End-Stage Renal Disease Related Hyperparathyroidism
van der Plas, Willemijn
DOI:
10.33612/diss.151471102
IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below.
Document Version
Publisher's PDF, also known as Version of record
Publication date: 2021
Link to publication in University of Groningen/UMCG research database
Citation for published version (APA):
van der Plas, W. (2021). End-Stage Renal Disease Related Hyperparathyroidism: Towards a Patient-Tailored Journey. University of Groningen. https://doi.org/10.33612/diss.151471102
Copyright
Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons).
Take-down policy
If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim.
Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons the number of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum.
Dutch summary - Nederlandse samenvatting
List of contributing authors
List of publications
Acknowledgements - Dankwoord
Curriculum Vitae
Dutch summary – Nederlandse samenvatting
Op weg naar een gepersonaliseerd behandelplan voor patiënten met hyperparathy-reoïdie gerelateerd aan eindstadium nierfalen
Wereldwijd lijden 850 miljoen mensen aan chronische nierschade. Eén op de 100 mensen met chronische nierschade ontwikkelt uiteindelijk eindstadium nierfalen. In dit stadium werken de nieren onvoldoende, waardoor de patiënt nierfunctievervangende behande-ling behoeft. Nierfunctievervangende therapie omvat hemodialyse, peritoneale dialyse en niertransplantatie. Het aantal patiënten dat nierfunctievervangende therapie nodig heeft in Nederland, is de afgelopen jaren met 137% gestegen. In 2018 ontvingen 17.657 Ne-derlanders nierfunctievervangende therapie. Helaas gaat eindstadium nierfalen gepaard met een breed scala aan complicaties en bijwerkingen. Hyperparathyreoïdie is een veel-voorkomende aandoening die optreedt als secundair gevolg van eindstadium nierfalen. In het Engels wordt deze aandoening end-stage renal disease related hyperparathyroidism genoemd, afgekort ESRD-related HPT. Daarom zal in de Nederlandse samenvatting van dit proefschrift hyperparathyreoïdie gerelateerd aan eindstadium nierfalen afgekort wor-den als ESRD-gerelateerde HPT.
Er zijn verschillende behandelmogelijkheden voor patiënten met ESRD-gerelateerde HPT, waaronder vitamine D analogen, fosfaatbinders, calcimimetica en chirurgische verwijde-ring van de bijschildklieren (parathyreoïdectomie). In de afgelopen jaren is het behandel-algoritme van patiënten met ESRD-gerelateerde HPT aanzienlijk veranderd.
Hoofdstuk 1 van dit proefschrift geeft een algemene introductie over ESRD-gerelateerde HPT en schetst de probleemstelling van dit proefschrift. Een patiënt met chronisch nier-schade gaat door verschillende stadia van nierfalen, inclusief het eindstadium en heeft daarom ook te maken met verschillende stadia van hyperparathyreoïdie. Tot slot krijgen patiënten soms een niertransplantatie waardoor de onderliggende oorzaak van de hyper-parathyreoïdie meestal wordt weggenomen. De complexiteit van deze stadia en van de mogelijke behandelingen voor de hyperparathyreoïdie kan worden vergeleken met een ondergronds metrosysteem. De patiënt reist als het ware door de verschillende stadia van de ziekte en de daaraan verbonden behandelmogelijkheden. Gedurende deze reis kan op stations worden overgestapt naar diverse andere behandelingen. Met een verscheiden-heid aan beschikbare behandelopties blijft het een uitdaging om consensus te bereiken over de optimale behandeling voor de patiënt met ESRD-gerelateerde HPT. Er is
behoef-14
te aan meer wetenschappelijk bewijs welke behandeling voor de individuele patiënt de meest optimale is.
Het doel van dit proefschrift is het leveren van wetenschappelijk onderbouwde aanbe-velingen voor de behandeling van patiënten met nierfalen en de daaraan gerelateerde hyperparathyreoïdie (ESRD-gerelateerde HPT).
Deel I: Hyperparathyreoïdie gerelateerd aan eindstadium nierfalen
In hoofdstuk 2 van dit proefschrift geven we een overzicht van de pathofysiologie, klini-sche presentatie, benodigde diagnostiek, en de indicatie, strategieën en uitkomsten van de beschikbare behandelopties voor patiënten met ESRD-gerelateerde HPT.
Het hormoon PTH wordt geproduceerd door de vier bijschildklieren die zich bevinden rondom de schildklier in de hals. De productie van PTH door de bijschildklieren wordt beïnvloed door de extracellulaire concentraties van calcium en fosfaat. Een verlaagde concentratie calcium in het bloed en een verhoogde concentratie fosfaat leiden tot een toename van PTH-afgifte. PTH acteert direct of indirect op verschillende organen waar-onder de botten, de nieren en de darmen. PTH stimuleert osteoclasten tot botafbraak, waardoor calcium vrijkomt in het bloed. In de nieren zorgt PTH ervoor dat er meer cal-cium wordt geresorbeerd, in tegenstelling tot fosfaat, dat onder invloed van PTH juist verminderd wordt opgenomen. Tot slot wordt inactief vitamine D tot het actieve 1,25 di-hydroxycholecalciferol (1,25(OH)2D) geconverteerd onder invloed PTH. 1,25(OH)2D is van belang bij de absorptie van calcium in de darmen. Het netto-effect van een verhoogde concentratie van PTH in het bloed is het verlagen van de serum concentratie fosfaat en het verhogen van de concentratie calcium.
Ondanks nierfunctievervangende therapie in de vorm van dialyse, ontwikkelen bijna alle patiënten naar verloop van tijd een verhoogde serumconcentratie fosfaat en een ver-laagde serumconcentratie calcium door de ontoereikende nierfunctie. Als reactie hierop verhogen de bijschildklieren de PTH-productie, om de calciumfosfaat homeostase te-rug in balans te brengen. Bij 80% van de patiënten met eindstadium nierfalen worden PTH-waarden van boven de normaalwaarde gemeten. De chronische externe stimulatie zorgt voor polyklonale en uiteindelijk monoklonale hyperplasie van de bijschildklieren. Deze morfologische veranderingen leiden tot de autonome productie van PTH, onafhan-kelijk van de serumconcentratie van calcium. Het PTH-calcium-fosfaat feedback systeem is hierdoor permanent verstoord, wat leidt tot hyperparathyreoïdie en hypercalciëmie.
Patiënten met hyperparathyreoïdie en hypercalciëmie ontwikkelen symptomen zoals jeuk, botpijnen, pathologische fracturen en spierzwakte. Daarnaast kan hyperparathy-reoïdie gepaard gaan met klachten als verminderde concentratie, vergeetachtigheid en depressie. Deze symptomen leiden in de meerderheid van de nierfalenpatiënten met hy-perparathyreoïdie tot een verminderde kwaliteit van leven. Daarnaast heeft deze pati-entengroep een sterk verhoogd risico op cardiovasculaire complicaties en mortaliteit en mogelijk op een verslechterde nierfunctie.
De calcimimetica cinacalcet en etelcalcetide zorgen voor een significante verlaging van de serumconcentraties PTH, calcium en FGF-23, maar het gebruik ervan gaat gepaard met bijwerkingen als misselijkheid, braken en diarree. Parathyreoïdectomie wordt op dit moment volgens de internationale richtlijnen alleen geadviseerd voor patiënten die niet voldoende reageren op calcimimetica. Parathyreoïdectomie verlaagt serumconcentraties PTH en calcium, maar is een operatieve behandeling met de daarbij horende chirurgische risico’s.
Verstoringen in de calciumfosfaat homeostase bij dialysepatiënten blijven mogelijk voortbestaan na een niertransplantatie. We onderzochten in hoofdstuk 3 de invloed van verstoringen in de calciumfosfaat homeostase op de overleving van het niertransplantaat en van de patiënt. Hiervoor gebruikten we 138,496 calcium en fosfaat bepalingen van 2,769 niertransplantatiepatiënten. Patiënten met fosfaatwaarden boven de referentie-waarde hadden een significant verhoogd risico op transplantaatfalen (gecorrigeerd voor overlijden) ten opzichte van patiënten met fosfaatwaarden binnen het referentiebereik. Daarnaast bleek dat patiënten met hypercalciëmie en hyperfosfatemie ook een verhoogd mortaliteitsrisico hadden ten opzichte van respectievelijk patiënten met normocalciëmie en normofosfatemie. Deze bevinden onderschrijven het belang van strikte regulatie van zowel serum calcium als fosfaat bij patiënten met een donornier.
Deel 2: Chirurgische behandeling van hyperparathyreoïdie gerelateerd aan eindsta-dium nierfalen
Het tweede deel van dit proefschrift is gericht op het onderzoeken van de uitkomsten van parathyreoïdectomie, in het kader van veiligheid, effectiviteit en kwaliteit van leven van patiënten met ESRD-gerelateerde HPT. Chronisch nierfalen is een ernstige systemische ziekte, waardoor de patiënt mogelijk een verhoogd risico heeft op complicaties na een operatie. Daarnaast zou een abrupte verstoring in het precaire evenwicht tussen enerzijds PTH en anderzijds calcium en fosfaat mogelijk schadelijk zijn voor de patiënt. Daarom onderzochten wij in hoofdstuk 4 de veiligheid en effectiviteit van parathyreoïdectomie
14
in 187 dialyse- en niertransplantatiepatiënten in vier academische ziekenhuizen in Neder-land. Geen van de geopereerde patiënten overleed binnen 30 dagen postoperatief en ook het postoperatieve complicatierisico bleek laag. De mediane serum PTH-concentratie daalde met 93% en de gemiddelde serum calcium en fosfaatconcentraties daalden tot binnen het referentiebereik. Deze bevinden hielden stand tot aan het einde van de fol-low-up van 5 jaar. Met deze resultaten laten we zien dat het veilig is om deze kwetsbare patiëntengroep te opereren en dat, ondanks de komst van medicamenteuze alternatie-ven, parathyreoïdectomie nog steeds een goede behandeloptie blijft.
In 57% van de patiënten die een niertransplantatie ondergaan met hyperparathyreoïdie, herstellen de serum PTH-, calcium- en fosfaatconcentraties binnen twee jaar. Het kan daarom een nuttige strategie zijn om het effect van niertransplantatie op de hyperpa-rathyreoïdie af te wachten alvorens de patiënt een invasieve behandeling als parathy-reoïdectomie aan te doen. Aan de andere kant hebben verstoringen in het calciumfos-faat metabolisme en verhoogde PTH-concentraties mogelijk een negatief effect op het functioneren van de donornier. In het laatste geval zou een definitieve en meer directe behandeling van de hyperparathyreoïdie in de vorm van parathyreoïdectomie mogelijk een betere keuze zijn. We gebruikten daarom voorhoofdstuk 5 patiëntgegevens verza-meld door de Dutch Hyperparathyroidism Study Group (DHSG) om de invloed van het moment van parathyreoïdectomie in de tijd – voor of na niertransplantatie – op de func-tie van de donornier te onderzoeken. Middels dit multicenteronderzoek hebben we la-ten zien dat er geen significant verschil in nierfunctie was tussen de patiënla-ten die een parathyreoïdectomie ondergingen voorafgaand aan de niertransplantatie, in vergelijking met patiënten die een parathyreoïdectomie ondergingen na de niertransplantatie. We ondersteunen daarom de strategie om patiënten die op relatief korte termijn een nier-transplantatie zullen ondergaan, te adviseren om te wachten met parathyreoïdectomie. Het effect van de niertransplantatie, en daarmee het verwijderen van de onderliggende oorzaak van de hyperparathyreoïdie, op het calciumfosfaat metabolisme kan worden af-gewacht. Een kortere dialyseduur voorafgaand aan transplantatie vergroot namelijk de kans op spontane genezing van de hyperparathyreoïdie. In samenspraak met de patiënt, op basis van de kans op niertransplantatie en de ernst van de hyperparathyreoïdie kan de meest optimale behandeling worden gekozen. Een goede samenwerking tussen de behandelend nefroloog en chirurg is hierbij van groot belang.
Vervolgens onderzochten we de invloed van parathyreoïdectomie op de klinische symp-tomen en kwaliteit van leven van de patiënt met nierfalen. Het is bekend dat de kwaliteit van leven van patiënten met eindstadium nierfalen en hyperparathyreoïdie lager is dan
de gezonde populatie. We onderzochten in hoofdstuk 6 of er een verschil was in de ver-schillende operatieve benaderingen en het effect op kwaliteit van leven. In samenwerking met de Universiteit van Sao Paulo (Brazilië) bestudeerden we het effect van de drie ver-schillende operatieve benaderingen op kwaliteit van leven in 69 dialysepatiënten in een gerandomiseerd onderzoek. Er bleek geen significant verschil te zijn in de postoperatieve kwaliteit van leven tussen patiënten die een totale parathyreoïdectomie met autotrans-plantatie van 45 fragmenten, totale parathyreoïdectomie met autotransautotrans-plantatie van 90 fragmenten of een subtotale parathyreoïdectomie ondergingen. Eerdere onderzoeken rapporteerden reeds dat er geen verschil is tussen de verschillende chirurgische strategie-en op het gebied van postoperatieve biochemische waardstrategie-en strategie-en risico op recidief of persis-terende ziekte. Op basis van deze resultaten adviseren wij dat chirurgen in samenspraak met de patiënt kan kiezen voor een totale parathyreoïdectomie met autotransplantatie of voor een subtotale parathyreoïdectomie.
De ernst van de hyperparathyreoïdie en de kans op spontane genezing na een niertrans-plantatie, wordt deels bepaald door de dialyseduur voorafgaand aan transplantatie. In landen zoals Nederland en Australië is er een redelijk groot aanbod aan niertransplanta-ties. Hierdoor is wachttijd voor een niertransplantatie relatief kort. Door een toename van nierdonaties bij leven, wordt verwacht dat deze wachttijden nog korter worden. Dit bete-kent dat ESRD-gerelateerde HPT mogelijk steeds meer een tijdelijk probleem wordt. Wan-neer chirurgische behandeling toch noodzakelijk wordt geacht, is een minder agressieve chirurgische strategie mogelijk op zijn plaats. Hierdoor wordt de kans op postoperatieve hypocalciëmie waarschijnlijk kleiner, zonder dat de kans op persisterende of recidiveren-de ziekte groter wordt. In hoofdstuk 7 rapporteren we de chirurgische en biochemische uitkomsten van drie chirurgische strategieën: beperkte parathyreoïdectomie (“limited pa-rathyreoïdectomie”: <3 bijschildklieren verwijderd), subtotale parathyreoïdectomie (3-3.5 bijschildklieren verwijderd) en totale parathyreoïdectomie (4 bijschildklieren verwijderd). Onder de patiënten die een beperkte parathyreoïdectomie ondergingen, bleek er vaker sprake te zijn van persisterende of recidiverende ziekte. Postoperatieve serum PTH-con-centraties waren ook hoger in deze groep ten opzichte van de andere twee groepen. De mediane PTH-waarden van patiënten die een totale parathyreoïdectomie ondergingen waren onder het referentiebereik, wat niet langer wenselijk is in een tijdperk met een gro-te kans op een niertransplantatie. Mede gezien de bevinden van hoofdstuk 3, adviseren we postoperatieve PTH-waarden die normaal tot hoog zijn ten opzichte van het referen-tiebereik. Dit zal leiden tot normocalciëmie, wat zeer wenselijk is voor niertransplantatie-patiënten. De kans op een niertransplantatie in de nabije toekomst moet een belangrijke factor zijn wanneer tot de behandeling van hyperparathyreoïdie besloten wordt voor elke
14
individuele patiënt.
Deel III: Evaluatie van de rol van parathyreoïdectomie en calcimimetica in een ver-anderend behandeltijdperk van hyperparathyreoïdie gerelateerd aan eindstadium nierfalen
In het derde deel van dit proefschrift evalueren we de rol van parathyreoïdectomie en cal-cimimetica als behandeling voor hyperparathyreoïdie bij patiënten met eindstadium nier-falen. Voordat in 2004 het calcimimeticum cinacalcet werd geïntroduceerd, was parathy-reoïdectomie de enige behandelmogelijkheid voor ernstige hyperparathyreoïdie. Initiële studies die de effectiviteit van cinacalcet onderzochten, vergeleken cinacalcet alleen op gerandomiseerde wijze met een placebo of met de behandeling voor milde hyperparathy-reoïdie (fosfaatbinders en vitamine D suppletie), maar nooit met de voormalige gouden standaard: parathyreoïdectomie. Desalniettemin werd cinacalcet al snel frequent voor-geschreven, ondanks de veelvoorkomende bijwerken die patiënten ervaren zoals braken en diarree. Deze bijwerkingen zorgen er in 1 op de 5 patiënten voor dat ze moeten stoppen met het gebruiken van cinacalcet. Wat de invloed is van zowel cinacalcet als parathyreo-idectomie op de kwaliteit van leven van deze patiëntengroep onderzochten we in hoofd-stuk 8, middels literatuuronderzoek. Vijf studies lieten ten opzichte van preoperatieve metingen significante verbetering zien van de kwaliteit van leven van patiënten die een parathyreoïdectomie ondergingen. Geen van de studies die het effect van cinacalcet op kwaliteit van leven onderzochten, toonden significante verbetering aan. Een patiënt met chronische nierziekte heeft in vergelijking met de gezonde populatie gemiddeld een lage-re kwaliteit van leven, mede door de vele behandelingen en complicaties gelage-relateerd aan het nierfalen. Een belangrijk doel van de behandeling van hyperparathyreoïdie is daarom het verbeteren van de kwaliteit van leven.
Hoofdstuk 9 beschrijft het verschil tussen parathyreoïdectomie en cinacalcet op het ge-bied van overleving van het niertransplantaat en van de patiënt. Omdat de nierfalen-populatie een heterogene groep is, zijn patiënten die cinacalcet krijgen of een parathy-reoïdectomie ondergaan vaak moeilijk te vergelijken. Door middel van ‘propensity score matching’ waren wij in staat de groepen toch met elkaar te vergelijken. Er bleek geen ver-schil te zijn in de overleving van het niertransplantaat bij de patiënten die een niertrans-plantatie ondergingen. Daarnaast zagen wij ook geen verschil in de totale overleving van de twee groepen patiënten. Wat het risico op transplantaatfalen betreft lijkt het dus niet uit te maken of de patiënt een bijschildklieroperatie voorafgaand aan of na een niertrans-plantatie ondergaat, vergelijkbaar met de resultaten van hoofdstuk 5. Wel observeerden we significant meer ernstige complicaties na niertransplantatie in de groep patiënten die
cinacalcet kreeg ten opzichte van patiënten die reeds een parathyreoïdectomie hadden ondergaan.
Met de komst van cinacalcet in 2004 leek de behandelstrategie van patiënten met ES-RD-gerelateerde HPT sterk veranderd. Wij objectiveerden deze observatie in hoofdstuk 10. We vergeleken patiënten die een parathyreoïdectomie ondergingen voorafgaand aan de introductie van cinacalcet in 2004 met patiënten die na dit jaartal werden geopereerd. Patiënten in de laatstgenoemde groep werden gemiddeld bijna 2 jaar later geopereerd in vergelijking met patiënten die voor 2004 geopereerd werden. De preoperatieve serum PTH-waarden waren, ondanks cinacalcet gebruik in de geopereerde groep na 2004, niet significant verschillend. Dit betekent dat patiënten in het cinacalcet tijdperk gemiddeld 2 jaar langer worden blootgesteld aan de hyperparathyreoïdie en de daaraan verbonden consequenties ten opzichte van voor de introductie van cinacalcet. Mede gezien de uit-komsten van hoofdstuk 3, kunnen we stellen dat de chronische blootstelling aan ver-storingen in het calciumfosfaat metabolisme onwenselijk is en dat parathyreoïdectomie vaker zou moeten worden voorgesteld als behandeloptie.
Vanaf 2007 werd cinacalcet ook vergoed door de zorgverzekeraars in Australië. Op basis van studies over de kosteneffectiviteit van cinacalcet en het geringe effect van cinacalcet op het verminderen van cardiovasculaire complicaties (EVOLVE-trial), werd in 2015 be-sloten dat cinacalcet niet meer vergoed zou worden. Wij herhaalden daarom het onder-zoek beschreven in hoofdstuk 10, waarbij we een derde vergelijkingsgroep toevoegden: de patiënten die geopereerd werden na 2015 (hoofdstuk 11). Het aantal patiënten dat voor chirurgie verwezen werd, nam duidelijk af na 2007 en steeg snel na de publicatie van de EVOLVE-trial. Ondanks cinacalcetgebruik zagen we ook een significante stijging van preoperatieve PTH-waarden. De huidige richtlijnen adviseren voor patiënten met eind-stadium nierfalen PTH-waarden binnen een bereik van 2 tot 9 keer de normaalwaarde te handhaven. Wij observeerden echter gemiddelde PTH-waarden van 19 tot meer dan 25 keer de normaalwaarde, wat een ernstige vorm van hyperparathyreoïdie impliceert. Wat deze sterk verhoogde PTH-waarden betekent op de lange termijn voor de patiënt met nierfalen of een niertransplantatie, is controversieel en dient nog nader te worden onderzocht.
Inhoofdstuk 12 uiten we onze zorgen over het behandelalgoritme van ESRD-gerelateerde HPT dat aan het veranderen is zonder wetenschappelijk bewijs. In de afgelopen jaren zijn vele studies gepubliceerd die het verminderende aantal bijschildklieroperaties rapporte-ren als een positieve uitkomst, wat impliceert dat zo lang mogelijk afzien van
parathyreo-14
idectomie een doel op zich is. Het is zeer de vraag is of een dergelijk niet patiënt-gerela-teerde uitkomstmaat gebruikt zou moeten worden, omdat het wel of niet doorverwijzen van deze patiëntengroep sterk afhankelijk is van de behandelend nefroloog. Bovendien blijkt parathyreoïdectomie, ondanks het feit dat het een invasieve procedure is, een veili-ge ingreep in deze kwetsbare patiëntengroep, zoals we aantonen in hoofdstuk 4 van dit proefschrift. Mogelijk dankzij de invloed van de farmaceutische industrie is parathyreo-idectomie bijna volledig verdwenen als optie in de behandeling van hyperparathyreoïdie gerelateerd aan eindstadium nierfalen.
Toekomstperspectieven
Met het toenemende aantal patiënten dat lijdt aan eindstadium nierfalen, zal het een uitdaging blijven om hyperparathyreoïdie te behandelen. Omdat de patiënt met nierfalen door voortschrijdende stadia van chronische nierziekte gaat, inclusief de mogelijkheid tot niertransplantatie, kunnen verschillende behandelmodaliteiten voor hyperparathyreoïdie geschikt zijn.
Op basis van de resultaten van dit proefschrift, dat zich richt op het verbeteren van pati-ent-specifieke besluitvorming, stellen wij een behandelalgoritme voor de hyperparathy-reoïdie, zowel voor dialysepatiënten als voor patiënten die een niertransplantatie hebben ondergaan. Dit behandelalgoritme is te vinden in hoofdstuk 13 (figuur 1). Zoals in de rest van het proefschrift, wordt de analogie met de metrokaart gemaakt.
In de afgelopen jaren is de gemiddelde wachttijd voor een niertransplantatie voor patiën-ten met nierfalen aanzienlijk afgenomen (gemiddeld 4.2 jaar in 2005 tot 2.6 jaar in 2016) en het aandeel preëmptieve transplantaties is in tien jaar tijd verdubbeld. Dialyseduur is een belangrijke bepalende factor voor de ernst van hyperparathyreoïdie na niertransplan-tatie. Voor patiënten die een niertransplantatie zullen ontvangen, zal hyperparathyreo-idie daarom een probleem worden van meer tijdelijke aard. Hiermee verandert het doel van de behandeling van hyperparathyreoïdie bij nierdialysepatiënten van directe genezing naar een overbruggingsstrategie (hoofdstuk 13, figuur 1, groene spoor). Voor deze patiën-ten zullen calcimimetica, inclusief de nieuwe geneesmiddelen etelcalcetide en evocalcet, een belangrijke tijdelijke rol gaan spelen. We adviseren parathyreoïdectomie in deze fase te reserveren voor dialysepatiënten met hardnekkige hyperparathyreoïdie die niet rea-geren op calcimimetica (grijze gestreepte spoor) en transplantatiepatiënten bij wie de hyperparathyreoïdie niet spontaan geneest (roze gestreepte spoor).
nier-transplantatie en een ernstige vorm van hyperparathyreoïdie ontwikkelen, is parathyreo-idectomie een veilige en effectieve en de beste mogelijkheid (blauwe spoor). De chirur-gische strategie zal mogelijk wel veranderen in de toekomst naar een minder agressieve benadering. Factoren zoals de ernst van de ziekte, operabiliteit, en comorbiditeit kunnen uiteraard ook de patiënt en de behandelend arts doen besluiten om conventionele thera-pie toe te passen in dit stadium (rode spoor).
Het gebruik van calcimimetica is op dit moment door de Amerikaanse FDA (Food & Drug Administration) en het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) alleen geregistreerd voor dialysepatiënten en niet voor patiënten die een niertransplantatie hebben onder-gaan. Het belang van een goed gereguleerde calciumfosfaat homeostase bij transplanta-tiepatiënten lieten we zien in hoofdstuk 3 en toekomstige onderzoeken moeten uitwijzen welke behandelstrategieën hiervoor optimaal zijn. Tot op heden geniet parathyreoïdec-tomie de voorkeur bij aanhoudende hyperparathyreoïdie na niertransplantatie (groep ge-streepte en roze gege-streepte spoor).
Conclusie
De complexiteit van hyperparathyreoïdie als gevolg van eindstadium nierfalen vereist een patiënt-specifieke en multidisciplinaire aanpak waarbij rekening gehouden moet worden met vele beïnvloedende factoren. Voortdurende samenwerking tussen nefrologen, endo-crien chirurgen en transplantatiechirurgen zal leiden tot een verbeterd en op de individu-ele patiënt afgestemd behandelalgoritme. Factoren als kwaliteit van leven, de voorkeur van de patiënt, transplantaatfunctie, risico op cardiovasculaire complicaties en overle-ving zouden het debat moeten drijven over de optimale behandeling van de individuele patiënt in plaats van biochemische waarden met onbekende klinische relevantie.
List of contributing authors
W. Alves Filho, Department of Surgery, Hospital das Clinicas HCFMUSP, University of Sao Paulo, de Sao Paulo, Sao Paulo, Brazil
N.M. Appelman-Dijkstra, Department of Endocrinology, Leiden University, Leiden Uni-versity Medical Center, Leiden, the Netherlands
S.S. Arap, Department of Surgery, Hospital das Clinicas HCFMUSP, University of Sao Pau-lo, de Sao PauPau-lo, Sao PauPau-lo, Brazil
S.J.L. Bakker, Department of Nephrology, University of Groningen, University Medical Center Groningen, Groningen, the Netherlands
S.P. Berger, Department of Nephrology, University of Groningen, University Medical Cen-ter Groningen, Groningen, the Netherlands
M.H. de Borst, Department of Nephrology, University of Groningen, University Medical Center Groningen, Groningen, the Netherlands
M.D.G. Brescia, Department of Surgery, Hospital das Clinicas HCFMUSP, University of Sao Paulo, de Sao Paulo, Sao Paulo, Brazil
R.O. Bueno, Department of Internal Medicine, Hospital das Clinicas HCFMUSP, Universi-ty of Sao Paulo, Sao Paulo, Brazil
M.R. Custodio, Department of Internal Medicine, Hospital das Clinicas HCFMUSP, Uni-versity of Sao Paulo, Sao Paulo, Brazil
L.H. Delbridge, Department of Endocrine Surgery, Royal North Shore Hospital, Universi-ty of Sydney, Sydney, New South Wales, Australia
R.R. Dulfer, Department of Surgery, Erasmus Medical Center, Erasmus University, Rot-terdam, the Netherlands
M. El Moumni, Department of Surgery, University Medical Center Groningen, Groningen University, Groningen, the Netherlands
14
A.F. Engelsman, Department of Surgery, University of Amsterdam, Academic Medical Center, Amsterdam, the Netherlands
P. von Forstner, Department of Surgery, University Medical Center Groningen, Gronin-gen University, GroninGronin-gen, the Netherlands
T.M. van Ginhoven, Department of Surgery, Erasmus Medical Center, Erasmus Universi-ty, Rotterdam, the Netherlands
P.T. Goldenstein, Department of Internal Medicine, Hospital das Clinicas HCFMUSP, Uni-versity of Sao Paulo, Sao Paulo, Brazil
A.W. Gomes Neto, Department of Nephrology, University of Groningen, University Med-ical Center Groningen, Groningen, the Netherlands
E. Hoorn, Department of Nephrology and Transplantation, Erasmus Medical Center, Rot-terdam, the Netherlands
A.N.A. van der Horst-Schrivers, Department of Endocrinology, University of Groningen, University Medical Center Groningen, Groningen, the Netherlands
V. Jorgetti, Department of Internal Medicine, Hospital das Clinicas HCFMUSP, University of Sao Paulo, Sao Paulo, Brazil
E.Y. Koh, Department of Surgery, University of Amsterdam, Academic Medical Center, Amsterdam, the Netherlands
S. Kruijff, Department of Surgery, University Medical Center Groningen, Groningen Uni-versity, Groningen, the Netherlands
L.M. Massoni Neto, Department of Surgery, Hospital das Clinicas HCFMUSP, University of Sao Paulo, de Sao Paulo, Sao Paulo, Brazil
A. Mather, Department of Renal Medicine, Royal North Shore Hospital, University of Sydney, Sydney, New South Wales, Australia
Medi-cal Center Groningen, Groningen, the Netherlands
F.L.M. Montenegro, Department of Surgery, Hospital das Clinicas HCFMUSP, University of Sao Paulo, de Sao Paulo, Sao Paulo, Brazil
R.M.A. Moyses, Department of Internal Medicine, Hospital das Clinicas HCFMUSP, Uni-versity of Sao Paulo, Sao Paulo, Brazil
C.P. Nascimento Jr, Department of Surgery, Hospital das Clinicas HCFMUSP, University of Sao Paulo, de Sao Paulo, Sao Paulo, Brazil
E.J.M. Nieveen van Dijkum, Department of Surgery, University of Amsterdam, Academic Medical Center, Amsterdam, the Netherlands
M.E. Noltes, Department of Surgery, University Medical Center Groningen, Groningen University, Groningen, the Netherlands
A. Özyilmaz, Department of Nephrology, University of Groningen, University Medical Center Groningen, Groningen, the Netherlands
J.Th.M.Plukker, Department of Surgery, University Medical Center Groningen, Groningen University, Groningen, the Netherlands
R.A. Pol, Department of Surgery, University Medical Center Groningen, Groningen Uni-versity, Groningen, the Netherlands
C. Pollock, Department of Renal Medicine, Royal North Shore Hospital, University of Sydney, Sydney, New South Wales, Australia
J.I. Rotmans, Department of Internal Medicine, Leiden University, Leiden University Med-ical Center, Leiden, the Netherlands
A. Schepers, Department of Surgery, Leiden University, Leiden University Medical Center, Leiden, the Netherlands
S.B. Sidhu, Department of Endocrine Surgery, Royal North Shore Hospital, University of Sydney, Sydney, New South Wales, Australia
14
M.S. Sywak, Department of Endocrine Surgery, Royal North Shore Hospital, University of Sydney, Sydney, New South Wales, Australia
M. Umakanthan, Department of Renal Medicine, Royal North Shore Hospital, Universi-ty of Sydney, Sydney, New South Wales, Australia
L. Vogt, Department of Nephrology, Amsterdam University Medical Centers, University of Amsterdam, Amsterdam, the Netherlands
M.R. Vriens, Department of Surgery, University Medical Center Utrecht, Utrecht Univer-sity, Utrecht, the Netherlands
D. Waugh, Department of Renal Medicine, Royal North Shore Hospital, University of Sydney, Sydney, New South Wales, Australia
List of publications
Publications in this thesis
Advances in diagnosis and management of secondary and tertiary hyperparathyroidism. W.Y. van der Plas, L. Vogt, S. Kruijff.
In: Treatment and Management of Endocrinopathies. Editor: Shifrin, Rutgers RWJ Medi-cal School, 2018
Secondary and tertiary hyperparathyroidism: a narrative review. W.Y. van der Plas, N.E. Noltes, T.M. van Ginhoven, S. Kruijff. Scand J Surg. 2019 Jul 31:145749691986601.
Association of time-updated plasma calcium and phosphate with graft and patient out-comes after kidney transplantation
W.Y. van der Plas, A.W. Gomes Neto, S.P. Berger, R.A. Pol, S. Kruijff, S.J.L. Bakker, M.H. de Borst.
In submission.
Safety and efficacy of subtotal or total parathyroidectomy for patients with secondary or tertiary hyperparathyroidism in four academic centers in the Netherlands.
W.Y. van der Plas, R.R. Dulfer, E.Y. Koh, L. Vogt, N.M. Appelman-Dijkstra, A. Schepers,J.I. Rotmans, R.A. Pol, T.M. van Ginhoven, E.J. Hoorn, E.J.M. Nieveen van Dijkum, A.F. Engels-man, M.H. de Borst, S. Kruijff; On behalf of the Dutch Hyperparathyroidism Study Group (DHSG)
Langenbecks Arch Surg. 2018 Dec;403(8):999-1005
Timing of parathyroidectomy does not influence renal function after kidney transplan-tation.
W.Y. van der Plas, M. El Moumni, P.J. von Forstner, E.Y. Koh, R.R. Dulfer, T.M. van Gin-hoven, J.I. Rotmans, N.M. Appelman-Dijkstra, A. Schepers, E.J. Hoorn, J.Th.M. Plukker, L. Vogt, A.F. Engelsman, E.J.M. Nieveen van Dijkum, S. Kruijff, R.A. Pol, M.H. de Borst; On behalf of the Dutch Hyperparathyroidism Study Group (DHSG)
World J Surg. 2019 Aug;43(8):1972-1980.
Quality of life after surgery in secondary hyperparathyroidism, comparing subtotal para-thyroidectomy with total parapara-thyroidectomy with immediate parathyroid autograft – a prospective randomized trial.
14
W.A. Filho, W.Y. van der Plas, M.D.G. Brescia, C.P. Nascimento Jr, P.T. Goldenstein, L.M.M. Neto, S.S. Arap, M.R. Custodio, R.O. Bueno, R.M.A. Moyses, V. Jorgetti, S.Kruijff, F.L.M. Montenegro.
Surgery. 2019 Feb;165(2):497.
Parathyroidectomy for patients with hyperparathyroidism in a changing landscape of end-stage renal disease management.
W.Y. van der Plas, S. Kruijff, S.B. Sidhu, L.H. Delbridge, M.S. Sywak, A.F. Engelsman. Surgery. 2020 Oct 12;S0039-6060(20)30546-8.
Effect of parathyroidectomy and cinacalcet on quality of life in patients with end-stage renal disease-related hyperparathyroidism – a systematic review.
W.Y. van der Plas, R.R. Dulfer, A.F. Engelsman, L. Vogt, M.H. de Borst, T.M. van Ginhoven, S. Kruijff; On behalf of the Dutch Hyperparathyroidism Study Group (DHSG).
Nephrol Dial Transplant. 2017 Nov 1;32(11):1902-1908.
Outcomes of parathyroidectomy versus calcimimetics for secondary hyperparathyroid-ism and kidney transplantation – a propensity matched analysis
E.Y. Koh, W.Y. van der Plas, R.R. Dulfer, R.A. Pol, S. Kruijff, J.I. Rotmans, N.M. Appelman-Dijkstra, A. Schepers, M.H. de Borst, E.J. Hoorn, T.M. van Ginhoven, E.J.M. Nieveen van Dijkum, L. Vogt, A.F. Engelsman;
On behalf of the Dutch Hyperparathyroidism Study Group (DHSG). Langenbecks Arch Surg. 2020 Sep;405(6):851-859.
Impact of the introduction of calcimimetics on Timing of parathyroidectomy in second-ary and tertisecond-ary hyperparathyroidism.
W.Y. van der Plas, A.F. Engelsman, A. Özyilmaz, A.N. van der Horst-Schrivers, K. Meijer, G.M. van Dam, R.A. Pol, M.H. de Borst, S. Kruijff.
Ann Surg Oncol. 2017 Jan;24(1):15-22.
Treatment strategy of end-stage renal disease related hyperparathyroidism before, during and after the era of calcimimetics.
W.Y. van der Plas, A.F. Engelsman, M. Umakanthan, A. Mather, S.B. Sidhu, L.W. Delbridge, C. Pollock, D. Waugh, M.S. Sywak, S. Kruijff.
Surgery. 2019 Jan;165(1):135-141.
Re-nal Disease-Can We Turn the Clock Backward?
W.Y. van der Plas*, S. Kruijff*, R.R. Dulfer, M.R. Vriens, T.M. van Ginhoven, A.F. Engelsman, L.W. Delbridge. Surgery. 2019 Feb;165(2):289-290.
Other publications
Perioperative SARS-CoV-2 infections increase mortality, pulmonary complications and thromboembolic events: a Dutch multicenter matched-cohort clinical study.
P.K.C. Jonker*, W.Y. van der Plas*, P.J. Steinkamp*, R. Poelstra, M. Emous, W. van der Meij, F. Thunnissen, W.F.W. Bierman, M.M.R.F. Struys, P.R. de Reuver, J.P.P.M. de Vries, S. Kruijff. Surgery. 2020 Sept ePub ahead of print
Mortality and Pulmonary Complications in Patients Undergoing Surgery With Periopera-tive SARS-CoV-2 Infection: An International Cohort Study.
COVIDSurg Collaborative.
Lancet. 2020 Jul 4;396(10243):27-38.
The increased need for palliative cancer care in Sub-Saharan Africa. W.Y. van der Plas, S. Benjamens, S. Kruijff.
Eur J Surg Oncol. 2020 Mar 27:S0748-7983(20)30371-1.
Surgeons’ ability to predict the extent of surgery prior to cytoreductive surgery with hy-perthermic intraperitoneal chemotherapy.
J.E.K.R. Hentzen, W.Y. van der Plas, L.B. Been, F.J.H. Hoogwater, R.J. van Ginkel, G.M. van Dam, P.H.J. Hemmer, S. Kruijff.
Ann Surg Oncol. 2020 Feb 12.
Effect of intraperitoneal chemotherapy concentration on morbidity and survival. F.M.K. Elekonawo, W.J. van Eden, W.Y. van der Plas, R.S.G. Ewalds, L.A.W. de Jong, A.J.A. Bremers, P.H.J. Hemmer, N.F.M. Kok, S. Kruijff, A.G.J. Aalbers, P.R. de Reuver.
BJS Open. 2020 Apr;4(2):293-300
Role of diagnostic laparoscopy in patients with suspicion of colorectal peritoneal metas-tases to evaluate suitability for cytoreductive surgery with hyperthermic intraperitoneal chemotherapy.
J.E.K.R. Hentzen, W.Y. van der Plas, R.D.N. Constansia, L.B. Been, F.J.H. Hoogwater, R.J. van Ginkel, G.M. van Dam, P.H.J. Hemmer, S. Kruijff.
14
Delta peritoneal cancer index (∆PCI): a new dynamic prognostic parameter for survival in patients with colorectal peritoneal metastases.
J.E.K.R. Hentzen, W.Y. van der Plas, H. Kuipers, S. Ramcharan, L.B. Been, F.J.H. Hoogwater, R.J. van Ginkel, G.M. van Dam, P.H.J. Hemmer, S. Kruijff.
Eur J Surg Oncol. 2019;S0748-7983(19)31449-0.
Cancer in low and middle income countries – the same disease with a different face. Y. Janssen, W.Y. van der Plas, S. Benjamens, S. Kruijff.
Eur J Surg Oncol. 2020;46(1):1–2.
Impact of synchronous versus metachronous onset of colorectal peritoneal metastases on survival outcomes after cytoreductive surgery (CRS) with hyperthermic intraperitone-al chemotherapy (HIPEC) –
a multicenter, retrospective, observational study.
J.E.K.R. Hentzen, K.P. Rovers, H. Kuipers, W.Y. van der Plas, L.B. Been, F.J.H. Hoogwater, R.J. van Ginkel, P.H.J. Hemmer, G.M. van Dam, I.H.J.T. de Hingh, S. Kruijff.
Ann Surg Oncol. 2019 Jul;26(7):2210-222.
Parathyroidectomy versus cinacalcet for tertiary hyperparathyroidism – a retrospective analysis.
R.R. Dulfer, E.Y. Koh EY, W.Y. van der Plas, A.F. Engelsman, E.J.M.van Dijkum, R.A. Pol, L. Vogt, M.H. de Borst, S. Kruijff, A. Schepers, N.M. Appelman-Dijkstra, J.I. Rotmans, D.A. Hesselink, C.H.J. van Eijck, E.J. Hoorn, T.M. van Ginhoven; On behalf of the Dutch Hyper-parathyroidism Study Group (DHSG).
Langenbecks Arch Surg. 2019 Feb;404(1):71-79
Molecular fluorescence-guided surgery of peritoneal carcinomatosis of colorectal origin: A narrative review.
J.E.K.R. Hentzen, S.J. de Jongh, P.H.J. Hemmer, W.Y. van der Plas, G.M. van Dam, S. Kruijff. J Surg Oncol. 2018 Aug;118(2):332-343
De diagnostiek en behandeling van primaire hyperparathyreoïdie.
W.Y. van der Plas, M.E. Noltes, A.W.M.A. Schaeffers, A.H. Brouwers, A.N.A. van der Horst-Schrivers, S. Kruijff.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2017;161:D1870
Acknowledgements - Dankwoord
Vanaf het moment dat ik door de Junior Scientific Masterclass werd aangenomen voor het MD/PhD programma, heb ik mijn promotietraject ervaren als een hele mooie reis. De bestemming was duidelijk: het behalen van mijn PhD. Toch stond de reis ernaartoe altijd op nummer één. De route bleek vaak anders te zijn dan vooraf gedacht, soms liep een pad dood en heel af en toe stond ik met pech langs de weg. Dankzij velen heb ik nu niet alleen mijn hoofdbestemming gehaald via vele landweggetjes (in plaats van de snelle autorou-te), maar misschien nog wel belangrijker: vele andere doelen bereikt. Dat ik tijdens deze reis twee en half jaar coschappen heb gelopen, waarvan drie maanden in Malawi, een half jaar in Sydney heb mogen wonen om daar onderzoek te doen, meerdere symposia heb georganiseerd én dit boekwerk van inhoud heb kunnen voorzien, was mij dan ook nooit alleen gelukt. Daarom wil ik een aantal mensen heel graag bedanken.
Geachte prof. dr. G.M. van Dam, beste Go, ik weet nog goed dat ik voor de eerste keer bij jou langs ging omdat ik van plan was voor mijn wetenschappelijke stage naar Sydney te gaan en ik een facultaire begeleider in Groningen nodig had. Jouw advies luidde: begin je wetenschappelijke carrière hier, zodat je later met een rugzak vol kennis en ideeën naar het buitenland kan gaan, om vervolgens ook echte resultaten terug naar Nederland te brengen. Dat ik blind jouw advies opvolgde zegt misschien iets over mijn naïviteit toen-dertijd, maar zegt vooral veel over jouw ervarenheid en manier van begeleiden. Little did I
know dat ik twee jaar later alsnog in het vliegtuig stapte om nog meer kennis en ervaring
op te doen in Sydney! Dat advies leverde een onvergetelijke ervaring en twee hoofdstuk-ken van dit proefschrift op. Dat je me koppelde aan Schelto Kruijff bleek sowieso een gouden zet en daarvoor ben ik je erg dankbaar. Ik heb altijd ontzettend veel respect ge-had voor jouw verfijnde blik op het wetenschappelijk onderzoek en het daarbij horende politieke spel. Ondanks dat wij tijdens mijn promotietraject niet veel een-op-een contact hebben gehad, weet ik dat je altijd op de achtergrond zeer betrokken bent geweest en via Schelto altijd op de hoogte was van mijn activiteiten. Go, bedankt voor je eindeloze steun, positieve woorden en intelligente inzichten!
Geachte prof. dr. M.H. de Borst, beste Martin, eerlijk gezegd had ik nooit verwacht dat een van mijn promotoren een nefroloog zou zijn, maar wat ben ik er trots op! Dankzij jou heeft dit proefschrift een multidisciplinair karkater van formaat gekregen. Vanaf het eerste moment ben je altijd erg betrokken geweest en ik heb veel geleerd van je kritische blik. Het speelveld tussen de chirurgie (Schelto), de nefrologie (jij) en ik daartussenin was af en toe een uitdagende wedstrijd, maar bovenal een hele leerzame ervaring. De laatste
14
spreekwoordelijke loodjes van hoofdstuk 3 van dit proefschrift, onze studie naar de im-pact van calcium en fosfaat op de uitkomsten van transplantatiepatiënten, en daarmee ook het laatste te publiceren artikel van dit proefschrift, brachten we samen tot een goed einde. Martin, dank voor je vertrouwen en nefrologische bijdrage aan dit proefschrift.
Dr. S. Kruijff, beste Schelto, het is een grote uitdaging om mijn dank aan jou in woorden uit te drukken. Ik weet nog goed dat je me, nadat we elkaar één of twee keer hadden gesproken, vroeg mee te gaan naar Amsterdam waar Anton bezig was met rattenexperi-menten om de potentie van cinacalcet als fluorescente tracer voor de bijschildklieren te onderzoeken. De wereld van het onderzoek ging voor me open. Dat ik bijna zes jaar later zou promoveren bij jou had ik me nooit kunnen voorstellen. Jouw supervisie strategie werd me al snel duidelijk: als een spiegel kreeg ik mijn enthousiasme en gedrevenheid met een factor 2 van jou terug. Binnen 6 maanden stond mijn eerste artikel op papier en zaten we in het vliegtuig naar Baltimore (Verenigde Staten) voor mijn eerste congresbezoek. In de afgelopen jaren zijn we samen onder andere in Amerika geweest, bezocht je met het hele gezin Australië toen ik daar ook was en werkten we samen in het Nkhoma Mis-sion Hospital in Malawi. Ik hielp jou met de poli op vrijdag en maakte tientallen figuren voor beursaanvragen, jij hielp mij met aanbevelingsbrieven en persoonlijke ontwikkeling. Dankzij jou ben ik niet alleen de wetenschappelijk onderzoekster geworden die ik nu ben, maar ook een betere toekomstige dokter. Jouw onuitputtelijke wil om eigenlijk alles net even anders te doen, heeft mij geleerd meer out of the box te denken. Schelto, ik wil je enorm bedanken voor je onvermoeibare inzet mij uit te dagen, ik moest niets, maar mocht alles. Behalve dan die ene ochtend van mijn AAES praatje dat ik per se na iets te weinig uurtjes slaap en iets te veel glazen bier mee moest hardlopen (naar je eigen zeg-gen het enige wat je me ooit hebt verplicht tijdens mijn promotietraject). Nu ik niet meer om de hoek woon moet ik de gastvrijheid van jou, Annelies, Otto, Alexa, Eelco en Gloria helaas missen. Toch spreken we elkaar gelukkig nog regelmatig over vervolgonderzoe-ken, maar ook gewoon om even bij te kletsen. Ik hoop dat ik jou als mentor, maar ook als vriend altijd in mijn omgeving zal houden!
Dr. A.F. Engelsman, beste Anton, met open armen heb je me in 2017 in Australië ontvan-gen. In de jaren daarvoor hadden we via de DHSG, de ELEPHANT onderzoeksprojecten en de opzet voor de RHINO trial natuurlijk al veelvuldig contact, maar echt goed leerden we elkaar kennen in Sydney. Je maakte van mijn start in het Royal Northshore Hospital zeker een gemakkelijk begin en mede dankzij jou staan er twee Australische hoofdstuk-ken in dit proefschrift. Je enthousiasme en benaderbaarheid zijn bewonderingswaardige eigenschappen. Ik heb altijd met plezier met je samengewerkt. Ik heb genoten van het
vele mee-opereren in Sydney, maar ook van de cricketwedstrijden en kreeft eten met prof. Sidhu. Bedankt dat je mijn copromotor wilde zijn en als klap op de vuurpijl mijn semi-arts stage op de chirurgie in het AMC hebt weten te regelen!
Hooggeleerde leden van de leescommissie, prof. dr. G.J. Navis, prof. dr. M.G. Vervloet en prof. dr. M.R. Vriens, hartelijk dank voor het kritisch lezen en beoordelen van dit proef-schrift.
Daarnaast wil ik ook graag alle coauteurs van mijn wetenschappelijke publicaties van harte bedanken voor de geleverde inspanningen en bijdragen. Zonder jullie was dit proef-schrift niet tot stand gekomen. In het bijzonder wil ik de volgende coauteurs bedanken: Dr. R.A. Pol, beste Robert, bedankt dat je mij, naast Stan, ook even onder je hoede hebt genomen. Ik heb met veel plezier met je samengewerkt aan de timing studie. De Groning-se vier mijl met de afsluitende barbecue in Huize Pol zal ik ook niet snel vergeten! Dr. T.M. van Ginhoven, beste Tessa, ik heb altijd veel bewondering gehad voor jouw aan-stekelijke enthousiasme en nauwkeurigheid, eigenschappen die ik ook nastreef. Ik wil je bedanken voor je grote bijdrage aan een aanzienlijk deel van dit proefschrift.
Dr. R.R. Dulfer, beste Roderick, toen we elkaar leerden kennen was jij al een ervaren on-derzoeker, waardoor ik veel van je heb kunnen leren. Het schrijven van onze systema-tische review was zonder jou zeker niet zo snel gegaan. Ondertussen ben jij al lang en breed gepromoveerd en in opleiding tot chirurg, een weg die ik hopelijk ook mag gaan bewandelen.
Dr. L. Vogt, beste Liffert, als nefroloog in het DHSG bestuur heb je een belangrijke rol ge-speeld in de oprichting en voortbestaan van deze werkgroep. Dank voor de kritische noot die je toevoegde aan onze onderzoeksvoorstellen en het boekhoofdstuk dat we samen met Schelto geschreven hebben!
Beste Ezra, inmiddels al een tijdje niet meer betrokken bij de DHSG maar wel nog recent de ELEPHANT-II gepubliceerd gekregen! Veel dank voor je samenwerking en het schrijven van dit mooie artikel. Veel succes met je carrière in Amerika!
Beste António, dank voor al je statistische R hulp bij de calcium-fosfaat studie!
Geachte overige leden van de Dutch Hyperparathyroidism Study Group (DHSG), dank voor jullie inzet, dataverzameling en wetenschappelijke input voor de ELEPHANT studies! Beste Milou, jij onderzoekt de primaire, ik de secundaire en tertiaire hyperparathyreoïdie, samen de bijschildklieronderzoeksters van Schelto. Dank voor je hulp toen ik de uitstap naar de primaire hyperparathyreoïdie probeerde te maken voor het NTvG, samen publi-ceerden we een prachtig Stand van Zaken artikel!
14
Dear prof. dr. M.S. Sywak, prof. dr. S.B. Sidhu, and prof. dr. L.W. Delbrigde, dear Mark, Stan, and Leigh, many thanks for your warm welcome to me in Sydney. I learned a lot from your expertise, Australian practice, and operative skills! I am very proud to have two research papers with data from your Endocrine Unit of the Royal North Shore Hospital in my thesis!
Dear dr. F. Montenegro, thank you for including us in your study of different PTx strate-gies on quality of life in patients with end-stage renal disease. Your visit to Groningen was very memorable and I hope to visit your clinic in Sao Paulo one day!
Ik wil ook graag alle stafleden van de afdeling oncologische chirurgie van het UMCG bedanken voor de gastvrije en fijne werkomgeving!
Lieve Bobby en Martijn, dankzij jullie waren de lange dagen en soms ook avonden in het triadegebouw altijd weer een feestje. Letterlijk, want de slingers en ballonnen in onze gang zijn pas bij de sloop van het gebouw gesneuveld. Jullie zorgden voor de nodige af-leiding, door het maken van onze borrelposters of net iets te lang durende pauzes. Dit feestje hebben we voortgezet in Zwolle. Mede dankzij jullie denk ik met veel plezier terug aan onze coschappen in de Isala Klinieken!
Lieve Wiesje en Tamar, ook jullie hebben bijgedragen aan mijn fantastische onderzoeks-tijd in Groningen. Jullie waren een constante gezellige factor voor mij in Groningen, met de nadruk op constant, maar niet vanzelfsprekend, want elke dag werd opnieuw bespro-ken of we weer om 12.15 uur zouden gaan lunchen. De focus lag soms sowieso meer op eten dan op onderzoeken, van dinertjes thuis tot aan eten in de Nok in het nieuwe Forum.
Beste Petra, als secretaresse van de chirurgische oncologie van het UMCG heb je mij op vele manieren keer op keer weten te helpen. Van het zoeken naar een plekje in de agenda van Schelto, het formaliseren van brieven en printen van stickers tot je oprechte interesse en gezelligheid als ik voor de zoveelste keer bij je langs kwam! Je betrokkenheid bij de Summer School Oncology bewijst dat jij uniek bent in jouw rol en dat bewonder ik zeer!
Beste Judith, ik wil je bedanken voor onze fijne samenwerking in het HIPEC onderzoek. Ik heb het altijd heel erg gewaardeerd hoe je mij hebt betrokken bij jouw promotieonder-zoek. Als een speer heb je je promotieonderzoek weten af te ronden en ben je begonnen aan de opleiding chirurgie, waarvoor veel respect!
Beste Pascal en Pieter, ons uit de hand gelopen ‘spoedproject’ over de invloed van CO-VID-19 op de uitkomsten van chirurgie heb ik als een feest ervaren. Ondanks dat we el-kaar natuurlijk al langer kenden, hadden we nog nooit direct samen gewerkt. Ik heb veel geleerd van jullie frisse invloed en rijke ervaring en ik ben heel trots op ons harde werken in de gekke omstandigheden van de coronacrisis. De meldtelefoon stond letterlijk en fi-guurlijk roodgloeiend om de coördinatie met 27 participerende centra in goede banen te leiden en het resultaat mag er zeker zijn!
Beste collega’s van de afdeling chirurgie van het AMC, dankzij jullie heb ik ontzettend veel geleerd tijdens mijn semi-arts stage en ben ik nu echt klaar om dokter te worden!
Met veel trots noem ik mijn paranimfen, Stan Benjamens en Charlotte Vollenbrock. Stan, als stakkers zonder werkplek op de chirurgie in het UMCG, brachten wij de maanden van onze wetenschappelijke stage gelijktijdig door in de CMB. Door dit gezamenlijk leed, interesse in de chirurgie en studiefase werden we al snel studiematen, wat later mocht uitgroeien tot goede vrienden. Coschappen in het UMCG, het eerste onderzoeksjaar in het triadegebouw, coschappen in Zwolle, en daarna weer onderzoek in het nieuwe Zus-terhuis, we deden het allemaal samen. Als klap op de vuurpijl vertrokken we ook samen voor 3 maanden naar Malawi, voor ons tropencoschap, afgesloten door een prachtige reis door Tanzania, een onvergetelijke ervaring die ik met niemand anders had willen delen. Stan, ik waardeer je nuchterheid en harde werken. Je betrouwbaarheid, betrokkenheid en avontuurlijke instelling maken jou voor mij een unieke vriend.
Lieve Charlotte, dat wij (samen met Anouk) de geneeskunde studenten binnen onze jaarclub waren, bracht ons direct dicht bij elkaar. De colleges op de vroege ochtend na een late avond op de kroeg waren niet altijd even gezellig, maar samen doorstonden we alles. Zelfs de laatste nacht van ons snoepreisje naar Rome voor het behalen van onze bachelor… Dat jij ook een MD/PhD ging doen, betekende dat we gelijktijdig coschappen in Zwolle liepen en dus samen woonden op de Helene Swarthstraat. Op de terugweg van een congres in Amerika maakte ik een lange tussenstop in Toronto waar jij toen onder-zoek deed. Vijf dagen mocht ik meegenieten van jouw Canadese levensstijl, die voorna-melijk uit lekker eten bestond! Het samenwonen op de Troelstralaan was helaas door de coronacrisis van korte duur en scheidde onze wegen in letterlijke maar niet in figuurlijke zin. Momenteel zit jij in Rotterdam en ik in Amsterdam, maar hopelijk halen we samen ons doktersdiploma in februari op in Groningen!
Lief ONKOS team, wat hebben we een mooi jaar gehad met elkaar als eerste lichting. Wat ben ik trots op de Surgeon Day, dat dit jaar haar lustrum zal vieren!
14
Lieve meisjes van Huize Vijf over Elf, jullie boden mij een nieuw thuis in het verre Gronin-gen, toen ik als 17-jarige het vertrouwde Haarlem verliet. Vier jaar lang heb ik met jullie gefeest, gelachen, gestudeerd en mij bovenal meer dan thuis gevoeld op de Nieuwe Kijk in ’t Jat op nummer 102. Dank jullie wel voor de zeer waardevolle tijd op 5 over 11.
Mijn lieve jaarclub Bueno, ook jullie hebben bijgedragen voor een onvergetelijke studen-tentijd in Groningen met als hoogtepunt onze lustrumreis naar Kenia. Als een van de laatste mocht ik ook naar de hoofdstad verhuizen waar het merendeel van jullie zich al gevestigd had, heerlijk om mijn Groningse vriendinnen ook hier in de buurt te hebben!
Mijn lieve vriendinnen uit Haarlem, de Royals, ook jullie verdienen een plekje in dit dank-woord. Want jullie waren als een van de eerste bij mijn droom en plannen om dokter te worden. Bijzonder hoe we contact hebben gehouden na onze middelbare schooltijd en nu we allemaal in Amsterdam wonen, nog altijd zo hecht zijn.
Lieve Marlene, Michiel en mama, dank jullie wel dat ik het prachtige gedicht van oma in dit boekje heb mogen zetten.
Lieve Jeroen, ik ben trots op hoe wij als broer en zus uitgegroeid zijn van ruziënde pubers naar vrienden die samen een maand door Australië reizen. Dankjewel dat je mijn grote broer bent die altijd voor me klaar staat!
Lieve ouders, dank voor jullie onvoorwaardelijke liefde en vertrouwen.
Mam, door jou liep ik al als een klein meisje door de lange gangen van het ziekenhuis en besloot ik ook in de zorg te willen werken. Jouw luisterend oor, adviezen en steun hebben me vaak geholpen, daar ben ik je heel dankbaar voor!
Lieve papa, dankjewel dat je me altijd hebt gestimuleerd het beste uit mezelf te halen, dit proefschrift is daar een mooi resultaat van. Bedankt voor je goede adviezen, jij hebt echt altijd overal een antwoord op!
Lieve Leon, ik ben heel trots dat ik met jou mijn dankwoord mag afsluiten. Van mijn vader mocht ik jou (lees: mijn grote liefde) pas in mijn laatste studiejaar ontmoeten, anders zou het te veel afleiden. Dat is zo ongeveer gelukt, nog net geen twee jaar geleden kwam jij in mijn leven. Dag in dag uit steun je me oprecht in alles wat ik doe en weet jij op je rationele manier problemen aan te vliegen. Van rondtrekken door Malawi tot een rustig avondje op de bank in ons mooie huis in Amsterdam, bij jou voel ik me altijd thuis.
14
Curriculum Vitae
Willemijn Ytje van der Plas werd op 3 september 1994 geboren te Haarlem. In 2012 be-haalde zij haar gymnasiumdiploma aan het Stedelijk Gymnasium Haarlem, waarna ze begon met de studie geneeskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Tijdens haar bachelor deed Willemijn een JSM pilot project naar de genetische expressie van cMET in borstkanker bij mannen. Onder leiding van prof. dr. G.M. van Dam en dr. S. Kruijff legde Willemijn in 2015 de basis van het MD/PhD traject met haar wetenschappe-lijke stage waarbij ze de impact van de introductie van cinacalcet op de behandeling van hyperparathyreoïdie gerelateerd aan eindstadium nierfalen onderzocht (Hoofdstuk 10 van dit proefschrift). Nadat ze in 2016 werd toegelaten voor het JSM MD/PhD program-ma startte Willemijn haar coschappen in het Universitair Medisch Centrum Groningen en organiseerde als voorzitter van het ONKOS team de eerste editie van de Surgeon Day, een inmiddels jaarlijks symposium voor (technische) geneeskunde studenten met interesse in de chirurgie. In 2017 vertrok Willemijn voor een half jaar naar Sydney, Australië om een deel van haar promotieonderzoek te doen onder leiding van prof. dr. M.S. Sywak en dr. A.F. Engelsman (Hoofdstuk 7 en 11 van dit proefschrift). Met haar broer Jeroen ontdekte zij de oostkust van Australië en ze sloot ze deze reis af in Indonesië. Nadien vervolgde zij haar coschappen in de Isala Klinieken te Zwolle. Haar coschappen tropengeneeskunde en sociale geneeskunde deed zij in het Nkhoma Mission Hospital in Malawi, afgesloten door een onvergetelijke reis door Tanzania waar zij de Kilimanjaro beklom. Tijdens haar laatste onderzoeksjaar richtte zij zich in 2020 naast haar promotieonderzoek ook op onderzoek naar de impact van SARS-CoV-2 (COVID-19) op chirurgische mortaliteit en morbiditeit.
Tijdens haar promotieonderzoek kreeg Willemijn de kans om op vele (internationale) congressen haar onderzoek te presenteren en won zij in 2018 de prijs voor ‘best abstract’ met haar presentatie op het jaarlijkse transplantatiecongres van de Nederlandse Trans-plantatie Vereniging. Daarnaast ontving zij onder andere de ‘Kolff Student onderzoeker’ en de ‘Kolff PhD stage buitenland’ beurzen van de Nierstichting. Willemijn was nauw betrokken bij de oprichting van de Dutch Hyperparathyroidism Study Group (DHSG), een Nederlandse multidisciplinaire werkgroep gericht op bijschildklier-gerelateerde ziekten. In 2018 had zij de leiding over de organisatie van het eerste DHSG symposium.
Momenteel is Willemijn bezig met haar semi-arts stage op de afdeling chirurgie van het Amsterdam UMC, locatie AMC. In februari 2021 zal zij naast promoveren haar master ge-neeskunde afronden. Willemijn hoopt hierna als arts-assistent chirurgie te gaan werken.