• No results found

ARBEID EN ZORG : REACTIE OP DE KABINETSNOTA OP WEG NAAR EEN NIEUW EVENWICHT TUSSEN ARBEID EN ZORG GRATIS

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "ARBEID EN ZORG : REACTIE OP DE KABINETSNOTA OP WEG NAAR EEN NIEUW EVENWICHT TUSSEN ARBEID EN ZORG GRATIS"

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

ARBEID EN ZORG : REACTIE OP DE KABINETSNOTA OP WEG NAAR EEN NIEUW EVENWICHT TUSSEN ARBEID

EN ZORG GRATIS

Auteur: none Aantal pagina's: 66 pagina's

Verschijningsdatum: none Uitgever: none||9789039916292

EAN: nl Taal:

Link:

Download hier

(2)
(3)

Wet Invoering Extra Geboorteverlof (WIEG) (Fase 8)

Lijst met afkortingen:. Met het wetsvoorstel arbeid en zorg wordt een nieuwe stap gezet op weg naar een nieuw evenwicht tussen arbeid en zorg, een stap in een ontwikkelingsproces dat al enkele decennia loopt. Voor het eerst in 1 werd het combineren van arbeid en zorg in het Beleidsplan Emancipatie aangemerkt als een belangrijk beleidsdoel.

Dit doel werd omschreven als: «Het bereiken van een situatie waarin ieder volwassen individu, ongeacht de leefvorm waarvan hij of zij deel uit maakt, in eigen levensonderhoud kan voorzien en voor zich zelf kan zorgen. In principe zal deze situatie worden gerealiseerd via een groeiende deelname aan de betaalde arbeid, en waar mogelijkheden daartoe ontbreken door het realiseren van een eigen recht op uitkering volgens de regels van de sociale wetgeving.

Om het ouders gemakkelijker te maken betaalde arbeid te combineren met het verzorgen van jonge kinderen, werd besloten tot de uitbreiding van kinderopvangfaciliteiten en van verlofregelingen.

De eerste Stimuleringsmaatregel Kinderopvang beoogde gemeenten aan te zetten tot het creëren van een fors aantal kinderopvangplaatsen. Het achterliggend doel hiervan is bij te dragen aan de herverdeling van betaalde en onbetaalde arbeid tussen vrouwen en mannen nog ongelijk verdeeld over mannen en vrouwen.

Eerder al, in maart , was het zwangerschaps- en bevallingsverlof van 12 naar 16 weken verlengd om het combineren van betaalde arbeid en zorg voor zwangere of pas bevallen werknemers te vergemakkelijken. Het herverdelen van onbetaalde arbeid tussen vrouwen en mannen werd vervolgens in benoemd als speerpunten van emancipatiebeleid.

Dit leidde in tot voorstellen om belemmeringen voor het opnemen van onbetaald verlof die gelegen zijn in de sociale zekerheid, weg te nemen. De Commissie Toekomstscenario's Herverdeling Onbetaalde Arbeid 5 kreeg in de opdracht toekomstscenario's te ontwikkelen die het combineren van arbeid en zorg vergemakkelijken. Eén van deze scenario's, het combinatiescenario waarbinnen betaalde arbeid en onbetaalde arbeid c. Voorts werd in de haalbaarheid onderzocht van een regeling voor loopbaanonderbreking.

Dit leidde in tot de Wet financiering loopbaanonderbreking, waarmee verlof voor zorg en educatie door de overheid — onder voorwaarden — financieel wordt ondersteund.

Intussen was in ook de wettelijke regeling voor ouderschapsverlof zodanig gewijzigd dat meer werknemers van het recht op ouderschapsverlof gebruik konden maken.

In de periode tot heden is sprake van een sterk toenemende arbeidsparticipatie van vrouwen met jonge kinderen. Het in gestelde beleidsdoel is echter nog niet bereikt. Er is immers nog geen sprake van een situatie waarin iedere volwassene in het eigen levensonderhoud kan voorzien én voor zichzelf en afhankelijke kinderen kan zorgen.

Een proces van herverdeling van betaalde en onbetaalde arbeid tussen mannen en vrouwen is op gang gekomen, maar dit laat de situatie onverlet dat vrouwen het merendeel van de onbetaalde zorg en mannen het merendeel van de betaalde arbeid blijven doen.

Voortgaand beleid is nodig om ervoor te zorgen dat het «anderhalfverdienersmodel» overgaat in het combinatiescenario. In het regeerakkoord 1 heeft het kabinet aangegeven te willen komen tot een Wet arbeid en zorg ter ondersteuning van de breed levende maatschappelijke behoefte om het combineren van arbeid en zorg beter mogelijk te maken en te bevorderen dat bij een ieder arbeidsparticipatie aantrekkelijker wordt dan uittreden. Het beter combineren van zorgtaken met werk dient zowel persoonlijke als maatschappelijke belangen.

Daarnaast kan de grotere betrokkenheid van mannen bij zorg en van vrouwen bij arbeid tot een grotere maatschappelijke cohesie leiden.

Met het voorliggende wetsvoorstel wordt aan dit kabinetsvoornemen uitvoering gegeven. De maatregelen uit de Wet arbeid en zorg sluiten tevens aan bij tendensen die in Europees verband kunnen worden gesignaleerd.

Een vierde pijler onder het arbeid- en zorgbeleid wordt gevormd door het recht op vermindering en vermeerdering van de arbeidsduur.

Op 8 februari is de Wet aanpassing arbeidsduur WAA , waarin dit geclausuleerde recht is verankerd, aangenomen. Op 1 juli zal deze wet in werking treden. Op een later moment zal deze wet in de Wet arbeid en zorg worden geïncorporeerd. Daarnaast is de verbetering van de mogelijkheden van kinderopvang een belangrijk onderdeel van het ondersteunings- en stimuleringsbeleid voor de arbeidsparticipatie van vrouwen en de combineerbaarheid van arbeid en zorg.

Voor het kinderopvangbeleid bestaat een apart traject, waarbij het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport VWS het voortouw heeft. De afgelopen 10 jaar heeft er — met gezamenlijke inspanning van instellingen, overheden en sociale partners — een grote capaciteitsuitbreiding plaatsgevonden: van 20 naar plaatsen. Tijdens deze kabinetsperiode is er opnieuw een capaciteitsuitbreiding voorzien tot plaatsen. Hiervoor is een structureel bedrag beschikbaar dat oploopt tot miljoen gulden in Dit geld wordt via gemeenten beschikbaar gesteld.

Daarnaast is er voor fiscale facilitering van ouders en werkgevers een bedrag beschikbaar dat oploopt tot structureel miljoen gulden in Daar is nog vanaf structureel 50 miljoen gulden bijgekomen voor fiscale verlaging van de ouderbijdrage en 20 miljoen gulden voor uitbreiding en flexibilisering van voorzieningen. In het regeerakkoord is de Wet basisvoorziening kinderopvang aangekondigd. Deze wet zal voor de langere termijn onder

(4)

meer de verantwoordelijkheidsverdeling regelen tripartiete financiering door ouders, overheid en werkgevers , alsmede de structuur, de financiering waaronder de ouderbijdragen en de kwaliteit van de kinderopvang.

Het wetsvoorstel basisvoorziening kinderopvang zal in bij de Tweede Kamer worden ingediend. Daarnaast stimuleert het kabinet met het

beschikbaar stellen van een bedrag van 60 miljoen gulden in deze kabinetsperiode experimenten op het gebied van dagindeling om het combineren van arbeid- en zorgtaken eenvoudiger te maken.

Een andere ordening van ruimte en tijd als belangrijke randvoorwaarde voor deze taakcombinatie. Het gaat bijvoorbeeld om het bevorderen van werktijden op maat, clustering van voorzieningen, multifunctioneel gebouwengebruik, verruiming van openingstijden van scholen en het beter afstemmen van arbeidstijden op de openingstijden van scholen, kinderopvang, publieke dienstverlening en vrijetijdsvoorzieningen.

Er is daartoe een Stuurgroep Dagindeling ingesteld. In en de eerste helft van zijn aanvragen voor subsidiëring van experimenten ontvangen. Na de eerste twee ronden subsidieaanvragen, zijn inmiddels ongeveer 76 goedgekeurde experimenten van start gegaan. Het is de verwachting dat er na de vierde en laatste tranche subsidieaanvragen circa experimenten operationeel zullen zijn.

Naast de experimenten is het beleid gericht op ervaringsuitwisseling en informatievoorziening. Met behulp van een monitor zullen de resultaten uit de experimenten benut worden voor aanpassing en vernieuwing van beleid. Op 19 maart heeft het kabinet de Nota «Op weg naar een nieuw evenwicht tussen arbeid en zorg» vastgesteld.

Zo betekent arbeidsparticipatie voor individuen ook een maatschappelijke participatie en een stap op weg naar economische zelfstandigheid.

Huishoudens zullen financieel minder kwetsbaar zijn en ook minder vaak hoeven terug te vallen op inkomensvoorzieningen van overheidswege.

Dit geldt zowel voor twee-oudergezinnen in de situatie van twee betaald werkende partners als bij eenoudergezinnen waar de ouder betaalde arbeid verricht. Daarnaast kan de arbeidsmarkt het arbeidsaanbod van vrouwen niet missen, omdat ontgroening en vergrijzing voor een afnemende instroom en een toenemende uitstroom op de arbeidsmarkt zorgen. Om het arbeidsaanbod en het draagvlak voor de sociale voorzieningen op peil te houden, is een optimale inzet van het arbeidspotentieel, ook dat van vrouwen, noodzakelijk.

Ter uitvoering van het regeerakkoord bevat de discussienota arbeid en zorg voorstellen voor het vastleggen, uitbreiden en flexibiliseren van verlofregelingen. In de discussienota wordt tevens de mogelijkheid van een structurele aanpassing van de individuele arbeidsduur aangekondigd.

Ook bevat de discussienota een voorstel om de positie van uitkeringsgerechtigden goed te doen aansluiten bij nieuwe mogelijkheden om arbeid en zorg te combineren.

Over de discussienota arbeid en zorg is advies gevraagd aan de Stichting van de Arbeid, de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de Raad voor Maatschappelijke ontwikkeling, E-quality, de Vrouwenalliantie, Divosa en de Stichting Sjakuus.

Daarnaast is de discussienota besproken met zowel werkgevers en werknemers als wetenschappers. Over de inhoud van deze adviezen en van de gesprekken met individuele werkgevers en werknemers is de Tweede Kamer op 17 juni 2 geïnformeerd. Er bleek op hoofdlijnen brede steun aanwezig voor de uitgangspunten van het arbeid- en zorgbeleid, zoals het combinatiescenario en de gezamenlijke financiële verantwoordelijkheid van overheid, sociale partners en individuele werknemers.

Veel adviezen gaven aan dat een keuze voor het combinatiescenario de keuzevrijheid van mannen en vrouwen niet in de weg dient te staan, en het creëren van meer mogelijkheden tot uitbesteding van zorg niet behoeft te belemmeren. Wel werd in veel van de adviezen, met uitzondering van de werkgeversorganisaties in de Stichting van de Arbeid die een wettelijke regeling van het kortdurende zorgverlof ongewenst achtten, aangegeven dat men de voorstellen niet ver genoeg vond gaan.

Ook werd in veel van de adviezen erop gewezen dat een arbeid- en zorgbeleid naast economische zelfstandigheid en arbeidsparticipatie aandacht moet besteden aan de zorgbehoefte in de maatschappij. Zo beval de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling RMO een professionele zorginfrastructuur aan die het mogelijk zou maken dat mannen én vrouwen aan het arbeidsproces deelnemen, waarmee voldaan is aan de belangrijkste voorwaarde voor een gelijke verdeling van arbeid en zorg tussen de seksen.

De discussienota arbeid en zorg is op 24 juni 1 door de Vaste Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de Tweede Kamer besproken. Daarbij bleek dat de Vaste Commissie op hoofdlijnen de uitgangspunten van het kabinet onderschreef.

Wel vond de Vaste Commissie de voorstellen van het kabinet op een aantal onderdelen niet ver genoeg gaan. Op 1 juli heeft de Tweede Kamer een aantal moties over de discussienota arbeid en zorg aangenomen. Daarnaast vroeg de Tweede Kamer het kabinet om een overzicht van de administratieve lastendruk en financiële consequenties van alle concrete voorstellen. In de motie Van Middelkoop werd de regering, onder verwijzing naar artikel van de Grondwet, verzocht om bestaande en nieuwe verlofregelingen waar mogelijk op te nemen in het BW.

Het kabinet heeft bij brieven van 20 en 27 september zijn standpunt over de voorstellen in de discussienota arbeid en zorg aan de Tweede Kamer meegedeeld. Ook wordt er in deze wet een recht op een zwangerschaps- en bevallingsuitkering voor zelfstandigen opgenomen.

Tevens zal er een recht op betaald adoptieverlof van 3 weken voor elk van de adoptiefouders worden geïntroduceerd. Dit recht op betaald verlof geldt ook voor zelfstandigen. In aanvulling op het calamiteitenverlof komt er een geclausuleerd wettelijk recht op een kortdurend betaald zorgverlof voor ten hoogste 10 dagen per werknemer per jaar voor de zorg van thuiswonende kinderen, pleegkinderen en de partner.

Gelet op het uitgangspunt van een evenwichtige spreiding van verantwoordelijkheden en lasten over werknemers, werkgevers en overheid wordt deze loondoorbetalingsverplichting gecombineerd met een tegemoetkoming in de kosten voor werkgevers. Werkgevers zullen door de overheid

(5)

generiek voor de helft van de berekende kosten worden gecompenseerd. Tevens komt er voor werknemers een afzonderlijk recht op twee dagen betaald kraamverlof na de bevalling van de partner.

Een schematisch overzicht van de samenhang van de oude en nieuwe regelingen in voorliggend wetsvoorstel is opgenomen in onderstaand schema.

Schema 1: Rechten en financiering verlofregelingen. De vervanging is niet vereist bij verlof voor een ongeneeslijk zieke palliatief verlof. Uitstel van betaling van loonbelasting en premies sociale verzekeringen levert overigens een van het loonniveau afhankelijk voordeel op voor de werknemer ten last van de algemene middelen.

Het voorstel van een geclausuleerd recht op langdurend zorgverlof zal nog nader worden uitgewerkt. Zo vormen de kring van zorgvragers zoals kinderen, partner en ouders alsmede de precieze duur van dit zorgverlof onderwerp van een verkenning.

Ook de mogelijkheid van betaling van het langdurig zorgverlof en het niveau van een eventuele betaling zal in deze verkenning worden meegenomen. Het ligt in de bedoeling deze verkenning eind af te ronden.

In deze verkenning zal ook aandacht worden besteed aan betaald ouderschapsverlof. Het kabinet maakte eind mei bekend, te zullen komen met een fiscale stimuleringsregeling ten behoeve van betaald ouderschapsverlof. Het uitgewerkte voorstel voor een dergelijke stimuleringsregeling zal in september aan de Tweede Kamer worden voorgelegd. Ondertussen zal door het CPB op basis van de gegevens uit de evaluatie van de wettelijke regeling ouderschapsverlof, een kosten-baten analyse van varianten van betaald ouderschapsverlof worden verricht.

De resultaten daarvan zullen op een zodanig moment beschikbaar komen, dat ze een rol spelen in de uitwerking van de voorgenomen

stimuleringsregeling. De regering onderzoekt tevens de vraag of en zo ja welke maatregelen voor zelfstandigen gewenst en mogelijk zijn naast de zwangerschaps-, bevallings- en adoptie-uitkering. Daarom gaat de regering na welke belemmeringen zelfstandigen ondervinden bij het combineren van arbeid en zorg en aan welke oplossingen gedacht kan worden.

Ook wilde het kabinet een beeld te krijgen van succesvolle strategieën die ondernemers in het midden- en kleinbedrijf inzetten bij tijdelijke vervanging van personeel in verband met langerdurend verlof.

Daartoe is een kleinschalig, casestudie onderzoek verricht. De resultaten van dit onderzoek zullen in het najaar bekend worden gemaakt.

Deze nota geeft de denkrichting van het kabinet aan voor een nieuw evenwicht tussen arbeid en zorg. De betaalde arbeid, het behoud daarvan en het toeleiden naar betaalde arbeid is het vertrekpunt van de nota. Het gaat niet alleen om de combinatie van betaalde arbeid met de zorg voor het gezin of de zorg voor andere naasten, maar ook om voldoende tijd voor de eigen ontwikkeling, voor scholing of maatschappelijke activiteiten.

Mannen en vrouwen moeten kunnen kiezen voor betaald werk in combinatie met andere verantwoordelijkheden daarbuiten, zonder dat dit leidt tot onaanvaardbare werkdruk en een overgeorganiseerd bestaan.

De nota bevat voorstellen die moeten leiden tot betere mogelijkheden om arbeid en zorg te combineren. Het gaat daarbij onder meer om het vastleggen, uitbreiden en flexibiliseren van verlofrechten. Daarnaast zijn er voorstellen voor fiscale maatregelen die het sparen van verlof mogelijk maken en voorstellen voor een beter evenwicht tussen arbeid en zorg voor alleenstaande ouders in de bijstand. Tegelijkertijd is een Wet basisvoorziening kinderopvang in voorbereiding, die moet zorgen voor een uitgebreid netwerk van betaalbare kinderopvang.

De nota doet een aantal concrete voorstellen, zonder op alle onderwerpen al met een uitgewerkt standpunt te komen. Sociale partners, individuele werkgevers, individuele werknemers, de vrouwenbeweging en groepen van uitkeringsgerechtigde zullen de inrichting van de flexibelere organisatie van de betaalde arbeid mede moeten vormgeven.

Zij zullen moeten aangeven op welke wijze en onder welke voorwaarden het nieuwe evenwicht tussen arbeid en zorg het beste gestalte kan krijgen. Het kabinet rekent daarom op bijdragen, suggesties en standpunten van alle betrokkenen en zal na consultatie waar van toepassing met concrete wetsvoorstellen komen. In het regeerakkoord is afgesproken dat de bestaande wettelijke verlofregelingen in één wettelijk kader zullen worden opgenomen: de Kaderwet arbeid en zorg.

In deze wet zal ook het recht op aanpassing van de arbeidsduur worden opgenomen. Hiervoor is eind al een wetsvoorstel aan de Tweede Kamer gestuurd. Ook de in deze nota voorgestelde vastlegging, uitbreiding en flexibilisering van verlofrechten zullen een plaats krijgen in deze wet.

In deel I wordt na deze inleiding een terugblik gegeven op de ontwikkelingen op het terrein van arbeid en zorg in de afgelopen jaren 2. Vervolgens wordt tegen de achtergrond van de maatschappelijke ontwikkelingen de keuze van het kabinet voor het combinatiescenario toegelicht 3.

Dan wordt ingegaan op de verantwoordelijkheidsverdeling tussen werkenden, sociale partners en de overheid 4. Vervolgens worden de hoofdlijnen van de op te stellen Algemene wet arbeid en zorg aangegeven, gevolgd door een samenvatting van de verschillende voorstellen en mogelijkheden 5. Tot slot volgt de geplande fasering in de tijd van de Algemene wet arbeid en zorg 6. In het deel II van de nota zijn de voorstellen en opties inhoudelijk uitgewerkt. Dit deel wordt afgesloten met een hoofdstuk over andere mogelijkheden en maatregelen om binnen de

arbeidsorganisaties tot een nieuw evenwicht van arbeid en zorg te komen.

Sinds het verschijnen van de eerste emancipatienota in , luidt de kabinetsdoelstelling op het terrein van arbeid en inkomen: «Het bereiken van een situatie waarin ieder volwassen individu, ongeacht de leefvorm waarvan hij of zij deel uit maakt, in eigen levensonderhoud kan voorzien en voor zich zelf kan zorgen. In principe zal deze situatie worden gerealiseerd via een groeiende deelname aan de betaalde arbeid, en waar mogelijkheden daartoe ontbreken door het realiseren van een eigen recht op uitkering volgens de regels van de sociale wetgeving.

Het uitgangspunt hierbij was altijd het realiseren van economische zelfstandigheid en het bevorderen van de arbeidsparticipatie. Terugkijkend blijkt

(6)

economische zelfstandigheid en daaraan gekoppeld de zorgverantwoordelijkheid tussen en wisselend te zijn benaderd vanuit het perspectief van enerzijds «arbeid en inkomen» en anderzijds «arbeid en zorg». Bij de verschillende herzieningen van het stelsel van de sociale zekerheid stond het begrip economische zelfstandigheid centraal.

Het recht op een uitkering werd in vergaande mate verzelfstandigd en afhankelijk gesteld van de on mogelijkheid door betaald werk in een eigen inkomen te voorzien. Dit geldt bijvoorbeeld voor de «maatregel» in de Toeslagenwet 1 , de nieuwe Algemene bijstandswet, de AOW vanaf en de Algemene Nabestaandenwet. Om de mogelijkheden te vergroten voor een combinatie van betaalde arbeid en het verzorgen van jonge kinderen door beide ouders, besloot het kabinet in tot een wettelijke regeling voor ouderschapsverlof 2.

De herverdeling van betaalde en onbetaalde arbeid werd gestimuleerd door rechten toe te kennen aan individuele werknemers zonder onderscheid naar sekse. Omdat bleek dat de positie van vrouwen in de arbeid wel verbeterde, maar hun positie nog niet gelijkwaardig was aan die van mannen, werd nader beleid met betrekking tot de combinatie van betaalde arbeid en ouderschapstaken ontwikkeld 1.

Daarbij ging het om verschillende vormen van verlof en kinderopvang. In maart werd het zwangerschaps- en bevallingsverlof van 12 naar 16 weken verlengd.

Herverdeling van onbetaalde arbeid en vergroting van de zorgverantwoordelijkheid van mannen werd vervolgens in het speerpunt van het emancipatiebeleid 2. Ook werd meer en meer de relatie gelegd tussen betaalde arbeid en de mantelzorg zorg voor familieleden.

De gedachte dat een zorgverlof voor werknemers voor de verzorging van patiënten in de thuissituatie mogelijk in een belangrijke behoefte voorziet, leidde in tot voorstellen om belemmeringen op het gebied van de sociale zekerheid weg te nemen in geval van het opnemen van onbetaald verlof.

Om een nieuwe impuls te geven aan de verruiming van de mogelijkheden betaald werk te combineren met zorg of andere verantwoordelijkheden werd in een onderzoek in gang gezet naar de haalbaarheid van een regeling voor loopbaanonderbreking.

Verder werden sociale partners gestimuleerd om de bestaande faciliteiten verder uit te bouwen. Daartoe werd onder meer de sedert in werking getreden Wet op het ouderschapsverlof geflexibiliseerd.

Werknemers werden gestimuleerd om zelf te sparen voor verlof hiertoe wordt de vakantiewetgeving gewijzigd 3. In trad de Wet financiering loopbaanonderbreking in werking, waarmee ook tijdens een periode van voltijds verlof onder bepaalde voorwaarden de economische zelfstandigheid gedeeltelijk behouden kan worden. De eerste stappen die werden gezet hielden onder meer in dat deeltijd arbeid voor alleenstaande ouders in de bijstand aantrekkelijker werd gemaakt door «gratis» kinderopvang en een nieuwe fiscale maatregel.

Verder werd een verkenning aangekondigd naar verbetering en betaling van zorgverlof en werd de ontwikkeling van een voorziening voor

«voldoende» kinderopvang voorbereid 5. De maatschappelijke ontwikkelingen laten in de periode — een toenemende arbeidsparticipatie van vrouwen zien. De verdeling van de onbetaalde arbeid over mannen en vrouwen blijft daarbij achter. Het verschil in arbeid en zorgtaken tussen mannen en vrouwen is het kleinst in de periode na het verlaten van het dagonderwijs als er nog geen kinderen zijn.

Alleen of samen, bijna iedereen werkt dan voltijds. Dit patroon zet zich door bij bijna alle mannen, en bij de meeste vrouwen die geen kinderen hebben. Na de komst van kinderen blijven steeds meer vrouwen werken, maar veelal in een kleine deeltijdbaan.

De meeste twee-oudergezinnen zijn alleenverdienersof anderhalfverdieners, een kleine minderheid bestaat uit twee voltijds werkende ouders. Een aanzienlijk aantal vrouwen én mannen uit tweeoudergezinnen geeft echter aan dat ze liever beiden een grote deeltijdbaan zouden hebben en de zorgtaken gelijker willen verdelen 6. Er is dus een kloof tussen feiten en wensen. Dat wijst erop dat een deel van de mannen en vrouwen er in de praktijk niet in slaagt hun voorkeuren te realiseren. Daarbij kunnen tal van factoren in het geding zijn; in de nota «Kansen op combineren» is reeds onderkend dat ook het overheidsbeleid hierbij een rol speelt.

De prikkels die uitgaan van het fiscale en sociale stelsel in zijn geheel stimuleren nog steeds meer de specialisatie in arbeid zorg dan de combinatie van arbeid én zorg. Hoger opgeleide partners slagen er eerder in de combinatie van arbeid en zorg te realiseren, terwijl voor lager opgeleiden de specialisatie in arbeid of zorg het dominante patroon blijft.

Met name voor laagopgeleide vrouwen is de netto-bijdrage aan het gezinsinkomen na aftrek van de kosten van kinderopvang en gederfde voorzieningen dermate laag dat doorwerken na de komst van een kind of herintreding in een latere fase, op de korte termijn nauwelijks loont.

De consequentie van de nog bestaande ongelijke verdeling van arbeid en zorg is dat de economische zelfstandigheid van vrouwen — ook uit de zgn. Door de achterblijvende economische zelfstandigheid zijn deze vrouwen en de huishoudens waartoe zij behoren, kwetsbaarder voor

veranderende omstandigheden zoals werkloosheid van de kostwinner, echtscheiding of overlijden van de partner. Ook het risico op een langdurige afhankelijkheid van een uitkering neemt daardoor toe. In het regeerakkoord zijn lijnen uitgezet voor een nieuw evenwicht tussen arbeid en zorg.

Dit gebeurt nadrukkelijk in het perspectief van economische zelfstandigheid én het vergroten van de zorgverantwoordelijkheid: méér betaalde arbeid moet hand in hand gaan met méér zorg. De voorgestelde maatregelen moeten eraan bijdragen dat blijvende arbeidsparticipatie aantrekkelijker wordt dan uittreden.

En de voorstellen moeten eraan bijdragen dat naast het werk ook tijd over blijft voor zorgtaken. In de eerste plaats is in het regeerakkoord afgesproken dat er een Kaderwet arbeid en zorg komt, waarin de bestaande verlofmogelijkheden worden gebundeld en op elkaar afgestemd en waarbij het ook voor mensen in een uitkeringssituatie beter mogelijk wordt arbeid en zorg te combineren.

In deze wet moet onder meer het wettelijk recht op aanpassing van de arbeidsduur, een kortdurend zorgverlof en een goed wettelijk verlofsysteem voor mantelzorg worden geregeld. Verder is in het regeerakkoord een Wet basisvoorziening kinderopvang aangekondigd. Een vergaande

(7)

uitbreiding van de kinderopvangvoorzieningen, tegen aanvaardbare kosten, moet het mogelijk maken dat ook vrouwen meer blijven werken.

Tot slot moet de nieuwe belastingwetgeving de economische zelfstandigheid bevorderen. De overdraagbare belastingvrije som wordt omgezet in een ook aan niet-verdienende partners individueel uit te betalen heffingskorting. De demografische, maatschappelijke en economische

ontwikkelingen maken het tot een gezamenlijk belang van werknemers, werkgevers en de overheid om tot een nieuw evenwicht tussen arbeid, zorg en economische zelfstandigheid te komen.

Een evenwicht dat de emancipatiebeweging al heel lang bepleit. De arbeidsmarkt verandert in hoog tempo. De toestroom van jongeren neemt af en de beroepsbevolking vergrijst, met als gevolg op termijn een versmalling van het draagvlak voor sociale voorzieningen.

Werkgevers kampen in toenemende mate met tekorten aan personeel en hebben dus belang bij een groter arbeidsaanbod. Een positieve factor hierbij is dat er nagenoeg geen verschil meer is in het opleidingsniveau tussen mannen en vrouwen. Meer en meer mensen groeien op met een verschuivend verwachtingspatroon. Naast het werk vinden mensen ook de zorg voor elkaar en anderen belangrijk.

De toenemende behoefte om werk en privé te kunnen combineren, leidt tot veranderingen in arbeidspatronen. Werkgevers zullen hier steeds indringender mee geconfronteerd worden, zoals ze nu al in toenemende mate geconfronteerd worden met een stijgende leefdruk onder hun werknemers, waardoor ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid kunnen toenemen.

Het groeiend aantal tweeverdieners en de problemen met het combineren van arbeid en zorg leiden namelijk tot steeds meer signalen van stress, een overgeorganiseerd bestaan en te weinig ruimte voor persoonlijke en maatschappelijke ontplooiing. Overigens groeit niet alleen bij werknemers de behoefte aan meer flexibiliteit. Ook werkgevers hebben steeds meer behoefte aan flexibel inzetbare werknemers. De uitdaging is om deze ontwikkelingen zo goed mogelijk met elkaar te verbinden.

Nederland heeft een historie van evenwichtige sociale verhoudingen en sterke sociale cohesie. Die stabiliteit is geen statisch gegeven, maar het resultaat van voortdurende aanpassing. Niet alleen de snelle internationale, economische en technologische ontwikkelingen, maar ook de groeiende verscheidenheid in cultureel, etnisch en religieus opzicht zetten de sociale verbanden in onze samenleving onder druk en vragen om nieuwe antwoorden.

De consequentie van de toenemende individuele vrijheid is dat ook het appèl op de verantwoordelijkheid van het individu voor de sociale

omgeving toeneemt. Daar hoort bij dat ouders en verzorgers tijd en aandacht nodig hebben om kinderen op te voeden en te verzorgen en jongeren te begeleiden naar volwassenheid. Ook door de vergrijzing van de samenleving neemt de vraag naar zorg toe waarbij men de wens heeft om familieleden ook deels zelf te kunnen verzorgen.

Het besef is breed aanwezig dat extra investeringen zijn vereist om de kwaliteit van de samenleving in dit opzicht te behouden en te verhogen. Door de ontgroening en de vergrijzing dreigt bovendien een «zorgvacuüm» te ontstaan: een gat tussen de hoeveelheid zorg die nodig is en het aanbod van mensen dat zorg kan of wil verlenen.

In dit opzicht waren er zeker ook positieve aspecten verbonden aan het kostwinnersmodel één partner specialiseert zich in werk, de ander in zorg.

Het creëerde ruimte in tijd en geld voor één van de twee partners doorgaans de vrouw voor «zelf zorgen». Dit positieve aspect is verankerd in de Nederlandse cultuur. Het gaat er nu om nieuwe vormen te vinden om het in Nederland gewaardeerde «zelf zorgen» te blijven ondersteunen en tegelijk de economische zelfstandigheid van mannen en vrouwen te bevorderen.

Het kabinet heeft daarom een voorkeur uitgesproken voor het door de Commissie Bruijn-Hundt ontwikkelde «combinatiescenario» als uitgangspunt voor het kabinetsbeleid.

[

Lees meer over XpertHR. Krijg nu onbeperkt toegang Ben je al abonnee? Log in. Dit wetsvoorstel wijzigt de Wet arbeid en zorg en een aantal andere wetten. Het wetsvoorstel beoogt het geboorteverlof uit te breiden en aan te vullen. De bedoeling daarvan is dat daarmee wordt bijgedragen aan de ontwikkeling van de band tussen de partner van de moeder en het kind.

Daarnaast is de bedoeling dat de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt hiermee wordt vergroot. Niet alleen het geboorteverlof, maar ook het adoptie- en pleegzorgverlof worden uitgebreid.

De partners die tot en met 31 december ouder zijn geworden, hebben na de geboorte twee dagen verlof dat wordt betaald door de werkgever.

Daarna kunnen ze aansluitend drie dagen ouderschapsverlof opnemen. Dat is meestal onbetaald waardoor er weinig gebruik van wordt gemaakt.

Dit wetsvoorstel wijzigt het partnerverlof. Per saldo hebben partners in verband met de geboorte van het kind na de inwerkingtreding van dit volledige wetsvoorstel de volgende verlofrechten:.

Dit wetsvoorstel regelt dat de partner van de moeder bij de geboorte van de baby een werkweek vrij krijgt. Daarvoor worden twee regelingen ingevoerd. De eerste is het geboorteverlof de tweede is het aanvullende geboorteverlof. Dit verlof moet binnen vier weken na de geboorte van het kind worden opgenomen. De partner heeft recht op de arbeidsduur in één werkweek. Dit verlof mag hij naar eigen goeddunken opnemen. De werkgever mag het verlof of de spreiding van het verlof niet weigeren.

De werkgever betaalt het loon gedurende dit verlof door. Dit verlof is per 1 januari inwerking getreden. Nadat de werknemer het geboorteverlof heeft opgenomen, heeft hij recht op vijf werkweken aanvullend geboorteverlof.

Dit verlof wordt betaald door het UWV. Dit verlof moet binnen zes maanden na de geboorte van het kind worden opgenomen. De werkgever

(8)

mag het verlof niet weigeren, maar als hij een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang heeft dan mag hij in overleg met de werknemer wel de spreiding van het verlof wijzigen.

In verband met de tijd die het UWV nodig heeft om haar systemen aan te passen is dit verlof pas per 1 juli inwerking getreden. Het adoptie- en pleegzorgverlof is per 1 januari verlengd tot 6 weken. Het geboorteverlof en adoptie- en pleegzorgverlof is het wettelijke minimumniveau, waarvan de werkgever al dan niet op basis van een cao-afspraak alléén in het voordeel van de werknemer mag afwijken, bijvoorbeeld door de

verlofuitkering geheel of gedeeltelijk aan te vullen of te voorzien in een ruimere periode van verlof.

Bij de behandeling in de Tweede Kamer zijn diverse amendementen en moties ingediend. De meeste amendementen en moties zijn verworpen.

Alleen de motie over promoten van voorbeelden van ruimer kraamverlof en de motie over vroegtijdig in kaart brengen van belemmeringen zijn aangenomen.

De motie over voorkomen dat partners onder het sociaal minimum belanden is aangehouden. Het wetsvoorstel invoering extra geboorteverlof WIEG verruimt het verlof van de partner van de moeder die een kind heeft gekregen van de huidige twee dagen met loondoorbetaling naar eenmaal de wekelijkse arbeidsduur met loondoorbetaling en aanvullend vijf maal de wekelijkse arbeidsduur verlof, op te nemen binnen zes maanden na de geboorte van het kind.

Gedurende deze eerste week van het verlof wordt het loon volledig doorbetaald door de werkgever. Het recht op dit aanvullende geboorteverlof kan slechts genoten worden indien eerst het geboorteverlof van eenmaal de wekelijkse arbeidsduur met loondoorbetaling door de werkgever is genoten. De eerste week van het geboorteverlof — dat wordt betaald door de werkgever — wordt geheel vastgesteld naar de wens van de werknemer. Het geboorteverlof is dus onvoorwaardelijk. Het geboorteverlof moet worden opgenomen binnen een periode tot vier weken na de dag van bevalling..

De aanvullende vijf weken geboorteverlof met uitkering van het UWV kunnen — als sprake is van zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang — door de werkgever anders worden ingeroosterd. Het verlof als zodanig kan niet gewijzigd worden, wel het patroon van opname.

Het aanvullende geboorteverlof moet worden opgenomen binnen een periode tot zes maanden na de dag van bevalling. De werknemer moet eerst de eerste week geboorteverlof volledig hebben opgenomen voordat hij aanspraak heeft op de vijf aanvullende weken geboorteverlof.

Het kan zich voordoen dat de betrokken partner op het moment van de geboorte geen werknemer is, maar wel binnen zes maanden na de geboorte. In dat geval kan hij het recht op geboorteverlof alleen genieten, als hij binnen vier weken na de dag van de bevalling werknemer wordt en nog ruimte heeft om het geboorteverlof van eenmaal de wekelijkse arbeidsduur op te nemen.

Is dat niet het geval en wordt hij later werknemer, dan heeft hij geen recht op het betaalde geboorteverlof. Daardoor kan hij ook geen recht doen gelden op aanvullend geboorteverlof met uitkering van UWV, omdat hij niet heeft voldaan aan de voorwaarde dat hij het geboorteverlof met loondoorbetaling heeft opgenomen.

Voor de eerste week geboorteverlof geldt dat het loon door de werkgever volledig wordt doorbetaald. Met het oog op de positie van het midden- en kleinbedrijf geldt dat de financiering van de uitkering voor het aanvullende geboorteverlof plaatsvindt via de premies voor het Algemeen arbeidsongeschiktheidsfonds Aof.

De kosten worden dan door alle werkgevers gedeeld. Bij de inwerkingtreding van de Wet modernisering regelingen voor verlof en arbeidstijden heeft de werknemer een onvoorwaardelijk recht op drie dagen onbetaald ouderschapsverlof gekregen, op te nemen in de eerste vier weken na de thuiskomst van het kind.

Onvoorwaardelijk betekent dat de werkgever de wijze van opname van deze vier dagen ouderschapsverlof niet kan wijzigen. Met de twee dagen kraamverlof heeft de werknemer vijf dagen verlof die hij geheel naar eigen wens kan inroosteren. Nu het geboorteverlof wordt uitgebreid tot eenmaal de wekelijkse arbeidsduur en een onvoorwaardelijk recht is, heeft het onvoorwaardelijk recht op drie dagen ouderschapsverlof geen toegevoegde waarde meer in de zin dat de werknemer ook zonder dit onvoorwaardelijk recht op ouderschapsverlof een week verlof bij geboorte kan opnemen.

Deze mogelijkheid wordt daarom geschrapt. In dit wetsvoorstel wordt de mogelijkheid tot afwijking ten nadele van de werknemer uitgesloten. De regering hecht veel belang aan de mogelijkheid voor partners om aanvullend geboorteverlof op te nemen en aan het bereiken van de met dit wetsvoorstel beoogde doelstellingen: het bevorderen van de band tussen de partner en het kind, een meer evenwichtige verdeling van arbeid en zorg tussen de partners en een versterking van de arbeidsparticipatie van vrouwen.

Een afwijking ten nadele van de werknemer die ertoe zou leiden dat er minder verlofrechten ontstaan, doet afbreuk aan het bereiken van deze doelstellingen. Een beperkte afwijking van het recht op eenmaal de wekelijkse arbeidsduur verlof met behoud van loon zou er zelfs toe kunnen leiden dat er geen recht kan ontstaan op het aanvullende geboorteverlof van vijfmaal de wekelijkse arbeidsduur.

Er kan immers niet voldaan worden aan het vereiste dat eerst het wettelijk recht op geboorteverlof volledig is benut. Dergelijke consequenties zijn niet wenselijk. De aanvraag van de uitkering voor het aanvullende verlof wordt gedaan door tussenkomst van de werkgever. De werkgever kan hiertoe een door UWV beschikbaar gesteld digitaal formulier indienen.

Hiermee wordt aangesloten bij de systematiek die geldt voor de aanvraag van uitkeringen voor zwangerschaps- en bevallingsverlof en voor de aanvraag voor uitkeringen voor adoptie- en pleegzorgverlof.

Ook deze uitkeringen worden door tussenkomst van de werkgever aangevraagd. Een keuze voor dezelfde werkwijze bevordert de uniformiteit en

(9)

transparantie van de uitvoering van deze verlofregelingen. In het verlengde hiervan geldt daarnaast dat het voor een vlotte en eenduidige uitvoering van de regeling nuttig is om gebruik te maken van reeds bij werkgevers aanwezige expertise en professionaliteit.

De verwachting is dat de tussenkomst van de werkgever in belangrijke mate bijdraagt aan de compleetheid en tijdigheid van aanvragen. Bovendien bevestigt de tussenkomst van de werkgever dat de werknemer eerst de week verlof met behoud van loon zal opnemen of reeds heeft opgenomen.

Het verlof met uitkering van UWV is immers aanvullend op het verlof met behoud van loon, dat dus eerst volledig moet worden opgenomen.

Omdat UWV over de aanvraag correspondeert met de werknemer, is met deze werkwijze sprake van een dubbele check op de aanvraag.

Hiermee wordt mogelijk misbruik zoveel mogelijk teruggedrongen. Desgewenst kan de werkgever zelf of op basis van een cao-afspraak de uitkering aanvullen tot loonhoogte, zoals dat ook wel gebeurt bij de uitkering wegens zwangerschaps- en bevallingsverlof.

De uitkering wordt eenmalig aangevraagd voor gehele weken, in feite werkweken waarin de overeengekomen arbeidsduur is verdisconteerd. In overleg met de werkgever kan de werknemer het aanvullend verlof over een langere periode dan vijf weken spreiden. Hij kan bijvoorbeeld aansluitend aan de dag van de bevalling eerst een week geboorteverlof en een week aanvullend geboorteverlof opnemen en na afloop van het bevallingsverlof van de moeder nog eens vier weken aanvullend geboorteverlof.

Hij kan het verlof ook voor halve weken inroosteren en het dan spreiden over een langere periode mits het totaal binnen zes maanden na de geboorte is opgenomen.

De eenmalige aanvraag voor de uitkering voor aanvullend geboorteverlof kan worden ingediend vanaf vier weken voor de eerste verlofdag tot vier weken na de laatst opgenomen verlofdag. Hierbij is rekening gehouden met enerzijds het gegeven dat de partner vooraf misschien nog niet goed weet hoeveel verlof hij zal opnemen.

Anderzijds speelt mee dat bij een aanvraag achteraf de partner lang op zijn uitkering moet wachten of — indien dit is afgesproken - de werkgever dit bedrag lang moet voorschieten. Om die reden is voor een flexibele aanvraagperiode gekozen. De regeling voor aanvullend geboorteverlof geldt niet voor zelfstandigen.

Zelfstandigen kunnen zelf hun werktijden en verlofperiodes bepalen en dienen desgewenst zelf middelen te reserveren voor een periode waarin zij geen inkomsten genereren.

Dit is inherent aan het zelfstandig ondernemerschap. Voorts betalen zij ook geen Aof-premie. Dit geldt ook voor gelijkgestelden, die immers niet werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst.

Voor vrouwen die als zelfstandige werkzaam zijn of gelijkgestelde zijn, geldt dat zij wel recht op een uitkering bij zwangerschaps- of bevallingsverlof hebben. Dit verlof heeft echter een ander doel, namelijk de bescherming van de gezondheid van de moeder en het kind. Dit zwaarwegende belang is niet aan de orde bij het aanvullend geboorteverlof.

Bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst voordat het aanvullend geboorteverlof volledig genoten is, blijven het resterende verlof en het eventuele recht op uitkering beschikbaar tot het einde van de termijnen waarbinnen het verlof opgenomen dient te worden. Vindt de werknemer binnen deze termijn een nieuwe baan dan kan het resterende deel van het verlof alsnog worden opgenomen en een uitkering worden aangevraagd.

De werknemer kan aan de werkgever bij wie zijn arbeidsovereenkomst is beëindigd een opgave vragen van het nog resterende aanvullende geboorteverlof. In grensoverschrijdende situaties waarin de Nederlandse socialezekerheidswetgeving van toepassing is, geldt dat buiten Nederland gevestigde werkgevers dezelfde verplichtingen hebben als Nederlandse werkgevers.

Zo zijn ook de buiten Nederland gevestigde werkgevers verplicht om het loon gedurende vijf dagen door te betalen. Daarnaast moet een buiten Nederland gevestigde werkgever de aanvraag om uitkering van het aanvullend geboorteverlof indienen bij het UWV.

Andere lidstaten zullen hiervan op de hoogte worden gebracht. Daarnaast moet de uitkering worden geëxporteerd als de gerechtigde in een andere lidstaat van de Europese Unie, de Europese Economische Ruimte of Zwitserland woont. Als partijen een rechtskeuze hebben gemaakt die van toepassing is op de individuele arbeidsovereenkomst, dan kan dat er niet toe leiden dat de werknemer de bescherming verliest die hij geniet op grond waarvan niet bij overeenkomst kan worden afgeweken.

Dit ziet op de bepalingen van bijzonder dwingend recht welke gelden in doorgaans het land waar de werknemer gewoonlijk zijn arbeid verricht.

(10)

https://uploads.strikinglycdn.com/files/c02ab844-c300-4cf7-91f2-0111de3407b2/a-daring-adventure-in-paint-inspiring-techniques-with-collage- and-mixed-media-94.pdf

https://cdn.shopify.com/s/files/1/0516/6438/8250/files/het-piekerboek-84.pdf

https://cdn.shopify.com/s/files/1/0516/7480/8475/files/sleutelboek-computerlexicon-20-bampw-74.pdf https://cdn.shopify.com/s/files/1/0519/1725/8931/files/wills-kracht-56.pdf

https://uploads.strikinglycdn.com/files/8146e342-e3f1-40a1-80a1-b3692768326c/writing-models-year-3-3.pdf

https://uploads.strikinglycdn.com/files/cf59462d-ed2f-4b28-8d8e-e8fb9e419f67/ants-in-their-pants-teaching-children-who-must-move-to-learn- 51.pdf

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Indien de uitkeringsgerechtigde recht heeft op een uitkering op grond van artikel 4:2a van de Wet arbeid en zorg zijn de artikelen 3:1 en 3:2 niet van toepassing met dien

Allochtonen doen er langer over om een eerste baan te vinden en deze eerste baan biedt bovendien minder perspectieven: ze zijn vaker ar- beider, hebben minder vaak een

Eigenaars nemen niet minder vaak het overlevingspensioen op dan huurders en de hoogte van de afbetaling speelt geen rol in het al dan niet kiezen voor de uitkering.. Ook het ge-

Als dominante patronen zien we enerzijds mannen en vrouwen die zich samen engageren in de richting van beroeps- carrières en anderzijds mannen en vrouwen die samen voor stan-

Hoewel er sterke evidentie gevonden is voor de re- laties tussen werkkenmerken en psychologische werkreacties en deze eveneens eenduidig zijn (zo- wel in ziekenhuizen als

Excellente instellingen vertonen iets lagere, maar niet significant verschillende scores op het voorko- men van moeilijke zorgsituaties (= omgaan met ter- minale, moeilijke

In de kinderopvang, waar naar schatting van FCB de afgelopen twee à drie jaar al 20 tot 25% van het aantal banen is verdwenen, gaat het vaak om specifiek opgeleiden die voor

Er is de komende dertig jaar niet alleen sprake van vergrijzing (toename van het aantal 65-plussers 63 ), maar vooral van dubbele vergrijzing. Hiermee wordt bedoeld dat het vooral