• No results found

Inventaris van natura 2000 habitatten en soorten in de Grensmaas in 2004

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Inventaris van natura 2000 habitatten en soorten in de Grensmaas in 2004"

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

ADVIES VAN HET INSTITUUT VOOR NATUURBEHOUD A.2004.132

Inventaris van natura-2000 habitatten en soorten in de Grensmaas in 2004

Nummer : IN.A.2004.132

Datum : 15 – september – 2004

Auteurs: Geert Sterckx & Kris Van Looy Vragen naar : Geert Sterckx

Geadresseerde : de Heer Cardoen Administratie : Aminal

Afdeling : Natuur Aantal bladzijden : 26

(2)

Inventaris van natura-2000 habitatten en soorten in de Grensmaas

in 2004.

Beleidsmatige situering

Het Habitatrichtlijngebied BE2200037, Uiterwaarden langs de Limburgse Maas met Vijverbroek ligt in België, in het Vlaams gewest in de provincie Limburg op het grondgebied van de gemeenten Kinrooi, Maaseik, Dilsen-Stokkem, Maasmechelen en Lanaken. Figuur 1 geeft een situering van dit Habitatrichtlijngebied en van de aangrenzende

habitatrichtlijngebieden. Het habitatrichtlijngebied van de Uiterwaarden van de Limburgse Maas bestaat uit 13 deelgebieden met een gezamenlijke oppervlakte van 645 ha. De volgende Bijlage I- habitatten en Bijlage II-soorten van de Habitatrichtlijn golden als criteria voor de aanduiding als Speciale Beschermingszone:

Habitats

6510 Laaggelegen, schraal hooiland (Alopecurus pratensis, Sanguisorba officinalis)

7140 Overgangs- en trilveen

91E0 (+) Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae)

91F0 Gemengde eiken-iepenbossen langs de oevers van grote rivieren

Zoogdieren

1355 Lutra lutra Otter

Vissen

1099 Lampetra fluviatilis Rivierprik 1134 Rhodeus sericeus amarus Bittervoorn

1149 Cobitis taenia Kleine modderkruiper

Amfibieën en reptielen

(3)
(4)

Actuele toestand van Natura2000-habitatten en soorten

Oppervlakte en verspreiding van Bijlage I-Habitatten

Een rechtstreekse kartering van Natura-2000 habitatten is niet beschikbaar. In het kader van het Grensmaasproject wordt een 4-jaarlijkse ecotoopkartering uitgevoerd in het winterbed. Voor deze kartering werd een gebiedspecifieke vegetatietypologie opgesteld: het ecotopenstelsel van de Grensmaas (6). Dit ecotopenstelsel geeft een indeling van de ecotopen in het winterbed van de Grensmaas, gebaseerd op een vegetatieonderzoek, gecombineerd met een onderzoek naar de procesdynamiek en referentiesystemen. Met behulp van de kenmerkende soorten en vegetatietypen, werd een vertaalsleutel van Grensmaasecotopen naar de overeenkomstige Bijlage-I-habitattypes gemaakt (5). Dit resulteert in een omzettingstabel (Tabel 1) en een kaart met Natura2000-habitatten.

Met behulp van deze omzettingstabel werd de oppervlakte van Bijlage-I habitatten in het winterbed van de Grensmaas berekend met behulp van GIS. Tabel 2 geeft een overzicht van de oppervlakte aan Natura2000-habitatten in het winterbed van de Grensmaas. Met behulp van GIS werd een overlay uitgevoerd van de actuele habitatten binnen de perimeter van het Habitatrichtlijngebied van de Uiterwaarden van de Limburgse Maas. Deze oppervlakten worden in eveneens in de tabel opgenomen.

(5)

Tabel 1. Verband tussen Grensmaasecotopenstelsel en overeenkomstige Natura2000-habitatten

Ecochore

Standplaats-karakterisatie

ecotoop Overeenkomstige

vegetatie-eenheid

Kensoorten Overeenkomstig habitat Opmerkingen

Stroombed E1. Diepe bedding -

E2. Ondiepe bedding Rivierfonteinkruid-associatie

Rivierfonteinkruid (Potamogeton nodosus), Vlottende waterranonkel (Ranunculus fluitans), Doorgroeid fonteinkruid (Potamogeton perfoliatus)

Kenmerkende soorten van habitat 3260 komen voor in de Maas maar de vegetaties zijn weinig ontwikkeld omwille van dynamiek, die de vegetatieontwikkeling regelmatig terugzet. Grindige oever E3. Grindbank Riviertandzaadverbond Veerdelig tandzaad (Bidens tripartita), Zwart tandzaad (B. frondosa),

Korrelganzevoet (Chenopodium polyspermum), Rode ganzevoet (C. rubrum), Akkerkers (Ruppia sylvestris), Uitstaande melde (Atriplex patula), Kleine leeuwenbek (Chaenorrhinum minus)

3270 Rivieren met slikoevers met vegetaties behorend tot het Chenopodietum rubri p.p. en Bidention p.p.

29Aa Bidention tripartitae

Dit habitat komt algemeen voor in de Grensmaas. In het Grensmaasproject streeft men echter naar natuurlijke oevers met weinig slibafzettingen, zodat een drogere variant van dit habitat hier doeltype is, met kensoorten als Riempjes). Efemere

milieus

Afslagoever E4. Steilwand Bilzekruid-consociatie Overtopping A1 Hoge grindbank Wit vetkruid-associatie

(Alysso-sedion albi)

Wit vetkruid (Sedum album), Muurpeper (S. acre), Plat beemdgras (Poa compressa), Kandelaartje (Saxifraga tridactylites), Vroegeling (Erophila verna ), Voorjaarsganzerik (Potentilla neumannia), Kleine hoornbloem (Cerastium pumilum), Smalle raai (Galeopsis angustifolia), Spiesleeuwebek(Kickxia elatine), Eironde leeuwebek (K. spuria), Veldkruidkers (Lepidium campestre), Mottenkruid (Verbascum blattaria), Akkerdoornzaad(Torilis arvensis), Dubbelkelk (Picris echioides)

6110 Kalkminnende pioniervegetatie van stenige bodems

A2. Hoge zandrug Zacht vetkruid-associatie (Sedo-Thymetum pulegioides en Medicagini-avenetum)

Pionierstadium naar Festuco-brometalia

Tripmadam (Sedum reflexum), Sikkelklaver (Medicago falcata), Echte kruisdistel (Eryngium campestris), Zachte haver (Avenula pubescens), Voorjaarszegge (Carex caryophyllea), Veldsalie (Salvia pratensis), Zacht vetkruid (Sedum sexangulare) en Grote tijm (Thymus pulegioides)

6120 Kalkminnend grasland op dorre zandbodem

A3. Hoog kleidek Rietzwenkgras-associatie A4. Hoofwatergeul Naaldwaterbies-associatie Accidentele

milieus

A5. rivierduin Buntgras-associatie

Zandbank-eiland

F1 zandplaat Engelse-Alant-consociatie F2 lage zandrug Kweekgras-consortium

F3. Zachthoutstruweel Bittere wilg-consortium Bittere wilg (Salix purpurea), Zwarte populier (Populus nigra) 91E0 Alluviale bossen Steile

rivieroever

F4. lage oever Rietgras-consortium Fluctuerende

milieus

F5. Hoge oever Warkruid-verbond Bitterzoet (Solanum dulcamara), Haagwinde (Calystegia sepium), Goudgele honingklaver (Melilotus altissimus), Dauwbraam (Rubus caesius), Grote brandnetel (Urtica dioica), Groot Warkruid (Cuscuta

m6430: mogelijk habitat 6430 Voedselrijke zoomvormende ruigten:

(6)

europaea), Zeepkruid (Saponaria officinalis), Veenwortel (Polygonum amphibium), Heermoes (Equisetum arvense)

aanmerking als habitat. F6 Stenen oever Aardpeer-consortium

Lage weerd F7. Overstromingsgrasland Zilverschoonverbond Zilverschoon (Potentilla anserina), Aardbeiklaver (Trifolium fragiferum), Polei (Mentha pulegium), Krulzuring (Rumex crispus), Klein vlooienkruid (Pulicaria vulgaris), Ruige zegge (Carex hirta), Biezeknoppen (Juncus conglomeratus), Engelse alant

m6510 : mogelijk habitat 6510 Alleen graslanden met zeldzame soorten zoals Engelse alant, Klein Vlooienkruid of Polei worden beschouwd als natte variant van habitat 6510 F8. Zachthoutbos Schietwilg-associatie met

Alno-padionfragmenten

Schietwilg (Salix alba), Gewone Es (Fraxinus excelsior), Groot Springzaad (Impatiens noli-tangere), Springzaad-veldkers (Cardamine impatiens), Hondstarwegras (Elymus caninus), Groot glaskruid (Parietaria officinalis), Grote brandnetel (Urtica dioica), Gewone hennepnetel (Galeopsis tetrahit), Wolfspoot (Lycopus europaeus), Valse voszegge (Carex cuprina), Knopig helmkruid (Scrophularia nodosa) en Bittere veldkers (C. amara)

91E0 Alluviale bossen - type Salicion albae

F9. Dynamisch grasland Fioringras-consociatie Dynamische

strang

F10 strang Sterrekroos-verbond F11 slibbige oever Watertorkruid-verbond F12 lemige oever Riviertandzaadverbond

Schietwilg-associatie

Zwart (Bidens frondosa), knikkend tandzaad (Bidens cernua), Rode ganzevoet (Chenopodium rubrum), Zeegroene ganzevoet (C.glaucum)=>habitat 3270

Schietwilg (Salix alba) =>habitat 91EO

3270/91E0: Rivieren met slikoevers, mogelijk in complex met 91E0 Alluviale bossen - type Salicion albae F13 zand-grindoever Waterereprijs-verbond

Beekmonding C1 beekmonding Sterrekroos-verbond Beekloop C2 beek Pijlkruid-associatie geïsoleerde

plas

C3 geïsoleerde plas Gl Glaskruid-associatie C4. geïsoleerde plas-oever

Vlotgras-egelskopsverbond C5. moerasruigte Riet-verbond

Moeras-kwelzone

C6. kwelmoeras Waterscheerling-associatie Waterscheerling (Cicuta virosa), Hoge cyperzegge (Carex pseudocyperus), Pinksterbloem (Cardamine amara), Grote boterbloem (Ranunculus lingua), Moerasvaren (Thelypteris palustris)

7140 overgangs- en trilveen C7. broekbos Elzenbroekbos Elzenzegge (Carex elongata), Zompzegge (C. canescens), Stijve

zegge (C. elata) en Ijle zegge (C. remota)

91E0 Alluviale bossen - type Elzenbroekbos

Zoom C8. zoom Kleefkruid-verbond

Stinkende-ballote-associatie

Ridderzuring (Rumex obtusifolius), Heggedoornzaad (Torilis japonica), Hondsdraf (Glechoma hederacea), Heggewikke (Vicia sepium), Robertskruid (Geranium robertianum)

Viltig kruiskruid (Senecio erucifolius), Brandpastinaak (Pastinaca sativa ssp L.), Poelruit (Thalictrum flavum), Heksenmelk (Euphorbia esula esula)

m6430: mogelijk voedselrijke zoomvormende ruigten

Soortenrijke ruigten met Hemelsleutel (Sedum telephium), Kruidvlier (Sambucus ebulus) of Gewone agrimonie (Agrimonia eupatoria) komen in aanmerking als habitat

C9. mantel Bramen-verbond

Contact-milieus

Sediment C10. sedimentovergang Wegdistel-verbond

Met opmaak: Frans

(standaard)

Met opmaak: Frans

(7)

Hoge weerd L1 stroomdalgrasland Glanshaververbond Grote Bevernel (Pimpinella major), Goudhaver (Trisetum flavescens), Wilde peen (Daucus carota), Glad walstro (Galium mollugo), Groot Streepzaad (Crepis biennis), Beemdkroon (Knautia arvensis), Karwijvarkenskervel (Peucedanum carvifolia), Gulden sleutelbloem (Primula veris), Veldsalie (Salvia pratensis)

6510 laaggelegen schraal hooiland

Binnen de Grensmaas zijn Harige ratelaar (Rhinanthus alectorolophus), Engelse alant (Inula brittanica) en Karwijvarkenskervel (Peucedanum carvifolia) bijzondere aandachtssoorten L2. Hardhoutstruweel Sleedoorn-orde L3. Hardhoutbos Essen-iepenverbond (Querceto-Ulmetum)

Gewone es (Fraxinus excelsior), Zomereik (Quercus robur), Eénstijlige meidoorn (Crataegus monogyna), Wegedoorn (Rhamnus cathartica), Vingerhelmbloem (Corydalis solida), Springzaadveldkers (Cardamine impatiens) en Bloedzuring (Rumex sanguineus)

91F0 Gemengde eiken-iepen-essenbossen langs de oevers van grote rivieren Talud L4. Droog

stroomdalgrasland

Zachte haver-associatie Sikkelklaver (Medicago falcata), Veldsalie (Salvia pratensis), Echte kruisdistel (Eryngium campestre), Gestreepte klaver (Trifolium striatum), Ruwe klaver (Trifolium scabrum), Wondklaver (Anthyllis vulneraria), Harige ratelaar (Rhinanthus alectorolophus), Kleine ratelaar (Rhinanthus minor), Ruige leeuwetand (Leontodon hispidus), Muskuskaasjeskruid (Malva mosschata)

6210 Droge halfnatuurlijke graslanden en struikvormende facies op kalkhoudende substraten (Festuco-Brometalia) Laagdynamis ch milieu

L5. Stenige dijk Wit-vetkruid-associatie Wit vetkruid (Sedum album), Muurpeper (S. acre), Tripmadam (S. reflexum), Kleine ooievaarsbek (Geranium pusillum)

6110 Kalkminnende pioniervegetatie van stenige bodems

Grasland B1. Hooiland Glanshaver-associatie

Groot Streepzaad (Crepis biennis), Gewoon knoopkruid (Centaurea subgenus Jacea), Grote Bevernel (Pimpinella major), Goudhaver (Trisetum flavescens), Wilde peen (Daucus carota), Glad walstro (Galium mollugo), Knolsteenbreek (Saxifraga granulata), Gele morgenster (Tragopogon pratensis), Veldlathyrus (Lathyrus pratensis), Bermooievaarsbek (Geranium pyrenaicum)

6510: laaggelegen schraal hooiland

B2. Onbemeste weiland Kamgras-associatie Kattendoorn (Ononis spinosa), Echte kruisdistel (Eryngium campestre), Knolsteenbreek (Saxifraga granulata)

m6510 : mogelijk laaggelegen schraal hooiland

Waardevolle kamgraslanden met soorten als Echte kruisdistel, Kattedoorn, Knolsteenbreek, Knolboterbloem, Ruige weegbree worden tot dit habitat gerekend. B3. Bemest weiland Raaigras-associatie

Beheerde milieus

(8)

Tabel 2. Oppervlakte in ha van Natura 2000-habitatten in de winterbedding van de Grensmaas en binnen het Habitatrichtlijngebied BE2200037, Uiterwaarden langs de Limburgse Maas met Vijverbroek. Habitatten waarvoor het gebied aangemeld werd, worden vetgedrukt weergegeven. Habitat Grensmaasecotoop Oppervlakte

in Winterbeddin g (ha) Oppervlakte binnen HRG (ha) Belangrijkste gebieden

3270 E3 Grindbank 33 11 Kerkeweerd, Meeswijk

3270/91E0 F12 Lemige oever 27 19 Stevensweert, Kerkeweerd

6110 A1 Hoge grindbank 11 6 Kerkeweerd, Meeswijk, Hochter Bampd

6120 A2 Hoge zandrug 8 6 Kerkeweerd, Elerweert

L5 Stenige dijk 1 1

Totaal 9 7

6210 L4 Droog stroomdalgrasland 42 23 Kerkeweerd, Hochter Bampd, Meeswijk, Elerweert

6510 B1 Hooiland 22 9 Heppeneert, overal verspreide snippers (dijken, kleine hooilandpercelen)

L1 Stroomdalgrasland 40 22 Algemeen in de

natuurterreinen, transitie natte overstromingsgraslanden in Kollegreend

Totaal 62 31

m6510 B2 Onbemest weiland 85 37 Heppeneert, overal verspreide snippers (dijken, kleine hooilandpercelen)

m6430 C8 Zoom 40 22 Verspreid

F5 Hoge oever 27 12 Verspreid

Totaal m6430 67 34

7140 C6 Kwelmoeras 4 4 Vijverbroek, enkele

grotendeels verboste trilvenen 91EO C7Broekbos 20 20 Vijverbroek

F3 Zachthoutstruweel 6 0

F8 Zachthoutbos 73 27 Kollegreend, Bichterweerd, Kerkeweerd, Hochter Bampd Totaal 99 47

91FO L3 Hardhoutbos 21 13 Kraaienbos Leut, Kasteelpark Meeswijk, Maaswinkel

Bijlage II-soorten in het EU-gebied

(9)

Zoogdieren

Otter (Lutra lutra)

De Grensmaas werd aangeduid als habitatrichtlijngebied voor Otter. De Grensmaas is één van de vier locaties in Vlaanderen waar otters actueel nog aanwezig waren of mogelijk nog zijn. De meest recente zicht- en spoorwaarnemingen dateren van 2001 in Kessenich, Ohé en Laak (9).

Bever (Castor castor)

De Grensmaas werd niet aangeduid als habitatrichtlijngebied voor deze soort. In 2002 en 2003 werden beverwaarnemingen gedaan langs de Berwijn in Voeren en langs de Maas te Lanaye. Deze waarnemingen worden in verband gebracht met een uitzettingsproject aan de Ourthe in Durbuy (9).

De soort werd ook waargenomen in het noordelijk deel van de Grensmaas, waar vanaf oktober 2003 een herintroductieproject loopt te Thorn-Stevensweert. Recent (medio 2004) zijn ook bevers gevestigd in het zuidelijk deel van de Grensmaas (te Hochter Bampd en Boorsem). Waarschijnlijk zijn deze dieren afkomstig van de zuidelijke populaties (mededeling Kris Van Looy, 2004).

Vissen en rondbekken

De Grensmaas herbergt als snelstromende grindrivier van nature de meeste stroomminnende soorten. Bijlage 1 geeft een beschrijving van de belangrijke habitatkarakteristieken voor deze soorten. In 1998 kwamen er 18 soorten voor zoals barbeel, kopvoorn, sneep en rivierdonderpad. In 2002 is het bestand van kopvoorn en barbeel erop vooruit gegaan en wordt elrits opnieuw waargenomen. Daartegenover staat een achteruitgang van het riviergrondel- en alverbestand. De toekomst zal moeten uitwijzen of dit een tijdelijk fenomeen is (2).

Rivierprik (Lampetra fluviatilis)

De Grensmaas werd aangeduid als habitatrichtlijngebied voor deze Bijlage II-soort. Van deze soort zijn enkele waarnemingen in de Grensmaas bekend. De rivier zelf werd in Vlaanderen niet aangeduid als Habitatrichtlijngebied.

Bittervoorn (Rhodeus sericeus amarus)

De Grensmaas werd aangeduid als habitatrichtlijngebied voor deze Bijlage II-soort. Deze soort komt niet voor in de Maas, maar wel in de zijbeken van de Zanderbeek en Vrietselbeek en in de Oude Maas in Dilsen-Stokkem. (Figuur 3, bron Visdatabank IN-IBW)

Kleine modderkruiper (Cobitis taenia)

(10)

provincie Antwerpen. In het Grensmaasgebied bevindt zich één kleine populatie in de Oude Maas te Dilsen-Stokkem, een oude, afgesneden meander van de Maas. In de Maas zelf komt de soort niet voor (4). Figuur 3 geeft een overzicht van de verspreidingsgegevens van de visdatabank van het IN-IBW.

Atlantische zalm (Salmo salar)

De Grensmaas werd niet aangeduid als habitatrichtlijngebied voor deze Bijlage II-soort. De Grensmaas is een belangrijke migratieroute voor deze soort. Ze is opnieuw waargenomen in de Maas ter hoogte van Lixhe en in de Berwijn (Wallonië). Tussen 31 oktober en 22 december 2002 zijn in Lixhe 11 volwassen Atlantische zalmen gevangen. In januari 2003 zijn in de vistrap in Berneau op de Berwijn 2 zalmen gevangen (2).

Rivierdonderpad (Cottus gobio)

De Grensmaas werd niet aangeduid als habitatrichtlijngebied voor deze soort. De Rivierdonderpad komt voor over heel het traject van de Grensmaas (Figuur 23). Deze soort kende een sterke uitbreiding sinds de gegevens van de vissenatlas. In de periode 1993-1997 werd de soort enkel aangetroffen in de Voer en de monding van de Noorbeek in de Voer. Sindsdien heeft ze zich over het ganse traject van de Grensmaas verspreid. De soort komt in de Grensmaas voor in ondiepe oeverzones tussen de grindkeien, en ook in kunstmatige breuksteenoevers.(1).

(11)
(12)

Kamsalamander (Triturus cristatus)

Uit gegevens van het IN blijkt dat de soort tussen 1981 en 2001 op 2 plaatsen aangetroffen werd (Figuur 4). De populatie te Maaswinkel komt actueel nog voor (waarnemingen 1991 en 2001). De populatie te Meeswijk is momenteel verdwenen (laatste waarneming 1982). Een derde vindplaats ligt bij het Vijverbroek waar de soort actueel voorkomt (3).

(13)

Bijlage IV-soorten

Boomkikker (Hyla arborea)

De boomkikker is een soort van bijlage IV van de Habitatrichtlijn. De Boomkikkerpopulatie van Maaswinkel aan de Grensmaas is één van de laatste van Vlaanderen. Daarnaast komt nog één kleine populatie voor in de duin-polderovergang achter het Zwin in West-Vlaanderen en één grote in het vijvercomplex Midden-Limburg. Het aantal waarnemingen van Boomkikker in Maaswinkel vertoont een dalende trend sinds begin jaren 1990 (Tabel 3).

Tabel 3. Boomkikkers in Maaswinkel: Poelen met roepende mannetjes van 1983 tot 2004 (Bron Likona)

(14)

Bijlage V-soorten

Barbeel (Barbus barbus)

Het verspreidingsgebied van deze soort is in Vlaanderen beperkt tot de Grensmaas. De Maas is dan ook essentieel voor de instandhouding van de Vlaamse populatie. Uit visbestandopnames van het IBW blijkt dat de populaties een positieve trend vertonen. Reeds in 1998 stelde men een vooruitgang van het barbeelbestand vast. Deze trend zette zich in 2002 voorzichtig verder (8).

De Barbeel kan als de typevissoort voor het watersysteem Grensmaas worden beschouwd. De bekende paaiplaatsen van Barbeel liggen aan de monding van de Geul (habitat monding grote zijrivier) en het eiland Maasband. Daarnaast zijn er nog vermoedelijke paaiplaatsen te Borgharen achter stuw ter hoogte van het sluisje, een kleine plek ter hoogte van het eiland Hochter Bampt- Itteren, Elerweert (bron: De Vocht, A., zie bijlage I).

Bruine kikker (Rana temporaria), Groene Kikker (rana esculenta synklepton), Bunzing (Mustela putorius)

Deze bijlage V-soorten zijn momenteel niet bedreigd in Vlaanderen. Beide soorten kennen een algemene verspreiding in Vlaanderen. De Grensmaas is op Vlaams niveau geen relevant gebied voor deze soorten.

Referenties

1. De Vocht, A. , Coeck, J., 2001, Vissen in Limburg: oude bekenden en nieuwe gezichten, Likona Jaarboek 2000

2. Dumortier, M. ; De Bruyn, L.; Peymen, J.; Schneiders, A.; Van Daele, T.; Weyembergh, G.; van Straaten, D., and Kuiken, E. (red.). Natuurrapport 2003: toestand van de natuur in

Vlaanderen: cijfers voor het beleid.

3. Parren, Frans, Erkenningsdossier Natuurreservaat Vijverbroek, 2003, Natuurpunt 4. Seeuws, P., 1999, Ecologie en habitatpreferentie van beschermde vissoorten. Soortbeschermingsplan voor de Kleine modderkruiper

5. Sterckx, G. & Paelinckx, D., 2003, Beschrijving van de Habitattypes van Bijlage I van de Europese Habitatrichtlijn, IN.A.2003.23

6. Van Looy, K & de Blust, G., 1998, Ecotopenstelsel Grensmaas, Rapport IN 98.25 7. Van Looy, K., Vanacker, S. & De Blust, G., 2002, Biologische monitoring in het integraal monitoringsplan Grensmaas, rapport R/2002.01 IN

(15)
(16)

Bijlage 1. Visstand Grensmaas (A. De Vocht, LUC)

Rekening houdend met de typische aspecten van het watersysteem, zoals de waterkwaliteit en fysische aspecten, zijn typische reofiele soorten of riviervissen karakteristiek voor het riviertraject van de Grensmaas. Het gaat meer bepaald om Barbeel, Serpeling, Winde en Gestippelde alver. Gestippelde alver is enkel aangetroffen t.h.v. de monding van de Geul (Crombaghs et al. 2000). Het habitatoptimum van Serpeling en Gestippelde alver is in de zijbeken van de Grensmaas gelegen, zoals hun huidige verspreiding aangeeft (Beyens et al. 1996, De Vocht 1993, Vandelannoote et al. 1998). Sneep, Serpeling en Winde zijn weinig abundant in de Grensmaas. Kopvoorn daarentegen is talrijk aanwezig in de Grensmaas maar stelt minder strikte eisen aan het milieu dan de overige soorten. De Barbeel kan als de typevissoort voor het watersysteem Grensmaas worden beschouwd.

De bekende paaiplaatsen van Barbeel liggen aan de monding van de Geul (habitat monding grote zijrivier) en het eiland Maasband. Daarnaast zijn er nog vermoedelijke paaiplaatsen te Borgharen achter stuw t.h.v. sluisje, een kleine plek ter hoogte van het eiland Hochter Bampt- Itteren, Elerweert (?), Maaseik achter de brug. De localisatie van de paaiplaatsen van Kopvoorn in 2001 en 2002 werd ook toegevoegd. Voor een beoordeling van het Grensmaasproject is het belangrijk om het effect te kennen op de oppervlakte paaihabitat van Barbeel en Kopvoorn.

Tabel 1. Een overzicht van de habitatkarakteristieken (gemiddelde standaarddeviatie) en de reëel gebruikte oppervlakte van de paaibedden van Kopvoorn in de Grensmaas in 2001-2002.

Lokatie Diepte (cm) Stroomsnelheid (m/s) Verval (‰) Oppervlakte paaibed (m2) Stroomafw. stuw Borgharen, rechts - 0,97 ± 0,10 29 ± 5 10 Stroomafw. stuw Borgharen, links - - - 25 Smeermaas 21,4 ± 1,7 0,81 ± 0,11 40 ± 7 18 Uikhoven 24,0 ± 1,8 0,92 ± 0,14 11 ± 6 13 Grindbank Kotem 28,8 ± 1,9 1,01 ± 0,15 15 ± 1 182 Grindgat Meers A 29,2 ± 3,6 0,88 ± 0,11 11 ± 8 Grindgat Meers B 25,2 ± 1,1 0,66 ± 0,11 0 ± 4 168 Eiland Kikbeekmonding 27,5 ± 3,5 0,92 ± 0,26 26 ± 6 258

Eiland Maasband, kop 25,0 ± 2,6 1,01 ± 0,02 56 ± 0 4

Eiland Maasband, staart

rietveld 24,3 ± 1,7 0,96 ± 0,10 10 ± 4 1

Eiland Maasband, staart

B-zijde 22,8 ± 1,3 0,86 ± 0,09 39 ± 6 20

Eiland Maasband, staart 22,8 ± 2,8 0,98 ± 0,06 12 ± 0 31,5

Maaswinkel 30,1 ± 2,0 0,93 ± 0,18 20 ± 2 87,5

Maaseik kop grindbank 22,4 ± 3,5 0,77 ± 0,09 26 ± 2 33

Maaseik brug - - - 10

(17)

TOTAAL - - - 861

Voor Barbeel mag de stroomsnelheid niet te hoog zijn (<0,5 m/s). Diepte idem als Kopvoorn, diameter grind (< 2 cm).

Voor Kopvoorn zijn de koppen van de point bars belangrijk als paaiplaats. Voor barbeel mid channel gravel bars of eilanden. Naar riviermorfologie is het herstellen van deze habitats van zeer groot belang voor reofiele soorten.

Rivierdonderpad zit zowel in de afpleisterlaag van stroomversnellingen en in de bedding als in de breuksteenoevers.

Vangstgegevens O+-jaarklasse

Eerste staalnamecampagne 2001 (Juli 2001)

In de eerste survey werden meerdere habitats te Hochter Bampd, Herbricht en Maasmechelen bemonsterd. Wegens technische problemen konden geen stalen t.h.v. Elen-Maaseik worden genomen. Tijdens deze bemonsteringscampagne werden 330 stalen genomen. Er werd nagegaan welke verschillende mesohabitats aanwezig waren. In totaal werden 5273 vissen gevangen met een gemiddelde van 18,18 vissen per staal. Veertien soorten 0+-vissen werden aangetroffen en Paling (tabel 8.3). Blankvoorn vormde van de 64,14 % vangst. Verder waren Kopvoorn en Riviergrondel de meest abundante soorten met resp. 13,75 % en 12,90 %. Het aandeel juveniele Barbeeltjes en Sneep bedroeg resp. 2,22 en 1,57 % van de vangst. Serpeling en Winde waren nog minder abundant, resp. 0,15 en 0,17 %. In een ecologische indeling kan de visfauna worden ingedeeld in drie gilden; de reofielen (met obligaat, partieel en estuarien reofielen), de

limnofielen en de eurytopen of ubiquisten (Quak 1994). Het aandeel obligaat reofiele juvenielen (Barbeel, Beekforel, Bermpje, Kopvoorn, Sneep, Serpeling, Rivierdonderpad, Vlagzalm) bedroeg 18,13 %. Het totale aandeel partieel en obligaat reofielen (inclusief Winde, Riviergrondel, Alver) bedroeg 32,52 % of éénderde van de totale vangst.

Tabel 8.3. Gevangen vissoorten in de bemonsteringscampagnes juli 2001 met het aantal, de gemiddelde lengte, standaard deviatie, minimum- en maximumlengte per soort.

Soort Soort

code

Totaal N Gem. lengte (mm) SD gem. lengte (mm) Minimum- lengte Maximum- lengte

Anguilla anguilla predators AA 12 372,50 106,50 150 500

Abramis brama ABA 128 24,30 4,79 18 44

Alburnus alburnus ALA 74 27,57 3,70 18 37

Barbatula barbatula BAB 23 43,70 5,47 34 53

Barbus barbus BB 117 39,11 6,14 21 56

Cyprinus carpio CC 2 35,50 - 32 39

Chondrostoma nasus CN 83 37,88 3,50 25 45

Gobio gobio GG 680 30,94 7,35 15 52

(18)

Leuciscus cephalus LC 725 31,35 5,47 14 53

Leuciscus cephalus predators LCP 1 222,00 - 222 222

Leuciscus idus LID 9 53,78 6,36 45 66

(19)

Tweede staalnamecampagne 2001 (Augustus 2001)

In augustus 2001 werden minder punten bemonsterd. Twaalf 0+vissoorten en paling werden gevangen (tabel 8.4). Het gemiddeld aantal vissen per staal bedroeg 14,12. De

soortensamenstelling werd nog steeds door Blankvoorn gedomineerd (69,05 %), gevolgd door Kopvoorn (18,58 %) en Riviergrondel (6,21 %). Het aandeel Barbeel en Sneep in de vangst bedroeg resp. 1,42 en 0,79 %. Het aandeel obligaat reofiele soorten bedroeg 21,53 %. Het totaal aantal reofielen (inclusief Winde, Alver en Riviergrondel) omvat 27,95 % van de vangst. Tabel 8.4. Gevangen vissoorten in de bemonsteringscampagnes augustus 2001 met het aantal, de gemiddelde lengte, standaard deviatie, minimum- en maximumlengte per soort.

Soort Soort code Totaal N Gem. lengte (mm) SD gem. lengte (mm) Minimum- lengte Maximum- lengte

Anguilla anguilla predators AAp 11 484,55 173,21 280 750

Abramis brama ABA 11 39,91 10,31 34 70

Alburnus alburnus ALA 5 50,20 3,90 45 55

Barbatula barbatula BAB 10 58,30 11,97 40 78

Barbus barbus BB 34 65,18 12,48 25 80

Cottus Gobio CG 3 42,33 3,79 38 45

Chondrostoma nasus CN 19 55,95 4,30 47 62

Gobio gobio GG 149 50,85 11,95 23 75

Gymnocephalus cernua GYC 2 53,50 4,95 50 57

Leuciscus cephalus LC 446 48,88 7,25 27 84

Leuciscus cephalus predators LCp 1 141,00 - 141 141

Leuciscus leuciscus LL 5 81,00 8,80 71 94

Perca fluviatilis PF 46 63,91 5,02 52 74

Rutilus rutilus RR 1658 46,92 6,81 30 71

Rutilus rutilus predators RRp 1 241,00 - 241 241

(20)

Derde staalnamecampagne 2001 (Oktober 2001)

Omwille van het hoge debiet in de maand september 2001 werd de bemonstering van de juvenielen in de maand oktober uitgevoerd. Vijftien soorten juveniele vissen en paling werden gevangen (tabel 8.5). Het gemiddeld aantal vissen per staal bedroeg 12,69. Ook in oktober domineerde Blankvoorn de populatie van juveniele vissen (72,84 %). Kopvoorn was nog steeds de op één na meest abundante soort met 8,83 %. Het aandeel Barbeel en Sneep in de vangst bedroeg resp. 2,41 en 3,48 %. Het aandeel obligaat reofiele soorten bedroeg 16,52 %, het aandeel partieel en obligaat reofielen samen 20,60 %.

Tabel 8.5. Gevangen vissoorten in de bemonsteringscampagnes oktober 2001 met het aantal, de gemiddelde lengte, standaard deviatie, minimum- en maximumlengte per soort.

Soort Soort code Totaal N Gem. lengte (mm) SD gem. lengte (mm) Minimum-lengte Maximum- lengte

Anguilla anguilla predators AAp 2 352,50 60,10 310 395

Abramis brama ABA 76 61,40 3,71 53 73

Alburnus alburnus ALA 4 61,50 13,53 45 78

Barbatula barbatula BAB 8 76,00 11,21 55 92

Barbus barbus BB 36 83,47 11,96 57 105

Cottus Gobio CG 14 60,50 10,08 44 86

Chondrostoma nasus CN 52 50,77 15,63 36 105

Gymnocephalus cernua GYC 4 58,00 3,74 53 62

Gobio gobio GG 57 72,04 21,64 31 132

Leuciscus cephalus LC 129 57,23 16,05 25 115

Leuciscus cephalus predators LCp 3 165,33 9,29 159 176

Leuciscus idus LID 1 61,00 - 61 61

Leuciscus leuciscus LL 3 98,00 4,00 94 102

Perca fluviatilis PF 15 82,60 10,48 72 103

Rutilus rutilus RR 1089 55,97 6,97 35 100

Salmo trutta fario STF 1 121,00 - 121 121

Tinca tinca TT 1 74,00 - 74 74

(21)

Eerste staalnamecampagne 2002 (1-4 juli 2002)

Tijdens de eerste staalnamecampagne in 2002 werden in 280 stalen 17 vissoorten in de 0+ -jaarklasse aangetroffen (tabel 8.6). Het gemiddeld aantal vissen per staal bedroeg 5,78. Blankvoorn was minder abundant aanwezig in vergelijking met 2001. Het aandeel van Blankvoorn in de totale vangst bedroeg 31,32 %. De strikt reofiele soorten Barbeel en Sneep daarentegen waren in absoluut en relatief aantal sterker vertegenwoordigd in de populatie in 2002. Sneep vormde 38,97 % van de vangst en Barbeel 13,90 %. Kopvoorn was ondanks de veelvuldig waargenomen paaiactiviteiten minder abundant en vormde 4,94 % van de vangst. De strikt reofiele soorten (Bermpje, Barbeel, Rivierdonderpad, Kopvoorn, Serpeling, Sneep, Beekforel en Vlagzalm) vormden 60,78 % van de totale vangst. Het aandeel reofielen (inclusief Winde, Alver en Riviergrondel) bedroeg 66,83 % of tweederde van het totaal. Ter hoogte van de monding van de Geul werd een 45 cm lange Bronforel (Salvelinus fontinalis) gevangen. Deze exoot werd of wordt ten behoeve van de hengelsport uitgezet. De laatste waarneming in de Geul dateert van 1983 (OVB). In 1997 werd nog een exemplaar in de Swalm (NL) gevangen

(Crombaghs et al. 2000).

Tabel 8.6. Gevangen vissoorten in de bemonsteringscampagnes begin juli 2002 met het aantal, de gemiddelde lengte, standaard deviatie, minimum- en maximumlengte per soort.

Soort Soort code Totaal N Gem. lengte (mm) SD gem. lengte (mm) Minimum-lengte Maximum- lengte

Anguilla anguilla predators AAp 6 395,00 68,92 300 450

Abramis brama ABA 3 30,33 2,89 27 32

Alburnus alburnus ALA 2 34,50 0,71 34 35

Barbatula barbatula BAB 15 47,60 5,50 41 57

Barbus barbus BB 225 41,42 6,27 29 58

Cottus Gobio CG 11 37,00 4,75 28 45

Chondrostoma nasus CN 631 41,06 4,35 31 94

Gasterosteus aculeatus a. GAA 1 50,00 - 50 50

Gobio gobio GG 90 41,40 9,18 12 75

Gymnocephalus cernua GYC 2 38,50 6,36 34 43

Leuciscus cephalus LC 58 32,52 5,54 15 42

Leuciscus cephalus predators LCp 22 109,46 35,86 62 235

Leuciscus idus LID 6 59,33 3,72 53 63

Leuciscus leuciscus LL 19 58,68 3,02 53 63

Perca fluviatilis PF 17 51,59 3,45 45 58

Rutilus rutilus (all) RR (all) 507 39,67 7,82 28 103

Rutilus rutilus RR 499 38,88 4,67 28 60

Rutilus rutilus predators RRp 8 88,75 2,99 77 103

Salmo trutta fario STF 2 75,5 3,54 73 78

Salvelinius fontinalis SF 1 450 - 450 450

Sander lucioperca SL 1 57 - 57 57

Thymallus thymallus THT 1 68 - 68 68

(22)

Tweede staalnamecampagne 2002 (22-24 juli 2002)

De tweede staalnamecampagne werd drie weken na de eerste uitgevoerd. Zestien soorten werden in de 0+-jaarklasse aangetroffen samen met Paling (tabel 8.7). Het gemiddeld aantal vissen per staal in de 230 stalen bedroeg 6,09. Blankvoorn vormde nog 26,70 % van de vangst, terwijl Barbeel, Sneep en Kopvoorn resp. 20,13, 18,56 en 6,07 % van de vangst vormden. Het aandeel obligaat reofielen bedroeg 52,18 % en het totaal aandeel reofielen (inclusief Winde, Alver en Riviergrondel) 66,45 % of tweederde van de vangst.

Tabel 8.7. Gevangen vissoorten in de bemonsteringscampagnes eind juli 2002 met het aantal, de gemiddelde lengte, standaard deviatie, minimum- en maximumlengte per soort.

Soort Soort code Totaal N Gem. lengte (mm) SD gem. lengte (mm) Minimum- lengte Maximum- lengte

Anguilla anguilla predators AAp 24 397,08 109,68 250 600

Abramis brama ABA 1 32,00 - 32 32

Alburnus alburnus ALA 6 39,67 3,72 34 43

Barbatula barbatula BAB 56 59,11 8,58 29 83

Barbus barbus BB 282 58,10 8,18 34 75

Cottus Gobio CG 35 42,11 10,95 30 79

Chondrostoma nasus CN 260 53,09 5,09 40 78

Gasterosteus aculeatus a. GAA 1 25,00 - 25 25

Gobio gobio GG 192 53,04 11,09 20 74

Gymnocephalus cernua GYC 36 51,00 8,40 40 93

Leuciscus cephalus LC 69 51,39 8,82 28 65

Leuciscus cephalus predators LCp 16 133,25 30,03 79 183

Leuciscus idus LID 2 66,50 19,09 53 80

Leuciscus leuciscus LL 12 76,25 4,85 67 83

Perca fluviatilis PF 33 71,36 27,14 44 157

Rutilus rutilus (all) RR (all) 374 57,64 19,71 33 129

Rutilus rutilus RR 321 49,99 5,17 33 63

Rutilus rutilus predators RRp 53 103,96 8,67 83 129

Sander lucioperca SL 1 61,00 - 61 61

Salmo trutta fario STF 1 93,00 - 93 93

(23)

Derde staalnamecampagne (september 2002)

Bij de laatste staalnamecampagne in 2002 werden 240 stalen genomen en 14 vissoorten in de 0+ -populatie gevangen naast Paling (tabel 8.8). Het gemiddeld aantal vissen per staal bedroeg 5,96. Het aandeel Blankvoorn in de vangst bedroeg 23,22 %. Het aandeel van Barbeel, Sneep en Kopvoorn bedroeg resp. 11,12 %, 0,91 % en 23, 64 %. Opvallend is het hogere aandeel van Kopvoorn in de vangsten t.o.v. de twee vorige staalnamecampagnes. Het aandeel obligaat reofielen in de vangst is 48, 53 %. Het aandeel van alle reofiele soorten (inclusief Winde, Alver en Riviergrondel) bedroeg 72,73 %.

Tabel 8.8. Gevangen vissoorten in de bemonsteringscampagnes begin september 2002 met het aantal, de gemiddelde lengte, standaard deviatie, minimum- en maximumlengte per soort.

Soort Soort code Totaal N Gem. lengte (mm) SD gem. lengte (mm) Minimum- lengte Maximum- lengte

Anguilla anguilla predators AAp 16 468,75 85,39 300 600

Alburnus alburnus ALA 30 54,43 4,01 23 92

Barbatula barbatula BAB 18 68,78 9,45 50 82

Barbus barbus BB 159 83,30 20,28 40 175

Cottus Gobio CG 31 47,61 11,79 35 98

Chondrostoma nasus CN 130 84,39 15,20 38 110

Gobio gobio GG 302 76,06 21,52 28 125

Gymnocephalus cernua GYC 2 65,00 15,56 54 76

Leuciscus cephalus LC 316 69,54 15,08 25 105

Leuciscus cephalus predators LCp 22 162,18 25,60 121 195

Leuciscus idus LID 14 111,64 7,82 102 128

Leuciscus leuciscus LL 17 101,47 9,61 85 115

Perca fluviatilis PF 41 81,88 9,98 60 109

Rutilus rutilus (all) RR (all) 332 71,84 12,08 31 140

Rutilus rutilus RR 317 69,88 7,91 31 95

Rutilus rutilus predators RRp 15 113,27 10,55 99 140

Sander lucioperca SL 1 105,00 - 105 105

Salmo trutta fario STF 1 85,00 - 85 85

(24)
(25)
(26)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

[r]

1 Op basis van recente informatie blijkt het habitattype thans voor te komen binnen de (huidige) begrenzing van het Natura 2000 gebied. 3 Op basis van recente informatie blijkt

Om vergissingen en fouten te voorkomen, controleren we op vaste momenten voor, tijdens en na de operatie uw persoonlijke en medische gegevens: voor welke operatie u komt, aan

In deze folder vindt u daarom uitleg over wat u voor, tijdens en na de operatie kunt verwachten.. ʔ Waarom is een totale

In deze folder vindt u daarom uitleg over wat u voor, tijdens en na de operatie kunt verwachten.. Onze app

In deze folder vindt u daarom uitleg over wat u voor, tijdens en na de operatie kunt verwachten.. ʔ Waarom is een totale

Maar dat groene takje of dat bezinningskaartje, dat moet te doen zijn: dat wij Hem niet alleen begroeten als Gods komst in ons leven, maar ook aan Hem vasthouden in

Het doel van is om zo snel mogelijk na de operatie te werken aan uw herstel, waardoor een beter functioneren van de heup met minder complicaties bereikt kan worden.. 'Rapid