia gravesiana, Onder-Tithonien, 30 cm.

H - 1 2 . Sutneria, Kimmeridgien.

Sutneria platynota, Kimmeridgien, 3 cm.

H - 1 3 . Titanites, Boven-Tithonien.

Titanites giganteus, Boven-Tithonien, 21 cm. Soms 60 cm!

H - 1 4 . Peltoceras, Boven-Callovien.

Peltoceras athleta, Boven-Callovien, 8V2 cm.

H - 1 5 . Euaspidoceras, Boven-Callovien - Boven-Oxfordien.

Euaspidoceras perarmatum, Boven-Callovien - Boven-Oxfordien, 10 c m . H - 1 6 . Aspidoceras, Kimmeridgien.

Aspidoceras acanthicum, Kimmeridgien, 6 cm.

KRIJT

H - 1 7 . Platylenticeras, Valanginien.

Platylenticeras heteropleurum, Valanginien, 7 cm.

H - 1 8 . Olcostephanus, Valanginien.

Olcostephanus astierianus, Boven-Valanginien, 9 c m . H - 1 9 . Polyptychites, Valanginien.

Polyptychites polyptychus, Valanginien, 9 c m .

H - 20. Dichotomites, Boven-Valanginien - Onder-Hauterivien.

Dichotomites bidichotomus, Boven-Valanginien, 7 cm.

H - 21. Berriasella, Boven-Tithonien (Jura).

Berriasella privasensis, Boven-Tithonien, 6 cm.

H - 22. Neocomites, Berriasien - Valanginien.

Neocomites neocomiensis, Berriasien - Valanginien, 3 c m . H - 23. Kilianella, Valanginien.

Kilianella pexiptycha, Valanginien, 4 cm.

H - 24. Acanthodiscus, Onder-Hauterivien.

Acanthodiscus radiatus, Onder-Hauterivien, 12V2 cm.

(13)

Superfamilie: Desmocerataceae

I - 1. Barremites, Hauterivien - Barremien.

Barremites difficilis, Barremien, 8 cm.

I - 2. Beudanticeras, Boven-Albien.

Beudanticeras beudanti, Boven-Albien, 8 cm.

I - 3. Desmoceras, Boven-Aptien - Cenomaan.

Desmoceras latidorsatum, Midden-Albien, 6V2 c m . I - 4. Spitidiscus, Hauterivien.

Spitidiscus rotula, Hauterivien, 3 cm.

I - 5. Lewesiceras, Boven-Cenomaan - Coniacien.

Lewesiceras sharpei, Turoon, 10 cm.

Superfamilie: Hoplitaceae

I - 6. Hoplites, Midden-Albien.

Hoplites dentatus, Midden-Albien, 11 c m . I - 7. Anahoplites, Midden - Boven-Albien.

Anahoplites planus, Midden-Albien, 6V2 cm.

I - 8. Epihoplites, Midden - Boven-Albien.

Epihoplites trifidus, B.-Albien, 53 mm; trifide laterale lob.

I - 9. Euhoplites, Midden - Boven-Albien.

Euhoplites truncatus, Midden-Albien, 42 mm.

1-10. Sonneratia, Onder - Midden-Albien.

Sonneratia dutempleana, Onder-Albien, 7 cm.

I - 1 1 . Dimorphoplites, Midden - Boven-Albien.

Dimorphoplites biplicatus, Midden-Albien, 6 cm.

1-12. Schloenbachia, Cenomaan.

Schloenbachia varians, Onder-Cenomaan, 6 c m .

34

Gea, 1996, nr. 1

(14)

J 10

Superfamilie: Acanthocerataceae

J - 1 . Hysteroceras, Boven-Albien.

Hysteroceras varicosum, Boven-Albien, 4 cm. Veelvuldig bij Wissant.

J - 2. Dipoloceras, B.-Midden-Albien - O.-Boven-Albien.

Dipoloceras cristatum, Midden-Albien, 6 cm.

J - 3. Morton ice ras, Boven-Albien.

Mortoniceras commune, Boven-Albien, 5 cm.

J - 4. Lyelliceras, Onder - Midden-Albien.

Lyelliceras lyelli, Midden-Albien, 8 c m . J - 5. Mantelliceras, Onder-Cenomaan.

Mantelliceras mantelli, Onder-Cenomaan, 5 cm.

J - 6. Acanthoceras, Boven-Cenomaan.

Acanthoceras rhotomagense, Boven-Cenomaan, 11 c m .

J - 7. Calycoceras, Cenomaan - Onder-Turoon.

Calycoceras naviculare, Boven-Cenomaan, 10 c m . J - 8. Mammites, Turoon.

Mammites nodosoides, Onder-Turoon, 25 c m . J - 9. Metatissotia, Coniacien - Onder-Santonien.

Metatissotia fourneli, Coniacien, ca. 7 cm. Ceratitische sutuur.

J - 1 0 . Collignoniceras, Turoon.

Collignoniceras woollgari, Turoon, 7 cm. O.a. in Wissant.

J - 1 1 . Sphenodiscus, Maastrichtien.

Sphenodiscus sp., Maastrichtien, 27 cm. In Zuid-Limburg komt heel zeldzaam S. brinckhorsti voor.

(15)

36

Gea, 1996, nr. 1

S u b o r d e : AncylOCeratina K - 7- Dufrenoyia, Boven-Aptien.

Dufrenoyia dufrenoyi, Boven-Aptien, 41/2 cm.

Superfamilie: Ancylocerataceae _ ... _

K - 1 . Crioceratites Haurerivien - Barremien. Superfamilie: Turnhtaceae

Crioceratites nolani, Boven-Hauterivien, 15 cm. " . Ptychoceras, Boven-Aptien - Boven-Alb.en.

K - 2. Ancyloceras, Boven-Barrem.en - Onder-Aptien. Ptychoceras emencianum, Boven-Apt.en m c m . Ancyloceras matheronianum, Boven-Barremien. 65 cm. K " 9" Hamites' B°v e n: * P *e n " Boven-Alb.en.

Hamites maximus, Gault (Albien), 8 cm.

c..~~r**~*;i;~ n ~ . . ; : i Ê ~ i ~ ~ „ * ~ ~ ~ ~ ~ K - 10. Baculites, Turoon - Maastrichtien.

Superfamilie Douvilleicerataceae _

l 4

. ' .. ...

0

o i • r . . ,. Baculites faujasi, Maastrichtien, 3 cm.

K - 3. Cheloniceras, Boven-Aptien. w H H ^ ..!. ~

O . . . .. n A x- -7 K - 11. Turnhtes, Cenomaan.

Cheloniceras cornuelianum, Boven-Aptien. 7 cm. T u r r j | i ( e s c o s t a t 0nder.Cenomaarli 1 5 cm. K - 4. Diadocheras, Boven-Aptien. Hyphantoceras, Turoon - Santonien.

Diadocheras nodosocostatum, Boven-Aptien, 31/2 cm. ._. . , 1 ^ _ • T l i m n;Q n K 1 / o m

„ ^ ~ ... . ^ . . . . . r Hyphantoceras reussianum, Turonien, 5/2 cm.

K - 5. Douvilleiceras, Onder-Albien. 7

Douvilleiceras mammillatum, Onder-Albien. 6 cm. _ , ... ~

Superfamilie: Scaphitaceae

K - 6. Deshayesites, Onder-Aptien. ^ M

Deshayesites deshayesi, Onder-Aptien, 4 c m .

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Men kan niet beweren dat die honderden huizen in aanbouw in Beuningen en Ewijk nodig zijn om aan de behoefte van deze twee kernen te voldoen.. In die twee kernen is er geen

9) Heeft u problemen met andere regelgeving op het gebied van verkeer en vervoer?. O

     Is mede ondertekend door zijn echtgenote en zoon. Kerssies heet Erik van zijn voornaam en niet Johan..  4) Piet Smits is van de HBD en niet van de

1) De ene boom van deze twee diende dus tot de vorming van de menselijke geest, door oefening in gehoorzaamheid aan het Woord van God; de mens moest door deze tot een kennis komen

"Maar hoe kwam u in deze ongelegenheid?" vroeg CHRISTEN verder en de man gaf ten antwoord: "Ik liet na te waken en nuchter te zijn; ik legde de teugels op de nek van mijn

Rom. Dat vonnis is ook in Gods Woord beschreven: "Ten dage als gij daarvan eet zult gij de dood sterven," Gen. De Schrift is het verslag van het hof des hemels,

"Als patiënten tijdig zo'n wilsverklaring opstellen, kan de zorg bij het levenseinde nog veel meer à la carte gebeuren", verduidelijkt Arsène Mullie, voorzitter van de

"Patiënten mogen niet wakker liggen van de prijs, ouderen mogen niet bang zijn geen medicatie meer te krijgen. Als een medicijn geen zin meer heeft, moet je het gewoon niet