• No results found

De Toetsing Getoetst Werkboek

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "De Toetsing Getoetst Werkboek"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Werken aan de kwaliteit van toetsing

De Toetsing Getoetst

Werkboek

De Toetsing Getoetst, april 2021

Nijmegen: Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Lectoraat Eigentijds beoordelen en beslissen

(2)

Inhoudsopgave

Samenvatting... 5

1 De Toetsing Getoetst... 6

1.1 De Toetsing Getoetst...6

1.2 Aspecten van het toetsweb...7

1.3 Visie op onderwijs...7

1.4 Elementen...8

1.5 Ontwikkelingsfasen...9

1.6 Toetsentiteiten...9

1.6.1 Toetsen en toetstaken...9

1.6.2 Toetsprogramma...10

1.6.3 Toetsbeleid...11

1.6.4 Toetsorganisatie...13

1.6.5 toetsbekwaamheid...14

2 Game ‘Toetsing Getoetst’... 21

2.1 Werken met het web...21

2.2 De opzet...21

2.3 Onderdelen van het spel...22

2.4 De spelregels...22

2.5 De opbrengsten...24

3 Informatie over de opleiding [naam opleiding]... 25

3.1 Contextbeschrijving van de opleiding...25

3.2 Informatie opleiding...25

3.3 Informatie over het spelteam...26

3.4 Vastleggen opbrengsten game...27

4 Opbrengsten game ‘Toetsing Getoetst’... 28

4.1 Toetsen en toetstaken...28

4.1.1 Procesbeschrijving huidige en gewenste situatie...28

4.1.2 Bepalen positie...28

4.1.3 Bepalen ambitie...28

4.1.4 Doelen t.a.v. gewenste positie...29

4.2 Toetsprogramma...31

4.2.1 Procesbeschrijving huidige en gewenste situatie...31

4.2.2 Bepalen positie...31

4.2.3 Bepalen ambitie...31

4.2.4 Doelen t.a.v. gewenste positie...32

4.3 Toetsbeleid...33

4.3.1 Procesbeschrijving huidige en gewenste situatie...33

4.3.2 Bepalen positie...33

4.3.3 Bepalen ambitie...33

4.3.4 Doelen t.a.v. gewenste positie...34

4.4 Toetsorganisatie...35

4.4.1 Procesbeschrijving huidige en gewenste situatie...35

(3)

4.4.2 Bepalen positie...35

4.4.3 Bepalen ambitie...35

4.4.4 Doelen t.a.v. gewenste positie...36

4.5 Toetsbekwaamheid...37

4.5.1 Procesbeschrijving huidige en gewenste situatie...37

4.5.2 Bepalen positie...37

4.5.3 Bepalen ambitie...37

4.5.4 Doelen t.a.v. gewenste positie...38

4.6 Doelen en acties...39

4.6.1 Overzicht van alle mogelijke doelen en acties...39

4.6.2 Kijkkader: Welke criteria zijn van belang bij het bepalen van doelen en acties?...39

4.6.3 Geprioriteerde doelen en acties...39

4.7 Uitwerking doelen...40

4.7.1 Doel 1...40

4.7.2 Doel 2...40

4.7.3 Doel 3...41

5 Communicatie over opbrengsten... 43

Voorbereiding communicatie over resultaten van De Toetsing Getoetst...43

6 Referenties... 44

(4)

Samenvatting

Dit werkboek heeft tot doel de opbrengsten van de game ‘Toetsing Getoetst’ vast te leggen. De opbrengsten dienen als input voor bijvoorbeeld het vaststellen van de visie op toetsing, het bepalen van de gewenste kwaliteit, het formuleren van korte- en lange(re) termijndoelen en uitwerken van interventies in het toetsbeleidsplan.

In deze samenvatting worden beknopt de opbrengsten van de game ‘Toetsing Getoetst’ beschreven. Hierbij wordt ten minste aandacht besteed aan:

1. De contextbeschrijving: reden voor deelname, samenstelling kernteam, draagvlak binnen opleiding.

2. Een beschrijving van de huidige stand van zaken: de positiebepaling.

3. Een beschrijving van de gewenste stand van zaken: de ambitiebepaling.

4. Een overzicht en beknopte uitwerking van de geprioriteerde doelen:

- belang van doel,

- bijdrage van het doel aan kwaliteitsverhoging.

5. Borging van de uitvoering van de doelen:

- informatie over welke activiteiten uitgevoerd gaan worden, - informatie over wie deze uit gaan uitvoeren,

- informatie over welke faciliteiten hiervoor noodzakelijk zijn, - informatie over het tijdspad dat hierbij wordt gehanteerd,

- informatie over de wijze waarop de opbrengsten van de activiteiten verankerd worden binnen de opleiding - informatie waarop de opbrengsten gedeeld worden met alle relevante actoren en gewerkt wordt aan gedeeld eigenaarschap.

(5)

1 De Toetsing Getoetst

Doel hoofdstuk:

Verduidelijking van de bedoeling van het werkboek en achtergrondinformatie bieden.

Toelichting:

In dit hoofdstuk vind je achtergrondinformatie over de methodiek van de Toetsing Getoetst.

Instructie:

Lees deze paragraaf door en vergewis u ervan dat de methodiek voor zover duidelijk genoeg is om te kunnen starten met de bijeenkomsten. Mochten er nog dingen onduidelijk zijn of vragen op roepen, laat dit weten aan de

initiatiefnemer van De Toetsing Getoetst.

1.1 De Toetsing Getoetst

In 2015 ontstonden de eerste contouren voor een methodiek om de kwaliteit van toetsing niet alleen te

operationaliseren, maar ook te analyseren, te verbeteren en te borgen (Van Schilt-Mol & Sluijsmans, 2015): Toetsing Getoetst. Eind 2016 werd de eerste versie van het toetsweb gepresenteerd, dat de kern vormt van deze methodiek (Van Schilt-Mol et al, 2016). ‘Duurzaam werken aan kwaliteit’ stond daarbij in de kern van het toetsweb. Het web kan worden gezien als de doorontwikkeling van de toetspiramide (Joosten-ten Brinke, 2011; Joosten-ten Brinke &

Sluijsmans, 2012) naar een kwaliteitszorginstrument (Van Schilt-Mol et al, 2020).

Het web symboliseert de verwevenheid van de verschillende toetsentiteiten, en maakt visueel zichtbaar dat deze allemaal met elkaar verbonden zijn.

In de meest actuele versie van het toetsweb is de tekst in de kern van het web (‘duurzaam werken aan kwaliteit’) vervangen door ‘visie op onderwijs’. Daardoor is de kern, in plaats van een omschrijving van het doel van de

methodiek an sich, veranderd in een toegevoegd inhoudelijk aspect van het toetsweb. Steeds meer wordt benadrukt dat toetsbekwaamheid onderdeel is van docentbekwaamheid (Van Schilt-Mol, et al, 2020) en dat onderwijs en toetsing juist onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn (Biggs, 1996).

Met behulp van de methodiek Toetsing Getoetst, gebaseerd op deze nieuwste versie van het web, is het mogelijk om op opleidingsniveau vanuit visie op onderwijs te kunnen toewerken naar meer grip op het analyseren, verbeteren en borgen van de (duurzame) kwaliteit van toetsing. Daarmee wordt het zowel een kwaliteitszorg- als een

ontwikkelingsinstrument.

Figuur 1. Het vernieuwde toetsweb (Van Schilt-Mol, 2021)

(6)

1.2 Aspecten van het toetsweb

Kwaliteit van toetsing is in de methodiek geoperationaliseerd aan de hand van het toetsweb (Van Schilt-Mol et al, 2016). Het toetsweb bestaat uit de vijf entiteiten van toetskwaliteit - toets(tak)en, toetsprogramma, toetsbeleid, toetsorganisatie en toetsbekwaamheid. Deze vijf zijn verbonden met elkaar én ook met de kern van het web. De kern van het web wordt – zoals hierboven beschreven - gevormd door de visie op onderwijs. In Tabel 1 worden deze zes aspecten toegelicht.

Tabel 1.

Beknopte omschrijving van de zes aspecten uit het toetsweb Kwaliteit van de visie op onderwijs.

Een visie op onderwijs geeft antwoord op de vraag wat jullie verstaan onder goed onderwijs. De visie wordt gevormd wordt door ten minste de legitimering van het onderwijs/de opleiding, een visie op het doel van het onderwijs/het beroep waartoe wordt opgeleid, een visie op de opdracht van het onderwijs, een visie op leren en een visie op toetsen. Voor de opdracht van het onderwijs geldt dat, passend bij de uitgangspunten van eigentijds beoordelen en beslissen, de vormende (socialisatie en persoonsvorming) en de kwalificerende functie in onderling evenwicht de aandacht moeten krijgen (Hoogland, 2017).

Kwaliteit van de toets(tak)en.

Onder toetsen worden (leer)activiteiten/meet-instrumenten verstaan die worden ingezet om na te gaan of de beoogde leerresultaten zijn bereikt (Joosten-ten Brinke & Draaier, 2015). Bij de kwaliteit van de toets in zijn geheel horen ook het ontwerp van de beoordelingsmodellen en student- en beoordelaarsinstructies.

Onder toetstaken worden items of opdrachten binnen een toets verstaan waarmee studenten worden uitgedaagd hun kennis en vaardigheden te tonen (Draaier & Joosten-ten Brinke, 2015).

Kwaliteit van het toetsprogramma.

Het toetsprogramma is een bewuste en beargumenteerde combinatie van toets(vorm)en, passend bij de doelen en opbouw van een opleiding (het onderwijsprogramma) (Baartman & Van der Vleuten, 2015). Het gaat om de heldere samenhang tussen toetsen en de borging van de verschillende functies van toetsing.

Kwaliteit van het toetsbeleid.

Met het toetsbeleid wordt het geheel aan vastgestelde afspraken, zowel inhoudelijk als procedureel, over toetsen en beoordelen bedoeld (Bruijns & Kok, 2015). Binnen het integraal toetsbeleid zijn meerdere niveaus te onderscheiden, waaronder het beleid op instellingsniveau en het beleid op opleidingsniveau.

Kwaliteit van de toetsorganisatie.

De kwaliteit van de hele organisatie van het toetsbouwwerk is belangrijk om toetskwaliteit te kunnen garanderen. Met de toetsorganisatie wordt verwezen naar de wijze waarop docenten, examencommissie, toetscommissie, management en ondersteunende medewerkers doelgericht met elkaar samenwerken om de gewenste toetskwaliteit op alle toetsentiteiten te realiseren (Van Deursen & Van Zijl, 2015). Daarbij gaat het om het vaststellen van rollen, taken en verantwoordelijkheden van actoren/betrokkenen bij toetsing, het rolvast met elkaar samenwerken en de logistieke organisatie van toetsing.

Kwaliteit van toetsbekwaamheid.

Met toetsbekwaamheid wordt in het toetsweb verwezen naar de deskundigheid die bij actoren binnen de opleiding aanwezig moet zijn om kwaliteit te realiseren op alle toetsentiteiten (Van Berkel, Sluijsmans &

Joosten-ten Brinke, 2015). Specifiek voor de entiteit toetsen geldt dat de toetsbekwaamheid van docenten, examencommissies en andere betrokkenen van essentieel belang is: elke docent moet in staat zijn om toetsinformatie te interpreteren en te gebruiken om vast te stellen waar studenten staan en hoe deze informatie verder kan bijdragen aan het leren van de student (Straetmans, 2006).

1.3 Visie op onderwijs

De manier waarop de toetsing wordt ingericht is een middel om de visie op onderwijs te realiseren, in plaats van een doel op zich (Baartman, Van Schilt-Mol & Van der Vleuten, 2020). De visie op toetsing, die onderdeel uitmaakt van de visie op onderwijs, vormt het fundament voor het borgen van de kwaliteit van de toetsing en zal er voor zorgen dat toetsing onderdeel wordt van het onderwijsconcept. Daarmee werkt deze visie versterkend op het realiseren van de onderwijsdoelen (VO-Raad, 2019). Dit veronderstelt uiteraard dat het hebben van een visie op onderwijs

voorwaardelijk is om op een zinvolle wijze invulling te kunnen geven aan toetsing.

De kern van het toetsweb, visie op onderwijs, geeft antwoord op de vraag wat de opleiding verstaat onder goed onderwijs. De visie wordt gevormd wordt door ten minste;

 de legitimering van het onderwijs/de opleiding,

 een visie op het doel van het onderwijs/het beroep waartoe wordt opgeleid,

 een visie op de opdracht* van het onderwijs,

(7)

 een visie op leren en een visie op toetsen.

* Voor de opdracht van het onderwijs geldt dat, passend bij de uitgangspunten van eigentijds toetsen en beoordelen, de vormende (socialisatie en persoonsvorming) en de kwalificerende functie in onderling evenwicht de aandacht moeten krijgen (Hoogland, 2017).

1.4 Elementen

Binnen iedere toetsentiteit kunnen drie elementen worden onderscheiden. Dit zijn de elementen kwaliteitscriteria, ontwerp en kwaliteitsborging.

Het eerste element kwaliteitscriteria gaat over de vraag welke informatie wordt gebruikt om de kwaliteit van de toetsentiteiten vast te stellen. Vragen die bij de analyse kunnen worden gesteld zijn bijvoorbeeld: Welke criteria worden gebruikt om de kwaliteit van toetsen en toetstaken vast te stellen? Wat zijn de richtlijnen die worden gebruikt bij het opstellen van het toetsbeleid? Hoe wordt bepaald of docenten toetsbekwaam zijn?

Het tweede element ontwerp is gericht op de vraag hoe de ontwikkeling en inzet van de vijf toetsentiteiten tot stand komt. Vragen die bij de analyse kunnen worden gesteld zijn bijvoorbeeld: Hoe worden toetsen en toetstaken ontworpen? Hoe worden docenten geprofessionaliseerd in toetsbekwaamheid? Hoe vindt het opstellen van het toetsbeleid plaats?

Het derde element kwaliteitsborging richt zich op de wijze waarop de kwaliteitsborging van de toetsentiteiten wordt ingericht en richt zich daarbij specifiek op de PDCA-cyclus. Vragen die bij de analyse kunnen worden gesteld zijn bijvoorbeeld: Hoe wordt de PDCA-cyclus van toetsen ingericht? Wie stelt vast of interventies uit het toetsbeleid zijn behaald? Hoe worden verbeteracties geformuleerd en geïmplementeerd?

(8)

1.5 Ontwikkelingsfasen

Binnen iedere toetsentiteit zijn vier fasen van kwaliteit onderscheiden en beschreven.

Uitgangspunt bij de beschrijving van de fasen van kwaliteit is het AISHE-model, waarbij een ontwikkeling van activiteiten-georiënteerd naar keten-georiënteerd handelen centraal staat.

Vanuit elk van de vijf entiteiten kan worden gewerkt naar duurzame toetskwaliteit via deze vier ontwikkelingsfasen.

Kenmerkend binnen deze fasen is een ontwikkeling in de wijze waarop actoren ingezet worden (van individuele acties naar acties waarbij alle relevante actoren betrokken zijn), een ontwikkeling in het langetermijndenken (van ad hoc naar een langetermijnstrategie) en een ontwikkeling in de integratie van processen in het onderwijsproces (van losstaande activiteiten naar activiteiten die bewust in samenhang worden uitgevoerd).

Individuele actoren in de opleiding voeren op ad-hoc basis losstaande activiteiten uit.

Relevante actoren in de opleiding voeren vanuit een kortetermijnbeleid toetsactiviteiten uit die onderling samenhangen.

Alle relevante actoren in de opleiding voeren vanuit een middellangetermijnbeleid toetsactiviteiten uit die onderling samenhangen en geïntegreerd zijn in lopende processen in de opleiding.

Alle relevante actoren in de opleiding voeren vanuit een langetermijnbeleid, samen met (keten)partners, toetsactiviteiten uit die onderling samenhangen en geïntegreerd zijn in lopende processen in de opleiding en de keten.

Figuur 2. De vier verschillende ontwikkelingsfasen

In het toetsweb is de binnenste ring de activiteiten-georiënteerde fase, de buitenste ring de keten-georiënteerde fase.

Hierdoor kan een opleiding als het ware naar buiten toe opklimmen: hoe verder de opleiding klimt, hoe meer grip er ontstaat op het duurzaam werken aan kwaliteit. Voor ieder knooppunt in het toetsweb is een beknopte omschrijving geschreven waarin geschetst wordt op welke wijze de kwaliteitsprocessen ingericht zijn voor die betreffende

toetsentiteit. Deze kern is de verbindende schakel in het web: voor zowel de toetsentiteiten als de ontwikkelingsfasen is de kern; visie op onderwijs, het uitgangspunt van het web. Het web symboliseert de kwetsbaarheid van het geheel:

te veel of te weinig aandacht voor één entiteit of teweinig aandacht voor de onderlinge verbondenheid van de entiteiten kan de kern van het web verstoren. Maar ook een disbalans in de fasen van ontwikkeling per toetsentiteit kan de grip op duurzame toetskwaliteit verminderen.

1.6 Toetsentiteiten

1.6.1 Toetsen en toetstaken

Een toets is een meetinstrument dat in het onderwijs wordt ingezet om na te gaan of de doelen van onderwijs door studenten zijn en worden behaald. Een toetstaak is een item of opdracht binnen een toets waarmee studenten worden uitgedaagd kun kennis en vaardigheden te tonen.

Bij het ontwerpen van toetsen en toetstaken spelen verschillende aspecten een rol. Een daarvan is het doorlopen van een toetscyclus en een ontwerpproces. Een voorbeeld van een toetscyclus is een cyclus die bestaat uit de volgende 10 stappen: ontwerpen, toetsmatrijs/opdrachtontwerpschema, construeren items, construeren toets, vaststellen cesuur, toetsafname, beoordelen, analyseren, interpreteren en beslissen, evalueren. Bij de stap ‘construeren van items’ wordt een mini-cyclus uitgevoerd, het ontwerpproces. Deze bestaat bijvoorbeeld uit de stappen: voorbereiding, uitvoering en evaluatie van de toetstaak.

Uiteraard spelen bij het ontwerpen van toetsen en toetstaken ook kwaliteitscriteria een rol: het ontwerpen vindt immers plaats aan de hand van de (op opleidingsniveau) vastgestelde kwaliteitscriteria. Een opleiding is zelf

verantwoordelijk voor het vaststellen van de kwaliteitscriteria die op opleidingsniveau worden gehanteerd en voor het

opleiding keten-

partner(s) maatschappij

(9)

verantwoorden van deze keuze. Bij kwaliteitscriteria voor toetsen en toetstaken kan bijvoorbeeld gedacht worden aan criteria als validiteit, betrouwbaarheid, objectiviteit, discriminerend vermogen, realiseerbaarheid, efficiëntie en acceptatie. Voor een overzicht van in literatuur onderscheiden kwaliteitscriteria verwijzen wij naar hoofdstuk 3 en 4 uit

‘Kwaliteit van toetsing onder de loep’ (resp. Joosten-ten Brinke & Draaijer, 2014 en Draaijer & Joosten-ten Brinke, 2014).

Bij het borgen van de kwaliteit gaat over de wijze waarop de kwaliteit van toetsing wordt geëvalueerd en de wijze waarop het resultaat van de evaluatie wordt gebruikt voor het behouden of optimaliseren van deze kwaliteit. De PDCA-cyclus staat hierbij centraal. Het is met andere woorden niet alleen van belang dát er geëvalueerd wordt, er moet ook specifieke aandacht zijn voor de opbrengsten van de evaluatie en de consequenties hiervan voor bijvoorbeeld het element ontwerp. Het element kwaliteitsborging is nauw verbonden met het element

kwaliteitscriteria omdat evaluatie plaatsvindt aan de hand van de (op opleidingsniveau) vastgestelde kwaliteitscriteria.

De ontwikkeling van de hierboven beschreven elementen kan als volgt getypeerd worden per ontwikkelingsfase:

Tabel 2.

Ontwikkelingsfase van de toetsentiteit ‘toetsen en toetstaken’

De Toetsing Getoetst: toets(tak)en

activiteiten-georiënteerd proces-georiënteerd systeem-georiënteerd keten-georiënteerd Het ontwerp en de evaluatie van

toets(tak)en wordt uitgevoerd door individuele actoren in de opleiding. Hierbij wordt gebruik gemaakt van eigen of impliciet bekend veronderstelde kwaliteitscriteria. De keuze voor deze criteria wordt niet onderbouwd.

Bij het ontwikkelen van toets(tak)en wordt de toetscyclus en het ontwerpproces niet (volledig) doorlopen.

Toets(tak)en worden vlak voor de toetsafname ontwikkeld.

Evaluatie vindt ad hoc plaats. Op basis van de evaluatie worden incidentele aanpassingen gedaan.

Het ontwerp en de evaluatie van toets(tak)en wordt uitgevoerd door relevante actoren in de opleiding. Hierbij wordt gebruik gemaakt van kwaliteitscriteria die op opleidingsniveau zijn vastgesteld. De keuze voor de criteria is gebaseerd op ervaringen van relevante actoren in de opleiding.

Bij het ontwikkelen worden de toetscyclus en het

ontwerpproces grotendeels doorlopen. Toets(tak)en worden ontwikkeld tijdens de uitvoering van de onderwijseenheid.

Evaluatie vindt incidenteel plaats.

Het resultaat van de evaluatie wordt besproken met relevante actoren in de opleiding en aanpassingen worden doorgevoerd.

Het ontwerp en de evaluatie van toets(tak)en wordt uitgevoerd door alle relevante actoren in de opleiding. Hierbij wordt gebruik gemaakt van kwaliteitscriteria die op opleidingsniveau zijn vastgesteld. De keuze voor de criteria is gebaseerd op (wetenschappelijke) literatuur. De keuze is eveneens getoetst aan ervaringen van relevante actoren in de opleiding.

Bij het ontwikkelen worden de toetscyclus en het

ontwerpproces volledig doorlopen. Toets(tak)en worden ontwikkeld voorafgaand aan de onderwijseenheid.

Evaluatie vindt structureel en systematisch plaats als onderdeel van de kwaliteitscyclus van toetsing. Het resultaat van de evaluatie wordt besproken met alle relevante actoren in de opleiding en aanpassingen worden doorgevoerd.

Het ontwerp en de evaluatie van toets(tak)en wordt uitgevoerd door alle relevante actoren in de opleiding. Hierbij wordt gebruik gemaakt van kwaliteitscriteria die opleidingsniveau zijn vastgesteld.

De keuze voor de criteria is gebaseerd op

(wetenschappelijke) literatuur. De keuze is eveneens getoetst aan ervaringen van relevante actoren in de opleiding, ketenpartners en/of externe deskundigen.

Ketenpartners en/of externe deskundigen worden hierbij betrokken.

Bij het ontwikkelen worden de toetscyclus en het

ontwerpproces volledig doorlopen. Toets(tak)en worden ontwikkeld voorafgaand aan de onderwijseenheid.

Evaluatie vindt structureel en systematisch plaats als onderdeel van de kwaliteitscyclus van toetsing. Het resultaat van de evaluatie wordt besproken met alle relevante actoren in de opleiding, ketenpartners en/of externe deskundigen en collega- instellingen, en aanpassingen worden doorgevoerd.

1.6.2 Toetsprogramma

Een toetsprogramma is een bewuste en beargumenteerde combinatie van toetsvormen, passend bij de doelen en opbouw van een opleiding.

Bij het ontwerpen van een toetsprogramma spelen verschillende aspecten een rol. Zo is bij het ontwerpen zowel horizontale als verticale afstemming van belang: naast de opbouw van specifieke opleidingskwalificaties in het toetsprogramma over de verschillende jaren heen (verticale afstemming), is ook afstemming van toetsen per onderwijseenheid/studiefase in het toetsprogramma van belang (horizontale afstemming). Daarnaast is de kwaliteit van afzonderlijke toetsen een belangrijk aspect om te overwegen bij het ontwerpen van een toetsprogramma: binnen het totale toetsprogramma bepaalt iedere toets een deel van de totale validiteit. De kwaliteit van een afzonderlijke

(10)

toets moet, met andere woorden, worden beschouwd binnen het totaal van de kwaliteit van het toetsprogramma.

Uiteraard spelen bij het ontwerpen van een toetsprogramma ook kwaliteitscriteria een rol: het ontwerpen vindt immers plaats aan de hand van de (op opleidingsniveau) vastgestelde kwaliteitscriteria. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan criteria als eerlijkheid, authenticiteit, vergelijkbaarheid, haalbaarheid, transparantie, geschiktheid voor onderwijsdoelen en tijd & kosten. Voor een overzicht van in literatuur onderscheiden kwaliteitscriteria verwijzen wij naar hoofdstuk 5 uit ‘Kwaliteit van toetsing onder de loep’ (Baartman & Van der Vleuten, 2014).

Bij het borgen van de kwaliteit gaat over de wijze waarop de kwaliteit van toetsing wordt geëvalueerd en de wijze waarop het resultaat van de evaluatie wordt gebruikt voor het behouden of optimaliseren van deze kwaliteit. De PDCA-cyclus staat hierbij centraal. Het is met andere woorden niet alleen van belang dát er geëvalueerd wordt, er moet ook specifieke aandacht zijn voor de opbrengsten van de evaluatie en de consequenties hiervan voor bijvoorbeeld het element ontwerp. Het element kwaliteitsborging is nauw verbonden met het element

kwaliteitscriteria omdat evaluatie plaatsvindt aan de hand van de (op opleidingsniveau) vastgestelde kwaliteitscriteria.

De ontwikkeling van de hierboven beschreven elementen kan als volgt getypeerd worden per ontwikkelingsfase:

Tabel 3

Ontwikkelingsfase van de toetsentiteit ‘toetsprogramma’

De Toetsing Getoetst: toetsprogramma

activiteiten-georiënteerd proces-georiënteerd systeem-georiënteerd keten-georiënteerd De opleiding beschikt over een

overzicht van alle toetsen in de opleiding. De relatie tussen de toetsen wordt hierin niet beschreven/onderbouwd. Er vindt, met andere woorden, geen ontwikkeling plaats van een samenhangend toetsprogramma.

Bij het ontwerpen en evalueren wordt gebruik gemaakt van eigen of impliciet bekend

veronderstelde kwaliteitscriteria.

De keuze voor deze criteria wordt niet onderbouwd.

Evaluatie vindt ad hoc plaats. Op basis van de evaluatie worden incidentele aanpassingen gedaan.

Het ontwerp en de evaluatie van het toetsprogramma wordt uitgevoerd door relevante actoren in de opleiding. Hierbij wordt gebruik gemaakt van kwaliteitscriteria die op opleidingsniveau zijn vastgesteld.

De keuze voor de criteria is gebaseerd op ervaringen van relevante actoren in de opleiding.

Het programma wordt – horizontaal – ontworpen op basis van de opleidings-kwalificaties.

Bij het ontwerpen heeft afstemming plaatsgevonden over de uitvoerbaarheid van het programma.

Evaluatie vindt incidenteel plaats.

Het resultaat van de evaluatie wordt besproken met relevante actoren in de opleiding en aanpassingen worden doorgevoerd.

Het ontwerp en de evaluatie van het toetsprogramma wordt uitgevoerd door alle relevante actoren in de opleiding. Hierbij wordt gebruik gemaakt van kwaliteitscriteria die op opleidingsniveau zijn vastgesteld.

De keuze voor de criteria is gebaseerd op

(wetenschappelijke) literatuur. De keuze is eveneens getoetst aan ervaringen van relevante actoren in de opleiding.

Het programma wordt – horizontaal en verticaal – ontworpen op basis van de opleidingskwalificaties en de uitwerking daarvan in niveaus. Bij het ontwerpen heeft afstemming plaatsgevonden over de balans tussen de uitvoerbaarheid van het programma, de meest geschikte toetsvormen, de functies van deze toetsen en de hoeveelheid toetsen.

Evaluatie vindt structureel en systematisch plaats als onderdeel van de kwaliteitscyclus van toetsing. Het resultaat van de evaluatie wordt besproken met alle relevante actoren in de opleiding en aanpassingen worden doorgevoerd.

Het ontwerp en de evaluatie van het toetsprogramma wordt uitgevoerd door alle relevante actoren in de opleiding. Hierbij wordt gebruik gemaakt van kwaliteitscriteria die

opleidingsniveau zijn vastgesteld.

De keuze voor de criteria is gebaseerd op

(wetenschappelijke) literatuur. De keuze is eveneens getoetst aan ervaringen van relevante actoren in de opleiding, ketenpartners en/of externe deskundigen.

Ketenpartners en/of externe deskundigen worden hierbij betrokken.

Het programma wordt – horizontaal en verticaal – ontworpen op basis van de opleidingskwalificaties en de uitwerking daarvan in niveaus. Bij het ontwerpen heeft afstemming plaatsgevonden over de balans tussen de uitvoerbaarheid van het programma, de meest geschikte toetsvormen, de functies van deze toetsen en de hoeveelheid toetsen.

Evaluatie vindt structureel en systematisch plaats als onderdeel van de kwaliteitscyclus van toetsing. Het resultaat van de evaluatie wordt besproken met alle relevante actoren in de opleiding, ketenpartners en/of externe deskundigen en collega- instellingen, en aanpassingen worden doorgevoerd.

1.6.3 Toetsbeleid

Met toetsbeleid wordt het geheel aan vastgestelde afspraken, zowel inhoudelijk als procedureel, over toetsen en beoordelen bedoeld. Het toetsplan betreft het toetsbeleid op opleidingsniveau. Het toetskader betreft het toetsbeleid

(11)

op instellingsniveau.

Bij het ontwerpen van toetsbeleid spelen verschillende aspecten een rol. Zo is bijvoorbeeld niet alleen consistentie van beleid binnen beleidsniveaus van belang (horizontale samenhang), maar ook consistentie in beleid tussen verschillende beleidsniveaus (verticale samenhang). Daarnaast speelt het beschrijven van interventies een belangrijke rol. Interventies zijn gerichte acties om een bestaande situatie te veranderen in de richting van de gewenste situatie. Er kan hierbij een onderscheid gemaakt worden naar procesmatige en inhoudelijke interventies. Een procesmatige interventie is gericht op de organisatie rondom toetsen en beoordelen en heeft tot doel om zeker te stellen dat deze organisatorische aspecten van toetsing bijdragen aan de kwaliteit van toetsing. Een voorbeeld van een procesmatige interventie is het vier weken voor een tentamenafname laten inleveren van de tentamens door de docenten aan het toetsbureau. Een inhoudelijke interventie is gericht op bepaalde kwaliteitsaspecten van toetsen en beoordelen en heeft tot doel het garanderen van de afgesproken basiskwaliteit of bijzondere kwaliteit en/ of het initiëren van vernieuwingen. Voorbeelden van inhoudelijke interventies zijn: het invoeren van compensatie tussen

studieonderdelen, het betrekken van externe examinatoren om de kwaliteitsborging van het afstudeerwerk te verhogen of het herzien van de afstudeerprocedure.

Uiteraard spelen bij het ontwerpen van toetsbeleid ook kwaliteitscriteria een rol: het ontwerpen vindt immers plaats aan de hand van de (op opleidingsniveau) vastgestelde kwaliteitscriteria. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan criteria als transparantie, actualiteit, ondersteuning, facilitering, aansluiting en haalbaarheid. Voor een overzicht van in literatuur onderscheiden kwaliteitscriteria verwijzen wij naar hoofdstuk 6 uit ‘Kwaliteit van toetsing onder de loep’

(Bruijns & Kok, 2014).

Bij het borgen van de kwaliteit gaat over de wijze waarop de kwaliteit van toetsing wordt geëvalueerd en de wijze waarop het resultaat van de evaluatie wordt gebruikt voor het behouden of optimaliseren van deze kwaliteit. De PDCA-cyclus staat hierbij centraal. Het is met andere woorden niet alleen van belang dát er geëvalueerd wordt, er moet ook specifieke aandacht zijn voor de opbrengsten van de evaluatie en de consequenties hiervan voor bijvoorbeeld het element ontwerp. Het element kwaliteitsborging is nauw verbonden met het element

kwaliteitscriteria omdat evaluatie plaatsvindt aan de hand van de (op opleidingsniveau) vastgestelde kwaliteitscriteria.

De ontwikkeling van de hierboven beschreven elementen kan als volgt getypeerd worden per ontwikkelingsfase:

Tabel 4

Ontwikkelingsfase van de toetsentiteit ‘toetsbeleid’

De Toetsing Getoetst: toetsbeleid

activiteiten-georiënteerd proces-georiënteerd systeem-georiënteerd keten-georiënteerd Het ontwerp en de evaluatie van

het toetsbeleid wordt uitgevoerd door individuele actoren in de opleiding. Hierbij wordt gebruik gemaakt van eigen of impliciet bekend veronderstelde kwaliteitscriteria. De keuze voor deze criteria wordt niet onderbouwd.

Bij het ontwerpen van het toetsplan wordt niet aangesloten bij het toetskader. Het toetsplan beschrijft interventies die zijn vastgesteld op basis van ad hoc analyses van mogelijke knelpunten. De praktische consequenties van de interventies zijn doordacht en niet evidence-informed.

Evaluatie vindt ad hoc plaats. Op basis van de evaluatie worden

Het ontwerp en de evaluatie van het toetsbeleid wordt uitgevoerd door relevante actoren in de opleiding. Hierbij wordt gebruik gemaakt van kwaliteitscriteria die op opleidingsniveau zijn vastgesteld. De keuze voor de criteria is gebaseerd op ervaringen van relevante actoren in de opleiding.

Bij het ontwerpen van het toetsplan wordt in grote mate aangesloten bij het toetskader.

Het toetsplan beschrijft interventies die zijn vastgesteld op basis van incidentele analyses van mogelijke knelpunten. De praktische consequenties hiervan zijn doordacht en grotendeels evidence-informed.

Evaluatie vindt incidenteel plaats.

Het resultaat van de evaluatie

Het ontwerp en de evaluatie van het toetsbeleid wordt uitgevoerd door alle relevante actoren in de opleiding. Hierbij wordt gebruik gemaakt van kwaliteitscriteria die op opleidingsniveau zijn vastgesteld. De keuze voor de criteria is gebaseerd op (wetenschappelijke) literatuur. De keuze is eveneens getoetst aan ervaringen van relevante actoren in de opleiding.

Bij het ontwerpen van het toetsplan wordt volledig aangesloten bij het toetskader.

Het toetsplan beschrijft interventies die zijn vastgesteld op basis van structurele analyses van mogelijke knelpunten. De praktische consequenties hiervan zijn door doordacht en grotendeels evidence-informed.

Evaluatie vindt structureel en systematisch plaats als onderdeel

Het ontwerp en de evaluatie van het toetsbeleid wordt uitgevoerd door alle relevante actoren in de opleiding. Hierbij wordt gebruik gemaakt van kwaliteitscriteria die opleidingsniveau zijn vastgesteld.

De keuze voor de criteria is gebaseerd op

(wetenschappelijke) literatuur. De keuze is eveneens getoetst aan ervaringen van relevante actoren in de opleiding, ketenpartners en/of externe deskundigen.

Ketenpartners en/of externe deskundigen worden hierbij betrokken.

Bij het ontwerpen van het toetsplan wordt volledig aangesloten bij het toetskader.

Het toetsplan beschrijft interventies die zijn vastgesteld op basis van structurele analyses van mogelijke knelpunten. De praktische consequenties hiervan zijn doordacht en evidence- informed.

Evaluatie vindt structureel en systematisch plaats als onderdeel

(12)

incidentele aanpassingen gedaan. wordt besproken met relevante actoren in de opleiding en aanpassingen worden doorgevoerd.

van de kwaliteitscyclus van toetsing. Het resultaat van de evaluatie wordt besproken met alle relevante actoren in de opleiding en aanpassingen worden doorgevoerd.

van de kwaliteitscyclus van toetsing. Het resultaat van de evaluatie wordt besproken met alle relevante actoren in de opleiding, ketenpartners en/of externe deskundigen en collega- instellingen, en aanpassingen worden doorgevoerd.

1.6.4 Toetsorganisatie

De toetsorganisatie verwijst naar de wijze waarop docenten, examencommissie, toetscommissie, management en ondersteunende medewerkers doelgericht met elkaar samenwerken om de gewenste toetskwaliteit te realiseren.

Bij het ontwerpen van de toetsorganisatie spelen verschillende aspecten een rol. Zo moet rekening gehouden worden met de drie hoofdprocessen die binnen een toetsorganisatie plaatsvinden: (1) het ontwerpen van het toetsbeleid, (2) het ontwerpen van het toetsprogramma en (3) het ontwerpen van toetsen en toetstaken. Daarnaast vinden er ondersteunende processen plaats zoals het professionaliseren van actoren (toetsbekwaamheid), het opstellen van toetsroosters, het benoemen van examinatoren, het verlenen van vrijstellingen, et cetera.

Uiteraard spelen bij het ontwerpen van de toetsorganisatie ook kwaliteitscriteria een rol: het ontwerpen vindt immers plaats aan de hand van de (op opleidingsniveau) vastgestelde kwaliteitscriteria. Voor de toetsprocessen kan

bijvoorbeeld gedacht worden aan criteria als doelgerichtheid, afstemming, kwaliteitsnormen en afdekken van risico’s.

Voor een overzicht van in literatuur onderscheiden kwaliteitscriteria verwijzen wij naar hoofdstuk 7 uit ‘Kwaliteit van toetsing onder de loep’ (Van Deursen & Van Zijl, 2014).

Bij het borgen van de kwaliteit gaat over de wijze waarop de kwaliteit van toetsing wordt geëvalueerd en de wijze waarop het resultaat van de evaluatie wordt gebruikt voor het behouden of optimaliseren van deze kwaliteit. De PDCA-cyclus staat hierbij centraal. Het is met andere woorden niet alleen van belang dát er geëvalueerd wordt, er moet ook specifieke aandacht zijn voor de opbrengsten van de evaluatie en de consequenties hiervan voor bijvoorbeeld het element ontwerp. Het element kwaliteitsborging is nauw verbonden met het element

kwaliteitscriteria omdat evaluatie plaatsvindt aan de hand van de (op opleidingsniveau) vastgestelde kwaliteitscriteria.

De ontwikkeling van de hierboven beschreven elementen kan als volgt getypeerd worden per ontwikkelingsfase:

Tabel 5

Ontwikkelingsfase van de toetsentiteit ‘toetsorganisatie’

De Toetsing Getoetst: toetsorganisatie

activiteiten-georiënteerd proces-georiënteerd systeem-georiënteerd keten-georiënteerd Het ontwerp en de evaluatie van

de toetsorganisatie wordt uitgevoerd door individuele actoren in de opleiding. Hierbij wordt gebruik gemaakt van eigen of impliciet bekend

veronderstelde kwaliteitscriteria.

De keuze voor deze criteria wordt niet onderbouwd.

Binnen de toetsorganisatie voeren Individuele actoren op ad hoc basis toetsactiviteiten uit.

Ook de wijze waarop het ontwerp van toetsbeleid en toets(tak)en op elkaar aansluiten wordt overgelaten aan individuele actoren.

Het ontwerp en de evaluatie van de toetsorganisatie wordt uitgevoerd door relevante actoren in de opleiding. Hierbij wordt gebruik gemaakt van kwaliteitscriteria die op opleidingsniveau zijn vastgesteld.

De keuze voor de criteria is gebaseerd op ervaringen van relevante actoren in de opleiding.

Bij het ontwerpen van de toetsorganisatie worden de rollen, taken en

verantwoordelijkheden van alle actoren in toetsing vastgesteld.

Ook wordt de wijze waarop het ontwerp van toetsbeleid, toetsprogramma en toets(tak)en

Het ontwerp en de evaluatie van de toetsorganisatie wordt uitgevoerd door alle relevante actoren in de opleiding. Hierbij wordt gebruik gemaakt van kwaliteitscriteria die op opleidingsniveau zijn vastgesteld.

De keuze voor de criteria is gebaseerd op

(wetenschappelijke) literatuur. De keuze is eveneens getoetst aan ervaringen van relevante actoren in de opleiding.

Bij het ontwerpen van de toetsorganisatie de rollen, taken en verantwoordelijkheden van alle actoren in toetsing op opleidingsniveau vastgesteld. De wijze waarop het ontwerp van toetsbeleid, toetsprogramma en toets(tak)en op elkaar aansluiten

Het ontwerp en de evaluatie van de toetsorganisatie wordt uitgevoerd door alle relevante actoren in de opleiding. Hierbij wordt gebruik gemaakt van kwaliteitscriteria die

opleidingsniveau zijn vastgesteld.

De keuze voor de criteria is gebaseerd op

(wetenschappelijke) literatuur. De keuze is eveneens getoetst aan ervaringen van relevante actoren in de opleiding, ketenpartners en/of externe deskundigen.

Ketenpartners en/of externe deskundigen worden hierbij betrokken.

Bij het ontwerpen van de toetsorganisatie de rollen, taken en verantwoordelijkheden van alle actoren in toetsing op opleidingsniveau vastgesteld. De wijze waarop het ontwerp van toetsbeleid, toetsprogramma en toets(tak)en op elkaar aansluiten

(13)

Evaluatie vindt ad hoc plaats. Op basis van de evaluatie worden incidentele aanpassingen gedaan.

op elkaar aansluiten in kaart gebracht.

Evaluatie vindt incidenteel plaats.

Het resultaat van de evaluatie wordt besproken met relevante actoren in de opleiding en aanpassingen worden doorgevoerd.

wordt op structurele en systematische wijze in kaart gebracht.

Evaluatie vindt structureel en systematisch plaats als onderdeel van de kwaliteitscyclus van toetsing. Het resultaat van de evaluatie wordt besproken met alle relevante actoren in de opleiding en aanpassingen worden doorgevoerd.

wordt op structurele en systematische wijze in kaart gebracht.

Evaluatie vindt structureel en systematisch plaats als onderdeel van de kwaliteitscyclus van toetsing. Het resultaat van de evaluatie wordt besproken met alle relevante actoren in de opleiding, ketenpartners en/of externe deskundigen en collega- instellingen, en aanpassingen worden doorgevoerd.

1.6.5 toetsbekwaamheid

Met toetsbekwaamheid wordt verwezen naar de deskundigheid die bij opleidingen aanwezig moet zijn om te zorgen voor kwaliteit van toetsing op alle toetsentiteiten.

Bij het ontwerpen van de toetsbekwaamheid spelen verschillende aspecten een rol. Hierbij kan gedacht worden aan bekwaamheden voor verschillende functies van toetsen, bekwaamheden voor verschillende toetsvormen,

vakbekwaamheid, pedagogische en vakdidactische kennis, samenwerking en inzet van professionaliseringsaanpakken en aanwezigheid van professionele leergemeenschap. Door de expertgroep BKE/SKE is in kaart gebracht aan welke eisen docenten moeten voldoen om studenten te mogen examineren (Expertgroep BKE/SKE, 2013). Hierbij is onderscheid gemaakt tussen een basiskwalificatie examinering (BKE) en een senior kwalificatie examinering (SKE).

BKE’ers zijn vooral actief en deskundig op de entiteiten ‘toetstaken’ en ‘toetsen’ binnen de eigen onderwijseenheid.

Hierbij geldt dat de BKE’er wel kennis heeft van de toetsentiteiten ‘toetsprogramma’ en ‘toetsbeleid’, maar dat zijn werkzaamheden zich doorgaans niet op die toetsentiteiten afspelen. Voor SKE’ers gaat het om een bredere

deskundigheid dan de toetsing van het eigen vak, namelijk expertise op alle vier de toetsentiteiten met de nadruk op het ‘toetsprogramma’ en ‘toetsbeleid’. Voor een overzicht van de door de werkgroep onderscheiden vaardigheden verwijzen wij naar hoofdstuk 8 uit ‘Kwaliteit van toetsing onder de loep’ (Van Berkel, Sluijsmans & Joosten-ten Brinke, 2014).

Uiteraard spelen bij het ontwerpen van toetsbekwaamheid ook kwaliteitscriteria een rol: het ontwerpen vindt immers plaats aan de hand van de (op opleidingsniveau) vastgestelde kwaliteitscriteria. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan criteria als transparantie (is duidelijk welke actor welke bekwaamheid moet hebben, wordt dit voor de hele opleiding vastgesteld en wordt professionalisering hierop afgestemd), actualiteit (bijvoorbeeld aansluiting bij landelijke ontwikkelingen en hogeschoolbrede kaders), ondersteuning, facilitering en haalbaarheid.

Bij het borgen van de kwaliteit gaat over de wijze waarop de kwaliteit van toetsing wordt geëvalueerd en de wijze waarop het resultaat van de evaluatie wordt gebruikt voor het behouden of optimaliseren van deze kwaliteit. De PDCA-cyclus staat hierbij centraal. Het is met andere woorden niet alleen van belang dát er geëvalueerd wordt, er moet ook specifieke aandacht zijn voor de opbrengsten van de evaluatie en de consequenties hiervan voor bijvoorbeeld het element ontwerp. Het element kwaliteitsborging is nauw verbonden met het element

kwaliteitscriteria omdat evaluatie plaatsvindt aan de hand van de (op opleidingsniveau) vastgestelde kwaliteitscriteria.

De ontwikkeling van de hierboven beschreven elementen kan als volgt getypeerd worden per ontwikkelingsfase:

Tabel 6

Ontwikkelingsfase van de toetsentiteit ‘toetsbekwaamheid’

De Toetsing Getoetst: toetsbekwaamheid

activiteiten-georiënteerd proces-georiënteerd systeem-georiënteerd keten-georiënteerd Het ontwerp en de evaluatie van

de toetsbekwaamheid wordt uitgevoerd door individuele actoren in de opleiding. Hierbij wordt gebruik gemaakt van eigen of impliciet bekend

veronderstelde kwaliteitscriteria.

De keuze voor deze criteria wordt niet onderbouwd.

Het ontwerp en de evaluatie van de toetsbekwaamheid wordt uitgevoerd door relevante actoren in de opleiding. Hierbij wordt gebruik gemaakt van kwaliteitscriteria die op opleidingsniveau zijn vastgesteld.

De keuze voor de criteria is gebaseerd op ervaringen van relevante actoren in de opleiding.

Het ontwerp en de evaluatie van de toetsbekwaamheid wordt uitgevoerd door alle relevante actoren in de opleiding. Hierbij wordt gebruik gemaakt van kwaliteitscriteria die op opleidingsniveau zijn vastgesteld.

De keuze voor de criteria is gebaseerd op

(wetenschappelijke) literatuur. De

Het ontwerp en de evaluatie van de toetsbekwaamheid wordt uitgevoerd door alle relevante actoren in de opleiding. Hierbij wordt gebruik gemaakt van kwaliteitscriteria die

opleidingsniveau zijn vastgesteld.

De keuze voor de criteria is gebaseerd op

(wetenschappelijke) literatuur. De

(14)

Binnen de toetsorganisatie voeren Individuele actoren in de opleiding toetsactiviteiten zonder dat de vereiste

toetsbekwaamheid hiervoor is vastgelegd. Zij ontwikkelen op eigen initiatief hun

toetsbekwaamheid. Afspraken met de leidinggevende over professionalisering worden op ad hoc basis gemaakt op eigen initiatief van individuele actoren.

Evaluatie vindt ad hoc plaats. Op basis van de evaluatie worden incidentele aanpassingen gedaan.

Bij het ontwerpen van toetsbekwaamheid wordt voor alle toetsprocessen de vereiste toetsbekwaamheid van alle actoren in toetsing in kaart gebracht. De leidinggevende maakt met actoren in de opleiding afspraken over de doelen van professionalisering voor de korte termijn.

Evaluatie vindt incidenteel plaats.

Het resultaat van de evaluatie wordt besproken met relevante actoren in de opleiding en aanpassingen worden doorgevoerd.

keuze is eveneens getoetst aan ervaringen van relevante actoren in de opleiding.

Bij het ontwerpen van toetsbekwaamheid wordt voor alle toetsprocessen de vereiste toetsbekwaamheid van alle actoren in toetsing op opleidingsniveau in kaart gebracht en vastgelegd. Hierbij wordt aangesloten bij de specifieke rollen, taken en verantwoordelijkheden. De leidinggevende maakt als onderdeel van de kwaliteitscyclus van toetsing met actoren in de opleiding afspraken over de doelen van professionalisering voor de middellange termijn.

Evaluatie vindt structureel en systematisch plaats als onderdeel van de kwaliteitscyclus van toetsing. Het resultaat van de evaluatie wordt besproken met alle relevante actoren in de opleiding en aanpassingen worden doorgevoerd.

keuze is eveneens getoetst aan ervaringen van relevante actoren in de opleiding, ketenpartners en/of externe deskundigen.

Ketenpartners en/of externe deskundigen worden hierbij betrokken.

Bij het ontwerpen van toetsbekwaamheid wordt voor alle toetsprocessen de vereiste toetsbekwaamheid van alle actoren in toetsing op

opleidingsniveau en van actoren uit de keten in kaart gebracht en vastgelegd. Hierbij wordt aangesloten bij de specifieke rollen, taken en

verantwoordelijkheden. De leidinggevende maakt als onderdeel van de kwaliteitscyclus van toetsing met actoren in de opleiding afspraken over de doelen van professionalisering voor de middellange termijn.

Evaluatie vindt structureel en systematisch plaats als onderdeel van de kwaliteitscyclus van toetsing. Het resultaat van de evaluatie wordt besproken met alle relevante actoren in de opleiding, ketenpartners en/of externe deskundigen en collega- instellingen, en aanpassingen worden doorgevoerd.

Knooppunten

In het toetsweb zijn alle entiteiten en ontwikkelingsfasen met elkaar verbonden door knooppunten. Elk knooppunt is een situatie waarin je je als opleiding kunt bevinden voor de betreffende entiteit en ontwikkelingsfase. Of de situatie waarnaar toe je je als opleiding wil ontwikkelen.

Figuur 3. Het toetsweb met de knooppunten

(15)

Hieronder is per entiteit en ontwikkelingsfase de definitie van de verschillende knooppunten uitgewerkt.

Tabel 7.

Definities van de knooppunten per entiteit en ontwikkelfase

Entiteit Ontwikkelingsfase Knooppunt Definitie

Toets(tak)en Activiteiten- georiënteerd

A1 Docenten ontwikkelen toetsen naar eigen inzicht: zij gebruiken eigen kwaliteitscriteria, ontwerpen de toets vaak alleen en kort voor de afname. De kwaliteit van de toetsen wordt uitsluitend geëvalueerd als daar aanleiding toe is.

A2 Docenten ontwikkelen toetsen aan de hand van een toetscyclus of ontwerpproces en maken daarbij gebruik van kwaliteitscriteria die zijn gebaseerd op ervaringen van ervaren toetsontwikkelaars. De toetsen, die worden ontwikkeld tijdens de

onderwijsperiode, maken zij samen met collega’s. De kwaliteit van de toetsen wordt door de betrokken docenten regelmatig geëvalueerd. De opbrengsten daarvan worden niet vanzelfsprekend besproken met collega’s of studenten, maar wel gebruikt om eigen toetsen te verbeteren.

A3 De kwaliteitscriteria die docenten gebruiken bij het ontwikkelen toetsen worden met regelmaat bijgesteld op basis van nieuwe (wetenschappelijke) inzichten. De toetsen, die ontwikkeld worden voorafgaand aan het onderwijs, zijn passend voor de leerresultaten en sluiten aan bij eerder gegeven onderwijs. De kwaliteit van toetsen wordt structureel geëvalueerd aan de hand van de kwaliteitscriteria. De opbrengsten hiervan worden besproken met

relevante partners binnen de opleiding.

A4 Zowel kwaliteitscriteria voor de toetsen als de leer- en toetsdoelen zijn afgestemd met het werkveld. De toetsen sluiten hierdoor niet alleen aan bij het onderwijs dat de student volgt binnen de opleiding, maar ook op wat geleerd wordt op de werkplek.

Toetsen worden structureel geëvalueerd aan de hand van de kwaliteitscriteria. De opbrengsten worden besproken met zowel de relevante partners binnen de opleiding als met het werkveld.

Toetsprogramma Proces- georiënteerd

B1 De examencommissie, toetscommissie en

curriculumcommissie hebben niet vastgesteld aan welke kwaliteitscriteria een toetsprogramma van de opleiding moet voldoen. Iedere docent ontwikkelt zijn eigen toetsen, er is echter geen overzicht van de samenhang tussen de toetsen. Het is hierdoor niet met zekerheid vast te stellen dat de toetsen gezamenlijk de beoogde leerresultaten dekken.

B2 Binnen de opleiding zijn kwaliteitscriteria vastgesteld voor het toetsprogramma. De beoogde leerresultaten vormen de basis voor het ontwerpen van het toetsprogramma. Met enige regelmaat worden zowel de dekking als de uitvoerbaarheid van het

toetsprogramma geëvalueerd. De opbrengsten daarvan worden niet vanzelfsprekend besproken met alle collega’s of studenten, maar wel gebruikt om de samenhang tussen de toetsen te verbeteren.

B3 De kwaliteitscriteria die worden gebruikt bij het ontwikkelen van het toetsprogramma worden met

(16)

regelmaat bijgesteld op basis van nieuwe

(wetenschappelijke) inzichten. Bij de ontwikkeling wordt er gelet op zowel de horizontale als verticale samenhang tussen de toetsen. Ook vindt overleg plaats over de meest geschikte toetsvormen, de functies van toetsen en de hoeveelheid van toetsen.

De kwaliteit van het toetsprogramma wordt structureel geëvalueerd aan de hand van de kwaliteitscriteria. De opbrengsten hiervan worden besproken met relevante partners binnen de opleiding.

B4 Zowel de kwaliteitscriteria als de opbouw van het toetsprogramma worden vastgesteld met het werkveld. Programmaonderdelen die plaatsvinden op de werkplek worden afgestemd met het werkveld zodat deze uitvoerbaar en passend zijn. Het toetsprogramma wordt structureel geëvalueerd aan de hand van de kwaliteitscriteria. De opbrengsten worden besproken met zowel de relevante partners binnen de opleiding als met het werkveld.

Toetsbeleid Systeem-

georiënteerd

C1 Het management, de toetscommissie en de curriculumcommissie hebben niet vastgesteld aan welke kwaliteitseisen een toets(beleids)plan moet voldoen. Het beleidsplan is hoofdzakelijk een beschrijving van (losse) toetsprocessen, deze sluiten nog niet (volledig) aan op de visie op onderwijs. De kwaliteit van het beleidsplan wordt uitsluitend geëvalueerd als daar aanleiding toe is.

C2 Binnen de opleiding zijn kwaliteitscriteria vastgesteld voor het toets(beleids)plan. De visie op onderwijs en het toetskader van de instelling vormen de basis voor het beleidsplan. In het beleidsplan zijn naast

toetsprocessen ook interventies opgenomen die beschrijven hoe de ambities gerealiseerd gaan worden. Met enige regelmaat wordt zowel de kwaliteit als de uitvoerbaarheid en bruikbaarheid van het beleidsplan geëvalueerd. De opbrengsten daarvan worden niet vanzelfsprekend besproken met alle collega’s of studenten, maar wel gebruikt om het beleidsplan bij te stellen.

C3 De kwaliteitscriteria die worden gebruikt bij het ontwikkelen van het toets(beleids)plan worden met regelmaat bijgesteld op basis van nieuwe

(wetenschappelijke) inzichten. Ook bij de uitwerking van de processen en interventies wordt gebruik gemaakt van actuele (wetenschappelijke) kennis. Het beleidsplan, de visie op onderwijs en het toetskader van de instelling sluiten naadloos op elkaar aan. Het beleidsplan wordt structureel geëvalueerd aan de hand van de kwaliteitscriteria. De opbrengsten worden besproken met zowel de relevante partners binnen de opleiding als met het werkveld.

C4 De kwaliteitscriteria die gesteld worden aan het toets(beleids)plan worden besproken met relevante externe partners en sluiten aan bij de landelijke kaders. De opgenomen processen en interventies richten zich op de lange termijn, er zijn tussendoelen opgesteld zodat tussentijdse evaluatie mogelijk is.

Het beleidsplan wordt structureel geëvalueerd aan de

(17)

hand van de kwaliteitscriteria, de opbrengsten worden besproken met zowel de relevante partners binnen de opleiding als met het werkveld.

Toetsorganisatie Keten- georiënteerd

D1 Managers, beleidsmedewerkers en andere

medewerkers verantwoordelijk voor de inrichting van de toetsorganisatie hebben niet vastgesteld aan welke kwaliteitscriteria de toetsorganisatie moet voldoen. De toetsprocessen worden door de

docenten naar eigen inzicht vormgegeven. Er zijn wel afspraken gemaakt over de rollen, taken en

verantwoordelijkheden binnen de toetsprocessen, maar medewerkers weten uitsluitend aan welke verantwoordelijkheden zij zelf moeten voldoen. De kwaliteit van de toetsorganisatie wordt uitsluitend geëvalueerd als daar aanleiding toe is.

D2 Binnen de opleiding zijn kwaliteitscriteria vastgesteld voor de toetsorganisatie. Alle rollen, taken en verantwoordelijkheden zijn vastgelegd, zodat iedereen weet wie waarvoor verantwoordelijk is. Het is voor iedereen helder hoe de verschillende

toetsprocessen zich tot elkaar (zouden moeten) verhouden, deze sluiten echter nog niet

vanzelfsprekend naadloos op elkaar aan. Met enige regelmaat wordt de kwaliteit van de toetsorganisatie geëvalueerd. De opbrengsten daarvan worden niet vanzelfsprekend besproken met alle collega’s of studenten, maar wel gebruikt om toetsprocessen te verbeteren.

D3 De kwaliteitscriteria die worden gebruikt bij het inrichten van de toetsorganisatie worden met regelmaat bijgesteld op basis van nieuwe

(wetenschappelijke) inzichten. De rollen, taken en verantwoordelijkheden worden binnen de opleiding regelmatig met elkaar besproken en op elkaar afgestemd. De kwaliteit van de toetsorganisatie wordt structureel geëvalueerd aan de hand van de kwaliteitscriteria. De opbrengsten hiervan worden besproken met relevante partners binnen de opleiding.

D4 Zowel de kwaliteitscriteria als de inrichting van de toetsorganisatie worden vastgesteld met het

werkveld. De rollen, taken en verantwoordelijkheden van het werkveld zijn vastgelegd, evenals de

toetsprocessen die plaatsvinden op de werkplek. De kwaliteit van de toetsorganisatie wordt structureel geëvalueerd aan de hand van de kwaliteitscriteria, de opbrengsten worden besproken met zowel de relevante partners binnen de opleiding als met het werkveld.

Toetsbekwaamheid E1 Binnen de opleiding zijn geen (concrete) afspraken

gemaakt over de toetsbekwaamheid die van docenten wordt verwacht. De verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van toetsbekwaamheid ligt bij individuele docenten. Uitsluitend wanneer daar aanleiding toe is, wordt de toetsbekwaamheid van docenten geëvalueerd.

E2 De eisen die binnen de opleiding gesteld worden aan de toetsbekwaamheid zijn gebaseerd op ervaringen van ervaren toetsontwikkelaars. Voor alle

(18)

medewerkers in de toetsorganisatie is vastgelegd over welke toetsbekwaamheid zij moeten

beschikken. Om deze bekwaamheid te realiseren zijn concrete doelen geformuleerd. Zowel de stand van zaken t.a.v. de ontwikkeling van de

toetsbekwaamheid als de kwaliteit van de toetsbekwaamheid worden met enige regelmaat geëvalueerd. De opbrengsten daarvan worden niet vanzelfsprekend besproken met alle collega’s of studenten, maar wel gebruikt om acties in te zetten om de toetsbekwaamheid te verhogen.

E3 De eisen die gesteld worden aan toetsbekwaamheid worden regelmatig bijgesteld op basis van (landelijke) kaders en actuele inzichten. De vereiste

toetsbekwaamheid is niet alleen op individueel niveau, maar ook op teamniveau vastgesteld. Er wordt vanuit middellange termijndoelen doelgericht gewerkt aan het professionaliseren van medewerkers en teams. De kwaliteit van de toetsbekwaamheid wordt structureel geëvalueerd aan de hand van de kwaliteitscriteria. De opbrengsten hiervan worden besproken met relevante partners binnen de opleiding en dienen als basis voor het opstellen van ontwikkelplannen.

E4 De landelijk afgesproken eisen ten aanzien van toetsbekwaamheid vormen de basis voor de professionalisering van medewerkers en teams. Ook voor de actoren uit het werkveld is vastgelegd over welke toetsbekwaamheid zij moeten beschikken. De kwaliteit van de toetsbekwaamheid van alle actoren in de toetsorganisatie wordt structureel geëvalueerd aan de hand van de kwaliteitscriteria, de opbrengsten worden besproken met zowel de relevante partners binnen de opleiding als met het werkveld.

(19)

2 Game ‘Toetsing Getoetst’

2.1 Werken met het web Positie- en ambitiebepaling

Met behulp van de game ‘Toetsing Getoetst’ kun je als team (of representatieve afvaardiging van het team) letterlijk spelenderwijs en binnen beperkte tijd een beeld krijgen van de positie en ambitie ten aanzien van de kwaliteit van toetsing binnen de opleiding. En zodoende, vanuit je visie op onderwijs, uiteindelijk meer grip ervaren in het ontwikkelen naar duurzame toetskwaliteit.

Door het werken met ‘Toetsing Getoetst’ stellen de deelnemers eerst gezamenlijk de huidige fase van ontwikkeling vast van de toetsentiteiten , vervolgens worden gezamenlijk de ambities ten aanzien van de gewenste fase van ontwikkeling vastgelegd. Dit wordt gedaan door de knooppunten in het web licht geel (huidige positie), blauw (gewenste positie) of groen (samenvallen huidige en gewenste positie) te arceren. Hieronder is een fictieve visuele weergave van de opbrengsten van de game ‘Toetsing Getoetst’ met behulp van het toetsweb getoond.

Figuur 4. Een fictieve positie- en ambitiebepaling t.a.v. de huidige en gewenste situatie van toetskwaliteit

2.2 De opzet van de game

Allereerst check je in de eerste ronde van de game met elkaar of je dezelfde beelden hebt bij de verschillende termen die aan bod komen in het spel. Tijdens de tweede ronde van de game maak je door het spel te spelen op het bordspel een denkbeeldige foto van de huidige situatie. Per entiteit wordt de ontwikkelingsfase bepaald aan de hand van de elementen; criteria, ontwerp en borging. De brugkaarten bestaan telkens uit vier vragen per ontwikkelingsfase; twee vragen over ontwerp en elk één vraag over criteria en borging. Tenslotte maak je in de derde ronde door het spel te spelen op het bordspel een foto van de gewenste situatie van de kwaliteit van toetsing. Met bijbehorende doelen en acties bepaal je zo met het spelteam de ambitie van de opleiding.

Deze werkwijze vervangt de oorspronkelijke werkwijze van De Toetsing Getoetst, waarbij als je team in vier dagdelen, begeleid door een facilitator, met de methodiek aan de slag ging.

In deze opzet met de Game is het mogelijk om in één dagdeel, zonder externe begeleiding, een positie en ambitie te bepalen ten aanzien van de toetskwaliteit.

(20)

2.3 Onderdelen van het spel

De game ‘Toetsing Getoetst’ is een fysiek bordspel. Het bestaat uit de volgende, te downloaden en printen, materialen:

- Een speelbord

- Brugkaarten per entiteit - Studentenreiskaarten - Tussenkaarten

Via deze link vind je bij Speldownloads alle materialen voor de game ‘Toetsing Getoetst’ om te kunnen downloaden en printen.

Figuur 5. Het spelbord van de game ‘Toetsing Getoetst’

2.4 De spelregels

Het bordspel speel je met zes deelnemers, één spelleider en vijf vertegenwoordigers van de entiteiten. Dit kunnen collega’s zijn die hun dagelijkse werkzaamheden vooral binnen deze entiteit herkennen, maar je kan er ook voor kiezen elkaars rollen in te vullen tijdens het spel.

Het bord ligt in het midden op tafel en bestaat uit verschillende speelvelden, voor elke entiteit een. Binnen het speelveld per entiteit zijn ook de ontwikkelingsfasen en de overgangen tussen de ontwikkelingsfasen zichtbaar, aangeduid met cijfer 1 t/m 4.

Daarnaast is er een speelveld voor de studentenreis, zodat elke vertegenwoordiger van een entiteit ook een student kan vertegenwoordigen en diens reis in beeld kan brengen langs de entiteiten en ontwikkelingsfasen. Daarbij neemt de vertegenwoordiger een daadwerkelijke student in gedachten.

Hieronder volgen de spelregels van het spel.

De eerste ronde:

1. Voordat het spel op het spelbord kan beginnen, start je met een quiz om te onderzoeken of iedereen dezelfde beelden heeft bij de verschillende termen. Dit doe je aan de hand van vragenkaartjes, je kunt de kaartjes via deze link downloaden. Om de beurt krijgt iedere deelnemer drie keer een vraag over de entiteit die hij vertegenwoordigt en de spelleider beslist (in samenspraak met de deelnemers) of de vraag goed is

(21)

beantwoord. Voor een toelichting op de juiste antwoorden bij de quizvragen, kun je door het volgen van deze link bij ‘Spel downloads’ het document: Quizvragen, toelichting op het juiste antwoord, downloaden. Dit is ook handzaam voor wat meer achtergrond bij de vragen.

De tweede ronde:

2. Als het spel kan beginnen, start de vertegenwoordiger van de entiteit toetsen en toetstaken.

3. Deze speler dobbelt en zet evenveel stappen op het speelveld binnen zijn entiteit als het aantal ogen op de dobbelsteen.

4. Daarna mag de speler links van hem verder gaan binnen het speelveld van zijn entiteit.

5. Als een van de deelnemers op of bij een brug komt, wordt er door de spelleider een brugkaart van de betreffende entiteit uitgereikt en gebeuren er twee dingen:

a. De student van de speler mag een stap naar voren in het speelveld van de studentenreis.

b. De speler krijgt brugkaart met een vraag over de kwaliteit van de betreffende entiteit.

i. Als er ja op de vraag van de brugkaart wordt beantwoord, betekent dit dat dit aspect binnen de opleiding goed is uitgewerkt en mag de speler rechtdoor over de brug oversteken.

ii. Als er nee op de vraag van de brugkaart wordt beantwoord, betekent dit dat er voor de opleiding nog een verbeterpunt ligt om dit aspect goed neer te zetten en moet de speler een ommetje maken om verder te kunnen in het spel.

6. De speler legt de antwoorden op de vragen vast in het werkboek in de tabel Knelpunten en/of acties, alvorens er verder gespeeld wordt.

7. Als de student van de speler op een geel vakje komt, krijgt hij een studentreiskaart aangereikt door de spelleider. Deze vraag kan over alle entiteiten gaan, want voordat het spel begon, zijn de

studentenreiskaarten goed geschud.

a. Als er ja op de vraag van de studentenreiskaart wordt geantwoord, mag de student de reis voortzetten en bij de volgende brug weer een stap vooruit.

b. Als er nee op de vraag van de studentenreiskaart wordt geantwoord, mag de student bij de volgende brug geen stapje vooruit in het speelveld van de studentenreis.

8. Als speler mag je net zolang doorspelen totdat je bij de derde brug komt die je niet kunt passeren. Als de speler bij drie bruggen heeft moeten omlopen, betekent dit dat de opleiding zich voor die betreffende entiteit in deze fase van ontwikkeling bevindt.

9. De speler moet – om dit zichtbaar te maken – zijn pion plaatsen op de laatste brug waar die wel rechtdoor kon passeren.

10. Als geen enkele speler meer kan doorspelen, zijn de ontwikkelingsfasen per entiteit in beeld en is de huidige kwaliteit van toetsing bepaald. Noteer de informatie uit deze positiebepaling in het werkboek. Dit is het einde van deze eerste ronde.

Figuur 6. Brugkaarten Toetsen en taken, activiteiten georiënteerde fase De derde ronde:

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De FSMA verwacht dat de sector inspanningen levert om onder meer de duidelijkheid en de begrijpelijkheid van de KID’s te verbeteren, om zo de duidelijke doelstelling

Er wordt gekozen voor een operatie als er sprake is van een zeer pijnlijke slijtage, en als de pijn niet voldoende afneemt na de niet-operatieve behandeling.. Als de pijn

Om te bepalen of de werkelijke situatie overeenkomt met de registratie zijn de antwoorden van de geïnterviewde bewoners (of door de observaties van de interviewer in het geval

Uit het onderhavige onderzoek blijkt dat veel organisaties in de quartaire sector brieven registreren (van 51% in het onderwijs tot 100% of bijna 100% in iedere sector in het

• Het aantal wetten neemt sinds 1980 stelselmatig toe, en dat geldt ook voor ministeriële regelingen sinds 2005, het aantal AMvB’s neemt enigszins af sinds 2002. • In de jaren

Steeds meer waarnemingen An- derzijds duiden deze gegevens, samen met alle andere waarnemingen, ontegenspreke- lijk op lokale vestiging – terwijl we daarover, tot minder dan

Laat zien wat jullie bezig zijn te ontwikkelen, vanuit de multidisciplinaire capacite- it waarover de grote kantoren beschikken, en geef aan wat jullie van anderen nodig hebben om

Voor Küng be- tekent dat dat hij de echte, gruwelijke dood van Jezus als ontwijfelbaar uitgangspunt neemt, aansluiting zoekt bij de oervragen van het onder- zoek naar