• No results found

Omgevingsvergunning voor het oprichten van een inrichting. Smith Associates Europe BV Nijverheidsweg 2 Haarlem

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Omgevingsvergunning voor het oprichten van een inrichting. Smith Associates Europe BV Nijverheidsweg 2 Haarlem"

Copied!
29
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Opgesteld in opdracht van:

Gemeente Haarlem

Door Omgevingsdienst IJmond:

Stationsplein 48b Postbus 325 1940 AH Beverwijk T 0251 263863 F 0251 263888 E info@odijmond.nl I www.odijmond.nl

Omgevingsvergunning voor het oprichten van een inrichting

Smith Associates Europe BV Nijverheidsweg 2

Haarlem

(2)

Inhoud

I. Ontwerpbeschikking 3

a. Onderwerp 3

b. Beoordeling van de aanvraag 5

c. Procedure 6

d. Toetsingskader omgevingsvergunning 7

e. Milieubelasting 7

f. Mandaat 13

g. Ontwerpbeschikking 13

Begripsbepalingen 15

II. Voorschriften 19

1. Algemeen 19

2. Energie 19

3. Geluid 21

4. Bodem 22

5. Afvalwater 23

6. Opslag gevaarlijke stoffen 24

7. Afvalstoffen die binnen het bedrijf vrijkomen 24

8. Ingenomen AEEA van derden 26

9. Bewaren van documenten 28

10. Slotbepalingen 29

(3)

I.

Ontwerpbeschikking a. Onderwerp

Op 24 april 2020 hebben wij een aanvraag ontvangen van Smith & Associates Europe B.V. ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) voor het oprichten en in werking hebben van een distributiecentrum. In deze inrichting worden tevens afvalstoffen bewerkt. De inrichting is gelegen aan Nijverheidsweg 2 te Haarlem.

De kernactiviteiten van het bedrijf zijn het distribueren van elektronische componenten en apparatuur, computer gerelateerd voor de medische- en vliegtuigindustrie, telecommunicatie en security doeleinden.

Het bewerken van afvalstoffen, het demonteren en bewerken van onderdelen uit defecte elektronische apparatuur, maakt de inrichting vergunningsplichtig en daarom is een omgevingsvergunning milieu nodig.

De aanvraag

De aanvraag en de stukken die daartoe behoren zijn ingeboekt onder zaaknummer ODIJ-Z-20-076363 en betreffen:

Benaming Soort document Inboeknummernummer

Oloformulier 5105075 Aanvraag 364904

Publiceerbaar Oloformulier

Aanvraag 364905

Antwoordenlijst AIM- sessie

Activiteitenbesluit 364894

Certificaat 9001 Certificaat werkwijze binnen het bedrijf

364892

Certificaat 14001 Certificaat Milieumanagement 14001

364893

WEEELABEX Audit voor WEEELABEX erkenning 364895 Topografische

aanduiding

Tekening Mees Ruimte en Milieu Projectnummer 20129

364891

Indeling inrichting Tekening Mees Ruimte en Milieu Projectnummer 20129

364898

Op 26 mei is de aanvraag aangevuld met een het WEELABEX-certificaat V3238, het certificaat is twee jaar geldig (inboeknummer: 370838).

(4)

De aanvrager heeft in eerste instantie onvoldoende gegevens en bescheiden verstrekt voor de beoordeling van de aanvraag en de voorbereiding van de beschikking. Met inachtneming van de artikelen 4:5 en 4:15 Algemene wet bestuursrecht hebben wij op 3 augustus 2020 de gemachtigde van de aanvrager schriftelijk verzocht (brief met kenmerk CJO/ODIJ-Z-20-076363 om de aanvraag aan te vullen met de navolgende gegevens:

1. Aangeven hoeveel afvalstoffen er per jaar binnen de inrichting vrijkomen, uitgesplitst in gevaarlijk- en niet gevaarlijk?

2. Voert het bedrijf activiteiten uit in de avond- en nachtperiode?

3. Waar wordt het laboratorium voor gebruikt?

4. Informatie over de Eural-codes van de in te nemen afvalstoffen?

5. Emissies naar de lucht ten gevolge van stookinstallaties of andere emissiebronnen?

6. Voert het bedrijf bodembedreigende activiteiten uit?

7. Informatie betreffende verkeer en vervoer?

8. Bezoekers en woon-werkverkeer?

9. Informatie betreffende afvalwater?

10. Energieverbruik

11. Opslaan van gevaarlijke stoffen

Naar aanleiding hiervan heeft de gemachtigde de aanvraag aangevuld met:

Benaming Soort document Inboeknummernummer

Rapport Bodemrapport opgesteld door SGS met kenmerk 25.17.00571.1 d.d. 13 november 2017

386549

Aanvullende gegevens Memo van Mees Ruimte & Milieu d.d. 28 augustus 2020

projectnummer 20129 inzake de gevraagde informatie.

386548

Tot slot is op 2 oktober 2020 de aanvraag aangevuld met een tekening waarop de inrichtingsgrens is aangegeven. Deze tekening is ingeboekt onder nummer 393194 in de zaak. De aanvraag bevat thans voldoende informatie om een beschikking te kunnen nemen.

(5)

b. Beoordeling van de aanvraag

Inrichting

Smith Associates Europe B.V. is een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. De activiteiten die in de inrichting plaats vinden zijn bijlage 1, onderdeel C, van het Besluit omgevingsrecht (Bor) genoemd en daarmee voor de Wabo als nadelig voor het milieu aan te merken, te weten:

 1.1a: een of meer elektromotoren aanwezig zijn met een vermogen of een gezamenlijk vermogen groter dan 1,5 kW, met dien verstande, dat bij de

berekening van het gezamenlijk vermogen een elektromotor met een vermogen van 0,25 kW of minder buiten beschouwing blijft;

 1.1b: een of meer verbrandingsmotoren aanwezig zijn met een vermogen of een gezamenlijk vermogen groter dan 1,5 kW, met dien verstande, dat bij de

berekening van het gezamenlijk vermogen een verbrandingsmotor met een vermogen van 0,25 kW of minder buiten beschouwing blijft;

 28.1a2: het opslaan van bedrijfsafvalstoffen, die ten aanzien daarvan een capaciteit hebben van 5 m3 of meer;

 28.1b: het verwerken, vernietigen of overslaan van afvalstoffen.

Omgevingsvergunning

De inrichting is vergunningplichtig op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wabo, omdat de activiteiten die in de inrichting plaats vinden in bijlage 1 onderdeel C van het Bor zijn aangewezen als vergunningplichtig, te weten:

 Het verrichten van handelingen met afgedankte elektrische- en elektronische apparatuur, niet vallend onder categorie 28.10 (anders dan vallend onder categorie 28.10, onder 90).

Activiteitenbesluit milieubeheer

Aangezien de inrichting voor de Wabo vergunningplichtig is, is de inrichting een type C zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit). Het betekent dat naast deze vergunning en de daarbij behorende voorschriften op een deel van de inrichting het Activiteitenbesluit van rechtswege van toepassing is. In het Activiteitenbesluit is in ieder hoofdstuk aangegeven, welk deel van toepassing is op vergunningplichtige inrichtingen (type C). Daarnaast heeft het Ministerie van

Infrastructuur en Waterstaat (IenW) het bevoegd gezag destijds geadviseerd om het Activiteitenbesluit als beleidskader bij vergunningverlening te beschouwen.

Bestemmingsplan/bouwvergunning e.d.

De exploitatie van de aangevraagde activiteiten zijn niet strijdig met het

bestemmingsplan “Bedrijventerrein Waarderpolder”. Ter plaatse is categorie 4.2 uit de bedrijvenlijst behorende bij het bestemmingsplan toegestaan. Gelet op de activiteiten, groothandel in apparatuur is categorie 3.1 van toepassing. De aangevraagde activiteiten passen binnen het bestemmingsplan.

(6)

Wet natuurbescherming

De inrichting ligt ca. 4 km ten opzichte van het Natura 2000-gebied Kennemerland Zuid en daarom zijn haar handelingen niet schadelijk voor het natuurschoon, voor de

natuurwetenschappelijke betekenis van een beschermd natuurmonument of voor dieren of planten in een beschermd natuurmonument of die een beschermd natuurmonument kunnen ontsieren. Er is derhalve geen sprake van vergunningplicht op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Natuurbeschermingswet.

Provinciale milieuverordening

Valt een inrichting binnen een aangewezen gebied als aardkundige monument,

stiltegebied, grondwaterbeschermingsgebied of waterwingebied dient hier aandacht aan te worden besteed in het kader van de PMV. In de PMV zijn instructie regels opgenomen over inrichtingen in deze gebieden.

De inrichting, gelegen op het geluidgezoneerde industrieterrein Waarderpolder. Het is derhalve niet gelegen in een stiltegebied, grondwaterbeschermingsgebied, een waterwingebied en is ook niet gelegen binnen de grenzen van een aardkundig monument. De PMV is niet van toepassing.

Richtlijn Industriële Emissies

In de Richtlijn Industriële Emissies (hierna: RIE) is geen categorie opgenomen voor de aangevraagde activiteiten.

c. Procedure

Op grond van artikel 3.10, eerste lid, onder c, van de Wabo is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure gevolgd zoals beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

Adviseurs

De gemeente Haarlem is als zonebeheerder voor Bedrijventerrein Waarderpolder als (wettelijk) adviseur in kennis gesteld van deze vergunningprocedure. Op 14 juli 2020 heeft de gemeente ons advies gegeven met betrekking tot de op te nemen

geluidvoorschriften. In samenspraak met de gemachtigde van de aanvrager heeft de gemeente voor de dagperiode aangesloten bij de normering van het Activiteitenbesluit.

Gelet op het feit dat de inrichting niet structureel avonds en/of ’s-nachts in werking is, is voorts in samenspraak met de gemachtigde de toegestane geluidsbelasting voor deze perioden wat lager ingevuld. De gemeente Haarlem heeft op basis hiervan een positief zoneadvies afgegeven.

(7)

d. Toetsingskader omgevingsvergunning

Op grond van artikel 2.14 van de Wabo hebben wij bij onze beslissing op de aanvraag in ieder geval de bestaande toestand van het milieu, de gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken en de mogelijkheden om het milieu hiertegen te beschermen betrokken. Tevens hebben wij toekomstige ontwikkelingen in het gebied waar de inrichting is gelegen bij onze beslissing betrokken.

Wij hebben de grenswaarden in acht genomen die in het kader van de Wabo, de Wet milieubeheer en de Wet geluidhinder, en hieruit voortvloeiende regelgeving, zijn gesteld, alsmede de instructies die de rijksoverheid en de provincie hebben gegeven voor het opstellen van omgevingsvergunningen.

e. Milieubelasting

Beste beschikbare techniek

Op grond van artikel 2.22 van de Wabo worden, in het belang van het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu, voorschriften aan de vergunning

verbonden. Voor zover het voorkomen van nadelige gevolgen voor het milieu niet mogelijk is, dienen ze zoveel mogelijk beperkt en ongedaan gemaakt te worden.

Uitgangspunt is dat de in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast.

Conform de Richtlijn Industriële Emissies (hierna: RIE) nr. 2010/75/EU van het

Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 24 november 2010, welke is geïmplementeerd in de Wabo, de Wet milieubeheer en onderliggende regelingen, moeten de lidstaten vergunningen afgeven voor bepaalde installaties voor industriële activiteiten. In de RIE is bepaald dat volgens de beste beschikbare techniek emissies naar bodem, water en lucht moeten worden voorkomen of, wanneer dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk worden beperkt. De beste beschikbare technieken zijn beschreven in zogenoemde BREF's (beste beschikbare techniek referentiedocumenten). Wij hebben op grond van de RIE bepaald dat op onderhavige inrichting de RIE niet van toepassing is.

Op grond van artikel 9.2 van de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor) hebben wij met de in de bijlage bij het Mor opgenomen BBT-conclusies en Nederlandse

informatiedocumenten over beste beschikbare technieken rekening gehouden bij de bepaling van de beste beschikbare technieken voor zover deze documenten betrekking hebben op onderdelen van of activiteiten binnen de inrichting.

Inzake de milieubelasting van de onderhavige inrichting en de voorschriften die ter bescherming van het milieu aan de vergunning zijn verbonden merken wij het volgende op.

(8)

Bodem

Binnen de inrichting worden zeer summier bodembedreigende stoffen opgeslagen blijkens de aanvraag. Voor het opslaan van deze stoffen hebben we een

verwaarloosbaar bodemrisico voorgeschreven conform de lijn zoals vastgelegd in artikelen uit het Activiteitenbesluit. Gelet op de zeer geringe milieubelasting voor het compartiment bodem heeft het bedrijf de keuze voor het toepassen van een

vloeistofkerende voorziening in combinatie met incidentenmanagement. Het bedrijf kan gelet op de geringe belasting hier makkelijk aan voldoen.

Bodemonderzoek

Bij de aanvraag is een verkennend bodemonderzoeksrapport gevoegd. Dit onderzoek is uitgevoerd door SGS Search d.d. 13 november 2017 met kenmerk 25.17.00571.1 en geeft de mate van verontreiniging van de locatie weer op het moment van

vergunningverlening (de nulsituatie). Na beëindiging van de bedrijfsactiviteiten zal de bodem opnieuw moeten worden onderzocht met als doel de kwaliteit van de bodem ten opzichte van de nulsituatie vast te stellen. Gelet op bovenstaande zijn geen belangrijke nadelige gevolgen voor de bodem te verwachten

Geluid

In de inrichting vinden de geluid producerende activiteiten plaats ten gevolge van de aan- en afvoer van goederen, woon-werkverkeer en uitblazen op het dak

Directe hinder

De inrichting ligt op het gezoneerde industrieterrein de Waarderpolder in de gemeente Haarlem Voor gezoneerde industrieterreinen geldt als uitgangspunt dat de

etmaalwaarde van het equivalent geluidsniveau vanwege het gehele industrieterrein buiten de zone niet meer mag bedragen dan 50 dB(A). De zonebeheerder heeft na overleg met de inrichting op 14 juli 2020 een schriftelijke reactie gegeven met de op te nemen akoestische grenswaarden voor de inrichting. Deze zijn middels voorschrift 3.1.1 in deze beschikking aan de inrichting opgelegd. Gelet op geringe geluiduitstraling zijn geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu te verwachten. Het bedrijf is voornamelijk in de dagperiode in werking.

Indirecte hinder

Aangezien de inrichting is gelegen op een geluidgezoneerd industrieterrein wordt de indirecte hinder, veroorzaakt door verkeersbewegingen van en naar de inrichting, volgens vaste jurisprudentie niet meegewogen. Gelet op het verkeer van en naar de inrichting zijn geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu te verwachten.

(9)

Lucht

Het algemeen luchtbeleid is gericht op het voorkomen dan wel zo veel mogelijk beperken van emissies naar de lucht door het toepassen van de beste beschikbare technieken (BBT) en het voldoen aan de luchtkwaliteitseisen van bijlage 2 van de Wet milieubeheer. Luchtemissies voor inrichtingen worden in beginsel gereguleerd door de algemene regels van het Activiteitenbesluit.

Binnen de inrichting zijn twee stookinstallaties aanwezig (nominaal vermogen 206 Kw) die van invloed kan zijn op de kwaliteit van de lucht. In het Activiteitenbesluit in § 3.2.1 is echter opgenomen dat deze installatie door een scioserkend bedrijf moet worden onderhouden. De voorschriften uit deze paragraaf § 3.2.1 zijn van rechtswege op de onderhavige inrichting van toepassing, en dienen overlast te voorkomen dan wel zoveel mogelijk te beperken. Om deze reden zijn aan deze vergunning geen aanvullende voorschriften verbonden.

Daarnaast heeft het bedrijf in beperkte mate airconditioningapparatuur in werking. Door deze te laten onderhouden door een hiervoor erkend onderhoudsbedrijf wordt voldaan de eisen uit de zogenaamde F-gassenverordening (EG 2015/517).

Deze regels zijn direct werkend en worden regelmatig gecontroleerd door de toezichthouders. Er zijn gelet op de grootte van de installaties binnen het geen belangrijk nadelige gevolgen voor het milieu ten gevolge van luchtemissies te verwachten.

Afvalstoffen die binnen de reguliere bedrijfsvoering vrijkomen

Tijdens de reguliere bedrijfsvoering komen binnen de inrichting in beperkte mate afvalstoffen vrij. Het betreft voornamelijk papier en karton, PMD-afval en bedrijfsafval.

Deze stromen worden gescheiden gehouden en gescheiden afgevoerd door een erkende inzamelaar van afvalstoffen. Het betreft circa 22 m3 papier, circa 60 m3 PMD-afval en 44 m3 restafval. Gelet op de geringe hoeveelheden achten wij voor deze afvalstromen een preventieplan niet noodzakelijk, er zijn gelet op de grootte van de afvalstromen geen belangrijk nadelige gevolgen voor het milieu te verwachten.

Ingenomen afvalstoffen van derden

Het bedrijf is een distributeur van elektronische componenten en apparatuur, computer gerelateerd voor de medische- en vliegtuigindustrie, telecommunicatie en security doeleinden. Klanten hebben gevraagd defecte apparatuur teug te nemen en de harde schijf te verwijderen en de hierop aanwezige data te vernietigen. De binnenkomende stroom bedraagt circa 100.000 kilogram. Ook de processor (CPU) zal in zijn geheel met de koeler worden verwijderd en de geheugenblokjes (RAM) zullen van het moederbord worden losgehaald (kliksysteem). Indien blijkt dat de harde schijf niet kan worden overschreven wordt deze vernietigd door middel van shredderen. Binnen de inrichting is hiervoor een speciale shredder aanwezig. De shredder is niet aangesloten op een luchtafvoerkanaal maar betreft een gesloten systeem.

(10)

Het demonteren van elektronische apparatuur is alleen mogelijk wanneer het bedrijf conform de WEEELABEX gecertificeerd is. Op 11 mei 2020 is het bedrijf WEEELABEX- gecertificeerd voor het behandelen van server hardware, harde schijven en tv set-top boxes. In de praktijk betekent dit dat de harde schijven worden verwijderd door het loshalen van stekkers waarna de harde schijf wordt losgeschroefd. Hierna wordt de data van de harde schijf gewist en als deze niet kan worden gewist wordt deze geshredderd om de data alsnog te vernietigen. Geheugenblokjes worden verwijderd uit het

moederbord door het loshalen van het kliksysteem. Processoren worden gedemonteerd door het compleet loshalen van de processor inclusief koeling. De geheugenblokjes, de processoren en harde schijven worden indien bruikbaar opnieuw verkocht. Al het andere materiaal wordt vervolgens afgevoerd naar andere WEEELABEX-gecertificeerde

bedrijven voor verdere bewerking. Circa 1-2 % van de binnenkomende stroom betreft harde schijven waarvan de daarop aanwezige data moet worden vernietigd door middel van shredderen.

Algemeen

Op grond van de Wet milieubeheer (Wm) wordt onder de bescherming van het milieu mede verstaan de zorg voor een doelmatig beheer van afvalstoffen. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning moet dan ook getoetst te worden aan de criteria voor een doelmatig beheer van afvalstoffen. Het afvalstoffenbeleid is neergelegd in het Landelijk afvalbeheerplan 2017-2029 (LAP), in werking getreden op 28 december 2017.

Voor de onderhavige aanvraag is het volgende sectorplan uit bijlage 6 van het LAP3 van toepassing: sectorplan 71 Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur.

De minimumstandaard voor het verwerken van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur is recycling van onderdelen of materialen. Bij Smith & Associates Europe B.V. worden harde schijven, interne geheugenblokjes en processoren verwijderd uit computers. Onderdelen die nog bruikbaar zijn voor hergebruik worden opnieuw gebruikt. Er wordt dus voldaan aan de recyclingsverplichting uit sectorplan 71. De restproducten na verwijdering van deze componenten worden afgevoerd naar erkende verwerkers. In de vergunning is opgenomen dat dit moet worden afgevoerd naar WEELABEX-erkende bedrijven.

Regeling en Richtlijn afgedankte elektrische en elektronische apparatuur

In sectorplan 71 van het LAP wordt de minimumstandaard voor het verwerken van afgedankte elektrische en elektronische appratuur beschreven. Het gaat hier om het verwerken op een wijze waarop ten minste wordt voldaan aan het gestelde in artikel 11 van de Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (RAEEA), en daarmee ook aan de bijlagen van de Europese Richtlijn AEEA (2012/19/EU). In artikel 11 zijn voorschriften opgenomen hoe een ‘passende’ verwerking plaats moet vinden.

(11)

Passend verwerken als bedoeld in artikel 11 van de RAEEA houdt ten minste in dat:

a. de verwerking, anders dan de voorbereiding voor hergebruik, en handelingen in verband met nuttige toepassing en recycling, de afzondering van alle vloeistoffen en een selectieve behandeling overeenkomstig bijlage VII van richtlijn nr. 2012/19/EU omvat;

b. de verwerking van de ingenomen afgedankte elektrische en elektronische apparatuur geschiedt met gebruik van de beste beschikbare technieken;

c. de verwerking van de ingenomen afgedankte elektrische en elektronische apparatuur geschiedt volgens de technische voorschriften van bijlage VIII van richtlijn nr.

2012/19/EU

d. ingenomen afgedankte elektrische en elektronische apparatuur wordt vanaf 1 juli 2015 verwerkt volgens de WEEELABEX Standard, hetgeen in ieder geval wordt aangetoond met een conformiteitsverklaring die aangeeft dat gewerkt wordt

overeenkomstig de WEEELABEX Standard.

Voor Smith Associates BV is een WEEELABEX certificering afgegeven voor type SHA- type1. SHA staat voor gemengde apparaten en type 1 heeft betrekking op de gehele of gedeeltelijke handmatige ontmanteling en/of verwijdering van schadelijke stoffen uit WEEE. De verklaring staat op naam van het bedrijf, is locatie gebonden en geldt voor de verwerking van een bepaalde WEEE-stroom. De inrichting voldoet hiermee in ieder geval aan artikel 11, lid twee, onder b van de RAEEA.

Artikel 12 van de RAEEA schrijft voor om zodanige voorschriften aan de vergunning te verbinden dat ten minste voldaan wordt aan de artikelen 8, tweede, derde en vijfde lid, en 11 van richtlijn nr. 2012/19/EU. Wij hebben daartoe onder meer de voorschriften 8.1.1 tot en met 8.4.1 aan deze vergunning verbonden.

Vervoer

Op grond van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 17 april 2019, nummer 201805995/1/A1, hebben wij het onderwerp ‘Vervoer’

uitgesloten van onze overwegingen. Gelet op de geringe bewegingen zullen er geen belangrijke nadelige gevolgen voor het Milieu optreden.

Afvalwater

Vanuit de inrichting wordt hemelwater, dat niet afkomstig is van een

bodembeschermende voorziening en huishoudelijk afvalwater geloosd. Voor deze lozingen zijn in het Activiteitenbesluit reeds voorschriften opgenomen om de nadelige gevolgen voor het milieu te voorkomen. Om die reden is alleen een zorgplichtvoorschrift verbonden aan de vergunning.

(12)

Energie

In de inrichting wordt het energieverbruik bepaald door:

 verwarmingsinstallatie(s)

 koelinstallatie(s)

 verlichting en ventilatie

 kantoorapparatuur.

Uit de aanvulling op aanvraag blijkt dat het jaarlijks energieverbruik circa 110.000 kWh bedraagt (110 MWh). Tijdens een bedrijfsbezoek is desgevraagd gebleken dat zowel de binnen- als de buitenverlichting zijn voorzien van zogenaamde ledlampen.

Het gasverbruik wordt verder bepaald door twee gasgestookte installaties met een nominaal van circa 206 kW (bron sciosportal). Uit de sciosportal is gebleken dat deze ketels niet condenserend zijn en dat de ketels zijn geplaatst in 1995. Gelet op het feit dat de ketels niet condenserend zijn betekent dit dat de ketels geen zogenaamde hoogrendement (HR) ketels zijn en inmiddels 25 jaar oud zijn. Het bedrijf heeft echter plannen om deze ketels binnen enkele jaren te gaan vervangen. In de voorschriften is hierbij aangesloten.

Omdat nog niet alle verdere mogelijkheden zijn onderzocht om energie te besparen hebben we tevens voorgeschreven dat binnen een half jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning de landelijke erkende maatregelenlijst moet worden doorgenomen om te onderzoeken welke maatregelen verder mogelijk zijn. De rapportage van deze lijst moet dan aan het bevoegd gezag worden overlegd met een daarbij behorende plan van aanpak mogelijke rendabele maatregelen.

Opslag (gevaarlijke) stoffen

Het opslaan en gebruiken van gevaarlijke stoffen kan invloed uitoefenen op de veiligheid. Voor een aantal installaties, activiteiten of processen die invloed kunnen uitoefenen op de veiligheid, heeft de Programmaraad van de PGS beheerorganisatie, een Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen opgesteld. In deze publicatiereeks worden eisen en voorwaarden gesteld voor onder andere het milieuhygiënisch opslaan van gevaarlijke stoffen of gasflessen. Er worden regels gesteld waarmee een aanvaardbaar

beschermingsniveau voor mens en milieu is gerealiseerd, waarbij is uitgegaan van de stand der techniek.

(PGS 15)

In het bedrijf kunnen gevaarlijke stoffen in emballage worden opgeslagen. Voor de opslag van deze gevaarlijke stoffen in emballage is aangesloten bij de PGS 15.

(13)

Wet milieubeheer, ongewoon voorval

Indien zich in een inrichting een ongewoon voorval voordoet of heeft voorgedaan, waardoor nadelige gevolgen voor het milieu zijn ontstaan of dreigen te ontstaan, treft degene die de inrichting drijft, onmiddellijk de maatregelen die redelijkerwijs van hem kunnen worden verlangd, om de gevolgen van die gebeurtenis te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, zoveel mogelijk te beperken en ongedaan te maken (artikel 17.1 Wm). Degene die een inrichting drijft, waarin zich een ongewoon voorval voordoet of heeft voorgedaan, meldt dat voorval zo spoedig mogelijk aan het bevoegd gezag.

Dit kan 24 uur per dag en 7 dagen per week via het semafoonnummer 06-65013610.

Hierbij worden, zodra zij bekend zijn, de volgende gegevens verstrekt:

 de oorzaken van het voorval en de omstandigheden waaronder het voorval zich heeft voorgedaan

 de ten gevolge van het voorval vrijgekomen stoffen, alsmede hun eigenschappen

 andere gegevens die van belang zijn om de aard en de ernst van de gevolgen voor het milieu van het voorval te kunnen beoordelen

 de maatregelen die zijn genomen of worden overwogen om de gevolgen van het voorval te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken

 de maatregelen die worden overwogen om te voorkomen dat een zodanig voorval zich nogmaals kan voordoen (artikel 17.2Wm).

Voor meer informatie over het melden van ongewone voorvallen, zie de website www.odijmond.nl.

f. Mandaat

Het college van gemeente Haarlem heeft de bevoegdheid tot het verlenen van deze vergunning gemandateerd aan de directeur van Omgevingsdienst IJmond.

De directeur van Omgevingsdienst IJmond oefent deze bevoegdheid daarmee uit onder verantwoordelijkheid van het college.

g. Ontwerpbeschikking

Op grond van bovenstaande overwegingen is het bevoegd gezag van mening dat de nadelige gevolgen voor het milieu ten gevolge van de aangevraagde activiteiten voor Smith Associates Europe BV in voldoende mate kunnen worden voorkomen dan wel beperkt door het verbinden van voorschriften aan deze vergunning. De inrichting veroorzaakt verder geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu.

Gelet op de milieubelasting van de inrichting is besloten:

 aan Smith Associates Europe BV gelegen aan de Nijverheidsweg 2 in Haarlem kadastrale ligging gemeente Haarlem, sectie N nummers 2242 en 2220 een omgevingsvergunning voor het oprichten van een inrichting te verlenen onder bijgaande voorschriften op basis van de ingediende aanvraag en een

vooroverleg.

(14)

 Dat de tekening met de inrichtingsgrens (documentnummer 393194 in de zaak) deel uitmaakt van de vergunning.

Beverwijk, 13 oktober 2020

Een exemplaar van deze (ontwerp)beschikking is gezonden aan:

 aanvrager

 gemeente Haarlem de heer Cor Weel zonebeheerder van industrieterrein Waarderpolder.

Bedrijfsstoring en ongewone voorvallen!

Bij een bedrijfsstoring of ongewoon voorval, in de zin van de Wet bodembescherming (Stb. 1994, 374), of van artikel 17.2 van de Wet milieubeheer, dient het bedrijf dit direct te melden bij:

 Omgevingsdienst IJmond, op werkdagen tijdens kantooruren tussen 09.00 en 17.00 uur bereikbaar op  0251 - 263863 en buiten kantooruren bereikbaar op

 06-65013610 of,

 het algemene politienummer, dag en nacht bereikbaar op  0900 - 88 44.

Dit besluit is geautomatiseerd verwerkt

(15)

Begripsbepalingen

In deze vergunning wordt verstaan onder:

Activiteitenbesluit Activiteitenbesluit milieubeheer.

ADR de op 30 september 1957 te Genève tot stand gekomen Europese Overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg (Trb. 1959, 171).

Afgedankte Elektrische Elektrische of elektronische apparaten die afvalstoffen zijn in de en elektronische zin van artikel 3, punt 1, van Richtlijn 2008/98/EG, daaronder apparatuur” of „AEEA” begrepen alle onderdelen, sub eenheden en verbruiksmaterialen

die deel uitmaken van het product op het moment dat het wordt afgedankt;

Afvalstoffen Alle stoffen, preparaten of voorwerpen waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is te ontdoen of zich moet ontdoen.

Afvalwater Alle water waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen, of zich moet ontdoen.

BBT Beste beschikbare technieken: het meest doeltreffende en geavanceerde ontwikkelingsstadium van de activiteiten en exploitatiemethoden waarbij de praktische bruikbaarheid van speciale technieken om het uitgangspunt voor de

emissiegrenswaarden en andere vergunningsvoorwaarden te vormen is aangetoond, met het doel emissies en effecten op het milieu in zijn geheel te voorkomen of, wanneer dat niet mogelijk is, te beperken.

Bodem Bovenste laag van de aardkorst, die begrensd is door het vaste gesteente en het aardoppervlak, bestaande uit minerale deeltjes, organisch materiaal, water, lucht en levende organismen.

Bodembedreigende Bedrijfsmatige activiteit die gepaard gaat met het gebruik, de activiteit productie of de emissie van een bodembedreigende stof.

(16)

Bodembedreigende stof Een stof die de bodem kan verontreinigen als bedoeld in bijlage 2 van deel 3 van de NRB, en stoffen of mengsels als omschreven in artikel 3 van de EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels die de bodem kunnen verontreinigen.

Bodembeschermende Een vloeistofkerende voorziening, een vloeistofdichte vloer voorziening of verharding of een andere doelmatige fysieke voorziening, ter

voorkoming van immissies in de bodem

Bodemrisico De kans op en omvang van een bodemverontreiniging door een bedrijfsmatige activiteit.

Bodemverontreiniging Situatie waarbij stoffen door menselijk handelen/toedoen in de bodem zijn gekomen en één of meer van de functionele eigenschappen die de bodem heeft voor mens, plant of dier, wordt verminderd of bedreigd.

BRL Beoordelingsrichtlijn die door de Raad voor Accreditatie erkende certificatie-instellingen wordt gehanteerd als grondslag voor de behalen of behouden van certificaten.

CPU Processor (central processing unit)

Energiebesparing De zorg voor een zuinig gebruik van energie dat kan worden bereikt door zo efficiënt mogelijk om te gaan met energie.

Gasfles Een verplaatsbare drukhouder met een waterinhoud van ten hoogste 150 liter.

Gevaarlijke afvalstoffen Afvalstoffen die een of meer van de in Bijlage III bij de

kaderrichtlijn afvalstoffen genoemde gevaarlijke eigenschappen bezit.

Gevaarlijke stoffen Stoffen en voorwerpen, waarvan het vervoer volgens het ADR is verboden of slechts onder daarin opgenomen voorwaarden is toegestaan, dan wel stoffen, materialen en voorwerpen

aangeduid in de International Maritime Dangerous Goods Code (IMDG-Code).

Gezoneerd Industrieterrein als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

(17)

Hergebruik Elke handeling waarbij producten of componenten die geen afvalstoffen zijn, opnieuw worden gebruikt voor hetzelfde doel als dat waarvoor zij waren bedoeld.

Inrichting Elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht.

RIE Richtlijn Industriële Emissies, Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging)

LAr,LT Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau; het gemiddelde van de afwisselende niveaus van het ter plaatse optredende geluid, gemeten in de loop van een bepaalde periode en vastgesteld en beoordeeld overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen industrielawaai.

LAmax Maximaal geluidsniveau gemeten in meterstand <<F>> of

<<fast>> als vastgesteld en beoordeeld overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen industrielawaai.

NEN-norm Nederlandse Norm, uitgegeven door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut (NNI).

NPR Nederlandse Praktijk Richtlijn, uitgegeven door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut (NNI).

NRB Nederlandse Richtlijn Bodembescherming, uitgegeven door Agentschap NL, www.agentschap.nl.

Olieafscheider Een toestel bestemd voor de behandeling van oliehoudend afvalwater, waarin ten gevolge van het verschil in dichtheid en het vertragen van de vloeistofstroom, olie grotendeels wordt gescheiden van de vloeistofstroom.

Openbaar vuilwaterriool Voorziening voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater, in beheer bij een gemeente of een rechtspersoon die door een gemeente met het beheer is belast.

PGS Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen, zie www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl.

(18)

PGS 15 Opslag van verpakte gevaarlijke stoffen; uitgifte 2016 versie 1.0

RAM Intern geheugen (Random Access Memory)

Terugverdientijd De verhouding tussen de investering voor een maatregel na aftrek van eventuele subsidies en de jaarlijkse opbrengsten van de maatregel ten gevolge van de met de maatregel

samenhangende energiebesparing en andere besparingen.

Verwaarloosbaar Een situatie als bedoeld in de NRB waarin door een goede bodemrisico afstemming van voorzieningen en maatregelen het ontstaan of

de toename van verontreiniging van de bodem gemeten tussen het nul- en eindsituatieonderzoek, bedoeld in artikel 2.11, eerste en derde lid, van het Activiteitenbesluit, zo veel mogelijk wordt voorkomen en waarbij herstel van de bodem redelijkerwijs mogelijk is.

Vloeistofdichte vloer Vloer of verharding direct op de bodem die waarborgt dat of verharding geen vloeistof aan de niet met vloeistof belaste zijde van die

vloer of verharding kan komen.

(Vloeistof-)kerende Fysieke barrière die in staat is stoffen tijdelijk te keren.

voorziening

Vuilwaterriool Een openbaar vuilwaterriool, een andere voorziening voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater,

aangesloten op een zuiveringsvoorziening, die blijkens een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 van de Waterwet mede voor het zuiveren van stedelijk afvalwater is bedoeld, of aangesloten op een zuiveringstechnisch werk, of een werk, niet zijnde een voorziening voor de inzameling of het transport van afvalwater, aangesloten op een zuiveringstechnisch werk.

Zwerfvuil Afvalstoffen die zichtbaar en diffuus in het milieu terecht zijn gekomen.

Besteladressen

Publicaties zijn in ieder geval verkrijgbaar bij onderstaande instanties, zoals:

NEN, NEN-EN, NEN-ISO, NVN-normen en NPR-richtlijnen bij:

De Stichting Nederlands Normalisatie-instituut (NNI), afdeling Verkoop, Postbus 5059, 2600 GB Delft,  015 - 2690391, fax: 015 - 2690271, www.nen.nl.

(19)

II.

Voorschriften

1. Algemeen

1.1. Vergunning

1.1.1. Deze vergunning is afgegeven voor Smith Associates Europe BV, Nijverheidsweg 2 te Haarlem, kadastraal bekend gemeente Haarlem sectie N de nummers 2220 en 2242.

1.2. Gedrag

1.2.1. De inrichting, met inbegrip van het open terrein, moet schoon worden gehouden en in goede staat van onderhoud verkeren. Zwerfvuil afkomstig van de inrichting in een straal van 25 meter rondom de inrichting moet worden verwijderd en afgevoerd.

1.2.2. Insecten, knaagdieren en ander ongedierte moeten zo vaak als nodig is op milieuhygiënisch verantwoorde wijze worden verwijderd en bestreden.

2. Energie 2.1. Zorgplicht

2.1.1. Degene die de inrichting drijft neemt, met inachtneming van het BBT-principe, alle bekende energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder bij vervanging van installaties en/of apparatuur.

2.2. Energiebesparende maatregelen stookinstallatie

2.2.1. Uiterlijk voor 15 mei 2023 dienen de cv-installaties in de stookruimte van de inrichting te zijn vervangen door Hr-ketels.

2.2.2. Het staat de inrichtinghouder vrij om in plaats van de maatregel genoemd in voorschrift 2.2.1 een gelijkwaardige maatregel toe te passen. Deze

gelijkwaardigheid moet worden aangetoond en behoeft goedkeuring van het bevoegd gezag.

2.2.3. De cv-installaties dienen geoptimaliseerd te zijn. Van de optimalisatie dient jaarlijks een schriftelijke rapportage te worden opgesteld. De rapportage dient tenminste de volgende onderdelen te bevatten:

 het starttijdstip voor het opwarmen van het gebouw dient geoptimaliseerd te zijn

(20)

 de stookgrens dient juist te zijn ingesteld. De cv dient te worden uitgeschakeld indien de buitentemperatuur hoger dan 16 oC is

 de binnensensoren dienen op een representatieve plaats te hangen.

2.2.4. Leidingen van de cv-installaties dienen geïsoleerd te zijn in onverwarmde ruimten.

2.2.5. De cv-pompen dienen frequentiegeregeld te zijn.

2.3. Energiebesparende maatregelen verlichting

2.3.1. De verlichting binnen de gehele inrichting dient uitgevoerd te zijn met Ledlampen of een hiermee vergelijkbaar alternatief.

2.3.2. De verlichting dient indien mogelijk daglichtafhankelijk geregeld te zijn.

2.3.3. De verlichting in ruimten waarin niet continue mensen aanwezig zijn, moeten voorzien zijn van aanwezigheidsdetectie.

2.4. Nader energieonderzoek

2.5. Energieonderzoek

2.5.1. Binnen een half jaar na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning dient het bedrijf een energiebesparingsonderzoek uit te voeren naar de mogelijk resterende energiebesparingsmaatregelen binnen de inrichting door te onderzoeken welke maatregelen nog kunnen worden getroffen op grond van de erkende

maatregelenlijst uit bijlage 10 van de Activiteitenregeling voor de

mobiliteitsindustrie. De resultaten van dit onderzoek worden vastgelegd in een rapportage. Bij deze rapportage dient een plan van aanpak te worden gevoegd voor de mogelijk nog te treffen maatregelen. De rapportage en het plan van aanpak moeten worden goedgekeurd door het bevoegd gezag.

2.5.2. De inrichtinghouder voert de rendabele maatregelen uit het goedgekeurde plan van aanpak binnen de daarin gestelde termijnen uit.

2.6. Stationaire compressor

2.6.1. Het leidingennet moet tenminste éénmaal per zes maanden worden gecontroleerd op lekkage om lekverliezen vast te stellen. Indien het luchtverlies groter is dan 5%

van het persluchtverbruik moeten de lekken worden opgespoord en gerepareerd.

De resultaten van deze controle worden vastgelegd in een logboek.

(21)

2.6.2. De compressor dient buiten bedrijfstijd te worden uitgeschakeld met behulp van een tijdschakelaar.

2.6.3. De werkdruk moet tenminste éénmaal per jaar worden gecontroleerd op en zonodig worden aangepast aan de hoogst gevraagde werkdruk. De resultaten van deze controle worden vastgelegd in een logboek.

Toelichting: Verlaging van de druk in het leidingnet verlaagt het energieverbruik en vermindert lekverliezen.

3. Geluid 3.1. Algemeen

3.1.1. Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) afkomstig van de inrichting mag op 50 meter van de grens van de inrichting, over de hierna genoemde perioden de volgende waarden niet overschrijden:

50 dB(A) van 07.00 tot 19.00 uur 35 dB(A) van 19.00 tot 23.00 uur 25 dB(A) van 23.00 tot 07.00 uur.

3.1.2. De door de inrichting veroorzaakte geluidsniveaus van piekgeluiden (LAmax), mogen op de in voorschrift 3.1.1 bedoelde plaatsen over de hierna genoemde perioden de volgende waarden niet overschrijden:

70 dB(A) van 07.00 tot 19.00 uur 65 dB(A) van 19.00 tot 23.00 uur 60 dB(A) van 23.00 tot 07.00 uur.

3.1.3. Voorschrift 3.1.2. is niet van toepassing op transportbewegingen en het laden of lossen ten behoeve van de inrichting voorzover dit plaatsvindt tussen 07.00 uur en 19.00 uur.

3.1.4. Het meten en berekenen van de geluidsniveaus en de beoordeling van de meetresultaten, moet plaatsvinden overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen industrielawaai, uitgave 1999.

(22)

4. Bodem

4.1. Algemeen

4.1.1. Het bodemrisico van de inrichting moet door het treffen van een combinatie van maatregelen en voorzieningen voldoen aan een verwaarloosbaar bodemrisico zoals gedefinieerd in de NRB.

4.2. Bodembeschermende maatregelen

4.2.1. Het gedeelte van de inrichting waarbij bodembedreigende vloeistoffen kunnen vrijkomen moet zijn voorzien van een vloeistofkerende vloer die in goede staat van onderhoud verkeert.

4.2.2. Ten behoeve van het realiseren van een verwaarloosbaar bodemrisico vindt bij het in werking hebben van een acculader het laden van een accu met een acculader plaats boven een bodembeschermende voorziening.

4.2.3. Tap- en vulwerkzaamheden van bodembedreigende stoffen moet plaatsvinden boven een lekbak en een vloeistofkerende vloer.

4.2.4. Een bodembedreigende stof die op de vloer terechtkomt, moet direct worden opgeruimd. Hiervoor dienen voldoende geschikte absorptiemiddelen aanwezig te zijn.

4.2.5. Absorptiemiddelen moeten na gebruik worden behandeld en afgevoerd als een gevaarlijke afvalstof.

4.2.6. De inrichtinghouder moet eenmaal per jaar de vloeistofkerende voorzieningen visueel volgens bijlage 6 van AS SIKB 6700 te inspecteren. De resultaten van deze inspectie worden vastgelegd in een logboek.

4.2.7. De controle, het onderhoud en het beheer van bodembeschermende voorzieningen vinden zodanig plaats dat vrijgekomen stoffen zijn verwijderd voordat deze in de bodem kunnen geraken.

4.3. Bodemonderzoek

4.3.1. Het nulsituatieonderzoek van SGS Search d.d. 13 november 2017 met kenmerk 25.17.00571.1 legt de bodemkwaliteit vast en is aangemerkt als nulonderzoek.

(23)

4.3.2. Binnen drie maanden na verplaatsing of beëindiging van een bodembedreigende activiteit voert de inrichtinghouder een eindsituatie-onderzoek uit op de

terreindelen waar bodembedreigende activiteiten plaatsvonden. Het eindsituatie- onderzoek legt de bodemkwaliteit vast op het tijdstip waarop het wordt uitgevoerd.

De resultaten van dit onderzoek worden binnen de in dit voorschrift gestelde termijn ter goedkeuring aan het bevoegd gezag aangeboden.

4.3.3. De bodemonderzoeken als bedoeld in voorschrift 4.3.1. en 4.3.2. worden uitgevoerd onderscheidenlijk opgesteld door een persoon of een instelling die beschikt over een erkenning op grond van het Besluit bodemkwaliteit.

4.3.4. De resultaten van het in voorschrift 4.3.2. genoemde onderzoek moeten in de rapportage van dit onderzoek worden vergeleken met de resultaten van het in voorschrift 4.3.1. genoemde onderzoek.

4.3.5. Indien uit de resultaten van een eindsituatie-onderzoek blijkt dat er een toename is van de concentraties aan verontreinigende stoffen moeten in overleg met het bevoegd gezag maatregelen worden genomen om de verontreiniging terug te brengen tot het niveau ten tijde van het nulsituatieonderzoek. Hiervoor moet binnen zes maanden een plan van aanpak ter goedkeuring worden overgelegd aan het bevoegd gezag.

5. Afvalwater 5.1. Algemeen

5.1.1. De bedrijfsriolering moet bestand zijn tegen de stoffen die daar door worden afgevoerd. De riolering dient zodanig te zijn aangelegd dat het risico op breuk of beschadiging wordt voorkomen.

5.2. Lozing

5.2.1. Afvalwater dat in een riool wordt gebracht:

 belemmert niet de doelmatige werking - van dat riool

- van een door een bestuursorgaan beheerd zuiveringstechnisch werk - van de apparatuur die behoort bij een zodanig openbaar riool of

zuiveringstechnisch werk

 belemmert niet de verwerking van slib, verwijderd uit een openbaar riool of een bestuursorgaan beheerd zuiveringstechnisch werk

 heeft geen of zo beperkt mogelijke nadelige gevolgen voor de kwaliteit van het oppervlaktewater.

(24)

5.2.2. Afvalwater wordt niet in een riool gebracht indien dat water:

 (gevaarlijke) afvalstoffen bevat, waarvan kan worden voorkomen dat ze in het afvalwater terecht komen

 afvalstoffen bevat die door versnijdende of vermalende apparatuur zijn versneden of vermalen

 stankoverlast buiten de inrichting veroorzaakt

 een temperatuur heeft die hoger is dan 30 ºC

 een PH-waarde heeft lager dan 6,5 of hoger dan 10

 een sulfaatconcentratie heeft hoger dan 300 mg/l

 brand- of explosiegevaar kan veroorzaken.

6. Opslag gevaarlijke stoffen

6.1. Opslagvoorziening voor verpakt gevaarlijke stoffen tot maximaal 10 ton

6.1.1. Gevaarlijke stoffen die onder het toepassingsgebied van de PGS 15 vallen, volgens paragraaf 1.3 van deze richtlijn en waarvan de ondergrenzen volgens tabel 1.2 van deze richtlijn naar rato worden overschreden, moeten conform hoofdstuk 3 uit de PGS 15 worden opgeslagen.

6.1.2. In afwijking van voorschrift 6.1.1. zijn de voorschriften 3.4.10, 3.4.12, 3.8, 3.9.1, 3.17.1 t/m 3.17.3 en 3.19.3 t/m 3.19.5 uit de PGS 15 niet van toepassing. Dit betreft voorschriften die van toepassing zijn op de arbeidsomstandigheden.

Toelichting: Het valt buiten de reikwijdte van de Wet Milieubeheer om voorschriften op te nemen die van toepassing zijn op de arbeidsomstandigheden. Dit wordt geregeld in de arbeidsomstandighedenwet- en regelgeving. Handhaving van deze voorschriften vindt plaats door de arbeidsinspectie.

7. Afvalstoffen die binnen het bedrijf vrijkomen 7.1. Algemeen

7.1.1. De binnen de inrichting aanwezige afvalstoffen moeten zodanig worden opgeslagen, bewerkt of verwerkt dat daarbij geen ontoelaatbare geur-, stof- en/of

stoffenemissie naar de omgeving plaatsvindt en geen nadelige gevolgen voor het milieu kunnen ontstaan.

(25)

7.2. Afvalscheiding

7.2.1. De verschillende afvalstromen moeten zoveel mogelijk gescheiden, gescheiden worden opgeslagen en gescheiden worden afgegeven.

Voor de volgende afvalstromen geldt een afvalscheidingverplichting:

 papier en karton

 elektr(on)ische apparatuur

 folie

 gevaarlijke afvalstoffen

7.2.2. Verder geldt een scheidingsplicht voor die afvalstroom, die wekelijks groter is dan de hieronder genoemde hoeveelheid:

 EPS (piepschuim) 3 kg (rolcontainer van 240 liter)

 plastic bekers 500 stuks

 overige kunststoffen 25 kg

 autobanden 5 banden

 GFT/swill 200 kg

 groenafval 200 kg

 houten pallets 2 pallets/40 kg

 overig houtafval 40 kg

 glazen verpakkingen 30 kg (halve rolcontainer van 240 liter)

 metalen 40 kg

 textiel 40 kg

 glas- en steenwol 25 kg

7.3. Verpakking van gevaarlijke afvalstoffen

7.3.1. De verpakking van gevaarlijk afval moet zodanig zijn dat:

a. niets van de inhoud uit de verpakking kan ontsnappen

b. het materiaal van de verpakking niet door gevaarlijke stoffen kan worden aangetast, dan wel met die gevaarlijke stoffen een reactie kan aangaan dan wel een verbinding kan vormen

c. deze tegen normale behandeling bestand is

d. deze is voorzien van een etiket, waarop de gevaarsaspecten van de gevaarlijke afvalstof duidelijk tot uiting komen.

(26)

8. Ingenomen AEEA van derden 8.1. Antimengclausule

8.1.1. Het is verboden:

a. gevaarlijke afvalstoffen te mengen met afvalstoffen, niet zijnde gevaarlijke afvalstoffen;

b. afvalstoffen te mengen met andere afvalstoffen die wat betreft aard, samenstelling of concentraties niet vergelijkbaar zijn, en

c. afvalstoffen te mengen met stoffen of materialen, niet zijnde afvalstoffen.

8.1.2. Het verbod, bedoeld in voorschrift 8.1.1 onder b, is niet van toepassing op afvalstoffen, voor zover:

a. de afvalstoffen geen gevaarlijke afvalstoffen zijn;

b. de afvalstoffen niet van buiten de inrichting afkomstig zijn, en

c. het gescheiden houden en gescheiden afgeven van de afvalstoffen redelijkerwijs niet kan worden gevergd.

8.2. Acceptatie-en verwerkingsbeleid

8.2.1. Binnen de inrichting is een goedgekeurde actuele beschrijving aanwezig van de procedures van acceptatie en controle van de ontvangen afvalstoffen, die nodig zijn voor een doelmatig beheer van die afvalstoffen.

8.2.2. De beschrijving, bedoeld in het voorschrift 8.2.1, onderscheidt groepen van afvalstoffen waarvoor vanuit het oogpunt van doelmatig beheer van afvalstoffen verschillende procedures worden gehanteerd en omvat per onderscheiden groep van afvalstoffen in ieder geval de volgende elementen:

a. het type ontdoener waarvan afvalstoffen worden aangenomen, voor zover dit gevolgen heeft voor de acceptatie en controle;

b. de eisen die degene die de inrichting drijft, stelt aan de manier waarop de afvalstoffen worden aangeboden;

c. de manier waarop de afvalstoffen worden gecontroleerd bij ontvangst

d. de manier waarop de afvalstoffen die op een milieuhygiënisch relevante manier afwijken van wat gangbaar is voor de categorie, worden behandeld.

8.2.3. Degene die de inrichting drijft draagt er zorg voor dat:

a. de procedures van acceptatie en controle, bedoeld in de voorschriften 8.2.1 en 8.2.2 binnen de inrichting in acht worden genomen, en

b. de afvalstoffen binnen de inrichting uitsluitend worden ingenomen voor zover die procedures worden nageleefd.

(27)

8.2.4. De in voorschrift 8.2.1 genoemde procedures dienen binnen drie maanden na het onherroepelijk worden van deze beschikking ter goedkeuring aan het bevoegd gezag gezonden te worden. Eventuele wijzigingen van deze procedures dienen eveneens ter goedkeuring aan het bevoegd gezag te worden overlegd. Indien na drie maanden geen schriftelijke op- of aanmerkingen zijn gegeven op de

(gewijzigde) procedures, dan kan de inrichtinghouder ervan uitgaan dat goedkeuring stilzwijgend is verleend.

8.2.5. Vergunninghouder dient te allen tijde te handelen conform de goedgekeurde procedures. Het AV-beleid en de AO/IC moeten gedurende de openingstijden van de inrichting voor het bevoegd gezag ter inzage liggen.

8.2.6. Wijzigingen van de procedure voor acceptatie, be- en verwerking, registratie of controle moeten uiterlijk twee weken voordat de wijziging wordt doorgevoerd (ter bepaling van de procedure die in relatie tot de aard van de wijziging is vereist) schriftelijk aan het bevoegd gezag worden voorgelegd. In het voornemen tot wijziging moet het volgende aangegeven worden:

• de reden van de wijziging

• de aard van de wijziging

• de gevolgen van de wijziging voor andere onderdelen van het AV-beleid en de AO/IC

• de datum waarop de vergunninghouder de wijziging wil invoeren

8.3. Acceptatie en bewerking van AEEA van derden

8.3.1. In de inrichting mogen de hieronder genoemde afvalstoffen worden geaccepteerd in de volgende hoeveelheden en voor uitsluitend de volgende bewerkingen:

Omschrijving Euralcode Activiteiten/bewerkingen Maximale hoeveelheid per jaar elektrische en

elektronische apparatuur “AEEA”

zoals omschreven in de aanvraag

160214 Opslag, gedeeltelijke

demontage uit het AEEA van harde schijven, intern geheugen (RAM) en

processoren (CPU) en afvoer naar derden voor hergebruik of afvoeren voor verdere verwerking in de afvalketen.

100.000 kg per jaar

(28)

8.3.2. In de inrichting mogen de hieronder genoemde gedemonteerde afvalstoffen worden bewerkt en na bewerking in de volgende hoeveelheden worden opgeslagen:

Omschrijving Euralcode Bewerkingen Maximale hoeveelheid geshredderde

materialen Harde schijven zoals

omschreven in de aanvraag

160216 shredderen 3000 kilo

8.3.3. In de inrichting mogen de in de voorschriften 8.3.1 en 8.3.2 genoemde activiteiten alleen worden uitgevoerd indien het bedrijf beschikt over een hiervoor geldig WEELABEX-certificaat of de eventuele rechtsopvolger van dit certificaat (CENELEC).

8.3.4. De termijn van opslag van afvalstoffen mag maximaal één jaar bedragen. In afwijking hiervan mag de termijn van opslag van afvalstoffen maximaal drie jaar bedragen indien de vergunninghouder ten genoegen van het bevoegd gezag aantoont dat de opslag van afvalstoffen gevolgd wordt door nuttige toepassing van afvalstoffen.

8.3.5. De maximale opslag van al dan niet bewerkt AEEA mag op enig moment binnen de inrichting niet meer bedragen dan 49,9 ton.

8.4. Afvoer van AEEA van derden

8.4.1. Het ingezamelde en bewerkte AEEA mag uitsluitend worden afgevoerd naar een WEEELABEX gecertificeerd bedrijf voor verdere verwerking.

9. Bewaren van documenten 9.1. Documenten

9.1.1. De onderstaande documenten of een kopie daarvan worden gedurende vijf

kalenderjaren na dagtekening bewaard en zijn in de inrichting aanwezig of digitaal beschikbaar, voorzover ze een relatie hebben met deze milieuvergunning:

 Een geldig WEELABEX-certificaat of de rechtsopvolger hiervan (CENELEC)

 De goedgekeurde procedures van acceptatie en controle van de ontvangen afvalstoffen

 onderhoudscontracten met betrekking tot in de inrichting aanwezige installaties

 certificaten van de in de inrichting aanwezige installaties

(29)

 bewijzen van onderhoud of keuringen van in de inrichting aanwezige installaties

 jaarlijkse overzichten van nutsbedrijven van het verbruik van gas, elektriciteit en water met betrekking tot de inrichting

 de veiligheidsinformatiebladen van gevaarlijke stoffen die in de inrichting aanwezig zijn

 onderzoeksresultaten, keuringen, inspecties en rapportages die voortkomen uit de voorschriften

 afgiftebewijzen van uit de inrichting verwijderde (gevaarlijke) afvalstoffen.

9.1.2. Voorzover in de beschikking wordt verwezen naar ongedateerde uitgaven, normen, plannen, notities en dergelijke, wordt bedoeld de voor de datum waarop de

beschikking is genomen laatst uitgegeven versie met de daarop tot die datum uitgegeven aanvullingen.

9.1.3. Alle documenten genoemd in voorschrifit 9.1.1 moeten op diens verzoek aan een bevoegd ambtenaar kunnen worden overgelegd.

10. Slotbepalingen 10.1. Beëindiging

10.1.1. Voordat (een deel van) de inrichting wordt beëindigd moeten, voor zover noodzakelijk, alle (afval)stoffen, materialen en installaties van (dat deel van) de inrichting worden verwijderd en afgevoerd op een legale en milieuhygiënisch verantwoorde wijze, één en ander in overleg met het bevoegd bestuursorgaan.

Indien (delen van) installaties in goede staat van onderhoud worden gehouden kan het bevoegd bestuursorgaan besluiten, dat deze niet behoeven te worden

afgevoerd.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

- betreft het schoonhouden van transportroutes tijdens de werkzaamheden - vrijkomende materialen vervoeren naar een door het bevoegd gezag erkende verwerkingsinrichting.

Een vennootschap kan slechts opgericht worden in één welbepaalde staat, en wordt in andere staten beschouwd als een foreign corporation.. Om zaken te kunnen doen in een andere

akoestische rapport dat de geluidimmissie vanwege het industrieterrein inciusief de aangevraagde activiteiten op de gevels van de binnen de geluidzone gelegen

Op grond van artikel 2.10 Wabo moet de aangevraagde omgevingsvergunning, voor zover deze betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a Wabo,

Door of namens de houder van de omgevingsvergunning moet volgens artikel 1.25, eerste lid van het Bouwbesluit 2012, ten minste 2 werkdagen voor de feitelijke aanvang van

doeltreffende technieken om de emissies en andere nadelige gevolgen voor het milieu, die een inrichting kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel

doeltreffende technieken om de emissies en andere nadelige gevolgen voor het milieu, die een inrichting kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel

Op grond van bovenstaande overwegingen is het bevoegd gezag van mening dat de nadelige gevolgen voor het milieu ten gevolge van de aangevraagde activiteiten voor het Total