• No results found

De waakhond op je hielen Een single case study naar de vormen van

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De waakhond op je hielen Een single case study naar de vormen van"

Copied!
65
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De waakhond op je hielen

Een single case study naar de vormen van damage control bij de bekentenis van

Michael Boogerd in een nieuwsinterview met Kees Jongkind

Rick Stam (s.2057468)

RIJKSUNIVERSITEIT GRONINGEN

Masterscriptie Communicatie & Informatiewetenschappen

20-03-2014

(2)
(3)

VOORWOORD

Zo, daar ligt ‘ie dan. Het eindproduct van zeven-en-een-half jaar studeren. Weliswaar heb ik de jaren over meerdere opleidingen verdeeld, het is nu wel lang genoeg geweest. Nog even en ik studeer langer dan sommige politici... Het was een leuke periode, waarbij mijn interesse van vormgeving overging in het bestuderen en schrijven van teksten en de laatste jaren in het analyseren van gesprekken. Conversatie analyse is een bijzonder onderzoeksgebied. Ik zal nooit meer op dezelfde manier naar sociale interactie kunnen kijken. Politieke debatten zijn erger dan ooit om aan te horen en ik kan nu soms een discussie van mijn vriendin winnen.

Het uitpluizen van gesprekken ligt mij wel. Kwantitatief onderzoek aanzienlijk minder. Dus toen mijn scriptie in de buurt kwam, was de keuze snel gemaakt. Rond de tijd dat ik me begon te verdiepen in een mogelijk onderzoeksonderwerp, had ik net een documentaire gezien over dopinggebruik (en bekentenissen) onder Amerikaanse topsporters en hadden Lance Armstrong en Michael Boogerd net bekend dat ook zij verboden middelen hadden gebruikt. Eén plus één werd twee en uiteindelijk heb ik de manier bestudeerd waarop Michael Boogerd 'damage control' inzet om zich te verdedigen tegen schadelijke vragen en opmerkingen.

Ik wil dit voorwoord aangrijpen om mijn dank uit te spreken.

Ten eerste mijn begeleidster Myrte Gosen. Bedankt voor de snelle reacties, het actief meedenken en het geduld op de momenten dat het allemaal wat langer duurde dan ik oorspronkelijk gepland had. De uitgebreide feedback heeft me steeds een stukje verder geholpen. Nogmaals mijn excuus voor het ontbreken van de spellingscontrole in de eerste versies!

Mijn tweede beoordelaar Mike Huiskes ken ik al iets langer. Bedankt voor de lessen in conversatie analyse en de discussies op de momenten dat ik iets anders in een transcript dacht te zien.

Ik rond met dit document niet alleen mijn scriptie af, maar er komt ook een eind aan mijn studententijd. Daarom wil ik mijn vriendin, vrienden en familie bedanken voor alle ondersteuning door de jaren. In het bijzonder mijn ouders Mattie Stam en Martin Stam; bedankt voor het controleren van mijn verslagen, het zetje in de rug en het valnet als ik aan het eind van mijn geld nog een stukje maand over had!

(4)

CONTENTS

Inleiding...6

Theoretisch Kader...8

Sociale interactie in rechtbanken...8

Sociale interactie in nieuwsinterviews...10

Methode...13 H1 Correctiestrategieën...15 Term aanpassen...15 Ontkennen propositie...18 H2 Weigerstrategieën...21 on record weigeren...21 Solistische actie...24 Principe kwestie...26 H3 Antwoordstrategieën...29 Afzwakken...29

Etaleren persoonlijke ellende...31

Spijt betuigen...33

Niet meer weten...35

Conclusie...37

Discussie...40

Referenties...41

Bijlages...44

Bijlage 1: Collectie H1 Correctiestrategieën...44

Bijlage 2: Collectie H2 Weigerstrategieën...46

Bijlage 3: Collectie H3 Antwoordstrategieën...49

Bijlage 4: Transcriptieconventies...55

(5)

INLEIDING

De kogel is door de kerk, het hek van de dam en je staat met je rug tegen de muur naar een open kraan te staren. Wat doe je? Damage control is de enige optie. De term is afkomstig uit de marine en slaat op de handelingen die je nog kunt doen in een situatie waarin het schip lijkt te gaan zinken. In een breder kader omvat damage control de maatregelen die je kunt nemen bij het minimaliseren van schade aan reputatie, geloofwaardigheid of publiek imago die ontstaan is door een controversiële actie of openbaring (Merriam-Webster, 2014). Met andere woorden: 'het voorkomen van erger'. In deze scriptie staat de bekentenis van Michael Boogerd op 6 maart 2013 centraal. Michael Boogerd gaf in het interview met Kees Jongkind toe dat ook hij verboden middelen gebruikte tussen 1997 en 2007. In deze context gebruik ik de term damage control als verzamelnaam voor alle handelingen van de Michael Boogerd, die gericht zijn op het voorkomen en het verkleinen van schade. Daarbij gaat het niet alleen om het bieden van (verborgen) weerstand of het ontwijken van vragen, maar ook om de handelingen die de hij doet met betrekking tot de gehele bekentenis. Het gaat over de manier waarop de geïnterviewde controle probeert te houden over de schadelijke aspecten van een bekentenis.

Vormen van damage control zijn veelvuldig terug te vinden in sociale interactie. Zo zien we verdachten bij rechtszaken zich in allerlei bochten wringen om weerstand te bieden tegen vragen (of eigenlijk beschuldigingen) van de rechter. Daarnaast is er relatief veel onderzoek gedaan naar de vorm en functie van damage control in nieuwsinterviews. Sporadisch wordt er een link gelegd tussen nieuwsinterviews en rechtszaken en er is nog minder onderzoek gedaan naar het doen of het ontstaan van een bekentenis in een nieuwsinterview. Dit is toch opvallend, gezien het feit dat bekentenissen op radio en televisie toch aardig wat stof kunnen doen opwaaien (denk bijvoorbeeld aan het interview van David Frost met Richard Nixon over het Watergate schandaal). Sterker nog, uitspraken die gedaan worden tijdens interviews kunnen als bewijsmateriaal opgevoerd worden bij rechtszaken.

Op het moment dat iemand een bekentenis doet, is deze vaak nog vaag en alles behalve volledig. De globale bekentenis mag dan misschien wel stellen dat iemand iets verkeerds heeft gedaan, een hoop vragen die de grenzen van de bekentenis (en het misdrijf) in kaart brengen zijn dan nog onbeantwoord. In het geval van een strafrechtelijk onderzoek is het een agent of een rechter die de vragen stelt en hoewel er veel overeenkomsten te vinden zijn tussen een rechter en een interviewer bij een nieuwsinterview, zijn de verschillen cruciaal. Zo beschikt een interviewer niet over de rechtsprekende macht en verschilt de context (medium, recipiënten, dwang, etc.). In beide gevallen gaat het echter wel om een persoon die zich verdedigt tegen vragen en beschuldigingen. Hij of zij kan gezien worden als centraal object in de zoektocht naar de waarheid. Het is voor verdachten en geïnterviewden van belang dat ze de bekentenis zo klein mogelijk houden. De zoektocht van de interviewer naar de grenzen van de bekentenis botst geregeld met de pogingen van de geïnterviewde om de bekentenis klein te houden. Het is juist dit schaakspel in het grijze gebied van de bekentenis dat voor bijzondere interactie zorgt en mede daarom de basis vormt voor deze scriptie. Het onderzoek richt zich op de manier waarop damage control tot stand komt, wanneer dit gebeurt en waarom. Hoewel de nadruk ligt op wat de geïnterviewde doet, kunnen deze uitingen niet los gezien worden van de uitingen van de interviewer.

De opkomst van massamedia en (daarmee) het populisme heeft ervoor gezorgd dat spraakmakend nieuws steeds breder uitgemeten (en gemolken) wordt en kan worden. Mede hierdoor heeft de publieke opinie veel invloed gekregen in onze samenleving (denk maar eens aan politici die ‘noodgedwongen’ hun ambt neerleggen). Waar de rol van interviewers hoofdzakelijk informatief van aard was, verschuift deze nu meer en meer naar die van een waakhond die het handelen van publieke figuren ter discussie stelt (Jones, 1992; Clayman & Heritage, 2002). De vragen in interviews worden directer en meer confronterend waardoor het belang om schade te voorkomen of te verkleinen steeds groter wordt.

De meerwaarde van dit onderzoek is vooral te vinden in de brug tussen rechtbankinteractie en nieuwsinterviews, maar kan ook zeer interessant zijn vanuit een sociaal psychologisch perspectief. In het bestudeerde interview is het de

(6)

geïnterviewde namelijk gelukt de bekentenis tot een minimum te beperken. Gefundeerde uitspraken doen over de precieze oorzaken hiervan valt buiten de scope van deze scriptie, maar door het analyseren aan de hand van conversatie-analyse komt het fundament van gesprekken wel bloot te liggen. Al met al weer een kleine stap richting de ontrafeling van ons gedrag.

Deze scriptie is een single case study. Dat wil zeggen dat één specifieke case bestudeerd is. Het interview dat centraal staat is dat tussen oud profwielrenner Michael Boogerd en sportverslaggever Kees Jongkind. De datacollectie is aangelegd binnen dit specifieke interview. Het gesprek is bijzonder, omdat het een bekentenis in een nieuwsinterview is en het thema van tevoren al bekend was. Het was namelijk bekend dat Michael Boogerd zijn bekentenis zou doen in dit interview. Het is een bekentenis op initiatief van de geïnterviewde. De bekentenis 'ontstaat' dan ook niet tijdens het gesprek maar kan beter gezien worden als een vast gegeven.

Hoewel voorafgaand aan het interview al bekend was dat Michael Boogerd zou gaan bekennen, had hij dit (publiekelijk) nog niet expliciet gedaan. In het interview zoekt de interviewer de grenzen van de bekentenis op. Dat lijkt op de manier waarop een rechter achter de 'waarheid' probeert te komen bij rechtszaken. Een belangrijk verschil tussen een rechter en een interviewer is echter dat de interviewer de geïnterviewde geen straf op kan leggen of hem kan dwingen überhaupt aanwezig te zijn. Op de achtergrond speelt wel de publieke opinie (als 'straf').

Per definitie zijn single case studies zeer kwalitatief in hun opzet en bieden uitgebreid mogelijkheden om diep op bijzondere fenomenen in te gaan. Dit is een conversatie-analytisch onderzoek dat ingaat op de manier waarop mensen gesproken taal gebruiken. Door het analyseren op een ‘micro’ niveau worden de bouwsteentjes van sociale interactie zichtbaar. Het bestuderen van de vorm en de functie van deze bouwsteentjes zorgt ervoor dat er veel te zeggen is over waarom iets op dat moment gezegd wordt.

Uit de analyse is gebleken dat de momenten waarop damage control voorkwam gecategoriseerd konden worden in 9 verschillende soorten damage control. Hoewel de soorten damage control qua vorm van elkaar verschilden, zijn ook hier veel overeenkomsten waarneembaar. Op basis van deze overeenkomsten heb ik de categorieën gebundeld onder drie overkoepelende strategieën die ik correctiestrategieën, weigerstrategieën en antwoordstrategieën heb genoemd. Deze drie overkoepelende strategieën vormen de hoofdstukken waarin ik zal laten zien wat de verschillende vormen van damage control kenmerkt die Michael Boogerd hanteert bij zijn bekentenis. In alle gevallen staat het antwoord centraal. Ik zal laten zien hoe correctiestrategieën en weigerstrategieën uit zekere noodzaak lijken te ontstaan en op welke manier antwoordstrategieën proactief ingezet worden.

Allereerst beginnen we echter met het theoretische kader en aangezien dit onderzoek een brug tracht te slaan tussen rechtbankinteractie en de interactie in nieuwsinterviews zal met name literatuur over deze disciplines besproken worden.

(7)

THEORETISCH KADER

“A confession is a gesture through which the individual splits himself into two parts, the part that is guilty of an offense and the part that dissociates itself from the deceit and affirms a belief in the offended rule” (Goffman, 1971). Over de manier waarop iemand zich aan de ene kant distantieert van eigen foute handelingen en aan de andere kant beschermd tegen beschuldigingen is al veel bekend. In dit hoofdstuk zal ik de context van het onderzoek beschrijven door literatuur over sociale interactie in nieuwsinterviews en rechtbanken te bespreken. Hierbij zal gekeken worden naar de verschillende vormen van damage control die ondervraagden inzetten bij zowel rechtszaken als nieuwsinterviews en de voor- en nadelen die deze verdedigingen met zich meebrengen. Het is belangrijk te begrijpen welke rol rechters en nieuwsinterviewers innemen tijdens een gesprek en hoe zij de vraagstelling gebruiken om bepaalde informatie te winnen (en de ondervraagde bepaalde uitspraken te laten doen). Aan de andere kant is het belangrijk in te zien waarom een verdachte damage control toepast, hoe dit gebeurt en wanneer dit voorkomt.

Sociale interactie in nieuwsinterviews en tijdens rechtszaken kenmerkt zich door de institutionele context. In beide gevallen is een asymmetrische relatie waarneembaar tussen degene die de vragen stelt (interviewer of rechter) en degene die antwoord dient te geven (verdachte, geïnterviewde). Het moment waarop een deelnemer iets kan zeggen wordt bepaald door dit institutionele karakter. De rollen ‘vragen stellen’ en ‘vragen beantwoorden’ staan vast en zijn soms zelfs procedureel verplicht (bijvoorbeeld bij getuigenverhoor). Daarnaast is de interactie in beide gevallen ontworpen voor een groter publiek.

Voordat ik interactie in nieuwsinterviews en tijdens rechtszaken bespreek, is het belangrijk om stil te staan bij de context van het wielrennen in de periode dat Michael Boogerd voor de Rabobankploeg reed. Dopingschandalen lijken het wielrennen namelijk te blijven achtervolgen. Waarom Michael Boogerd is gaan gebruiken valt buiten het bereik van deze scriptie, maar er zijn onderzoeken bekend die wel specifiek naar het gebruik hebben gekeken. Onderzoek suggereert dat het gebruik van voedingssupplementen de kans op de stap naar doping vergroot (Papadopoulos et al., 2006). Er is geen enkele andere duursport waarbij het gebruik van voedingssupplementen hoger is (Somerville & Lewis, 2005). Uit onderzoek onder jonge, talentvolle wielrenners (Kaestner & Carstairs, 2010) blijkt dat dopinggebruik niet als iets negatiefs ervaren wordt, maar dat het alleen thuishoort bij de professionals. König (1995) zegt:‘‘doping is a constituent part of modern sport and of sportscience’’.

SOCIALE INTERACTIE IN RECHTBANKEN

Over interactie in rechtszalen is relatief veel bekend. Veel vormen van damage control in deze context zijn dan ook al beschreven. Damage control komt veel voor bij rechtszaken en dat is niet zo vreemd, aangezien verdachten vaak een straf boven het hoofd hangt. Soms gaat daarbij zelfs om fysieke straffen (denk aan de beperkingen die een gevangenisstraf met zich meebrengt). In de meeste samenlevingen is het de bedoeling dat een rechter de waarheid te weten komt, voordat hij een oordeel kan vellen. De verdachte heeft er echter vaak meer belang bij de waarheid verborgen te houden. Er wordt vanuit gegaan dat hoe meer iemand te winnen heeft bij een bepaalde voorstelling van zaken, des te minder geloofwaardig deze voorstelling is (Goffman, 1970). Het mag duidelijk zijn dat hierdoor een interessant schaakspel ontstaat waar bijzondere stukjes sociale interactie voorkomen.

Sacks (1995) merkt op dat leugenaars constant bezig zijn met het presenteren van hun verhalen als ‘de waarheid’, en ontvangers van mogelijke leugens weten dat. Wanneer je een misdrijf hebt begaan en je ontkent dit in de rechtszaal, dan ontstaat er een dilemma. Want het is zo dat verdachten niet kunnen aangeven of de indruk kunnen wekken op eigenbelang uit te zijn (wat namelijk zou betekenen dat hun versie van het verhaal

(8)

niet klopt of niet geheel klopt) en het is voor de rechter een dilemma omdat hij/zij de gegeven verklaring niet zomaar kan bestempelen als voortkomend uit eigenbelang (Komter, 1997). Het probleem van de rechters is dat zij niet weten wat ze moeten geloven en het is een probleem van de verdachten dat ze niet kunnen vertellen wat de rechter moet geloven (Sacks, 1995). Komter (1997) merkt op dat dit dilemma voor een dubbelzinnige positie zorgt. De verdachte is tegelijkertijd object van onderzoek en tegelijkertijd de verdedigende partij, terwijl de rechter neutraal dient te zijn en onderzoek moet doen. Immers, hij heeft als taak uit te zoeken wat er precies gebeurd is, voordat hij een oordeel kan vellen. Het vaststellen van wat precies gebeurd is, gebeurt op basis van tenlastelegging. Hierdoor kunnen de feitelijke vragen van de rechters worden opgevat als impliciete beschuldigingen, en de feitelijke antwoorden van de verdachte als impliciete verdediging.

Omdat het voor rechters verboden is partijdig te zijn, is het belangrijk niet de indruk te wekken dit wel te zijn. Het dossier van een rechtszaak is hierbij een belangrijk hulpmiddel. In plaats van de woorden van de verdachte persoonlijk in twijfel te trekken, confronteren rechters verdachten met verklaringen uit het dossier die in tegenspraak zijn met de visie van de verdachte. Op deze wijze kan de rechter alternatieve versies van de gebeurtenissen naar voren brengen zonder de indruk te wekken die te onderschrijven (Clayman, 1988; 1992). Wanneer verdachten geconfronteerd worden met verklaringen in hun dossier kunnen ze op drie manieren reageren (Komter, 1997). De meest voor de hand liggende reactie is de bevestiging. Hierbij wordt ‘eenvoudig’ overeenstemming bereikt tussen de rechter en de verdachte. Sacks (1995) stelt dat het een algemene regel bij sociale interactie is dat je de ontvanger van een uiting niet iets vertelt wat hij of zij al weet. In rechtszaken is het echter voor de procedure van belang dat stukken hardop uitgesproken zijn, omdat ze dan pas behandeld mogen worden. Het vertellen van iets aan iemand wat deze persoon al weet kan gezien worden als een verzoek tot verificatie of confirmatie. Een andere reactie is het corrigeren of aanpassen van de verklaring. Het kan namelijk voorkomen dat er (nog) onvolkomenheden in de verklaring voorkomen. Interactioneel gezien vergt dit meer werk dan het bevestigen van een verklaring. De laatste mogelijke reactie is het distantiëren van de verklaring. Dit is bijzonder lastig omdat mensen zich niet eenvoudig kunnen verdedigen tegen zelf afgelegde verklaringen (Goodwin, 1981). Deze verklaringen komen doorgaans uit de politieverhoren die aan veel rechtszaken voorafgaan. Komter (2002, 2003) en Charldorp (2011) hebben onderzoek gedaan naar de verklaringen van verdachten tijdens een politieverhoor, hetgeen door een agent opgeschreven wordt en wat uiteindelijk tijdens de rechtszaak opgevoerd wordt als ‘eigen woorden’ van de verdachte. Doordat een agent de verklaring noteert en de verdachte deze verklaring uiteindelijk goedkeurt ontstaat geregeld wrijving. Het zijn namelijk niet letterlijk de woorden van de verdachte.

In het geval van een beschuldiging kan een verdachte drie verschillende strategieën toepassen, namelijk: het ontkennen van elke betrokkenheid bij het misdrijf, het ontkennen van de slechtheid van het gedrag (oftewel het gedrag rechtvaardigen), of het ontkennen van verantwoordelijkheid (Leuw, 1985). Met het ontkennen van de betrokkenheid gaat de verdachte rechtstreeks tegen de beschuldiging in die suggereert dat de verdachte wel degelijk betrokken was. Wanneer verdachten gedrag rechtvaardigen, dan wordt wél verantwoordelijkheid genomen voor het gedrag, maar ontkennen ze de slechtheid hiervan. Het kan namelijk voorkomen dat een verdachte begrip probeert te genereren voor bepaalde handelingen. Verdachten kunnen betrokken zijn bij misdrijven maar er niet verantwoordelijk voor zijn. Wanneer iemand zich verontschuldigd, erkent die persoon de slechtheid van het gedrag, maar wordt de verantwoordelijkheid ontkend. Het tonen van berouw doet volgens Tavuchis (1991) net iets anders dan het uiten van een verontschuldiging. Wanneer een verdachte berouw toont dan neemt hij of zij morele verantwoordelijkheid voor zijn of haar daden. Daarnaast duidt het tonen van berouw op het niet hebben van een excuus of verdediging en lijkt mogelijke straf aanvaard te worden (Erikson, 1966; Hoefnagels, 1987). Digeser (1998) vond dat, wanneer iemand bekende en daarmee de verantwoordelijkheid van de beschuldiging op zich nam, met alle gevolgen van dien, het de houding van de benadeelde partij vaak verzachtte (change of heart). Dit wordt zelfs gezien als een voorwaarde voor vergeving. In onderzoek van Gold & Weiner (2000) komt naar voren dat het hebben van spijt de grootste factor is die invloed heeft op de mate van vergiffenis.

(9)

Verdachten kunnen proberen begrip te genereren voor hun handelingen. Begrip botst echter vaak met moraal. Verklaringen kunnen er misschien wel voor zorgen dat het handelen van de verdachte begrijpelijk gemaakt wordt, de misdaad wordt er in de ogen van de samenleving niet minder verkeerd om. Het is voor verdachten overigens erg belangrijk blijk te geven van moreel besef. Het moet voor anderen duidelijk zijn dat de verdachte snapt wat als goed en slecht gezien wordt in een bepaalde samenleving. Het tonen van moreel besef kan volgens Komter (1994) op de volgende drie manieren: door het tonen van berouw, door schadeherstel of verzoening met het slachtoffer, en door aan te geven het leven te willen beteren. Het willen vergoeden van schade kan worden gezien als een tastbare uiting van moreel besef van een verdachte (Komter, 1997). Het is voor verdachten bijzonder lastig om de slechtheid van hun daden te erkennen en ondertussen niet te doen lijken dat ze een slecht persoon zijn. Hart (1961) merkt op dat hoe meer dwang er uitgeoefend wordt om moreel besef te tonen, hoe minder anderen van de oprechtheid overtuigd worden.

Zoals gezegd kan het tonen van berouw moreel besef (en daarmee het morele karakter) van een verdachte versterken. Verontschuldigen en rechtvaardigen lijken bepaalde daden minder slecht te maken door schuld en verantwoordelijkheid enigszins te verzachten. De geloofwaardigheid van het morele besef van een verdachte kan hierdoor wel ondermijnd worden (Scott & Lyman, 1968; Sykes & Matza, 1957). Hier moet aan toegevoegd worden dat vragen over hoe verdachten over hun eigen daden denken altijd worden beantwoord met een morele bevestiging. Dit soort vragen wordt geregeld gebruikt door rechters. De vraag gaat niet zozeer in op de wettelijke schuld van de verdachte maar op diens morele schuld. De wettelijke schuld moet namelijk nog vaak vastgesteld worden, de morele schuld gaat over wat de verdachte zelf vindt van bepaalde handelingen. Een vraag zou er bijvoorbeeld zo uit kunnen zien: “wat vind je er zelf van dat je zoiets doet?” (Cohen, 1988). Komter (1997) heeft erop gewezen dat het vaak voorkomt dat een verdachte zichzelf verdedigt met een gedeeltelijke bekentenis. De verdachte geeft in dat geval gedeeltelijk toe wat hem of haar wordt verweten maar alleen in grote lijnen. De belastende details (zoals geweld, opzet of voorbedachte rade) kunnen niet meer herinnerd worden of worden nog wel ontkend. Deze strategie zorgt ervoor dat de verdachte bereid lijkt te zijn mee te werken aan het onderzoek, zonder de controle geheel uit handen te geven. Met name het gebruik van ‘niet kunnen herinneren’ lijkt erg effectief te zijn bij beschuldigingen. Iemand kan namelijk niet verantwoordelijk gehouden worden voor iets dat hij zich niet meer kan herinneren en het is bijzonder lastig aan te tonen dat iemand opzettelijk zegt iets niet meer te kunnen herinneren (Lynch & Bogen, 1996). Hoe minder iemand zelf verantwoordelijk gehouden kan worden voor een negatieve handeling, hoe minder zwaar de vergeldende houding van anderen is (Anderson et al., 1996; Weiner, 1995). Komter (1997) geeft aan dat het lastiger is het verschil tussen ‘echt’ en ‘strategisch’ geheugenverlies aan te tonen dan tussen liegen en de waarheid.

SOCIALE INTERACTIE IN NIEUWSINTERVIEWS

In nieuwsinterviews staat het gesprek tussen interviewers en geïnterviewden centraal. Noch het aantal interviewers, noch het aantal geïnterviewden staat vast. Het bijzondere aan nieuwsinterviews en rechtbank interactie is dat het gesprek niet ontworpen is voor de deelnemers, maar voor het grote (aanwezig, televisie kijkend of radio luisterend) publiek. Zowel vragen als antwoorden worden afgestemd op dit publiek.

Omdat niet de interviewer de primaire recipiënt is, worden interviewers (net als rechters) geacht neutraal te zijn bij het stellen van vragen en het ontvangen van antwoorden. Deze neutraliteit kan onder meer bewaakt worden door middel van footing (Goffman, 1981; Clayman, 1993; Heritage & Clayman, 2012). Hierbij laten interviewers de geïnterviewden reageren op een stelling of opmerkingen van een derde. Hierdoor kan de geïnterviewde kritisch ondervraagd worden zonder dat de interviewer partijdig overkomt . Dit lijkt erg op de manier waarop rechters het dossier gebruiken tijdens rechtszaken. Interviewers hebben naast footing meerdere technieken tot hun beschikking die ze kunnen inzetten om maximaal weerstand te bieden zonder hun

(10)

neutraliteit te verliezen. Zo maken ze geregeld gebruik van presupposities, waarbij de vraag uitgaat van een veronderstelling en prefaces, waarbij een sterk ‘geladen’ introductie aan de vraag voorafgaat (Roth, 1998 en Clayman, 1992).

Het verzamelen van informatie wordt als primaire taak gezien van interviewers. Ze kunnen hun acties dan ook alleen verantwoorden als deze gericht zijn op het verzamelen van informatie. Afgelopen decennia is de taak van interviewers echter meer en meer verschoven van het vergaren van informatie naar die van een publieke waakhond. Ondanks dat interviewers ‘vast zitten’ aan het behouden van een neutrale houding en het stellen van vragen, kunnen ze zeer kritische vragen stellen door verschillende strategieën (Heritage & Roth, 1995). Zo kan een interviewer een vraag bijvoorbeeld rechtvaardigen (“ik vraag dit omdat eerder vandaag…”) (Clayman & Heritage, 2002).

Het komt in interviews geregeld voor dat interviewers in hun vraagstelling voor de maximale vorm kiezen (maximal property). In dat geval wordt de geïnterviewde geconfronteerd met iets wat misschien net iets genuanceerder ligt (Heritage & Clayman, 2012). Maximal property lijkt altijd te resulteren in een bepaalde verdediging van de geïnterviewde. Deze maximale vorm houdt in dat interviewers als het ware de grootst mogelijke waarde aan een uiting geven, hierdoor kan het beeld geschetst worden van iets dat in werkelijkheid een stuk genuanceerder ligt. Heritage en Clayman (2012) geven als voorbeeld ‘iets drinken’ en ‘lunchen’; iets drinken kan een onderdeel zijn van lunchen, andersom niet. Dus wanneer een interviewer stelt dat de geïnterviewde geluncht heeft, dan kan het lastig zijn een negatief antwoord te geven omdat er een drankje bij de lunch genuttigd is. In het antwoord zal de geïnterviewde dus extra interactionele handelingen moeten doen om de maximale waarde terug te brengen naar de 'gewenste' vorm.

Net als in gesprekken in de rechtbank zijn nieuwsinterviews gebouwd op een vraag-antwoord framework (voor een overzicht: Freed & Ehrlich, 2010), Dat houdt in dat de interviewer hoofdzakelijk vragen stelt en de geïnterviewde deze beantwoordt. In tegenstelling tot gesprekken in rechtbanken is de norm dat de geïnterviewde uitgebreid antwoord geeft en duiden minimale antwoorden als alleen ‘ja’ en ‘nee’ op een probleem (Heritage & Clayman, 2012). Doordat de antwoorden zeer uitgebreid zijn, ontstaat voor de interviewers de uitdaging om te bepalen wanneer een antwoord compleet is en wanneer een nieuwe vraag (of vervolg op de vorige vraag) gesteld kan worden. Het stellen van een vraag bepaalt de agenda voor de geïnterviewde. Op een vraag moet namelijk een relevant antwoord volgen. Geïnterviewden kunnen verantwoordelijk gehouden worden voor het afwijken van deze agenda. Dat kan bijvoorbeeld voorkomen wanneer de geïnterviewde er niet in slaagt een passend antwoord te produceren. In sommige gevallen probeert de geïnterviewde een vraag opzettelijk te ontwijken omdat de vraag (te) schadelijk is. Het weigeren een vraag te beantwoorden kan impliciet en expliciet gedaan worden. Met andere woorden on record, waarbij de geïnterviewde aangeeft een bepaalde reden te hebben om een vraag niet te kunnen beantwoorden en ‘verborgen’, waarbij de geïnterviewde doet overkomen dat hij of zij een vraag beantwoordt maar dit in wezen niet doet. Beide vormen hebben voor- en nadelen. Zo is het nadeel van expliciet weerstand bieden tegen een vraag dat het publiek direct bewust is van deze weerstand. Het voordeel hiervan is echter dat de geïnterviewde zich volledig kan bezighouden met het inzetten van verschillende vormen van damage control om de schade te beperken. Achter het weigeren een vraag te beantwoorden kan een rationeel principe schuil gaan. Ook dit kan een vorm van damage control zijn (Heritage & Clayman, 2012). Het voordeel van verborgen weerstand is dat de weerstand verborgen kan blijven en niet gezien wordt als weerstand door de ontvanger. Het nadeel is echter dat het averechts kan uitpakken wanneer verborgen weerstand wél ontdekt wordt. De geïnterviewde kan in dat geval manipulatief overkomen en loopt het risico alsnog met de bewuste vraag geconfronteerd te worden. Een van de meest voorkomende vormen van impliciete weerstand is het gebruiken van elementen uit de vraag in het antwoord. Heritage & Clayman (2012) noemen het fenomeen ‘furnishing the veneer of an “answer”’ en stellen dat het antwoord aan het oppervlakte gecamoufleerd is, maar technisch gezien weerstand biedt. Vaak wordt het eerste gedeelte van de vraag herhaald en vervolgens aangevuld met informatie die niet (helemaal) aansluit op de vraag. Op deze manier lijkt het alsof de geïnterviewde meewerkt, maar kan impliciet weerstand

(11)

geboden worden. Een andere vorm van damage control die lijkt op furnishing the veneer of an answer, is de strategie ‘operating on the question’ (Clayman, 1993). In deze vorm herformuleert de geïnterviewde de vraag in een versie waar wel antwoord op gegeven kan worden.

Geïnterviewden gebruiken naast impliciete weerstand ook strategieën die veel explicieter zijn. Expliciete weerstand heeft als groot nadeel dat het eenvoudig opgemerkt kan worden door de ontvangers. Het voordeel is dat het duidelijk is dat de geïnterviewde een probleem heeft met de vraag en gelijk kan beginnen met damage control om verdere schade te beperken. Een van de expliciete strategieën is het on record aangeven af te willen wijken van de agenda. Zeer expliciet zou dit bijvoorbeeld op deze manier aangekondigd kunnen worden: “ik zou het graag over iets anders hebben” of “ik wil nog twee punten maken”. Een andere vorm is het rechtvaardigen van de weerstand. Geïnterviewden kunnen dit doen als de vraag bijvoorbeeld niet klopt of als ze uit principe niet willen antwoorden. Weigeren uit principe geeft aan dat de weigering algemeen is en niet (alleen) gericht op de interviewer (Greatbatch, 1986; Clayman & Heritage, 2002).

CONCLUSIE

Het mag duidelijk zijn dat er veel overeenkomsten zijn tussen interactie bij rechtszaken en nieuwsinterviews. In beide gevallen dient degene die de vragen stelt een zeker niveau van neutraliteit te handhaven. Om ervoor te zorgen dat dit gebeurt hebben rechters en interviewers verschillende technieken tot hun beschikking, zoals footing, tenlastelegging op basis van een dossier en het rechtvaardigen van een vraag.

Aan de andere kant van de tafel hebben verdachten en interviewers ook een heel arsenaal tot hun beschikking om zich te verdedigen tegen vragen die schadelijk kunnen zijn. Veel van deze technieken zijn gebaseerd op ontkenning en het wel of niet opnemen van de verantwoordelijkheid voor bepaald gedrag of handelingen. Vooral bij nieuwsinterviews worden deze zowel impliciet als expliciet toegepast.

(12)

METHODE

Dit onderzoek is een single case study waarbij de gegevens afkomstig zijn uit het interview tussen Studio Sport verslaggever Kees Jongkind en voormalig profwielrenner Michael Boogerd. Het interview vond plaats op 6 maart 2013 en werd door de NOS uitgezonden. In het interview geeft Michael Boogerd toe de verboden middelen Cortisonen en Erytropoëtine (beter bekend als 'EPO') gebruikt te hebben en aan het eind van zijn wielercarrière aan bloedtransfusies gedaan te hebben. In 2013 zijn relatief veel wielrenners al dan niet ´gedwongen´ uit de dopingkast gekomen. Vaak gingen daar bekentenissen van anderen aan vooraf of werd hun naam genoemd in een belangrijke publicatie, zoals het USADA-rapport (United States Anti-Doping Agency) uit 2012. Wat het interview met Michael Boogerd bijzonder maakt, is dat hij nog niet langs de dopingauthoriteit was geweest en er nog maar weinig details bekend waren over zijn gebruik van verboden middelen.

Na het interview met Michael Boogerd is journalist Kees Jongkind in het radioprogramma 'Met het oog op morgen' geïnterviewd over de totstandkoming van het interview met Michael Boogerd (6 maart 2013). In dit interview geeft Kees Jongkind aan dat het interview met Michael Boogerd min of meer ‘beloofd’ was. In de nasleep van de bekentenis van Lance Armstrong en het USADA-rapport waarin veel namen genoemd zijn, heeft Studio Sport een interview met Michael Boogerd aangevraagd waarin gepraat zou worden over het vermeende gebruik van verboden middelen. Dit interview werd niet toegezegd maar er werd wel afgesproken dat áls Michael Boogerd zou gaan bekennen, hij dit bij Studio Sport (op televisie) zou doen. De situatie en de druk werden uiteindelijk onhoudbaar en op 6 maart 2013 deed Michael Boogerd publiekelijk zijn bekentenis. In de woorden van Kees Jongkind: "volgens mij is het voor niemand een verrassing wat er vandaag gebeurd is, het moest alleen nog wel even gedaan worden. En dat is natuurlijk altijd het punt geweest waar Michael Boogerd tegenaan heeft gehikt".

Kees Jongkind geeft in de 'nabeschouwing' daarnaast aan dat er voorafgaand aan het interview met Michael Boogerd geen afspraken zijn gemaakt over hetgeen wel en niet besproken zou worden. Er heeft wel een voorgesprek plaatsgevonden waar Kees Jongkind bij was, maar niet participeerde in het gesprek. Ook werden hier geen vragen gesteld uit het uiteindelijke interview. Tijdens dit voorgesprek gaf het management van Michael Boogerd aan dat hij niet in detail wil treden en niet over anderen wil praten. Volgens Kees Jongkind heeft dit echter geen invloed gehad op de vragen die hij wilde (‘moest’) stellen.

De strategie van Michael Boogerd om 'bij zichzelf te blijven' heeft blijkbaar gewerkt want Kees Jongkind geeft aan niet door de verdediging heen gekomen te zijn. Kees Jongkind noemt het interview een "voorzichtige bekentenis", waarin Michael Boogerd zich het tot minimale beperkt heeft.

Er is tot nu toe veel onderzoek gedaan naar bekentenissen in rechtszaken (en politieverhoren), maar er is nog geen onderzoek gedaan naar bekentenissen in nieuwsinterviews. Dit onderzoek slaat een eerste brug tussen deze deelgebieden in de sociale interactie. De centrale onderzoeksvraag vormde de rode draad in het onderzoek:

“Op welke manier gebruikt Michael Boogerd damage control bij zijn bekentenis in het nieuwsinterview met Kees Jongkind?”

Deze vraag is in de analyse zowel voor de vorm als voor functie sturend geweest en wordt ondersteund door de volgende deelvragen:

“Welke vormen van damage control worden gebruikt?” “Op welke plaatsten ontstaat damage control?”

“In welke mate wordt damage control succesvol toegepast?”

(13)

Het gesprek kent twee deelnemers: Kees Jongkind (KJ) en Michael Boogerd (MB). De uiteindelijke datacollectie is gevormd aan de hand van de volgende criteria voor damage control: "alle (extra) handelingen die de geïnterviewde doet om schade en potentiële schade te voorkomen dan wel te verkleinen". In meerdere analyserondes heb ik alle vraag-antwoord sequenties bestudeerd en in het bijzonder gekeken naar de fragmenten waarin een probleem lijkt te ontstaan. Hierbij heb ik gelet op opvallend lange pauzes, stotteren, zelfcorrectie, ‘eh’, nou, expansies (insertie en post), on record weigeringen, maar ook ‘nonverbale’ elementen als zuchten en lachen. In het voorbeeldfragment hieronder is duidelijk te zien dat er een probleem is met de vraag. Dit fragment bevat ‘denkwoorden’ als “ehmm”, stotteren, zelfcorrectie (regel 286) en relatief lange pauzes (regel 286 en 288).

286 M: (ehmm) (2.3) ik-ik-ik dee ik (ahff) HH ((zucht)) (1.0) ik heb het 287 gevoel dat ik altijd aan de hele veilige kant zat dus hele grote 288 angsten om betrapt te worde: (1.0) ja heb ik ei-heb eigenlijk nooit 289 gehad nee

Voorbeeldfragment

De collectie bestaat uit 32 fragmenten en laat zien op welke manier damage control ontstaat en toegepast wordt, waardoor de centrale onderzoeksvraag beantwoord kan worden. De 32 fragmenten heb ik op basis van overeenkomsten in vorm en functie ingedeeld in 9 vormen van damage control. Deze 9 vormen hadden onderling veel overeenkomsten. Ik heb deze overeenkomsten gebundeld in drie overkoepelende strategieën (correctiestrategieën, weigerstrategieën en antwoordstrategieën).

Bij de analyse van de verschillende fragmenten is gekeken naar het moment waarop de uitingen geproduceerd zijn, de vorm en functie van het antwoord (damage control) en de vraag (hoe en waarom ontstaat damage control hier?). De belangrijkste vraag tijdens het analyseren van de data was: "waarom dat nu"; volgens Heritage en Clayman (2012) de belangrijkste vraag in conversatie analyse. Door vanuit het perspectief van de deelnemers te kijken naar het gesprek worden handelingen en rollen zichtbaar. Uitingen zijn met elkaar verbonden, waardoor je bijvoorbeeld aan een antwoord kunt zien dat de voorafgaande uiting een vraag is. Het interview beslaat in totaal 24 minuten en 36 seconden en is getranscribeerd volgens de richtlijnen van Pomerantz & Fehr (1997). Het hele transcript is terug te vinden in bijlage 4.

Conversatie analyse is zeer kwalitatief van aard en is data-driven. Dat wil zeggen dat de analyse gestuurd wordt door de gegevens. Elk gesprek is uniek en gesprekken die op een natuurlijke manier tot stand komen zijn veel rijker voor analyses dan wanneer ze bijvoorbeeld tot stand komen in een testomgeving (Schegloff, 1987; 1991). Centraal in conversatie analyse staat het opnemen en coderen van (alledaagse) gesprekken. On-the-spot coding is niet of nauwelijks mogelijk. Opgenomen gesprekken worden omgezet in gedetailleerde transcripten. Een transcript is in feite niets anders dan een letterlijk uitgeschreven gesprek waarin onder andere pauzeringen, intonatie, interrupties, versnellingen en overlappingen verwerkt zijn. Een empirisch voordeel van deze transcripten is dat iedereen de validiteit van beweringen zelf na kan gaan (Sacks, 1984). Het uitgangspunt van een goed transcript is namelijk dat het gesprek op een ander moment op vrijwel exact dezelfde manier nagespeeld kan worden. Het doel van conversatie analyse is het beschrijven van de vorm en functie van (taal)handelingen. Door conversatie analyse te gebruiken kun je niet alleen laten zien wanneer wat gebeurt, maar ook op welke manier en waarom.

(14)

H1 CORRECTIESTRATEGIEËN

Het kan in nieuwsinterviews voorkomen dat geïnterviewden struikelen over bepaalde elementen uit een vraag. Het probleem dat hierdoor kan ontstaan is dat de geïnterviewde niet 'zomaar' bevestigend kan antwoorden. Interviewers kiezen er vaak juist voor een vorm te hanteren die ervoor zorgt dat de geïnterviewde in zijn of haar reactie extra interactioneel werk moet verrichten. Het negatief beantwoorden van de vraag kan voor extra vragen zorgen. Interviewers letten erop dat geïnterviewden antwoorden niet ontwijken en kunnen (meer) dwingende vervolgvragen stellen (Greatbatch, 1986). Michael Boogerd pakt dit op twee manieren aan. In zes gevallen paste hij een term aan in zijn antwoord en in twee gevallen ontkende hij de propositie van een stelling (of vraag met preface). In beide gevallen is Michael Boogerd bezig met het corrigeren van de vraag. Zodoende heb ik deze twee vormen gebundeld onder de overkoepelende naam: 'correctiestrategie'. Kenmerkend aan een correctiestrategie is het behandelen van een bepaald element uit de vraag. Dit gebeurt doorgaans zeer expliciet, omdat de geïnterviewde on record aangeeft een probleem te hebben met een bepaald woord (of beeld dat geschetst is), maar het kan ook impliciet waarbij de geïnterviewde mee lijkt te werken met de vraag door een gedeelte daarvan over te nemen in het antwoord (Heritage & Clayman, 2012). In zeven van de in totaal acht gevallen waarin Michael Boogerd corrigeert, reageert hij op een stelling en niet op een vraag. In het enige fragment waar correctie plaatsvindt na een vraag is een zeer uitgebreide preface aanwezig.

TERM AANPASSEN

Bij het aanpassen van een term gaat het hoofdzakelijk om specifieke elementen uit de vraag. Het komt in de datacollectie acht keer voor dat Michael Boogerd een correctiestrategie gebruikt. In zes fragmenten paste Michael Boogerd een term aan in het antwoord. Kenmerkend daarbij was het gebruik van maximal property (Heritage & Clayman, 2012) in de vraag. Van de zes gevallen waarin een term aangepast werd, kwam dat namelijk drie keer voor. Opvallend is dat Michael Boogerd juist op deze vragen reageert met “nou” en “mha”, wat vaak betekent dat er een probleem is. In alle fragmenten waarin MB een term aanpaste, volgde dit op een declarative, nooit op een interrogative.

Het fragment (1) hieronder komt uit het begin van het interview, waarin Kees Jongkind (KJ) aan Michael Boogerd (MB) vraagt in welke periode hij verboden middelen heeft gebruikt. Het fragment illustreert het gebruik van maximal property en de manier waarop MB een term aanpast. Michael Boogerd geeft in eerste instantie een antwoord dat de kaders van zijn dopinggebruik ruwweg aangeeft en KJ concludeert in de postexpansie dat MB “tien jaar lang structureel” gebruikt heeft. Structureel betekentin dit geval ‘altijd’ en is daardoor waarschijnlijk belastend voor MB.

22 K: In welke perio::de gebruikte je. over welke jaren hebben we het. 23 M: Dat is een periode geweest van ehh::: dat ik eh verboden

24 middelen gebruikt is periode vannn zeuvennegentig tot en 25 met tweeduizendzeven einde carriere

26 (1.2)

27 K:>Dus TIEN JAAR lang (.3) structureel doping gebruikt. 28 (.4)

29 M:> hma structureel wil ik het niet noemen ut is eh over meerdere 30 periodes.(1.6)geweest

Fragment 1

Wat opvalt in dit fragment is de manier waarop de interviewer reageert in de postexpansie (regel 27). Het is duidelijk zichtbaar aan de intonatie dat de nadruk op “tien jaar” en “structureel” wordt gelegd. Deze nadruk is vervolgens ook terug te vinden in de reactie van MB. Ook hij legt de nadruk op het woordje structureel en geeft aan een probleem te hebben met deze term. In zijn optiek is zijn gebruik niet structureel geweest en hij geeft

(15)

een specificatie om dit te bewijzen (“over meerdere periodes geweest”). Door het gebruik van maximal property lokt de interviewer de geïnterviewde als het ware uit een alternatief antwoord te geven. Hij wekt namelijk de indruk dat het eerste antwoord opgevat kan worden als ‘tien jaar lang structureel doping gebruik’. Het gevolg is dat de geïnterviewde een verklaring geeft waarom het niet structureel is en juist daarmee zijn bekentenis ‘uitbreidt’ met nieuwe informatie (gedurende tien jaar, meerdere periodes gebruikt). Aan de “hma” in regel 29 is overigens goed te zien dat Michael Boogerd een probleem heeft met de stelling van de interviewer. Woorden als “nou” en “hma” zijn kenmerkend voor het aanpassen van een term, zoals ook in de volgende fragmenten te zien is.

In het vorige fragment werd door middel van een bijvoeglijk naamwoord maximale waarde gegeven. Het kan echter ook op andere manieren zoals in het fragment hieronder te zien is, waarin MB een probleem heeft met het woordje ‘geconsulteerd’.

163 K: Maar het kan niet zo zijn dat jij als eh als jonge renner (.) 164 eh op de hoogte bent van van eh hoe de middelen te gebruiken 165 wat ze precies doen. wat je moet gebruiken hHh dus jij-JIJ jij 166 ->moet iemand eh geconsulteerd hebben.

167 (1.0)

168 M:>nou, geconsulteerd is misschien een groot woord j-j-j-je praat 169 er wel over [er wordt in het pre-peleton ehh wat ik al zei ik-170 K: [met?]

171 M: eh-k ga niet vertellen met w[ie ik erover

gepra-172 K: [nee, maar MET RENNERS DUS? 173 M: ehhh ook, maar er wordt in het peleton veel over

174 gesproken. et eh ik had het idee dat het in die periode 175 gemeengoed was hHh (.7) ehhmm zeker weten van een hoop

176 mensen doe ik het ook niet maar k had wel zwaar et vermoeden 177 hHh (1.0) ja en ehh ik heb ehh informatie ingewonnen en 178 heb toen zelf besloten om ehh om dat te gaan doen. heb het 179 zelf gekocht ehh zelf ehh (.3)ehh gebruikt of zelf eh 180 toegediend hHh (2.2) en ehh ja (.9) andere (.5) praat ik 181 niet over

Fragment 2

Opvallend in dit fragment is het probleem dat MB aangeeft te hebben met het woord ‘consulteren’, terwijl hij niet veel later in het interview zegt: “ik heb zeker angsten gehad dat verkeerd zou kunnen gaan, en daarom heb ik mij ook heel goed laten adviseren”. Waarschijnlijk is ‘consulteren’ voor MB te officieel in deze context (met een verwijzing naar de ploegarts). De vraag is in hoeverre de woorden adviseren en consulteren inhoudelijk van elkaar verschillen. Michael Boogerd mag dan een probleem hebben met het woord consulteren, hij produceert in zijn antwoord wel een specificatie (“je praat er wel over” in regel 168). De vraag die dit opwekt: “met wie praat je erover?” (regel 170) is blijkbaar een stapje over de grens, zoals duidelijk zal worden in het hoofdstuk weigerstrategieën. Michael Boogerd maakt ‘consulteren’ uiteindelijk kleiner en algemener door te zeggen dat er ‘veel over gesproken wordt’.

Ook in dit fragment begint Michael Boogerd het antwoord met “nou” (regel 168) en is duidelijk te zien dat MB zich op verschillende manieren lijkt te willen verdedigen tegen de vraag van de interviewer. Niet alleen is Michael Boogerds probleem met de vraag duidelijk zichtbaar door het corrigeren van het woord 'consulteren' (regel 168) en maar zijn veel aarzelingen (relatief lange pauzes, veel “eh”) waarneembaar in het tweede gedeelte (regels 173 –181).

Dat het gebruik van maximal property (Heritage & Clayman, 2012) voor grote obstakels kan zorgen laat het volgende fragment zien waarin Kees Jongkind zich afvraagt hoe het dagelijks leven van een doping gebruikende wielrenner eruit ziet, en stelt een zeer ‘tastbare’ declarative(regel 148-149). Dit is blijkbaar problematisch voor MB want hij geeft dit, na een relatief lange pauze van 1.4 seconden (regel 151), on record aan (regel 151). Pas

(16)

nadat bevestigd is dat de interviewer begrijpt dat zijn vraag problematisch is, produceert de geïnterviewde een antwoord.

148 K: =ok maar dan ehh je koopt het. je legt het in de ijskast. en ehh 149 ->het is eh vervolgens onderdeel van je huishouden

150 (1.4)

151 M: nou (0.8) pff ((blaast uit)) (0.8) ja d-d-dit ik vind dit heel 152 onve-oncomfortabel om daar zo over te praten [ik hoop dat je dat 153 K: [nee ok]

154 M: begrijpt=

155 K: =ja, dat snap ik

156 M: EHHhh t was toen (.2) tis toen onderdeel geworden van van ehh (1.0) 157 –>van mijn leven als beroepsrenner (.7) punt

Fragment 3

In het antwoord dat Michael Boogerd uiteindelijk geeft (regel 156) neemt hij de zin van de interviewer over, maar verandert het woord ‘huishouden’ in ‘mijn leven als beroepsrenner’. Het lijkt erop dat het woord huishouden teveel waarde bevat en dit verkleind moet worden tot de scope waarbinnen Michael Boogerd de bekentenis wil houden. In dit fragment is goed te zien hoe Michael Boogerd maximal property corrigeert door gebruik te maken van bepaalde elementen uit de vraag ('furnishing the veneer of an answer', Heritage & Clayman, 2012). Daarnaast lijkt het erop dat de geïnterviewde zijn morele karakter probeert te beschermen. Dit lijkt erg op de manier waarop verdachten bij rechtszaken zichzelf beschermen (Komter, 1994). In dit geval geeft Michael Boogerd aan dat niet zijn persoon slecht is, maar bepaalde handelingen in zijn carrière. Dit sluit ook aan bij de bevindingen van Goffman (1981) die stelt dat mensen die iets bekennen zich figuurlijk splitsen in iemand die iets slechts gedaan heeft en iemand die zich juist distantieert van dat slechte. In dit geval is 'huishouden' wellicht zo breed dat deze distantie niet meer mogelijk zou zijn.

In fragment 3 is duidelijk te zien dat Michael Boogerd een probleem heeft met de vraag van de interviewer, of in ieder geval met een element uit diens vraag. Michael Boogerd begint de insertie-expansie niet alleen met “nou” (regel 151) maar blaast hoorbaar lucht uit (“pff”) en begint uiteindelijk stotterend na twee pauzes van 0.8 seconden elk. Het uiteindelijke antwoord in regel 156 verloopt ook niet erg soepel. Zo begint Michael Boogerd de beurt met een relatief lange “eh” en past voltooid verleden tijd aan naar voltooid tegenwoordige tijd. Erg bijzonder is daarnaast de manier waarop Michael Boogerd het uiteindelijke antwoord afsluit in regel 157. De “punt” lijkt hier niet alleen het einde van de beurt te initiëren, maar van de gehele course of action. Het lijkt er hier namelijk op dat Michael Boogerd met “punt” wil aangeven dat vervolgvragen over dit onderwerp zinloos zullen zijn. Ergens niet verwonderlijk aangezien deze vraag moeizaam beantwoord werd.

Het aanpassen van een term of propositie komt soms erg subtiel voor. In het fragment hieronder heeft Kees Jongkind gevraagd naar het moment waarop Michael Boogerd besloot om te gaan gebruiken. Het antwoord dat volgt is een opsomming van verschillende punten die er samen voor gezorgd moeten hebben dat MB is gaan gebruiken.

115 M: =en dan ook nog es in de media (.6) d'r flink van langs krijgen ja 116 dan hHh(1.2) moet je we:l op een bepaald moment heel sterk in je 117 schoenen staan wil je niet ehh (0.6) naar een middel grijpen waarvan 118 je denkt dat meerdere dat doen (.6) en waardoor je beter gaat

119 fietsen >wat ook nog niet eens op de lijst< staat >of wat wel< op de 120 lijst staat, maar wat ze niet kunnen vinden

121 (.8)

122 K:>was de keuze makkelijk gemaakt.

123 M: makkelijk was die niet maar (.4) toen was de keuze wel gemaakt Fragment 4

De interviewer reageert in postexpansie met “was de keuze makkelijk gemaakt”. Daarmee bedoeld hij waarschijnlijk dat de keuze eenvoudig was omdat er geen alternatieven waren. Michael Boogerd lijkt dit echter

(17)

anders te interpreteren want hij stelt dat “die” (regel 123), hetgeen slaat op de keuze, niet makkelijk was. In dit geval lijkt Michael Boogerd relevant te maken dat, hoewel het kiezen voor dopinggebruik eenvoudig was in de zin dat hij eigenlijk niet anders kon, het voor hem als persoon niet gemakkelijk was.

Het corrigeren van bepaalde elementen uit een vraag of de propositie lijkt een relatief subtiele manier om weerstand te bieden tegen een vraag die schadelijke gevolgen kan hebben. Door het herhalen van bepaalde elementen uit de vraag in het antwoord (‘furnishing the veneer of an answer’ Heritage & Clayman, 2012) toont de geïnterviewde zijn of haar medewerking aan het interview (en het onderzoek, bijvoorbeeld bij rechtszaken). Deze strategie is echter geen ‘jail-free-card’; een belastende vraag kan misschien wel dusdanig aangepast worden in het antwoord dat deze niet of minder belastend is, het blijft lastig niet bevestigend te reageren op de oorspronkelijke belastende vraag. On record aangeven dat een element uit de vraag problematisch is, zorgt ervoor dat de aandacht gevestigd wordt op het niet kunnen of willen beantwoorden van de vraag in de huidige vorm. Het voordeel is daarentegen dat de geïnterviewde kan ‘beginnen’ met het minimaliseren van (potentiële) schade (Heritage & Clayman, 2012). Uit de bestudeerde gegevens blijkt (zie bijlage collectie H1 Correctiestrategieën) dat het on record aangeven resulteert in het geven van aanvullende informatie binnen de bestaande bekentenis. In alle gevallen reageerde Michael Boogerd op een declarative, nooit op een interrogative. Deze vorm van damage control paste Michael Boogerd vooral toe na het gebruik van maximal property door de interviewer. In de reacties op declaratives die maximal property bevatte, deed Michael Boogerd aanzienlijk meer interactionele handelingen. Hij gaf bijvoorbeeld aan welk element wrijving veroorzaakt en hij produceerde steeds een korte verklaring waarin hij zijn versie van het verhaal gaf. Kenmerkend voor het aanpassen van een term zijn de aarzelingen en pauzes in het antwoord die duidelijk aangeven dat de vraag problematisch was.

ONTKENNEN PROPOSITIE

Bij het ontkennen van een propositie wordt vooral inhoudelijk gereageerd en behandelt de geïnterviewde bepaalde informatie die incorrect lijkt te zijn. Het kan namelijk voorkomen dat de interviewer iets zegt dat incorrect is of niet overeenkomt met het beeld van de geïnterviewde. Waar het bij de vorige strategie (term aanpassen) ging om het corrigeren van een term of een element uit de vraag wordt bij het ontkennen van de propositie de hele lading van de vraag gecorrigeerd. Het komt in de datacollectie in totaal twee keer voor dat Kees Jongkind een bepaald beeld schetst dat niet klopt volgens Michael Boogerd. In beide gevallen wordt het beeld gecreëerd aan de hand van eerdere bekentenissen. In het eerste fragment wordt dit beeld door middel van footing (Goffman, 1981; Clayman, 1993; Heritage & Clayman, 2012) geschetst, in het tweede fragment wordt het beeld als een conclusie gepresenteerd.

In het volgende fragment maakt de interviewer gebruikt van footing shift door te refereren naar de bekentenis van Michael Boogerd’s ex-collega die zeer belastende beweringen heeft gedaan. Zo zou er een gesprek tussen renners en leiding zijn geweest waarin het gebruik van verboden middelen gestimuleerd werd. Kees Jongkind eindigt de preface waarin hij de bekentenis van Danny Nelissen aanhaalt met de vraag of dit gesprek de reden voor MB is geweest om te gaan gebruiken. Michael Boogerd reageert niet type conform want hij gaat niet in op de vraag maar wel op de preface.

183 K: Ehh iemand anders die ehh (.) be:kend heeft is danny nelissen en hij 184 zei hHh dat er in rabobankploeg van negentienzes(.)ennegentig >een 185 gesprek< is geweest (.) met jan raa:s en eh jullie werden aan alle 186 kanten f->weggefietst< dat was natuurlijk frustrerend en daar is 187 gezegd (.6) als je iets wil (.7) kun je bij de dokter (0.2)eh 188 leinders terrecht en michael boogerd was ook bij die bijeenkomst 189 (.8) [is dat ook de aanleiding

190 M: [nou]

(18)

191 K: geweest om-o-o-om erover na te gaan denken? ºom te gaan gebruiken?º 192 M:>nou ik kan eh twee dinge::: hierover zegge::: et eerste is dat ik 193 ->absoluut niet bij zij zo'n gesprek aanwezig ben geweest danny heeft 194 dat gezegd dat ik erbij zat. maar dat is absoluut eh niet waar

195 en het tweede wat ik hierover kan zeggen is dat eh jan raas (.2) mij 196 (.) nooit en te nimmer aangezet heeft tot het gebruik van doping Fragment 5

Wat opvalt, is dat Michael Boogerd de verschillende punten individueel ontkent die in de preface genoemd worden. Zo ontkent hij ‘überhaupt’ (regel 193) bij het gesprek aanwezig was en hij ontkent dat ploegleider Jan Raas betrokken zou zijn geweest bij het dopinggebruik van MB. Technisch gezien beantwoordt MB de vraag (“is dat de aanleiding geweest om erover na te gaan denken?” regels 189-191) niet. Door het beeld van de preface dat hij bij een bepaald gesprek aanwezig is geweest te ontkennen sluit hij de vraag uit. De vraag gaat namelijk uit van het aanwezig zijn geweest van MB bij het gesprek. Dit fragment laat duidelijk zien hoe de interviewer een geladen preface mét footing gebruikt om een beeld te schetsen waarover hij vervolgens een vraag stelt. Michael Boogerd moet relatief veel werk doen om zowel de footing te corrigeren (“ja, dat heeft Danny Nelissen gezegd maar nee, het is niet waar” regels 193-194) als de suggestie dat de ploegleider Jan Raas betrokken zou zijn bij Michael Boogerd’s dopinggebruik. Dit lijkt op de manier waarop verdachten bij rechtszaken elke betrokkenheid ontkennen. Michael Boogerd reageert op de telastlegging zoals verdachten reageren op het voorlezen van een verklaring (in dit geval met een bevestiging: “Danny heeft dat gezegd”), maar ontkent betrokkenheid. Hierdoor kan hij niet verantwoordelijk gehouden worden, totdat blijkt dat hij gelogen zou hebben (Leuw, 1985).

Dit is het enige fragment waarin Michael Boogerd corrigeert (met een ontkenning) na een vraag en niet na een stelling. Voorafgaand aan de vraag gaat echter een uitgebreide preface waarin Kees Jongkind door middel van footing de verklaring van Danny Nelissen als telastlegging kan gebruiken. Het is opvallend dat Michael Boogerd reageert met “nou” (regel 190) voordat de vraag gesteld is. Ook hier lijkt hij dus te reageren op een stelling (regel 188).

Bij deze ontkenning worden veel evaluatieve termen gebruikt (‘absoluut niet’, ‘nooit en te nimmer’) wat erop lijkt te duiden dat MB zich fel verzet tegen de beschuldigingen. Juist het element wat Michael Boogerd niet expliciet noemt, namelijk de ploegarts (regel 187), is hetgeen de interviewer gebruikt voor zijn vervolgvraag. Het is de vraag waarom MB zich niet in eerste instantie uitspreekt over de wel of niet betrokkenheid van deze arts. De verdediging tegen de beschuldiging dat de ploegarts wel eens betrokken zou zijn bij het gebruik van doping is te zien in het volgende fragment. Door gebruik te maken van footing shift, in dit geval via het USADA-rapport, weet de interviewer het beeld te schetsen dat ploegarts Geert Leinders vaker betrokken is geweest bij dopingschandalen. In deze conclusie produceert de interviewer de beschuldiging als logica: de arts was vaker betrokken bij dopinggebruik; jij werkte nauw samen met de arts; de kans is dus groot dat hij ook bij jouw dopinggebruik betrokken is geweest. In de verdediging die volgt probeert MB duidelijk te maken dat de beschuldigingen niet overeen komen met zijn eigen ervaringen.

197 K: dan even over de dokter want die wordt wel vaak genoemd bij al die 198 getuigenissen ook in het usadarapport eh door levi leipheimer hH ehh 199 komt de naam leinders wel vaak voorbij. naja goed daar heb jij

200 natuurlijk nauw mee samengewerkt dus (.) de conclu:sie is dan al 201 snel (.) ehh meneer leinders zal eh michael boogerd dan wel geholpen 202 hebben

203 M:>ik heb het zelluf gedaan (.3) nogmaals en eh ook geert leinders 204 heeft mij niet aangezet tot (.4) en geholpen met (.4) dr was een 205 duidelijke policy bij de bij de ploeg die ehhh droege mensen ook uit 206 (.5) eh zelf heb ik ook nooit het beeld gehad dat ehh dat ehh (.3) 207 dat er binnen de rabobankploeg een eh dopingcultuur eh bestond 208 (1.5)

209 K: maar als ik nu [wa-]alle bekentenissen zie (.7) dan zijn er wel 210 zeve:: van de rabobank jou voorgegaan dan DAN (.2) bes-eh-besluipt

(19)

211 mij toch wel dat idee 212 (.3)

213 M:>Ja maar je hoeft dat niet te zien (.) zegmaar ik bedoel ik heb ik 214 heb dat nooit zo erva::ren dat er ehh cultuur heerste (.) binnen de 215 ploeg

216 (.8)

217 K: wordt daar nooi::t ehh over gepraat? (.6) renners onderling? 218 M: je kan vermoedens hebbe

219 (1.9) Fragment 6

In regel 213 geeft Michael Boogerd aan dat de betekenissen van andere wielrenners er niet voor hoeven te zorgen dat er in de Rabobankploeg een dopingcultuur leek te bestaan. Hij specificeert dit door daar aan toe te voegen dat hij dat zelf nooit zo ervaren heeft. Waarmee hij lijkt te erkennen dat dit beeld voor anderen wel kan bestaan. Opvallend is dat de interviewer niet tegen de beleving van de geïnterviewde ingaat, maar om verdere specificatie vraagt (“wordt daar nooit over gepraat door renners onderling?”). Het woord “zegmaar” (regel 213) heeft hier een bijzondere functie. Het lijkt erop dat het een aanvulling moet zijn op de eerdere ontkenning, maar lijkt hier echter zelfcorrectie te initiëren met “ik bedoel”. In het tweede gedeelte minimaliseert Michael Boogerd zijn uitspraak feitelijk van “je hoeft dat niet zo te zien” naar “ik zie dat niet zo”.

Het ontkennen van een propositie lijkt op de manier waarop verdachten bij rechtszaken reageren op tenlastelegging door de rechter. In beide fragmenten wordt Michael Boogerd namelijk geconfronteerd met eerdere rapporten en verklaringen. Doordat de interviewer het 'dossier' gebruikt door middel van footing en prefaces kunnen zware beschuldigingen ontstaan. In het eerste fragment gaat Michael Boogerd fel in tegen deze beschuldigingen en ontkent elke betrokkenheid, in het tweede fragment richt MB zich meer zijn eigen beleving en handelen (daarover meer in het hoofdstuk 'solistische actie'). In beide gevallen moet Michael Boogerd veel (extra) interactionele handelingen doen om zich te verdedigen tegen de beschuldigingen.

H1 CONCLUSIE

De besproken vormen van damage control die onder correctiestrategieën vallen zijn reactief van aard. Dat wil zeggen dat de geïnterviewde reageert op iets uit de voorafgaande vraag. Bij het aanpassen van een term wordt een bepaald element, vaak een woord, gecorrigeerd in het antwoord en bij het ontkennen van een propositie wordt het beeld ontkent dat opgeroepen wordt door een beschuldiging. Kenmerkend voor de correctiestrategieën is het gebruik van “nou”, wat aangeeft dat een bepaalde vraag enigszins problematisch is voor de geïnterviewde. Dit wordt versterkt door zelfcorrectie en zelfherstel in het uiteindelijke antwoord. In vrijwel alle gevallen reageerde Michael Boogerd met een correctiestrategie op een stelling en niet op een vraag. Daarnaast is in de fragmenten duidelijk zichtbaar hoe de interviewer eerdere verklaringen en rapporten gebruikt als dossier door middel van footing en prefaces. De manier waarop Michael Boogerd zich verdedigt met correcties lijkt sterk op de manier waarop verdachten reageren bij rechtszaken (Komter, 1994). Met name bij het aanpassen van een term lijken de handelingen gericht op het beschermen van het morele karakter. Dit lijkt uitgelokt te worden door het gebruik van maximal property voor bepaalde woorden in de vraag.

(20)

H2 WEIGERSTRATEGIEËN

Het vorige hoofdstuk behandelde strategieën die geïnterviewden kunnen inzetten bij het beantwoorden van vragen. Het kan echter ook voorkomen dat een vraag (of beschuldiging) zó schadelijk wordt geacht, dat de geïnterviewde deze niet kan beantwoorden of ervoor kiest deze niet te beantwoorden. In dat geval maakt hij gebruik van weigerstrategieën. Bij een weigeringsstrategie geeft de geïnterviewde aan ergens niet over te willen praten. De grenzen van hetgeen de geïnterviewde bereid is te bekennen lijken hierdoor zichtbaar te worden. In de datacollectie komt het negen keer (28% van het totaal aantal fragmenten) voor dat Michael Boogerd een weigerstrategie gebruikt. Het weigeren komt in drie vormen voor; on record, door het benadrukken van een solistische actie’ en uit principe.

ON RECORD WEIGEREN

De meest expliciete vorm van het weigeren een vraag te beantwoorden is het ‘on record weigeren’. In deze versie geeft de geïnterviewde aan niet over bepaalde zaken te willen praten. Uit de datacollectie blijkt dat deze expliciete weigering voornamelijk ‘getriggerd’ wordt door vragen naar ('feitelijke') details buiten de bestaande bekentenis zoals data en specifieke wedstrijden. Michael Boogerd geeft in het interview in eerste instantie geen reden buiten "ik heb besloten daar niet over te praten" en de interviewer wist van te voren dat MB mogelijk zo zou gaan antwoorden.

In tegenstelling tot de interactie in rechtbanken heeft de interviewer niet dezelfde positie als een rechter. Hij kan namelijk geen directe consequenties verbinden aan de bekentenis. Wat hij wel kan doen is het ter verantwoording roepen van de geïnterviewde aan de hand van het 'dossier' wat hij kan aanhalen bij het niet accepteren van een weigering. Het dossier is in het geval van Michael Boogerd een overzicht van rapporten van de dopingautoriteit en bekentenissen van andere wielrenners. Kenmerkend aan het on record weigeren is de interruptie van de interviewer op het moment dat de geïnterviewde deze strategie toepast. In de datacollectie kwam het in 4 van de 5 gevallen van on record weigeren namelijk voor dat de interviewer interrumpeerde met ‘maar’ en ‘een specifieke vraag of opmerking’.

De weigering in het fragment hieronder is de eerste in het interview. Hier wordt Michael Boogerd gevraagd wanneer hij verboden middelen gebruikt heeft. Na een korte sequentie waarin Michael Boogerds probleem met het woord 'structureel' behandeld wordt (zie hoofdstuk 1, 'term aanpassen') geeft MB aan niet in detail te willen treden in welke periodes hij precies gebruikt heeft. Nadat hij zelf aangegeven heeft dat het periodes zijn geweest waarin hij gebruikt heeft zegt de interviewer: "maar ehh=" (regel 31). Michael Boogerd lijkt hier de course of action te herkennen want hij gaat snel verder met "welke periodes precies daar wil ik me niet over uitlaten" (regel 32). Hij gaat hier vervolgens op verder door aan te geven ook niet in detail te willen treden over welke wedstrijden niet schoon gereden zijn (regel 33). Het verstrekken van deze informatie heeft waarschijnlijk grote gevolgen voor de strafrechtelijke vervolging en de publieke opinie (dit interview zou later ook bij een rechtszaak gebruik kunnen worden). Het is juist dit moment dat interviewer Kees Jongkind interrumpeert met de vraag of alle Tour de France wedstrijden wel gereden zijn met verboden middelen (regel 34).

27 K: Dus TIEN JAAR lang (.3) structureel doping gebruikt. 28 (.4)

29 M: hma structureel wil ik het niet noemen ut is eh over meerdere 30 periodes.(1.6) geweest

31 K: Maar ehh=

32 M:>=welke periodes precies daar eh wil ik me niet over uitla-a uitlaten 33 >ik wil ook niet in details treden [welke wedstrijd wel welke

-34 K: [maar alle tour de frances wel?

(21)

35 M: hHh Nee absoluut niet nee ºneeº (.6) tour de france ehh heb ik ook 36 heel veel ehh (1.4) keren schoon gereden ja.

Fragment 7

In het bovenstaande fragment geeft MB niet aan in welke periode hij precies gebruikt heeft. Wel lijkt de interruptie van de interviewer enigszins succesvol te zijn want Michael Boogerd doet in deze beurt een kleine bekentenis. Door aan te geven dat hij de Tour de France "heel veel keren schoon" heeft gereden (regel 35-36), geeft hij wel toe dat hij ook enkele keren gebruikt heeft. In deze uiting probeert MB het gebruik echter sterk af te zwakken. Dit doet hij door het gebruik van evaluatieve termen als “absoluut” en “heel veel keren” (regels 35-36). Daarnaast is "nee absoluut niet nee nee" opvallend omdat multiple sayings aangeven dat de course of action ongewenst is en gestaakt dient te worden (Stivers, 2004). In dit geval lijkt het gebruik van deze weigerstrategie ervoor gezorgd te hebben dat een relatief schadelijke bekentenis uiteindelijke een kleine bekentenis is geworden.

In het volgende fragment wordt Michael Boogerds weigering ter discussie gesteld door een link te leggen met een eerdere verklaring van arts Matschiner. Na een reeks waarin Kees Jongkind verschillende 'beruchte' namen noemt van artsen die betrokken zijn geweest bij dopingschandalen, beschuldigt hij Michael Boogerd ervan geholpen te zijn door Matschiner. Dat Matschiner als laatste genoemd wordt, heeft er waarschijnlijk mee te maken dat hij Michael Boogerd genoemd heeft in een eigen verklaring.

226 K: en de italiaanse eh doktoren? heb je daar eh ooit wel eens contact 227 mee gezocht. eh Conconi en Ferrari want die wa[ren (.) dat waren DE 228 M: [hmff nee]

229 K: MANNE

e-230 M: ((lacht/snuift))

231 M: =ja nee daar heb ik eh nooit eh contact mee gezocht 232 K: Fuentes ook niet?

233 M: volgens-nee fuentes ook niet nee 234 (1.)

235 K: ehh de naam matschiner eh zegt je wel wat 236 (.5)

237 M: de naam matschiner zegt me zeker wat ja 238 (.4)

239 K: want die heeft jou geholpen ehh 240 (1.3)

241 M: ja nogmaals dan kom ik weer op hetzelfde verhaal [ik eh

242 K: [maar matschiner

243 kan je toch wel noemen want die heeft

[zel-244 M:> [ik ben ik ben in mei om die 245 ->brug gelijk maar te make=of eh gelijk maar ge:[gehad te hebben ik 246 K: [ja]

247 M:>ben ehh hHH in de periode tweeduizendvijf tweeduizendzeven een 248 aantal keer naar oostenrijk eh gegaan om eh bloed te af te laten 249 nemen met de intentie op door een ander moment terug te:::::te laten 250 zetten (.7) en (.3) ben er zelf heen gevlogen en ik heb (.3) eh 251 (1.4) ja (.4) ik heb dat gedaan=

Fragment 8

Michael Boogerd reageert op de beschuldiging door aan te geven niet in detail willen treden ("ja nogmaals dan kom ik weer op hetzelfde verhaal"). En ook hier vindt interruptie van de interviewer plaats. Dit keer confronteert hij MB echter met de verklaring van Matschiner ("maar Matschiner kan je toch wel noemen want die heeft zel-"). Waarmee hij de suggestie lijkt te wekken dat de samenwerking tussen Michael Boogerd en Matschiner een bekend gegeven is en weinig consequenties zal hebben voor de globale bekentenis. De vorm waarin deze vraag gesteld is, lijkt te verwijzen naar de eerder genoemde artsen. Na het ontkennen van samenwerking met de artsen Conconi, Ferrari en Fuentes is de interviewer gelijk doorgegaan naar de volgende vraag. Door te zeggen dat MB Matschiner "toch wel" kan noemen, lijkt hij de druk om bevestigend te

(22)

antwoorden op te voeren. Hier lijkt Kees Jongkind zelfs een beetje te 'vissen' naar een kleine bekentenis. Dit fragment wordt in het volgende hoofdstuk (fragment 21) vervolgt. In de paragraaf 'niet meer weten' wordt behandeld op welke manier Michael Boogerd damage control gebruikt om zich te verdedigen tegen de vervolgvragen die gaan over de bloedtransfusies.

Het is voor Michael Boogerd belangrijk dat zijn bekentenis oppervlakkig en globaal blijft. Op het moment dat details bekend worden (bijvoorbeeld welke race hij met doping gewonnen heeft) kan dit namelijk grote (strafrechtelijke) gevolgen voor hem hebben. De manier waarop MB de grenzen opzoekt van wat hem wel en niet aangerekend kan worden, is duidelijk te zien in het volgende fragment. In dit unieke fragment lijkt Michael Boogerd een bekentenis te geven, maar wordt de cruciale bevestiging niet geproduceerd. Kees Jonkind vraagt naar de overwinning van Michael Boogerd in La Plagne. Of deze wedstrijd schoon gereden is of niet, laat Michael Boogerd in het midden door te zeggen dat de race in de periode 1997-2007 valt. Kort voor dit fragment kwam naar voren dat juist dit het tijdsbestek is geweest waarin Michael Boogerd periodes verboden middelen heeft gebruikt. Het logische vervolg lijkt daarmee het volgende te worden: ik heb gebruikt tussen 1997-2007, de race valt in deze periode, dus ik heb deze race niet schoon gereden. Deze vorm herhaalt hij later in de postexpansie (regel 315). Dit antwoord vult MB aan met "ik wil niet in details treden welke periodes ik zonder heb gereden en welke periodes ik met heb gereden". Hoewel de suggestie gewekt lijkt te worden, kan niet met zekerheid gesteld worden dat de race van La Plagne gereden is met verboden middelen.

302 K: de vraag is natuurlijk, (.) is het nou schoon gebeurd of niet. 303 (.9)

304 M: La Plagne is in de periode:::: (.8) tussen zevenennegentig

305 ->tweeduizendzeven (.) nogmaals ik-ik-ik wil niet in details treden 306 welke periodes ik (.2) zonder heb gereden en (.) welke periodes 307 ik met heb gereden (.6) tis een bewuste keuze en daar ehh (.2) 308 [(wil ik me aan hou-)

309 K: [maar je weet het wel? (.) je weet het altijd wel (.) precies wat 310 ehh ehh wat wanneer was

311 M: IK zou het niet meer allemaal precies weten ºmaar (.) een hoop 312 dingen weet ik nog wel ºjaº

313 K: (hja)(.3) je gaat dus geen antwoord geven op deze vraag. 314 (.)

315 M:>ik ehh nogmaals et eh et valt in de periode zevenennegentig (.) 316 ->tweeduizendzeven en ik (.) wijk niet uit over wanneer wel en wanneer 317 niet=

Fragment 9

In dit fragment interrumpeert de interviewer wederom tijdens het on record aangeven niet meer te willen vertellen. De interviewer vraagt of MB nog wel precies weet "wanneer wat was" waarop MB bevestigend antwoord. Daarop concludeert de interviewer dat MB geen antwoord gaat geven op zijn eerdere vraag over La Plagne. Daarmee lijkt de suggestie in combinatie met de weigering toch opgevat te worden als een non-responsive answer. De manier waarop Michael Boogerd in regels 311-312 aangeeft “het niet meer allemaal precies te weten” wordt besproken in het volgende hoofdstuk (onder de paragraaf 'niet meer weten').

Het on record weigeren antwoord te geven lijkt een riskante vorm van damage control omdat het zeer expliciet is. Voor de ontvanger is het meteen duidelijk dat een bepaalde vraagstelling problematisch is voor het ‘verhaal’ van de geïnterviewde. Een geïnterviewde kan doorgaans verantwoordelijk gehouden worden voor het niet beantwoorden of het weigeren vragen te beantwoorden. In 80% van de momenten waarop de geïnterviewde on record aangaf een vraag te weigeren, interrumpeerde de interviewer voordat deze weigering ‘compleet was’ (zoals in fragment 7, 8 en 9). Het lijkt erop alsof de interruptie met een nieuwe vraag de weigering wil afkappen of in ieder geval de geïnterviewde wil 'dwingen' zich te richten op de nieuwe vraag, in plaats van de weigering.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hoewel beide typen ondernemers niet hetzelfde belang hechten aan uitstraling op een bedrijventerrein, wordt tot slot door beide typen ondernemers wel erkend dat

Nadat die Ieser direkte verwysings na die gevestigde werklikheidsmodel verwerk het deur dit te interpreteer en in verband te bring met die res van die gedig, word

Combineer de op zijn best aarzelende manier waarop mensen spontaan kunnen formuleren dat er wetten, regels, gebouwen en functiona- rissen zijn of zouden moeten zijn die hen op

The structural dynamic behavior of Al 7075-T6 beam-like structures exposed to high harmonic base excita- tion was examined to gain insights into the influence of the

[r]

Gauss, Bolyai en Lo- batchevsky, de non-Euclideans, zoals O’Shea ze noemt, rekenen in het begin van de negen- tiende eeuw af met de pretentie van de eucli- dische meetkunde als

In de epiloog verklaart D’Arcy Thompson zijn bedoeling met dit boek: “Te laten zien dat een bepaald wiskundig aspect van de morfologie essentiéél is voor het goed bestuderen

 De aanbeveling is het (deels) implementeren van het COSO ICFR risicomanagement model, zodat het management van onderneming X bewuster wordt van de financiële