• No results found

Van de redactie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Van de redactie "

Copied!
46
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Van de redactie

Negentig jaar na 'Rerum Novarum' is dit najaar de encycliek 'Laborem exercens' (Over de menselijke arbeid) uitgebracht. Hierin wordt opnieuw het katholieke sociale denken uiteengezet, toegespitst op de sociaal-economische vraagstukken van nu. In dit nummer zal het katholieke sociale denken centraal staan.

* *

Allereerst schrijft pater Oswald von Nell-Breuning S.J. over zijn betrokkenheid bij *

het opstellen van 'Quadragesimo Anno', dat in 1931 - veertig jaar na 'Rerum Novarum'- verscheen. Von Nell-Breuning is thans 91 jaar en leeft in het Jezuieten- klooster bij de Theologische Hogeschool van Frankfurt. Hij heeft op uitnodiging van de redactie een bijdrage geschreven over zijn betrokkenheid bij het opstellen van 'Quadragesimo Anno', waarvan hij de belangrijkste auteur was. Hij schrijft over de bijzondere tijd waarin deze encycliek temidden van opkomend nationaal-socialisme is geschreven en over zijn schaarse contacten die hij hiervoor onderhield met de paus. Yon Nell-Breuning beschrijft de pogingen die zijn gedaan om elementen uit deze encycliek corporatistisch uit te leggen. Hij neemt daar krachtig stelling tegen, en komt met een uitleg over de rol van maatschappelijke verbanden en de relatie tot de staat die niet ver afstaat van hetgeen protestanten plegen aan te duiden met 'soevereiniteit in eigen kring'.

Vervolgens bespreekt prof. dr. C. J. Rijnvos de jongste encycliek over de arbeid 'Laborem exercens'. Hij gaat vooral ook in op de vraag of de kerk wei competent is om zich in te Iaten met de sociale vragen, op de wijze zoals ze doet. Rijnvos brengt zijn twijfels hieromtrent onder woorden. Zijn eigenlijke bespreking van de inhoud van de encycliek spitst zich vervolgens toe op hetgeen daarin wordt opgemerkt over de klassenstrijd en de eigendom van de produktiemiddelen.

Negentig jaar na 'Rerum Novarum' wordt niet alleen een nieuwe encycliek over de arbeid uitgebracht, maar vindt ook de fusie plaats van het Nederlands Katholiek Vakverbond met het NVV in de Federatie Nederlandse Yakbeweging. Deze fusie werd eind september jongstleden een feit. De vraag komt op hoe deze ontwikkeling naar de fusie is verlopen en wat de invloed ervan zal zijn op het katholieke sociale denken, dat in het verleden van zo grote invloed is geweest op de sociale wetgeving in ons land. De heer Mertens, oud-voorzitter van het NKV, beschrijft deze ontwikke- ling uitvoerig en geeft zijn persoonlijke visie.

* *

Tenslotte bespreekt oud-Tweede Kamerlid M. W. Schakel de studie van Van *

Schendelen, getiteld 'Leden der Staten-Generaal, ... '.

CHRISTEN DEMOCRATISCHE VERKENNINGEN 12/81

(2)

CHRISTELIJK-SOCIAAL 599

door Oswald von Ncll-Brcuning S.J.

Oswald von Nell-Breuning (geh. 1890) trad in 1911 in hij de Jez.uieten. In 1921 werd lzij tot priester ge- wijd. Na een studie econo111ie promoreerde hij in 1928 op een proefschrift over de 111oraal van de effecten- heurs. Er verschenen 111eer dan 1000 puh/ikaties van :::iin hand. Hij woont al meer dan 50 jaar in het Je- ::.uictenklooster bij de Theologisclze Hogesclwol van Frankfurt.

50 jaar 'Quadragesimo Anno'

In het algemeen worden vijftigjarige. zogcnaamde 'gouden jubilca' zcer nadrukkclijk gcvierd; dat negentigjarige jubilea herdacht worden. is daarcntegcn iets heel ongc- woons. En juist dit hcbben we dit jaar bclccfd. De 90 jaar gclcden op 15 mci 1891 wrschenen encycliek 'Rerum Novarum' is maandcnlang op vclc maniercn hcrdacht:

aan hct 'gouden jubilcum', dat de prccics 40 jaar jongcre encyclick 'Quadragcsimo Anno' belecfde. denkt behalvc het CDA en zijn Wctenschappclijk lnstituut hlijkbaar niemand.

Van de herdenking van dcze nu al vijftig jaar oud gcworden encyclick was en is hijna gcen sprakc. V oorzovcr de cncy- clicken, die 'Rerum Novarum' voortgezct hebben. genocmd werden, warcn dit in de ccrstc plaats 'Mater et Magistra', maar zckcr ook 'Populorum progrcssio' en hct aan cen cncycliek gelijkwaardig hcrdcrlijk schrijvcn van Paulus VI. 'Octogcsima ad- vcniens' van 15 mci 1971. Men zal bcgrij- pen. dat onder dezc omstandighcden ecn uitnodiging van hct CDA om een bijdragc tc lcvcrcn over Q.A. verheugend was en gaarnc necm ik dcze uitnodiging aan.

Hoc vcrklaart men het echter, dat het 'goudcn' juhilcum van Q.A. vollcdig ach- tcr de 90-jaar-viering van R.N. vcrdween en aan de vergctclhcid ten prooi vie!?

De vcrklaring is niet ver te zoeken.

CHRISTEN DEMOCRATISCHE VERKI'l'NINGEI' 12/HI

De 40c verjaardag van Rerum Novarum Tocn Pius Xf hct bcsluit nam om tcr gc- lcgcnhcid van de 40c vcrjaardag van R.N. cen nieuwc sociale cncycliek uit tc vaardigen en patcr-gencraal van mijn ordc (de 1 ezuicten-orde) Wladimir Lcd(Khow- ski de voorbcreiding daarvan opdrocg.

vcrklaardc hij. dat deze encyclick even belangrijk mocst zijn als R.N. Pater Lcd{l- chowski antwoorddc. dat Zijnc Hcilighcid daarmcc icts onmogclijks vcrlangdc. R.N.

had volgcns hem ccn doorhraak bctckcnd, want daarmec had de Kcrk voor hct ccrst op gczaghebbende wijzc ccn haar tot nu toe vrccmd gcbicd bctrcdcn. Dit zou ccn- malig zijn en nict kunnen worden hcr- haald. Daarom mocst. aldus pater Lcd{J- chowski. paus Pius XT zich cr mcc tcvrc- dcn stcllen. vcrder tc bouwen aan hct werk

(3)

waarvoor Leo XII de grondslagen had ge- legd. Deze grondslagen waren eens en voor altijd door zijn grote voorganger gelegd en diens onvergelijkbare roem blijft be- staan. Daarom zullen ook in de toekomst de herdenkingen, allereerst in 1991 het honderdjarig jubileum van R.N., plechtig gevierd worden en de daarop volgende sociale encyclieken op zijn best onopval- lend genoemd worden. Dat wil niet zeg- gen, dat deze latere encyclieken onbelang- rijk waren; zij hebben zonder meer hun gewicht, maar R.N. is en blijft, wanneer men deze beeldspraak gebruiken mag, de locomotief en aile die daama gekomen zijn, zijn door deze locomotief getrokken bijwagens.

Zo zal ik dan proberen, hier 'sine ira et studio' het gewicht van Q.A. vast te leg- gen. het noch te overdrijven, noch ten on- rechte te bagatelliseren. Daartoe moet nog eens worden teruggegrepen op de door Pius XI gegeven opdracht.

Toen de paus het hoofd van de Orde de opdracht gaf, gaf hij te kennen dat het hoofdbestanddeel van het werk door Duit- se paters verricht zou moeten worden, waarbij hij bij 'duits' wel niet aan het toen- malige Duitse Rijk gedacht zal hebben, maar aan het duitstalige cultuurgebied in wijde kring. Tegelijkertijd was daarmee aangeduid, dat ten eerste de vooral tenge- volge van de foutieve Duitse vertaling op dit gebied ontstane misverstanden uit de weg geruimd zouden moeten worden, ter- wijl aan de andere kant het denken uit het Duitse recht, vooral vanuit het begrip van de 'Genossenschaft' in tegenstelling tot het romanistische etatisme (fascisme) in de encycliek tot gelding zou komen.

Daarmee zijn misschien ook de belang- rijkste redenen aangegeven, die het succes en vooral de mislukking van de encycliek sterk bepaald hebben.

Op deze plaats is het onvermijdelijk iets over mijn aandeel in de encycliek te Iaten weten. In plaats van het werk over ver-

CHRISTEN DEMOCRATISCHE VERKENNINGEN 12/81

schillende Duitse en andere paters te ver- delen, heeft het hoofd van de Orde deze opdracht in eerste instantie aan mij aileen gegeven. lk was toen een onbekende jonge- man in de Orde en waarom de pater- generaal juist aan mij dacht heb ik nooit vernomen. De Duitse situatie en in het bijzonder ook de controversen in het juiste begrip van R.N. waren mij bekend; de overige wereld, de in het buitenland be- staande problemen niet. Weliswaar had ik twee jaar noviciaat in Nederland in 's-Hee- renberg en twee studiejaren in Valkenburg (L.) doorgebracht, maar in aldie tijd heb ik niet het minste contact gehad met Ne- derlanders.

Door een verblijf van meerdere jaren in Oostenrijk bezat ik enige kennis van de stand van zaken en controversen in dat land. Daardoor kon het niet uitblijven, dat ik in het antwerp van de encycliek bijna uitsluitend de in het Duitse (inclusief het Duits-Oostenrijkse en Duits-Zwitserse) gebied verspreide christelijk -sociale ge- dachtenwereld en de daar bestaande con- troversen inbracht. Deze controversen zijn dan ook, afgezien van onbelangrijke over- blijfselen, geelimineerd. Dat <seldt in het bijzonder van het problee1u van het eigen- domsrecht, dat daarom zoveel ruimte in Q.A. inneemt, omdat het nodig was aan het desbetreffende met R.N. gemaakte misbruik een eind te maken. Dit is dan ook op verheugende wijze gelukt (degenen die zich niet Iieten overtuigen, hebben hieraan een andere uitleg gegeven).

Bijzonder verheugend is het echter, dat de onverkwikkelijke twist, of katholieke ar- beiders zich aileen in de katholieke, door een katholieke aalmoezenier geleide, arbei- dersorganisatie met 'vakbonden' of ook in een interconfessionele, christelijke vak- beweging zouden mogen organiseren, door Pius XI uit de wereld werd geholpen en dat daarmee aan die van integralistische zijde gelasterde christelijke vakbondsle- den een late voldoening gegeven werd.

Deze beslissing over een in de Ianden met

(4)

600 er- ze leen 1ge-

lit t tiste

:I ik lee- 'urg eb e- n e t

I,

sief rse)

m- djn 'ef- :t en- n n

1 I ell

de

·-

)f

,ei-

k-

)Of

et

CHRISTELIJK-SOCIAAL

een bijna geheel katholieke bevolking totaal on bekende vraag, bracht voor de katholieke arheidersbeweging in confessio- necl verdeelde Ianden een grote ontlasting.

hevrijdde hen van meningsverschillen in vele voor hen fundamentele vraagstukken en verschafte hen daardoor innerlijke een- heid. gaf hen de innerlijke zekerheid dat zij zich op de goede weg bevonden. lkzclf had toen een zeer nauw contact met de KAB. vooral met het westduitse verbond (eerst Monchen-Giadbach. later Keulen) en heb meegemaakt, hoe blij en dankbaar men zich na de tientallen jaren durende hestrijding en verwijten door Q.A. beves- tigd en besehermd voelde en wat dit voor hun zelfbewustzijn en blijheid van aetie hetekende.

Wat tot de katholieke arbeidersbeweging of meer algemeen tot het sociale katholi- cisme van andere Ianden (in het bijzonder de Benelux, Frankrijk, Italic, zeer zeker Engeland en de V.S.) gezegd had moeten worden, daar wist ik niets van, en omdat er niemand was die hiervan op de hoogte was. bestaan bier grate leemten 1,

De kern van Quadragesimo Anno

De kern van de encycliek Q.A. - zo vatte ik in ieder geval mijn opdracht op - moest deei1T.5 'Ordinum mutus cooperatio' zijn, dat in de Duitse vertaling het opschrift

601 'BerufssUindische Ordnung' draagt. De be- doeling was. de kapitalistische klasse niet door 'ontproletariseren van het proleta- riaat', dat wil zeggen door deelname in de breedste zin van het woord aan vermo- gensbezit te overwinnen, maar structureel door een functionele opzet. die daarvoor in de plaats zou komen; de maatschappij moest niet horizontaal worden ingedeeld naar bezit of niet-bezit van produktiemid- clclen, niet naar arbeidsmarktpartijen, maar naar wat al of niet voor de gehele maatschappij tot stand heeft gebracht - dat wil zeggen niet aileen de economic, maar de f?Chele mensenmaatschappij. De later in het Duitse taalgebied daartoe in- gevoerde term 'leistungsgemeinschaftliche Ordnung' was toen helaas nog niet uitge- vonden. Datzelfde geldt ook voor het taal- verschil van 'klassenloser' en 'klassenfreier' maatschappij. Op dat moment stond in de Duitse taal aileen maar de term 'Berufs- sHindische Ordnung' ter beschikking, die weliswaar het voordeel had bij vroegere voorstellingen van de katholieke traditie aan te knopen. maar juist daardoor de in- druk wekte. dat in plaats van een ver- nieuwing een herstcl van overlecfde toe- standen werd beoogd. De Fransen, die voor het nieuwe begrip ook nog geen woord ter beschikking hadden, spraken van 'corporativisme' en richtten daarmee

1 Gedurende de werkzaamheden aan het antwerp voor de encycliek betrok de pater-generaal van de Jezuieten-orde van tijd tot tijd een Belgische confratcr, P. A. Muller, professor aan de Handelshogeschool van de Orde in Antwerpen, bij het werk. Deze verrijkte het antwerp cchter nauwelijks door aanvullende zakelijke kwesties. maar gaf er door in Belgic gebruikte taalkundige wendingen (bijv. of het socialisme zich liet 'dopen') een iets prettiger taalkundig coloriet aan.

Hij wilde vooral uit mijn eerste antwerp vee! eliminercn. Gclukkig publicccrde juist op dat ogenblik de bisschop van Straatsburg een hcrdelijk schrijven over sociale vraagstukken. dat rijker aan inhoud was dan hetgeen mijn confrater van mijn antwerp had willcn ovcrhouden.

Dus kon ik doen gelden, dat men aan de Heilige Vader die een encycliek van gelijk gewicht wilde publiceren, niet een antwerp kon aanbieden dat in vergelijking met het herderlijk schrij- ven van de bisschop van Straatsburg armelijk was. Met deze toelichting slaagde ik er in, allcs wat mijn medebroeder gesehrapt had, in mecr doorwrochte en verfijndc vorm weer in tc voegen.

Het laatste, vermanende dee! (111.3) van de encycliek. dat een in curiaalstijl bedreven pater van de Generale Curie van de Orde opgesteld had, hebben de Belgische medcbrocder en ik samen uit zijn triomfalistische toon in een wat nuchterder. voor noorderlingen beter te verteren taal herschreven. Tot de zo dringend nodige \'erbreding van de visic hecft de medcwerking van deze Belgische medebroeder helaas niets bijgedragen.

CHRISTEN DEMOCRATJSCilE VERKENNJN<iLN 12/Hl

(5)

---~--- - - - - -~-- -~---

precies hetzelfde onheil aan; de ongeluk- kige woordkeus was dodelijk voor deze zaak.

Zo is deze gedachte behalve in de toe- spraken van Pius XII zelfs in kerkelijke en pauselijke documenten nog maar een enkele keer (MM 65) genoemd. Een pas- sage in de toespraak van Paulus VI ter gelegenheid van de 75ste verjaardag van Rerum Novarum tot uit aile delen van de wereld naar Rome gekomen arbeiders- delegaties (AAS 58 (1966), 495) wordt door velen zelfs opgevat als een definitief afstand doen van de paging, om de kapita- listische klassenmaatschappij tot een der- gelijke maatschappij om te vormen. Zulk een uitleg zou deze terloops ingevlochten opmerking vermoedelijk te veel gewicht gegeven hebben; men laat haar volledig recht wedervaren als men haar als een bevestiging zonder voorbehoud van de voor de vakbeweging wezenlijke en volle- dige 'Gegnerfreiheit' opvat, iets waartoe de kerkelijke kringen maar moeizaam konden geraken. Hoe men echter de bewe- ring van Paulus VI ook opvat, de gedachte 'ordinum mutua conspiratio' is dood.

In Nederland zal men zich echter nog goed herinneren, hoe serieus deze gedachte daar genomen werd en hoe eerlijk men zich inspande, zo niet om hem onmiddellijk te verwezenlijken, dan toch in de richting van zijn verwezenlijking te werken, op zijn minst echter om alles te vermijden waar- door de weg daarheen geblokkeerd zou kunnen worden. Tot aan de machtsover- name van het nationaal-socialisme en zijn overrompeling van Nederland is mij her- haaldelijk vanuit Nederland gevraagd, of iets dat men daar van plan was te verwe- zenlijken, in de zin van Q.A. lag.

Een tijdlang hebben zich ook de katholie- ken in de Verenigde Staten met zeer veel goede wil ingespannen, de door Q.A. ge- eiste maatschappelijke orde allereerst goed te begrijpen, om vervolgens aan het werk te gaan en deze te verwezenlijken. Presi- dent Roosevelt liet door een katholieke

CHRISTEN DEMOCRATISCHE VERKENNJNGEN 12/81

orde-geestelijke een lezing over Q.A. hou- den. Ook uit dat land werden soms vragen tot mij gericht; ik had echter de indruk dat de aan gene zijde van de Atlantische Oceaan bestaande geheel andere situatie het bijna onmogelijk maakte, het juiste be- grip te verwerven. De kapitalistische klas- senmaatschappij of tenminste het begrip van de kapitalistische klassenmaatschappij waarvan Q.A. als terminus a quo uitgaat, bestaat daarginds niet of men kent dit in ieder geval niet, en dus begrijpt men de bedoeling van Q.A. niet, en zeker niet de terminus ad quem, waarop Q.A. uit is.

In Frankrijk en ook wel in andere romaan- se Ianden werd Q.A. in zijn geheel en daar- mee ook dit gedeelte, van begin af aan uitgesproken koel ontvangen; men vond de encycliek eenzijdig van Duitse kant be- invloed en miste de 'esprit latin'.

Of en in hoever het Spaanse Falangisme zich aan het maatschappelijke-ordebeeld van Q.A. orienteerde, of omgekeerd waar- de eraan hechtte zich daarvan te onder- scheiden en het te overtreffen, kan ik niet doorzien en ik onthoud mij dan ook van een oordeel.

In Portugal had Salazar de staat een 'cor- poratieve' grondwet gegeven. Velen wilden hierin de door Q.A. gewilde maatschappe- lijke orde verwezenlijkt zien; een zekere uiterlijke ('formele') gelijkenis maakte dat men de fundamentele verscheidenheid, ja zelfs de tegenstelling over het hoofd zag.

Onthutsend is wat in Oostenrijk gebeurde.

Aan het begin van de jaren dertig bevond de staat Oostenrijk zich in een noodtoe- stand. Ret partijpolitiek gestructureerde parlementaire stelsel had totaal gefaald en was niet meer in staat te functioneren.

In de wanhoop over het gedegenereerde partijwezen trachtte men de staat in plaats van op politieke partijen, op zogenaamde 'stands-corporaties' te bouwen. Daarmee dacht men de leer van Q.A. over te nemen en dat wat deze als doel voor ogen stond, tot werkelijkheid te maken. Voor mij be-

S'

g v! d d

(6)

602

JU-

~en

c

JC-

as-

pij lt,

.n- tr-

Lr-

lr-

~n

at

e.

td

ts

n

CHRISTELIJK-SOCIAAL

stond cr nict de gcringstc twijfcl dat de gccstclijkc vadcrs van de op I mci 1934 van kracht gcworden zogenaamdc 'mci- constitutic' de ccrlijke ovcrtuiging haddcn daarmcc de pausclijkc richtlijnen tc volgcn en Q.A. in de politickc (sic!) wcrkclijkhcid om tc zctten.

Gccn vcrlcngde staatsarm

Volgens mijn bcgrip van de cncyclick zijn de 'ordincs' van Q.A. geen lzeerschappij- standen die zich tot de staat verbindcn, de staat dragcn en de staatswil vormcn, maar gemecnschappcn die in de ruimte van de 'vrijc' maatschappij bcstaan, uit eigen rccht gegrocid zijn en dientengevolge niet op gezag van hoger niveau. maar uit vol- lcdig eigen recht in echt zelfbestuur hun aangclcgcnheden regelen en hun taken ver- vullen. Daarmee zijn ze het exacte tegen- dccl van de fascistische corporaties. die als vcrlcngde arm van de staat in de vrije maatschappelijke ruimte ingrijpen.2 De Oostenrijkse mei-constitutie had geen lang Ieven. Hitlers overval op Oostenrijk en de opneming van dat land in het 'Grootduitse Rijk' hebben haar een ge- welddadig einde bezorgd. Of dit nodig was, of deze constitutie niet aan haar cigen fouten en gebreken ten onder was gegaan, valt hier niet te beoordelen. Naar men zegt hecft Pius XI de Oostenrijkers met deze grondwet gelukgewenst. Als deze

603

a an Pius X I toegcschrevcn uitspraak authcntick znu zijn - tc hcwijzcn is het nict- dan znu hct nog dringcndcr gehodcn zijn ons crnstig af tc vragcn en met het problecm hezig tc lwudcn hoc hij dan zclf zijn cncycliek hedt gczicn! Wilde hij wcr- kelijk ecn corporaticvc staat'!

Hoc Pius XI hctgccn ik voor hem ont- worpcn hch hceft bcoordccld. hcb ik nooit vcrnomcn. Ecn vruchtbarc gcdachtenwis- scling tusscn hem en mij hccft nooit plaats- gchad: ik hen slcchts ecnmaal. kort na hct begin van hct werk bij hem gcwecst, omdat hij de man wilde leren kcnnen die van zijn Ordc-generaal de opdracht had ont- vangen voor hem te werken. De misver- standen waaraan helaas juist dit belangrij- kc dccl van de encyclick ten offer gevallen is, bcwijzen dat de tekst die ik voor hem ontworpcn hcb en die de paus zich cigen maakte, indcrdaad zo verwarrcnd was dat hij vcrkccrd bcgrcpen kon worden. Daar- om is de vraag op zijn plaats of de paus de tckst andcrs opgcvat hccft dan mijn bc- doeling was en ik hem in mijn commen- taar :l uitgelegd heh en nog steeds uitleg.

Kort voor de hccincliging van hct wcrk stuurde Pius XI cen eigenhandig in hct Italiaans gcschrevcn tckst met de opdracht cen gcschiktc plaats op tc zockcn waar clezc ingcvocgd zou kunncn worden. Dczc tekst had bctrckking op de corporatieve staat van Mussolini 4.

e Het spreekt vanzelf, dat een dergelijke gcdachtc volkomen in strijd is met het heersende denkcn, in het hijzonder met het romanistische staatsrechtelijke denken van vandaag. en clicn- tengcvolgc slcchts met vecl mocitc toegankclijk is voor de jurist die in dit dcnken is opgcvoed.

Het is dus ook gcen wonder dat vclen volkomen onhewust en ongcwild de uitecnzcttingen van de encycliek in die hun bckcndc staatsrcchtelijkc catcgoricen omhogen en daarmce de \\ezenlij- kc kern daarvan miskenden en vervalsten. Diplomatcn van het pausclijke staatssecretariaat zouden dit gevaar mctccn ingczien en ovcreenkomstigc maatregclcn gcnomen hcbben om dit mis- verstand te voorkomen. Maar hct staatssecretariaat was hij de cncycliek hclcmaal nict hctrok- ken. Pius XI lict hem als hct ware langs hct staatssecretariaat hcen door dc Curie van hct Genoralaat van de Jezuictenorde opmaken. Niemand in het Vaticaan droeg medcvcrantwoordc- lijkheid.

a Die soziale Enzyklika, 1932. 'lJ 959.

" Dcclcijfcrs 91-96 naar de telling van de Duitse vcrtaling. Een authcntickc indcling en telling van de gcdcclten gccft Q.A. nict. De Fransen hchbcn hem in klcincre gcdccltcn ondcn·erdceld en komcn dientengcvolgc tot hogcrc dcclcijfcrs. Hoc men in Ncdcrland tclt. \\Cct ik nict.

CHRISTEN DEMOCRATISCHF VFRKFNNINCd·'; 12/SI

(7)

Mussolini's reactie

Onmiddellijk na het verschijnen van de encycliek reageerde Mussolini er woedend op en nam wraak door de katholieke jeugdorganisaties te ontbinden. Blijkbaar vatte hij de tekst precies zo op, als ik hem bedoeld had, nl. als een in de taal van diplomatieke ironie geklede funda- mentele kritiek op zijn systeem. Anderen, die met de curiale stijl minder vertrouwd zijn, vatten deze pauselijke uiteenzetting op als een lofuiting.

Naar de mening van Mussolini en ook naar de mijne beschrijft de paus de fascis- tische corporatieve staat als het exacte tegendeel van de door hem aanbevolen of gewenste maatschappelijke orde; de fascis- tische corporatieve staat en de 'leistungs- gemeinschaftliche' ordening van de maat- schappij zijn niet aileen totaal verschillen- de zaken, maar ze zijn onverenigbaar en sluiten elkaar uit.

Volgens een andere uitleg echter zou de corporatieve staat een met weliswaar ern- stige, maar toch te corrigeren fouten be- hept model zijn van datgene dat de paus nastreeft; het zou de Oostenrijkers dus met hun 'mei-constitutie' van 1934 gelukt zijn, dit model foutloos te verwezenlijken.

Dat Pius XI de Oostenrijkers voor hun mei-constitutie geprezen zou hebben, be- vestigt deze uitleg op het eerste gezicht;

het is echter geen doorslaggevend bewijs, de Ioftuiting kan heel goed op onjuiste informatie berusten, en Pius XI wilde in werkelijkheid niet de zakelijke inhoud van deze constitutie, maar de onomstreden en hem welbekende bedoeling van de initia- tiefnemers prijzen; de vorm waarin hij zijn lof goat (ieder volk heeft recht op de constitutie die het verdient) lijkt mij met deze uitleg overeen te komen. Hoe het ook zij, zijn houding tegenover Mussolini lijkt mij dwingend te bewijzen, dat deze hem goed begrepen had. Wanneer de paus zich door Mussolini verkeerd begrepen geacht had, dan zou hij het misverstand toch zeker meteen opgehelderd hebben,

CHRISTEN DEMOCRATISCHE VERKENNINGEN 12/81

Mussolini's woede hebben afgezwakt en de katholieke jeugdbeweging hebben gered.

Hij heeft Mussolini Iaten fulmineren en heeft daarmee zo duidelijk als mogelijk was te kennen gegeven, dat Mussolini en tevens ikzelf hem goed begrepen hebben.

Dit veronderstelt echter dat de paus toen hij zijn invoeging neerschreef, de gehele samenhang zo opvatte, als hij door mij be- doeld was.

De juiste uitleg van wat in mijn ogen de essentie van Q.A. is, blijft ook wanneer men deze encycliek totaal en dit gedeelte in het bijzonder als dood beschouwt, niet aileen van historisch belang. Hoe ver- ouderd de gedachte van een 'leistungsge- meinschaftliche' ordening van de maat- schappij heden ook moge zijn, zo lang de kapitalistische klassenmaatschappij nog bestaat en geen andere maatschappelijke ordening in haar plaats gekomen is, kan deze gedachte heel goed weer actueel worden en kan er opnieuw een streven ontstaan dat ten doel heeft op deze of een daarop gelijkende wijze uit de kapitalis- tische klassenstrijd te geraken. Er zijn reeds vele 'renaissances' geweest, en ook deze schijnt in het geheel niet uitgesloten.

Q.A. en bet socialisme

Nog niet geheel dood is, wat Q.A. over het socialisme zegt en evenmin de strijd over de zin waarin haar uitspraken over dit onderwerp moeten worden opgevat. Dat Q.A. het marxistische socialisme zonder meer verwerpt, spreekt vanzelf en is niet controversieel. Ook dat de encycliek ver- schil maakt tussen het marxistische en het revisionistische socialisme is duidelijk en niet te ontkennen, hoewel Q.A. geen van beide aanduidingen gebruikt, maar spreekt van een scherpere richting ('pars violen- tior') en een gematigder richting ('pars mi- tior'), en van die laatste zelfs iets goeds weet te zeggen. Desondanks komt Q.A. tot een globale verwerping van het socialisme, met de enige beperking 'si vere manet socialismus', als het echt, waar, werkelijk

(8)

604

1 de i.

k

~n

n.

~n

e be- e r te

~t

e e

en

:n.

et

{t

I-

~,

c

CHRISTELIJK-SOCIAAL

socialismc hlijft. De Duitsc vcrtaling br..:ngt Jit tot uiturukking met de mecr bcschrijvenuc wooruen: 'er miisste denn aufh(iren. Sozialismus zu sein'.

Men weet dat reeds kardinaal Bourne in 1931 Je Britsc Labour-socialisten verze- kerue dat volgens zijn overtuiging Je pau- selijke veroordeling nict op hun socialis- me slaat. De Heilige Stoel heeft Jit tot op vandaag niet tcgengesproken. lntussen wect iedercen wei dater een veclheid van sucialismen bestaat, die ondcrling zo ver- schillend zijn dat geen samenvattend, op hen aile toepasselijk oordeel over hen mo- gelijk is. De bisschoppen van enkele katho- lieke Ianden. in het bijzonder in Latijns Amcrika. vcroordelen hct kapitalisme als onverbcterlijk boosaardig en prijzen het socialisme. zij het ook met de bcpcrking dat gcen tot nu toe verwezenlijkt socialis- mc hen volledig tevredenstelt: maar de hen aanklevende gebreken lijken deze bis- schoppen - in tegenstelling tot de boos- aardigheid van het kapitalisme- 'genees- lijk'.

Oat Pius XI niet kon weten wat zich allcmaal in de toekomst met het woord 'socialisme' zou sieren. is vanzelfsprekend.

Niet vanzelfsprekend is, of hij aile in zijn tijd bestaande en tot zijn kennis gekomen vormen van socialisme met zijn oordeel wilde trcffen. of slcchts het socialisme dat hij in zijn encycliek nauwkeurig beschreef en vcroordeelde wegens de niet te over- hruggen tegenstelling waarin het zich val- gens zijn mening ten aanzien van de chris- tclijke maatschappij-opvatting bevond (Q.A. 117); volgens socialistische opvat- ting zou de menselijke maatschappij een 'reine Nutzveranstaltung' (solius commodi causa) zijn.

Ook bier gaat het om een kwcstie van interpretatie. Welk socialisme wilde Pius XI naar zijn intentie met zijn veroordeling treffen. welk socialisme bedoclt de Ietter- lijke tekst, zoals die als plechtig verkon- digde sociale leer in de tekst van de ency- cliek staat? Over wat de paus dacht en

CHRISTEN DEMOCRATISCHE VERKENN!NGEN 12/81

605

wilde. kan ik ook bier wedcrom slcchts vcrmocucns hchbcn. zckerhcid hcb ik niet.

Daarentegen wcct ik precies hoc de lctter- lijkc tckst tot stand is gekomen. Dezc be- rust op de begripsbepaling van hct socia- lisme. die van Gustav Gundlach afkomstig is. waarmee hij aile vormen van socialis- me onder ecn cnkelc algcmene term wilde samenvattcn en mecnde samengcvat tc hebbcn. I k hcb haar van hem ovcrgeno- men en in bet ontwerp voor de encycliek ingebouwd in de mening. dat zij wcrkelijk aile denkbare socialismen zou omvatten en dat zij dientengevolge ook allcmaal door de veroordeling getroffen zouden zijn. lk vcrmocd dat Pius XI mijn aan hem voorgelegde antwerp in deze zin bcgrcpcn hccft en, door hct zich cigcn tc maken, icderc dcnkbarc soort socialisme meende tc trcffcn en wilde trcffen. Bcslisscnd is cchtcr niet wat de tckst volgcns de bc- docling van de paus zcggcn moest, maar uitsluitcnd wat hij wcrkclijk zegt. De vraag is dus: wat is de feitclijke situatic van het socialisme en wat zcgt de authentickc tekst van de encycliek werkelijk?

In fcitc bestaan cr socialismen. die zich onder de begripsbcpaling van Gundlach, die in de cncyclick is ovcrgcnomen. niet Iaten ondcrhrcng:en. Wcliswaar v~rtoont

een groot aantal socialismen kcnmcrkcn, die bij cen of meerdcre van de in deze be- gripsbepaling genocmde socialismen voor- komen.

Daarentegen lijkt het mij dat slechts heel weinig socialisten zich met een socialisme identificeren, dat aile kentckencn van de in de encyclick overgenomen begripsbe- paling omvat. Latcre pauselijkc docu- menten hcbben dan ook nict mcer getracht cen algcmeen begrip van socialismc op te stellen. dat aile socialismcn omvat. Zo laat hijvoorbecld Paulus VI in 'Octogcsima adveniens' hct bij een verwijzing. dat aile socialismcn naar hun hcrkomst in een laatste innerlijke samenhang staan. Daar- om moest de katholick volgens dcze uit- spraak nauwkcurig oordclen in hocvcrre

(9)

hij zich met een bepaalde vorm van socia- lisme zou kunnen inlaten.

Deze veel meer gedifferentieerde visie ont- breekt in Q.A. Dat is zeer te betreuren, wan het heeft aanleiding gegeven of ten- minste mogelijk gemaakt (niet verhin- derd), de encycliek te misbruiken voor globale oordelen over het socialisme en aan vele aanhangers van socialistische of zich socialistisch noemende organisaties, voornamelijk vakverenigingen, meningen en bedoelingen toe te schrijven, die zij in overeenstemming met ons verwerpen en van de hand wijzen.5

Dit beroep op de zogenaamde globale beoordeling van het socialisme door Q.A.

was zonder twijfel bedoeld om gelovige katholieken af te schrikken van de toetre- ding tot socialistische of socialistisch ge- leide partijen of organisaties, in het bijzon- der vakverenigingen, en van het geven van hun stem aan socialistische partijen. In zekere mate zal dit ook wel bereikt zijn.

Een andere vraag is, of daardoor niet evenveel trouwe katholieken uit katholieke organisaties of christelijke partijen gedre- ven werden. Zeer zeker werd de ontwik- keling van het (revisionistische) socialisme in de richting van de katholieke sociale leer tot staan gebracht en werden vele 'ge- matigde' socialisten naar hardere en vooral uitgesproken anti-godsdienstige en anti- kerkelijke stromingen in het socialisme gedreven.

Het is aan de Heilige Geest en aan zijn aan het leergezag van de kerk beloofde bijstand te danken, dat in de tekst van de encycliek de beperkende clausule staat 'si vere manet socialismus' (zie boven), die duidelijk maakt dat het oordeel dat de encycliek over het socialisme velt, niet uit- sluitend betrekking heeft op hetgeen Q.A.

onder 'socialisme' verstaat en waarop de begripsbepaling van socialisme van toe- passing is. AI het andere wat zichzelf 'so- cialisme' noemt, of door anderen zo ge-

noemd wordt of toch van socialistiscbe tendentie of minstens neiging beschuldigd wordt, is door het oordeel van de ency- cliek niet getroffen, d.w.z. noch beoor- deeld noch goedgekeurd, nocb wordt er verklaard dat er geen bezwaren tegen be- staan. Erg jammer, dat eerst Johannes XXIII moest komen om ons te leren dat er onderscheid gemaakt moet worden tus- sen tbeorie en praktijk, leersysteem en beweging ('Pacem in terris' 159 I 60), waar- aan Paulus VI aanknoopt met zijn ver- maning tot meer gedifferentieerde beoor- deling en dienovereenkomstig gedifferen- tieerde houding (OA 31).

Gebeel aan bet begin van dit artikel was er sprake van het triomfalisme, dat een Italiaanse auteur had ingelegd in het ont- werp voor het vermanende slotgedeelte van Q.A. De tijdelijke Belgiscbe mede- werker en ik moesten dit terugbrengen tot een voor noorderlingen acceptabele mate.

Mijn bijdrage tot bet gouden jubileum van Q.A. waarom bet CDA mij vroeg, is van het begin af aan niet triomfalistisch, niet feestelijk, maar gebeel nucbter, zakelijk aangepakt. Misschien maakt deze bijdrage duidelijk hoe bet komt, dat Q.A. welis- waar in de uitspraken van paus Pius XII (1939-1958) nog vaak, maar in de latere documenten van bet kerkelijk leergezag met inbegrip van de pastoraal-constitutie van het Tweede Vaticaanse Concilie 'Gau- dium et spes' daarentegen nog slecbts naar verbouding zelden geciteerd wordt en niemand op de gedacbte kwam vijftig jaar na zijn verschijning een jubileum te vieren.

Helemaal aan de vergetelheid overgelaten te worden verdient hij mijns inziens ecbter niet. Q.A. bewaart zijn plaats in bet ge- hele bouwwerk van de katholieke sociale leer, dat in tbans negentig jaar durende arbeid werd opgericht en dat, hoewel voortdurend verder ontwikkeld, deson- danks nog steeds verdere uitbouw nodig bee ft.

5 Kenmerkend daarvoor is een uitlating van de voorzitter van de program-commissie die het Godesberger Beginselprogram van de SPD heeft voorbereid: 'De ons in Q.A. toegeschreven op- vatting van de maatschappij als 'Nutzveranstaltung' verafschuwen wij gehecl zoals de paus, aileen zouden wij haar geen socialisme, maar kapitalisme noemen'.

CHRISTEN DEMOCRATISCHE VERKENNINGEN 12/81

(10)

506

~d

IS-

tr- r-

.ot te.

'lll

ge

Je li-

ar ar n.

n er

CIIRJSTELIJK-SOCIAAL 607

door prof .dr. C. J. Rijnvos

Prof. dr. C. J. R(jnvos is hoogleraar algemene econo- mic en openbare financi£;n cwn de juridische faculteit van de Erasmus Universiteit.

Arbeid en sociaal-economische or de

Op 15 september 1.1. verschcen de encycliek 'Laborem Exen:ens' (L.E.). oftewel 'Over de menselijke arbeid' 1 . Hiermce werd de verschijning van 'Rerum Novarum' - 'Over de tocstand der arbciders' - 2 negcntig jaar geleden herdacht. Bij lezing van de jongstc pauselijke zendbrief past primair de vraag naar de strekking van het katholieke sociale denken.

Traditioneel gaat het hierbij om de formu- lering van een normatieve maatschappij- leer met een exclusieve strekking. Histo- risch is dat begrijpelijk. Sinds onheuglijke tijden beschouwt de katholieke kerk het voor haar als een voornamc taak de waar- heid tc verkondigen. met name op religieus en ethisch terrein. Dat geschiedde tot voor kort met de in ten tie om in beginsel op aile essenticle levensvragen een antwoord te geven.

Tot voor enkele decennia ontmoettc deze opvatting bij het gros van het katholieke volksdcel maar weinig weerstand. Momen- tecl wordt zij echter vrijwel niet meer aan-

vaard. Onk dat is begrijpelijk. Wij wor- den in toenemende mate geconfronteerd met de nnodzaak om binnen andere ver- houdingen dan die waarin wij zijn opge- voed op eigen initiatief wat van het Ieven te maken. In velc gcvallen moeten wij zelf, zonder enige hulp van buiten of van bo- ven, een oplossing zoeken voor vraagstuk- ken waarmee wij worden geconfronteerd.

In afwijking van de traditionele katholieke opvatting hebben wij daarbij dan ook zelf het laatste woord. De sociale dyna- miek en de toegenomen mondigheid zorg- den er reeds voor dat het vroegere beroep op 'hulp van boven' op zijn minst kwan-

1 Encycliek Laborem exercens (1981) - Nederlandse uitgave verzorgd door De Horstink te Amcrsfoort.

2 Encyclieken Rerum Novarum (1891) en Quadrage.1·imo Anno (1931) in Nederland uitgegc- ven door de Katholieke Arbeidsbcwcging - Utrecht- 1949.

CHRISTEN DEMOCRATISCHE VERKENNJNGEN 12/81

(11)

titatief sterk werd beperkt ten gunste van het eigen initiatief en een daarmee corres- ponderende persoonlijke verantwoorde- lijkheid.

Ret traditionele katholieke sociale denken moest- waar dit niet vrij is van een zekere inertie- vroeg of laat met deze veran- deringen op gespannen voet komen. Zodra men L.E. ter hand neemt rijst de vraag in hoeverre zich dit denken reeds bij de ge- wijzigde verhoudingen heeft aangepast.

Spanning

Volgens een kernachtige uitdrukking van pater Van Gestel maakt de katholieke kerk 'de zorg voor het tijdelijke niet los van de zorg voor de eeuwige goederen'.s Ret verband werd gelegd in een strak rationele dogmatisch aandoende leer, die het kerkelijk gezag stringent wilde toepas- sen en handhaven. Zo lezen wij in 'Rerum Novarum' dat, voor wat het sociale vraag- stuk betreft, 'geen aannemelijke oplossing zal worden gevonden, tenzij met behulp van de godsdienst en de Kerk'. Dat was een steilige, maar toch nog bescheiden for- mulering. AI spoedig werd de veronder- stelde exclusieve betekenis van de Kerk en haar gezag met betrekking tot sociaal- economische kwesties heel wat scherper omschreven. De Kerk heeft, aldus Aenge- nent in 1911, 'een leidende rol in het so- ciale vraagstuk te vervuilen', want 'niet aileen de Paus, ook de Bisschoppen kun- nen aan hunne onderhoorigen wettelijke en bindende bepalingen daaromtrent voor- schrijven'.4 Deze aangelegenheid is later in Quadragesimo Anno nog veel krachti- ger geformuleerd: 'Krachtens het feit, dat ons door God de schat der waarheid is toevertrouwd en krachtens Onze strenge plicht de zedenwet in voile omvang te ver- kondigen, te verklaren, en - of het de

mensen bevalt of niet - op haar naleving aan te dringen, vallen niet aileen kwesties van sociale, maar zelfs van economische aard onder Onze bevoegdheid en Wij heb- ben hier in hoogste instantie uitspraak te doen'. Zo verwierf het kerkelijk gezag ook met betrekking tot sociaal-economi- sche kwesties het laatste woord.

Tot in de zestiger jaren stemde het gros van het Nederlandse katholieke volk hier- mee welwillend in. Ik heb dat persoonlijk ervaren in het arbeidersmilieu, waarvan onlangs verslag is gedaan.5 Daarbij is op- gemerkt dat sinds ongeveer 20 jaar het traditionele maatschappij-kritische denken - waarvan de katholieke sociale leer een bepaalde versie is - onder spanning is komen te staan. Ret is passend hierover nu enkele algemene opmerkingen te rna- ken.

De maatschappijkritiek steunde op de overtuiging dater een ideale sociale-orde·

in-gedachten is, los van plaats en tijd.

Ret -isme, waarmee deze samenleving wordt aangeduid, bevat bijgevolg- dat is althans de intentie- woorden met eeuwige waarheid omtrent de gewenste maatschap- pelijke orde, waaruit volgt dat het- im- muun voor kritiek - in monoloogvorm wordt uitgesproken. Het gaat hierbij om het ontwerp van een analytische sociale ideologie. Ret maatschappijkritische den- ken met deze strekking bracht in het be- gin van de zestiger jaren vele katholieken in een tweeslachtige positie. Enerzijds waren zij zo gewend aan de traditie. Ze waren overtuigd van de juistheid om op basis van levensovertuiging of wereldbe- schouwing vrij concreet aan te geven hoe de samenleving geordend moet zijn. Bij- gevolg werd maatschappijkritiek be- schouwd als een zeer principiele zaak en

3 C. van Gestel O.P., Sociale leer van de Kerk - Antwerpen/Bilthoven - 1951 - biz. 15.

4 J. D. J. Aengenent, Leerboek der sociologie - Leiden - 1911 - biz. 127.

5 C. J. Rijnvos, Evaluatie en ervaringen in de katholieke werknemersorganisatie in 'Terugblikken bij het vooruitzien' - Baarn- 1981 -biz. 98-118.

CHRIS1EN DEMOCRATISCHE VERKENNINGEN 12/81

(12)

608

g

lCS

~b-

te

~r­

k

)-

en

C•

~e ) -

1-

1

CHRISTELIJK-SOCIAAL

dat gold niet aileen voor de katholieken.

Vanuit zekere beginselen- deze waren o.a.

van christelijke, liberale, socialistische en communistische aard - werd geconclu- deerd tot een bepaalde maatschappij als het ideaal. Gaande weg echter groeide twijfel aan de juistheid van de analytische sncialc ideologic als zodanig.

Binnen een opmerkelijk korte tijd raakten velen ervan overtuigd dat een maatschap- pijkritische monoloog als richtingwijzer naar een ideale sociaal-economische orde ccn werkelijkheidsvreemde aangelegenheid is. Want 'de goede maatschappij' bestaat niet: zelfs niet in gedachten. Dat is o.a. in C'DA-kring duidelijk vastgesteld; immers wij mocten 'vermijden van een bepaalde maatschappelijke of economische orde een principekwestie te maken'." Een ver- nieuwing van het sociaal-kritische denken diende zich als noodzaak aan. In 'Gesprei- de Verantwoordelijkheid' is tereeht gewe- zen op het gevaar van een terugval 'op een vertrouwde dogmatische stellingname, die veel herkenning bij de achterban zal te- weeg brengen, maar waarvan weinig reali- teitswaarde zal uitgaan'.

De traditionele denkwijze over de gewenste sociaal-economische orde in de vorm van een maatschappijkritische monoloog past niet Ianger. Want wij weten intussen dat ecn enigszins afgeronde omschrijving van de gewenste toekomstige maatschappij steeds weer op onoverkomelijke moeilijk- heden stuit. Elke concrete, uitgebalan- ceerde poging in die richting mondt uit in ecn sociale utopie. Want van tijd tot tijd is er een onweerstaanbare behoefte aan ecn inhoudelijke herformulering van een maatschappijkritisehe standpuntbepaling.

Dat is zelfs voor de hand liggend. Want zoals de sociale ontevredenheid van van- daag een reactie is op de maatschappij, die ontstond op basis van de ideologic, die gisteren domineerde, zal de samenleving die wij nu creeren, te zijner tijd door de

609 toekomstige generatie worden gewikt en gewogcn. Daarom is maatschappijkritiek per saldo niet ecn analytische monoloog, maar een kritische dialong: zij is ecn plaats- en tijdgehnnden heoordeling van het vigerende sociaal-economische bestel.

Deze dialoog steunt. indien zij althans juist wordt beoefcnd. op vrijheid en gelijkheid in maatschappelijk verhand. Ongetwijfeld is de arbeid een thema dat momenteel binnen het kader van zo'n kritisch-snciaal denken aandacht verdient. Het onderwerp van de jongste sociale encycliek is goed gekozen.

Arbeid als probleem

De arbeid is in onze dagen een bron van zorg. Hiervoor zijn tenminste drie redenen.

Ten eerste is het streven naar een even- wichtige maatschappelijke plaatsbepaling nog niet voltooid. Men denke hierbij aan de rechtspositie van de werknemer, aan de arbeidsbeloning. aan de sociale zeker- heid en aan medezeggenschap op diverse niveaus.

Weliswaar is er op deze pun ten reeds veel bereikt. Dat is echter lang niet overal het geval. terwijl een attente bewaking van de resultaten nodig is. Binnen cen evolue- rend sociaal-economisch bestel vraagt de plaats van de arbeid en de positie van de werknemer continu de aandacht. Daarbij gaat het niet aileen om de verhoudingen in de westerse ondernemingsgewijze produk- tie. In toenemende mate wordt de plaats van de arbeid en van de werknemer ook een openlijk probleem binnen centraal geleide economiecn. De marxistische ana- lytische ideologic en ecn daarop gecnte dictatuur zijn een drukkend keurslijf dat steeds scherper protesten uitlokt. Typerend hiervoor zijn de recente gebeurtenissen in Polen waarmee misschien een nieuwe episode voor de maatschappelijke plaats- bepaling van de arbeidende groep wordt ingcluid. In toenemende mate worden in

6 CDA-rapport Gespreide verantwoordelijkheid- Den Haag - 1978 - biz. 24.

CHRISTEN DEMOCRATISCHE VERKENNINGEN 12/81

(13)

dit verband ook ontwikkelingslanden met een opkomende industrie van belang, om- dat ook daar de sociale bewustwording van de arbeidende groep voortschrijdt.

Ten tweede staat de ontplooiing van de mens in de arbeid onder druk vanwege een steeds maar doorgaande technologi- sche vernieuwing. De wereld verandert onder onze handen, zei Vollebergh on- langs 7 en daarbij is de arbeid 'niet het uitgangspunt voor de opbouw van het systeem, maar het sluitstuk'. De technolo- gische apparatuur neemt de lichamelijke arbeid en de besturing van het produktie- proces goeddeels over. Voor de arbeidende mens resteert dan met name de controle.

De arbeid wordt moeilijker- lange tijd niets doen en dan plotseling volkomen 'erbij zijn' wanneer zich een afwijking voordoet - als gevolg waarvan risicovolle spanningen kunnen ontstaan. Een steeds verdergaande automatisering dient zich aan als oplossing. Maar is zij dat ook?

In feite wordt daardoor de arbeid nog abstracter en ondoorzichtelijker. Ret fysie- ke milieu wordt kunstmatiger, de band met de echte natuur gaat goeddeels ver- Ioren en het maatschappelijke verkeer krijgt in toenemende mate een anoniem- functionele strekking. Ret is echter in hoge mate onzeker of wij dit alles wei echt in de hand hebben, zodat het ontstaan van angstgevoelens - met demonstraties e.a.

als uitlaatklep - alleszins begrijpelijk is.

Er is vooral angst met betrekking tot de werkgelegenheid, die inhoudelijk sterk ver- andert en kwantitatief duidelijk vermin- dert.

De derde bron van zorg is dat binnen ge- spannen macro-economische verhoudingen de werkgelegenheid in het bedrijfsleven onder sterke druk staat. Ret bedrijfsleven kwam in de klem door vijf omstandighe-

den. Ten eerste stegen de kosten - in het bijzonder voor wat de arbeid betreft - heel sterk. Een indicatie hiervoor biedt de ontwikkeling van de arbeidsinkomens- q uote. Deze bedroeg 7 I ,5 in 1960 en zal 96,5 bedragen in 1982. De tweede bron van moeilijkheden is van monetaire aard.

De omvangrijke inflatie, vooral in de pe- riode 1971/1977, vergrootte de vermo- gensbehoefte en stuwde de intrest omhoog.

Rierdoor stegen de kapitaalkosten heel sterk. Ten derde namen de collectieve lasten beduidend toe. In 1960 bedroeg de belasting- en sociale premiedruk 34,2 % van het nationale inkomen. In 1982 zal zij 52,4% bedragen. Voorts nam het finan- cieringstekort van de overheid verontrus- tend toe. Dat noodzaakte tot een groot beroep op de kapitaalmarkt, hetgeen an- dermaal - overigens ook onder invloed van het buitenland - de intrest sterk om- hoog dreef. Tevens nam het beroep van de overheid op de creatie van nieuwe liquiditeiten sterk toe. De vierde versto- rende factor is van internationaal-mone- taire aard. De liquidatie van het Bretton Woodsstelsel in de periode 1971/1973 bracht een grote wisselkoersonzekerheid, die nog steeds bestaat. De internationale concurrentie van ons land - komende nu tot het vijfde en laatste punt - was in het jongste decennium doorgaans niet roos- kleurig. In de eerste helft van de zeventiger jaren vond duidelijk een verslechtering plaats en voor 1982 ligt eenzelfde ontwik- keling in het verschiet.

Ethische grondslagen

Er zijn inderdaad zorgen om de arbeid en die spelen uiteraard een rol van betekenis in het katholieke sociale denken; met L.E.

wordt dit bevestigd. Ret is nu de vraag of de behandeling van het thema nog steeds geschiedt binnen het traditionele kader van de analytische ideologie; 'Qua-

7 J. J. A. Vollebergh, Arbeid, technologie en de evolutie van de samenleving in 'Waarheen met onze arbeid?' - Baarn - 1981 - biz. 40-68.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In that case, the ECJ held that businessperson applications that have been made under the Ankara Agreement and which involve fraud or abuse are still to be considered to fall

With this article the author intends to fill one of these gaps in the narrative of social history and focuses specifically on the experiences of teachers who taught

Figure 5.6: Plot of the Sensor Node Idle State Supply Current as Measured by the Sensor Node and the Tektronix DMM4050 Precision Digital Multimeter for 10 Nodes Descriptive

Het is dus cruciaal dat de raad van be- stuur mee is in dat verhaal, dat de be- stuurders beseffen waarom die samen- werking en netwerkvorming nodig zijn, met name voor een

Monster 3 bevat vrij veel in water oplosbare stikstof, veel fosfaat en zeer veel kali* In ver­ gelijking met monster 3 bevat monster 4 vat minder stikstof en iets meer fosfaat*

De te beantwoorden kennisvraag draait om het habitatverlies dat voor vijf zeevogelsoorten (duikers, te weten Roodkeel- en Parelduikers (samen genomen), Jan-van-Gent, Grote

o Totale duur van de adequate (empirische + gedocumenteerde) anti-infectieuze behandeling: 7 dagen of tot 2 tot 3 dagen na het verdwijnen van de koorts (rapporten melden dat

Toelichting van begrippen • Arbeidsopbrengst ondernemer = de vergoeding voor de arbeid die de ondernemer levert inclusief leidinggeven en het door hem gedragen ondernemersrisico in