• No results found

Vraagstukken van de loonstrijd

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraagstukken van de loonstrijd "

Copied!
55
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

januari 1962

olitiek en G ultuur

(2)

JANUARI 1962

Vraagstukken van de loonstrijd P. Bakker 1 Over het werk der CPN op het platteland

(Rede gehouden op een zitting van het Partijbestuur

op 16 december 1961) K. Stek 10

Notities van een arbeider

Kapitalisme en economische crisis

(Uit een discussiebijdrage van prof. S. Mensjikow) Bij de 65ste verjaardag van David Alfara Siqueiros BOEKBESPREKING:

Historicus ...... in of achter de tijd CRITISCHE NOTITIES:

Euromarkt, etappe II

De oorsprong van de koude oorlog PARTIJDOCUMENTEN:

Brief aan PvdA- en NVV-besturen

20

27 M. V. 34

C. Klaphek 40

42 45

"Organiseert massale manifestaties voor onderhandelingen

met Indonesië" 48

POLITIEK en CULTUUR

verschijnt maandelijks bij uitgeverij Pegasus

Leidsestraat 25, Amsterdam-C., tel. 35957.

De abonnementsprijs is f 4,50 per jaar, f 2.25 per hall jaar, losse nummers 40 cent.

Ons gironummer is 173127, gemeentegiro: P 1527.

Correspondentie over betalingen en verkoop zenden naar de administratie p/a Pegasus.

Alle correspondentie over de inhoud naar de redactie van P. en C.

(3)

PIET BAKKER

Het lid van het Dagelijks Bestuur van de C.P.N., onze vriend en medewerker Piet Bakker behoort tot de slacht- offers van de tragische spoorwegramp tussen Woerden en Harmelen.

Het in dit nummer afgedrukte artikel van zijn hand zullen wij beschouwen als een laatste eerbewijs aan deze onver- moeide, toegewijde en intelligente kameraad.

(4)

22e jaargang no. 1 januari 1982

Politiek en Cultuur

maandblad gewijd aan de theorie en praktijk van het

marxisme-leninisme onder leiding van het partijbestuur der o.p.n.

Vraagstukken van de loonstrijd

BIJ de behandeling van de begroting van Sociale Zaken in de Tweede Kamer trad de heer Suurhoff op als PvdA-spreker over de loonpolitiek. Roemers, voorzitter van het NVV en pas "terug van Oud-Wassenaar", moest kennelijk buiten schot blijven.

Suurhoff, de oud-minister van de geleide loonpolitiek, verklaarde, dat deze weliswaar een paar knellende schoenen zijn gebleven, maar dat je er in ieder geval op kon lopen.

De huidige "vrije" of "vrijere" loonpolitiek vond hij een stel lek- ke schoenen, waarop niet gelopen kan worden ... .

Daarmee was het weer gedaan voor de "oppositie"; de moraal van het Suurhoff-lied was geen andere dan: neem de PvdA weer in de regering op en we zullen "geleid" meehelpen de arbeiders en an- dere werkers matiging te leren.

Het behoeft hier geen betoog, dat ook tijdens de zogenaamde ge- leide loonpolitiek de kapitalisten er wel bij zijn gevaren en dat de itlrbeiders in die tijd evenzeer naar het kortste eind werden ver- wezen.

De Suurhoff-"oppositie" is dan ook een zoveelste voorbeeld van reformistisch bedrog.

Dit komt duidelijk tot uitdrukking in het volgende overzichtje, ge- publiceerd in het blad "Economisch-Statistische Berichten" van de hand van Van Almelo, lid van het Wetenschappelijk Bureau van het NVV (zie pag. 2 bovenaan.]

Hieruit blijkt, dat in de "knellende schoenen"-periode (1948-1959]

de productiviteit gestegen is van 100 tot 160, terwijl de lonen stegen van 100 tot 112.

De cijfers over de "natte voeten"-periode d.w.z. de jaren 1959 en 1960 zijn: resp. productiviteitsstijging 8 pct. tegenover een loonstij- ging van 1 pct. resp. een productiviteitsstijging van 9,8 pct. tegen- over een loonstijging van 6 pct.

De zaak zo te stellen, dat de geleide loonpolitiek van Suurhoff cs.

beter zou zijn dat de huidige loon-capriolen van Rooivink en Veld·

kamp -heeft geen zin.

Hier is in het geding het juiste standpunt van de communisten, die rupkomen voor een betere geleide loonpolitiek, waardoor de wer-

1

(5)

Stijging l+l Lonen Produc- Produc- of daling [-) Industrie tiviteit Loon tiviteit

in procenten

1947 ··· 100 100

1948 ... 101 106 +1 +6 1949 ··· 100 115 -1 +8,5 1950 ··· 97 121 -3 +2,5 1951 ··· 94 123 -3 +2 1952 ··· 95 127 +1 +3 1953 ··· 96 136 +1 +7 1954 ... 103 146 +7 +7,4 1955 ··· 107 151 +4 +3,4 1956 ... 108 154 +1 +2 1957 ... 109 156 +1 +1,3 1958 ... 112 160 +3 +3 1959 ··· 113 173 +1 +8 1960 ··· 120 190 +6 +9,8 kers in de eerste plaats een groter deel van de gestegen producti- viteit zal worden toegewezen.

Het is echter duidelijk, dat deze betere geleide loonpolitiek door massastrijd tot stand gebracht moet worden, tegen de rechtse mo- nopolie-regering van De Quay.

Intussen had de "Suurhoff-oppositie" geen ander doel dan hulp te verlenen aan Roemers eh Van Tilburg, die het volgens "De Werk- gever" van 30 nov. jl. niet gemakkelijk hebben. Wij lezen daarin b.v.: "De vakcentrales hebben de moeilijke taak op zich genomen de werknemers duidelijk te maken, dat matiging geaccepteerd moet worden".

Inderdaad zal die taak zeer moeilijk zijn, ook al schrijft Van Til- burg in de organen van de NVV-bonden: dat de "overeenkomst" van Oud-Wassenaar als een overwinning op de ondernemers en de rege- ring moet worden. beschouwd en dat hij gelukkig is met een ·minis- ter als Veldkamp, die "de touwtjes weer stevig in handen heeft en niet bereid is anderen daaraan te laten trekken".

Ja, hij zegt: "Dit begin van herstel van vertrouwen (in de rege- ring - schr.) is niet het kleinste winstpunt dat werd geboekt... ... ...

Het lopen op lekke schoenen valt Van Tilburg dus kennelijk niet zo zwaar als Suurhoff aan de vooravond van de verkiezingen. Men moet toch wel een grote minachting hebben voor de arbeiders en vakbondsleden om tot dergelijke uitspraken te komen.

Wanneer er ooit een kabinet is geweest dat ieder crediet onder de werkers heeft verloren, dan is het dit'" permanente crisisgeval van De Quay.

Het is dan ook, zoals kam. De Groot in antwoord op Suurhoff in de Tweede Kamer zei:

"Dit Oud-Wassenaar-accoord, dat door de topleiders van vakcentrales is aanvaard, gaat dwars in tegen de belangen van de werkers en het is een trap in de rug van de bedrijfsbonden van het NVV, die reeds veel grotere resultaten hadden ge- ïncasseerd".

(6)

En verder:

" ... wanneer men zegt, dat die aceoorden van Wassenaar moesten worden aanvaard onder de bedreiging, dat er een loonstop zou worden afgekondigd, dan is ook dat zwendel, en een miserabele uitvlucht om het verzaken van de belangen van de massa der arbeiders en kantoorbedienden in Nederland goed te praten".

De beweringen die Van Tilburg en Roemers es. aanvoeren zijn wel erg goedkoop en maken heel weinig kans door de arbeiders aan- vaard te worden.

Het spel van Veldkamp en Rooivink is al te doorzichtig geworden.

Bij de invoering van de vrije en nog vrijere loonpolitiek jubelden de propagandisten: De arbeiders zullen nu een rechtmatig deel van de gestegen welvaart ontvangen, omdat het loon zal stijgen naar- mate de productiviteit zal stijgen.

*

DE eerste formule of spelregel luidde, dat de productiviteitsstij- ging over twee jaar (1959-1960) bepalend zou zijn voor de loonstijging. Bovenvermeld staatje van Van Almelo toont het ,resul- taat.

Daarbij dient opgemerkt te worden, dat de loonstijging van 6 pct.

in 1960 niet dank zij, maar ondanks de vrije loonpolitiek tot stand kwam, als gevolg van de bijna 500.000 stakingsdagen, die in dat jaar officieel geregistreerd werden.

Bleek dus deze formule onhoudbaar, - daarmee was het arsenaal van praktijken van Rooivink c.s. nog niet uitgeput.

De nieuwe spelregel luidde dus: De "ruimte" d.w.z. de gestegen productiviteit moet voortaan over vijf, zes of ... tien jaar bere- kend worden.

En omdat ook dat nog te gunstig is voor de arbeiders, zijn de

"rechtvaardige verdelers" van de welvaart, dan nu tot een nieuwe formule op Oud-Wassenaar gekomen.

Nu zal niet alleen het verleden, maar ook de toekomst in de

"ruimtevaart" betrokken worden.

En daarom is de productiviteitsstijging voor 1962 geschat op ... . 2 pct, hoewel die schatting nergens op berust.

De statistieken b.v. wijzen uit, dat de invoering van de vijfdaagse werkweek met verlenging van de arbeidsdag tot 9 uur de producti- viteit sprongsgewijs heeft verhoogd, in het bijzonder in de industrie.

De conjuncturele perspectieven zijn "voorlopig" zeker bijzonder gunstig voor de ondernemers.

De talloze grapjes over de "formul€J van Wassenaar" laten zien, hoe men over dit "wetenschappelijk-wiskundige" werkstuk denkt.

Het is pure zwendel met geen ander doel dan:

1e. in te grijpen in reeds vóór Oud-Wassenaar tussen bonden en ondernemers afgesloten overeenkomsten;

2e. het beperken van loonsverhogingen;

3e. het verhinderen van inhaling van de achterstand als gevolg

(7)

van het verbod tot openbreken van langlopende CAO's in het recente verleden.

Waarom?

Ten eerste om de niet aflatende maximum-winsthonger van de monopolies te stillen en ten tweede om daarvoor nog grotere delen van de stijgende productiviteit in handen van de aandeelhouders te spelen*).

Met de rem op de lonen wil men een bestedingsbeperking door- voeren in de vorm van verhoging van prijzen, gemeentelijke belas- tingen, enz. en aldus het werkende volk op laten draaien voor de verhoogde oorlogslasten in verband met de oorlogsvoorbereidingen rond Nieuw-Guinea.

*

(NTUSSEN blijkt ook, dat de loonpolitiek van de door de monopo- lies beheerste regering onder vele niet tot de "grote vier" beho- rende ondernemers tot angst en vrees leidt.

"De Katholieke Werkgever" van 29 nov. jl. schrijft: "Of het ge- stelde doel zal worden gerealiseerd, zal de praktijk moeten uit- wijzen".

Het "Algemeen Dagblad" wijdde een artikel aan de loonpolitiek waarin het vaststelde, dat de conjuncturele vooruitzichten goed zijn en dat in dat licht bezien de vraag gesteld moet worden of de Oud- Wassenaar-loonformule wel houdbaar zal zijn.

Deze en vele andere voorbeelden tonen aan, dat in bepaalde groe- pen van ondernemers een toenemende weerstand is tegen de hui- dige "vrije" loonpolitiek, die ook een steeds verdere bevoordeling beoogt van de grote monopolies op de steeds krapper wordende arbeidsmarkt (zoals dat officieel heet).

Deze vraag naar arbeidskrachten blijft pestaan, omdat zij wordt veroorzaakt door de toenemende militarisering en oorlogsvoorbe- reiding.

Maar dat zijn nog niet de voornaamste factoren. De kapitalistische concurrentie en maximum-winsthonger drijven de ondernemers tot het investeren van enorme bedragen voor modernisering en auto- matisering van hun bedrijven.

Dit is de voornaamste voorwaarde voor de ondernemer om zich in de steeds scherper wordende concurrentiestrijd te kunnen hand- haven.

Deze modernisering en de daaraan gepaard gaande intensivering van de arbeid zijn de voornaamste factoren van de snel stijgende productiviteit.

En dat maakt de ondernemers bijzonder kwetsbaar.

Zij vrezen meer dan ooit dat, als gevolg van de zgn. christelijk sociale loonpolitiek van dit kabinet - of liever van de vier grote mo-

*) In 1959 maakten 80 pct van de Naamloze Vennootschappen in ons land een winst van 4,1 miljard op een gestort kapitaal van 10,5 miljard. Ten aanzien van het jaar daarvoor betl;lkende dit voor de meeste NV's een stijging van de winst met 12 pct in één jaar.

'

(8)

nopolies - de klassentegenstellingen zich nog verder zullen toespit- sen en stakingen en andere acties in nog grotere omvang zullen toenemen. Stilstand van hun zeer kostbare machinepark zal enor- me bedragen kosten. Een staking van één dag kost hun thans meer dan in vroegere tijden een langdurige.

Dat maakt de positie voor de arbeiders zeer gunstig.

En de positie van de arbeiders is nog veel sterker geworden door de opgedane ervaringen in de loonstrijd van de afgelopen periode en de daarbij snel gegroeide eenheid van socialisten en communis- ten in de actie en in de vakbeweging. Zij dienen tegenover de Oud- Wassenaar-formule hun eigen spelregels te stellen en dat gebeurt ook.

Deze zijn in de afgelopen tijd dan ook nauwkeurig geformuleerd.

In de eerste plaats in de vorm van de eisen voor de plm. 200 te vernieuwen CAO's in de periode van 1 januari tot eind mei.

In het algemeen komen deze eisen neer op:

- verhoging van de CAO-lonen met minstens 8 tot 10 pct of meer;

- verkorting van de arbeidsdag tot BY2 uur. Een vijfdaagse werkweek van 421h uur;

- looptijd van de CAO niet langer dan één jaar;

- gelijk loon voor gelijke arbeid voor man en vrouw;

- verhoging van de jeugdlonen;

- afschaffing van de gemeenteklassen;

- drie weken vakantie - verhoging van de vakantietoeslag van 4 op 6 pct;

- vier weken vakantie voor jeugd en vrouwen;

- opname en verhoging in de CAO van winstdelingen;

- opname en verhoging in de CAO van kerstgratificaties;

- 100 pct uitkering bij ziekte en ongeval

en tal van andere, veelal met elkaar overeenkomende eisen in de verschillende bedrijfstakken en bedrijven op het secundaire vlak.

*

zoALS bekend, zijn deze eisen in. het algemeen in massale leden- vergaderingen van de NVV-bonden gesteld. Dit is reeds een zeer opmerkelijk en verheugend bewijs van toenemend klassebewustzijn van de arbeiders. Het is een bewijs van snel en krachtig groeien van het inzicht, dat de georganiseerde macht van de NVV-bonden moet dienen om de strijdpositie van de arbeiders zo sterk mogelijk te ma- ken.

Vooral onder de jongere arbeiders is deze ontwikkeling bijzonder duidelijk waar te nemen.

Terwijl in de achter ons liggende jaren in de meeste gevallen de vernieuwing van de CAO's een zaak was waarin de NVV-leden dan pas werden betrokken als de onderhandelingen waren afgesloten, zien wij nu een geheel ander en verheugend beeld. De NVV-leden spreken zich in massa voor de onderhandelingen uit en dit op een

(9)

niet mis te verstane wijze, getuige de lijst van eise-n.

De consequente koers van de communisten naar de eenheid van vakbeweging in de bonden van het NVV, mede waardoor b.v. alleen al in 1960 ruim 30.000 nieuwe leden zijn ingeschreven, levert de eer- ste en belangrijke resultaten voor de gehele arbeidersklasse op.

De toename van de kwantiteit heeft reeds tot een duidelijke kwali- tatieve verbetering in verscheidene NVV-bonden geleid.

Dit goed te zien is van grote betekenis voor alle communisten. Het moet een aansporing zijn voor ons allen met nog meer ijver, door onafgebroken overtuigingswerk en werving voor de NVV-bonden te werken aan de eenheid in de NVV-bonden.

Te meer, omdat de perspectieven daarvoor uiterst gunstig zijn, zo- als kam. De Groot in de Tweede Kamer verklaarde:

"Wanneer Suurhoft een toeneming van wat hij noemt het extremisme, maar wat in werkelijkheid betekent het klasse- bewustzijn onder de arbeiders, en een opleving van de klas- senstrijd constateert, dan zeg ik:

Inderdaad, wanneer het zgn. christelijk-soctale beleid nog verder zo doorgaat, zal die klassenstrijd toenemen en dan zal het bewustzijn onder de arbeiders ook voortdurend sterke1·

worden".

En verder:

"Dit gebeurt ook, ondanks het afzweren van de klassenstrifd

door de renegaten van de sociaal-democratie in de PvdA".

De jaren 1959 en 1960 [bijna 500.000 stakingsdagen) steunen de- ze stelling. Het achter ons liggende jaar van de hqvenstakingen, ac- ties bij de spoorwegen, bij de Groninger scheepsbouw, in Zeeuws- Vlaanderen, bij de Sphinx, de NTS-staking alsmede de demonstra-·

ties van overheidspersoneel, enz. enz. tonen dat evenzeer aan.

*

QP dit moment - we schrijven deze regels enkele dagen voor Kerst- mis 1961 - wordt dit alles nog duidelijker.

Daar waar de monopolie-medicijnmannen hun kwasi-wetenschap- pelijke formule proberen toe te passen, vinden ze de betrokken NVV-bonden tegenover zich, waarmee deze zich tegenover de recht- se PvdA-ers in het hoofdbestuur van het NVV plaatsen.

De klassenstrijd is enerzijds door de botte politiek van Veld- kamp, Rooivink en Toxopeus, anderzijds door de talloze acties rond- om de Kerstdagen in de bedrijven voor verhoogde Kerstgratificaties, winstdelingen e.d. in een nieuwe en hogere fase gekomen. Hierdoor is de eenheid van onderop in de bedrijven en kantoren verder ver- sterkt.

De VVD-minister Toxopeus dacht het overheidspersoneel met 5,2 pct. salarisverhoging te kunnen afschepen. De ABVA [NVV) -bond heeft dit afgewezen en blijft, de katholieke en christelijke over- heictsbonden met zich mee zuigend, vasthouden aan een uitkering ineens over 1961 en een salarisverhoging van 7 pct.

In de textiel- en confectie-industrie was reeds vóór Oud-Wasse-

(10)

naar tussen bonden en ondernemers een loonsverhoging van 10 ct.

per uur overeengekomen. De textielondernemers hebben op basis van Gvd-Wassenaar deze overeenkomst verbroken en nu stelt "De Eenheid" (NVV], dat geen stap terug gedaan kan worden. De l;lond houdt vast aan zijn eis van 10 ct. per uur.

Ongeveer eender liggen de kaarten in die bedrijven en bedrijfs- takken, waar per december j.l. de CAÖ's vernieuwd moesten zijn, o.a. in het havenbedrijf, de mijnindustrie, kleinmetaal-, zuivel en grafische industrie, alsmede bij de landarbeiders, de Wester Suiker-

Raffinaderij en Ketjen te Amsterdam, enz. enz.

Bij de NS, de bouwvak, Philips, de houtverwerkende bedrijven, enz. enz., waar de vernieuwing op een later tijdstip moet plaats vinden, maakt de ervaring van het moment de betrokken arbeiders en vakbondsleden steeds actiever in de strijd voor de gestelde eisen.

Het is in deze situatie van groot belang, dat in alle bedrijven de eenheid van actie van onderop onder leiding van actie-comité's, zo mogelijk van de ondernemingsraden en kernen, wordt versterkt.

Tegenover de loonbeperking dienen de arbeiders, beambten, amb- tenaren en technici hun eigen spelregels te plaatsen. De kern daar- van is de eenheid van actie van onderop, de eenheid van socialisten en communisten en alle andere arbeiders tot en met de staking voor de verwezenlijking van de gestelde eisen. De ervaring leert, dat dit in het huidige stadium van de loonstrijd beslissend is.

Niet alleen met betrekking tot die eisen die direct afgedwongen kunnen worden, maar tevens als de beslissende sleutel om de inzet van de georganiseerde macht van de NVV-bonden, tot en met de staking, tot stand te brengen.

Bij de NTS werd b.v. gestaakt. Dat leverde niet alleen een directe verbetering van 3 pct op, maar legde tevens de basis voor een flinke ''erbetering van de CAO per 1 januari 1962.

De belastingambtenaren demonstreerden jl. zomer in massa. Ze gingen aan de kop van de directe actie van het gehele overheids-

personeel. .

Toxopeus moest hiermee rekening houden en de belastingambte- naren meer toewijzen dan het overige overheidspersoneel.

De eenheid van actie van onderop is de basis waarop de spelregels van de werkers moeten berusten, de voorwaarde om in de nieuwe CAO's de gestelde eisen vast te leggen.

In dit verband dienen de communisten in de bedrijven en als goede actieve vakbondsleden een soepele houding aan te nemen en een juiste taktiek te volgen.

Natuurlijk blijkt in de praktijk dat de door de NVV-bondsbestu- ren gestelde eisen lager liggen dan die van de leden. Tien cent per uur voor de textielarbeider is b.v. minder dan de 8 pct. die de leden geëist hebben. Niemand zal dit betwisten en niemand zal daar ook over zwijgen.

Echter: dat is de eis van de NVV-bond van de textiel, die de tex- tielbaronnen zelfs te hoog is .

In zo'n situatie is het duidelijk, dat de strijd nu zal gaan om de 10 ct-eis van "De Eendracht", dat deze eis door iedereen dient te

(11)

worden ondersteund en de actie - tot en met de staking onder lei- ding van De Eendracht - moet worde,n georganiseerd.

Zoals gezegd, vrezen de ondernemers meer dan ooit de groeiende eenheig en strijd_geest in hun bedrijven en in de vakbeweging.

Een van de dreigementen die van hun kant worden geuit, is: komt er geen accoord zoals wij dat willen, dan maar een contractloos tijdperk en tijdens dat contractloze tijdperk toepassing van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen (B.B.A.], het afkondi~

gen door de regering van een stakingsverbod in die periode.

Het is duidelijk, dat de arbeiders en vakbondsleden zich ervan bewust zijn dat de ondernemers dit soort plannen niet koesteren omdat ze zich zo sterk voelen. Het tegendeel is het geval, zoals we reeds uiteenzetten.

Daarbij is ook de positie van de regering zwakker dan ooit.

Toepassing van zulke dreigementen kan alleen maar verdere ver- scherping van de klassenstrijd teweeg brengen, waarbij de arbeiders ongetwijfeld rake klappen zullen uitdelen.

Dat houdt echter niet in, dat wij zonder meer voorstanders zou- den zijn van zulk een situatie. De communisten zijn altijd voorstan- ders geweest van CAO's in alle bedrijfstakken, bedrijven en kanto- ren, en dan van CAO's die door de vakbeweging met de onderne- mers worden afgesloten en vernieuwd wanneer de vakbeweging dit gewenst acht.

Daarom dient met kracht strijd gevoerd te worden tegen het on- dermijnen van dit democratische recht van de vakbeweging door de regering, die daarbij gebruik maakt van de wet op de P.B.O. en het Besluit Bijzondere Arbeidsverhoudingen, dat overigens zijn oor- sprong vindt in de bezettingstijd I

Het is de taak en de plicht van de vakbeweging met alle demo- cratische middelen - ook de staking I - dit democratische recht te verdedigen en op basis daarvan onverzwakt vast te houden aan de eisen en de vervaldatum van de CAO.

En dat dient ook het standpunt te zijn van de bondsbestuurders van het NVV.

*

DE stelling van Baart - voorzitter van de ANMB (NVV) - eind 1960 geuit, dat een algemene metaalstaking onder leiding van de ANMB onmogelijk was, omdat dit een politieke staking zou zijn, snijdt geen hout. Het is de zaak bewust op zijn kop zetten met het doel de arbeiders en hun vakbeweging nog vaster te kluisteren aan de PBO- en EBA-ordening van de monopolies en hun ministers.

In de praktijk blijkt, dat in bepaalde b~drijfstakken door de on- dernemers, gesteund door de confessionele bondsleiders, naarstig naar bepaalde oplossingen gezocht wordt om klassenbotsingen te voorkomen en toch in Oud-Wassenaarstijl te blijven. Een voorbeeld hiervan is de situatie in de kleinmetaal-industr"ie. Ook hier was reeds vóór Oud-Wassenaar overeenstemming bereikt tussen bonden en ondernemers. De overeenkomsten met betrekking tot de elf klein-

(12)

metaal-CAO's kan men ontegenzeggelijk als eerste stap ondersteu- nen. De stemming onder de vele tienduizenden arbeiders in de kleinmetaal en in het bijzonder in de ANMB is van dien aard, dat verder beknibbelen van de overeenkomst botsingen zal veroorzaken.

De kleinmetaal-ondernemingen, waarvan vele toeleverings- en in- stallatie-bedrijven zijn, zijn uit dien hoofde bijzonder kwetsbaar.

Daarom is de oplossing gezocht in de volgende truc: Overeengeko- men was de looptijd van de nieuwe CAO te bepalen op één en een kwart jaar. Daarop zijn de ondernemers nu teruggekomen en ze willen een looptlid van één en driekwart jaar. Daarmee wordt dus door een half jaar verlenging eenzelfde resultaat bereikt als nu de loonsverhoging te beknibbelen voor de duur van één en een kwart jaar.

Hoe de situatie in de loonstrijd precies zal zijn, wanneer de lezer deze regels onder ogen krijgt, is niet te voorspellen.

Maar het staat vast, dat de komende maanden een verdere ver- scherping van de klassenstrijd in ons land te zien zullen geven.

Het is de taak en de plicht van de communisten om hierin hun rol te vervullen. Versterking van de reeds bestaande en oprichting van nieuwe bedrijfsgroepen is een van de directe organisatorische taken.

Nieuwe maatregelen om de eenheid van vakbeweging in het NVV te bevorderen, moeten nu genomen worden. Dit moet worden on- dersteund door versterkte agitatie door middel van onze bedrijis- kranten en manifesten, gepaard gaande aan krachtige ondersteu- ning van het Centrum voor Eenheid in de Vakbeweging.

Nu is het _ijzer heet om belangrijke resultaten in de loonstrijd te bereiken en de positie van de Nederlandse arbeidersklasse verder te versterken.

P. BAKKER

(13)

Over het werl{ der CPN op het platteland

Rede gehouden op een zitting van het partijbestuur op 16 december 1961

EEN abstracte bespreking van de vraagstukken betreffende de toe- stand van en de ontwikkeling in de landbouw zou ~lechts tot een verkeerde voorstelling van zaken en verkeerde conclusies lei- den.

In de landbouwpolitiek wordt immers de dienst uitgemaakt door het industrie- en financierskapitaal dat de lakens uitdeelt. Het mo- nopoliekapitaal is er de oorzaak van, dat de landbouw met vele problemen te kampen heeft. Vooral na de Tweede Wereldoorlog is de tendentie van het binnendringen van het financiers- en mono- poliekapitaal in de landbouw versterkt.

Dit komt o.m. tot uitdrukking in de toenemende omvan.g van de eredieten en hypotheken en de likwidatie van een belangrijk deel van het kleinbedrijf.

De politiek van de opeenvolgende regeringen, in het bijzonder van de regering-De Quay als directe zetbaas van de monopolies, is in verscherpte mate gericht tegen de landbouw in zijn geheel en de kleine boeren en tuinders in het bijzonder. De landbouw wordt opgeofferd aan de belangen van de groot-industriëlen en de finan- ciers. De Euromarktpolitiek, die ten bate van de monopolies wordt gevoerd, leidt ertoe dat de landbouw die reeds volledig onderge- schikt is aan de belangen van de industrie, nu ook nog wordt over- geleverd aan de heerschappij van West-Duitslap.d.

De laatste ontwikkeling op de decemberbijeenkomst van de mi- nisterraad van de Euromarkt, waar ,de Westduitse minister van Landbouw, Schwartz, zijn verlangens op tafel legde, bewijst dit.

Het wordt tevens bewezen door het optreden van de directeur- generaal van Landbouw, Ir. Wellen, die de vraag heeft opgeworpen of het over een jaar of zes nog wel zin heeft graan in ons land te verbouwen.

Andere vraagstukken zoals de door het Euromarktverdrag voor- geschreven opheffing van de landbouwsubsidies laten eveneens zien welke gevolgen de Euromarktpolitiek van de regering voor de land- bouw heeft.

De export is eveneens één van de knellende vraagstukkeil voor de landbouw, die voor boer en tuinder in gunstige zin zou kunnen worden opgelost, wanneer de buitenlandse politiek en dus ook de exportpolitiek zou worden gewijzigd. Het ondergeschikt maken van ons land aan de Amerikaanse en Westduitse oorlogsdrijvers maakt het aanknopen van goede betrekkingen en het afsluiten van voor- delige handelsovereenkomsten met vele landen onmogelijk.

(14)

Er zijn belangrijke afzetmarkten voor de Nederlandse landbouw- producten, zoals de Oosteuropese landen en Indonesië.

De huidige moeilijkheden van de landbouw zijn een gevolg van de regeringspolitiek, van de politiek van koude oorlog en oorlogs- voorbereiding, die gericht is op het veiligstellen en vergroten van de winsten der monopolies en de verscherpte uitbuiting van de werkers in ons land. Dit laat echter tevens zien, dat de boeren al- leen maar gediend zijn bij een politiek van neutraliteit, zoals onze partij die voorstaat. Zulk een politiek zal voor de boeren gunstige voorwaarden scheppen op het gebied van de export, terwijl het geld dat thans .voor bewapening wordt uitgegeven, gedeeltelijk besteed zou kunnen worden aan verbetering van het subsidiestelsel, ver- laging van de belastingen, uitbreiding van het stelsel van de garan- tieprijzen e.d.

Het is tevens een aanwijzing voor de partij, dat in de strijd tegen het monopoliekapitaal en voor een neutraal Nederland de boeren reen belangrijk steunpunt kunnen worden.

De reactionaire politiek van de regering wordt door de PvdA ge- steund. De oud-minister van Landbouw Mansholt voerde een beper- king van de gegarandeerde hoeveelheid melk in. De PvdA-landbouw- specialisten Vondeling, Egas, en Vredeling pleitten voor een ver- groting van de minimumbedrijfsgrootte en gaven daarmee steun aan het streven der reactie om de kleine bedrij ven te likwideren.

Bij de doorvoering van haar reactionaire politiek bedient de re- gering zich van het Landbouwschap. Dit PBO-orgaan, dat onder het mom van versterking van de landbouw ten opzichte van de industrie in het leven werd geroepen, heeft steeds hand- en spandiensten aan de reactie verleend. Bij de onderhandelingen die onlangs tus- sen regering en Landbouwschap over de vaststelling van de garan- tieprijs voor de melk hebben plaatsgevonden, ging het accoord met een verlaging van die garantieprijs. Het kwam op voor e·en gegaran~

deerd kwantum van 5,3 miljoen kg melk, terwijl de verwachtingen :zijn, dat de totale opbrengst in 1962 circa 6,5 miljoen kg zal bedra- gen.

Reeds jaren heerst onder de boeren de opvatting dat de gehele melkproductie gegarandeerd moet worden, omdat de boer een be- drag ontvangt dat ongeveer gelijk is met zijn kostprijs en voor be- langrijke aantallen kleine boeren zelfs lager is dan zijn eigen kostprijs.

Hierbij is dan nog geen rekening gehouden met de kosten van de noodzakelijke mechanisering, onderhoud en verbetering van de be- drijfsgebouwen enz. Inplaats van regelingen te treffen waar de boeren iets aan hebben, zoals b.v. vervat in het communistische voor- stel van het vorige jaar om de veehouders op de zandgebieden, die in overwegende mate kleine boeren zijn een toeslag boven de ga- rantieprijs te geven, komt men met vage beloften die geen enkele garantie inhouden dat ze ook uitgevoerd worden.

Men kan het Landbouwschap in feite vergelijken met de Stichting van de Arbeid. Ook zij doet wat de grote ondernemers en de rege- ring willen.

(15)

Met het Landbouwschap is het alleen nog iets erger gesteld. Zijn leden worden van bovenaf benoemd en zijn aan de boeren geen enkele verantwoording schuldig. De regeringspolitiek wordt door het Landbouwschap niet aangevallen, het werkt mee aan zijn uit- voering.

Het Landbouwschap is een instrument in handen van de reactie, een instrument gericht tegen de belangen van de boeren.

Terecht bestaat dan ook onder de boeren grote ontstemming over dit PBO-orgaan, vooral omdat zij een verplichte heffing moeten betalen.

Ik meen derhalve, dat wij de eis tot afschaffing van deze ver- plichte heffing én de opheffing van het Landbouwschap moeten stellen.

Aan deze eis dienen wij echter nadrukkelijk de noodzaak te ver- binden om de standorganisaties tot strijdorganisaties om te vormen.

Dit zal echter alleen mogelijk zijn, als de kleine en middelboeren zich aansluiten bij de neutrale organisatie en consequent de strijd hiervoor voeren. Hierop moet ook de activiteit van onze partij ge- richt zijn.

*

HOE is de situatie in de landbouw?

Er heeft de laatste jaren een ware uittocht uit de land- en tuin- bouw plaatsgevonden. Het aantal grondgebruikers met als hoofdbe- roep akkerbouw-veehouder liep in de jaren 1950-'59 met 12.761 terug.

Het aantal grondgebruikers met als hoofdberoep tuinder vermin·

derde in dezelfde periode met 2.015, terwijl het aantal grondgebrui kers met als hoofdberoep landarbeider met 9.154 terugging.

Deze cijfers tonen zeer duidelijk aan, dat er een ware proletari- sering van boeren en tuinders heeft plaatsgevonden.

Kleine bedrijven verdwijnen als sneeuw voor de zon, terwijl daar- naast een stijging te zien is van de bedrijven in de grootteklasse van 10 tot 20 hectare. Wij hebben in de achter ons liggende periode ge- zien, dat de minimumbedrijfsomvang, die als rendabel wordt be- schouwd, steeds groter is geworden.

Direct na de Tweede Wereldoorlog sprak men over 5 hectare, en- kele jaren later over 7 tot 8 hectare en thans gaat de regering ervan uit, dat nog slechts bedrijven van 12 tot 15 ha minjmum-omvang als rendabel worden beschouwd. Dit proces zal nog wel doorgaan.

Wat nu een rendabel bedrijf heet, zal ongetwijfeld over enkele jaren - indien de huidige regeringspolitiek wordt voortgezet - als onrendabel worden beschouwd. Duidelijk zien we hier dus de bevestiging van de marxistische stelling, dat bij de verdere ontwik- keling van het kapitalisme ook in de landbouw het kleine bedrijf ten koste van het grootbedrijf wordt gelikwideerd.

Hand in hand met de uitdrijving van een deel der kleine boeren en tuinders gaat de ontwikkeling, die steeds grotere delen van de

(16)

kleine boeren afhankelijk maakt van de banken en verzekerings- maatschappijen.

De kleine bedrijven kunnen zich alleen handhaven door de grootst mogelijke ontberingen, door roofbouw op de arbeidskracht van de boer en zijn gezinsleden. Werkdagen van 12 tot 14 uur zijn hierbij geen uitzondering.

Het uurinkomen van de zelfwerkende boeren ligt in sommige delen van ons land beneden de geldende CAO-lonen van de land- arbeiders.

Alleen door zeer lange werkdagen en het meewerken van vrouw en kinderen wordt een gezinsinkomen bereikt, dat hoger ligt dan dat van een arbeider.

Van het gezinsinkomen moeten echter ook nog de kosten voor eventuele verbeteringen, uitbreiding en modernisering van het be- drijf worden betaald.

De lage inkomsten van de boer hebben op alle gebieden van zijn leven gevolgen.

In vele gevallen is alleen de boer tegen ongeval verzekerd, hoe- wel ook vrouw en kinderen arbeid verrichten die dezelfde risico's meebrengt. Precies eender is het met de brandverzekering die in vele gevallen te laag is, hetgeen impliceert dat de risico's veel te hoog worden. Zo staat het ook met de verzekering van het vee.

Vele jonge boeren zijn niet in staat het bedrijfje van hun ouders over te nemen, daar het benodigde geld ontbreekt. Knechtende be- palingen die aan leningen zijn verbonden, doen hen er van afzien.

Soms komt de zoon helemaal niet in aanmerking om het bedrijfje over te nemen, omdat de ouders niet in staat zijn geweest voor de oude dag te zorgen en het bedrijf dus niet kunnen overdragen.

De kleine boeren en tuinders trachten niet alleen door uitbuiting van het hele gezin en het maken van lange werkdagen het bedrijfje zolang mogelijk gaande te houden. Ook door middel van het op- nemen van hypotheken en eredieten stellen de boeren alles in het werk zich staande te houden.

Dat dit in vele gevallen mislukt, hebben de cijfers over de prole- tarisering reeds laten zien. In feite wordt de positie van vele boeren en tuinders door het opnemen van hypotheken slechts moeilijker.

Als een boer of tuinder een lening aangaat, moet hij in vele geval- len een deel, of soms zijn gehele bedrijf, als onderpand geven. Bij achterstand van de betaling van de rente en aflossing vervalt het bedrijf aan de geldschieter en gaat deze het verkopen of opnieuw verpachten.

De hypotheken op landelijke eigendommen hebben zich als volgt ontwikkeld: De levensverzekeringsmaatschappijen leenden in 1950 - 59,3 miljoen gulden en in 1955 - 125,1 miljpen gulden.

Uit andere gegevens blijkt, dat in 1950 voor een bedrag van 155,5 miljoen gulden aan nieuwe hypotheken werd opgenomen, in 1954 voor 201,8 miljoen en in 1958 - voor 219,2 miljoen gulden.

Deze cijfers laten duidelijk zien, dat de greep van de banken en andere financiële instellingen op de boeren en tuinders steeds gro- tE!Ir wordt. Hierbij dient te worden opgemerkt dat dit niet alleen

(17)

voor de kl~ine boeren en tuinders geldt, doch ook grote bedrijven vallen er onder, hoewel natuurlijk in mindere mate.

De grote trek van de landarbeiders uit de landbouw heeft een schaarste aan arbeidskrachten teweeg gebracht, waar,door de boe- ren gedwongen zijn sneller te mechaniseren. Maar hierbij verkeren in het bijzonder de kleine bedrijven in een ongunstige positie. Het gebruik van machines vereist ook, dat de ligging en omvang van de percelen dusdanig is, dat machines gebruikt kunnen worden.

Dit is voor vele kleine en middelboeren een ernstig knelpunt.

Het land ligt in vele gevallen erg verspreid, is vaak moeilijk te bereiken, terwijl ook de kavelgrootte te klein is. Hierbij komt, dat de machines op een klein bedrijf zeer moeilijk rendabel gemaakt kunnen worden.

De financiering van de machine-aankoop is op zichzelf al een probleem, daar de kleine- en middelbedrijven de benodigde gelden zeer moeilijk kunnen opbrengen, of bij leningen moeilijkheden krij- gen met de aflossingen. Uit dit alles blijkt dat het met de land- en tuinbouw steeds verder bergafwaarts gaat, waarbij in het bij- zonder het kleinbedrijf in versneld tempo verdwijnt.

Van de hoogconjunctuur zoals die voor de industrie heerst, is in de landbouw geen sprake.

In steeds erger mate wordt de landbouw ondergeschikt gemaakt aan de industrie en er bij ten achter gesteld. Dit gebeurt door de politiek van de regering, waardoor de boeren financieel niet in staat zijn hun bedrijf voort te zetten en nog minder de ontwikkeling op technisch gebied bij te houden. Dit drijft de boeren in de armen van de financiers of dwingt hen, naar de fabriek te gaan. Daar- tegenover staat, dat de industrie vele voordelen geniet boven de landbouw zoals bij de aanleg van industrieterreinen, toeslag op de lonen, op de bouw van fabrieken, van industriewegen en arbeiders- woningen.

*

DE ondergraving van de positie van de boeren en tuinders ge- schiedt door uiteenlopende maatregelen en methoden. Bij en- kele daarvan wil ik nog stilstaan.

In de eerste plaats zijn daar de garantieprijzen waarmee de boe- ren, onafhankelijk van de marktontwikkeling, hun bestaan moeten verzekeren. Maar dit is thans niet meer mogelijk. De garantieprij- zen waren ook oorspronkelijk bedoeld als minimumprijzen en zijn thans veelal maximumprijzen geworden.

Bij de melk wordt in feite de garantieprijs niet meer verkregen.

daar slechts een deel van de productie is gegarandeerd en de rest tegen de veel lagere marktprijs verkocht moet worden die voor vele kleine en middelboeren ver beneden de kostprijs ligt.

Bovendien wordt het gehele garantieprijsstelsel met systemati- sche afbraak bedreigd, met het uiteindelijke doel er helemaal van- af te komen, in overeenstemming met de bepalingen van het Euro- marktverdrag.

(18)

Dit gebeurt, terwijl in de kringen van boeren en tuinders de me- ning leeft, dat juist uitbreiding moet plaatsvinden.

Ook wordt naar productiebeperking gestreefd, hetgeen duidelijk bij de melkproductie blijkt. Die toestand is evenwel zo, dat de vee- houders niet tot de verkoop van een deel van hun melkvee over kunnen gaan, omdat hun bedrijf op een bepaalde melkproductie is ingesteld. Derhalve gebeurt vaak het omgekeerde: Men tracht het bedrijf te intensiveren om toch nog een bestaan te vinden. De pro- ductie stijgt dus inplaats van te dalen. Verder gaat men meer en meer over tot het mesten van varkens en het houden van kippen, terwijl ook dit weinig vooruitzichten biedt. De aanvoer van varkens is de laatste tijd al zeer groot terwijl er verwacht wordt, dat er bin- nenkort een overschot van varkens zal komen. Ook de export van eieren schommelt zeer sterk, waardoor de vooruitzichten niet gun- stig zijn.

Ondanks de overgang naar andere producten is de kool in Noord- Holland nog steeds basisproduct. Dit product heeft echter een zeer speculatief karakter en de prijzen zijn de ene keer hoog, terwijl ze de andere keer ver, beneden de productieprijs blijven.

Voor vele producten is de instelling van een garantieprijs zeer ur- gent, vooral in de akkerbouw. Hier wordt meer en meer roofbouw op de grond gepleegd. Er worden in hoofdzaak gewassen geteeld waarvoor een garantieprijs geldt. Het is vaak gebruikelijk dat gro··

te boeren, die aandelen in de strokartonindustrie hebben, door bo- venmatig gebruik van stikstof zoveel mogelijk stro trachten te krij- gen. De graanopbrengst wordt dan als bijproduct beschouwd, zodat ze geen verlies lijden.

Dit alles toont duidelijk aan, dat er resoluut een einde moet wor- den gemaakt aan de afbraakpolitiek van de regering en dat er voor alle basisproducten een lonende garantieprijs wordt vastgesteld.

Dit is temeer noodzakelijk, omdat de natuur tot verbouw van pro- ducten dwingt waarvoor geen garantieprijzen gelden, onder meer in Drente.

Ook moet de grondslag voor het berekenen van de garantieprijs herzien worden.

Onvoldoende wordt rekening gehouden met de kleine en middel- bedrijven.

Bij de berekening van de kostprijs wordt uitgegaan van het zoge- naamd goed geleide sociaal en economisch verantwoorde bedrijf. Het gaat om bedrijven die zowel ten aanzien van de omvang als van de bedrijfsinrichting boven het gemiddelde uitsteken. Zij vormen de grondslag voor de kostprijsberekening.

Dit heeft tot gevolg, dat het grootste deel van de boeren met hun kostprijs boven de officieel berekende liggen. Bij deze methode ktomt duidelijk het streven van de regering tot uiting om de voor- waarden voor likwidatie van het kleinbedrijf te scheppen.

Het is daarom noodzakelijk, dat het stelsel van de garantieprijzen zodanig wordt herzien, dat ook de kleine bedrijven een lonend be- staan wordt gegarandeerd.

*

(19)

EEN ander vraagstuk is de ruil- en herverkaveling. · Dit wordt in verband met de noodzakelijke meebantsering steeds urgenter.

Mechanisering kan slechts plaats vinden, als ook de ligging en grootte van de percelen machinale bewerking mogelijk maken en het bedrijf groot genoeg is om de machines rendabel te maken.

Door de ruil- en herverkaveling kan hierin veel verbetering wor- den gebracht, daarnaast komen andere factoren zoals watervoor- ziening, ontwatering, aanleg van wegen, electriciteit ed. die de ruilverkaveling eveneens nodig maken.

Erkenning van de objectieve noodzaak betekent echter niet, dat wij het beleid van de regering in deze kwestie kunnen ondersteu- nen. W,at wil de regering met de ruilverkaveling bereiken?

Het antwoord daarop werd reeds jaren geleden door de Centrale Cultuurtechnische Commissie in haar "Meer-jaren-plan voor de ruil- verkaveling" gegeven. Daarin staat: "In verband met de toekomsti- ge uitrusting van de landbouw en het platteland neemt de Centrale Cultuurtechnische Commissie het volgende aan. Van de bestaande bedrijven beneden de 12 tot 15 ha zal zich wellicht in de komende 20 tot 30 jaar de helft door intensivering enlof bedrijfsvergrotlng een redelijk bestaan kunnen verwerven. De andere helft zal zich zelf wel opheffen, of bij opvolging verdwijnen.

De bedrijfsleider of zijn opvolger zal dan over moeten gaan naar een ander beroep. Tenslotte zal hopelijk slechts een klein gedeelte het onder punt 4 lot beschoren zijn."

Onder punt 4 wordt verstaan: Het genoegen nemen met een laag arbeidsinkomen. Wanneer we nu weten, dat in Nederland minstens 125.000 grondgebruikers van 1 tot 15 ha zijn met als hoofdberoep akkerbouw-veehouder, dan zou dat betekenen, dat binnen 20 tot 30 jaar er 62.000 zullen moeten verdwijnen.

Het is dus duidelijk, wat de regering bij de ruilverkaveling met de kleine boeren voor heeft. In de ruilverkavelingswet staat, dat nie- mand van zijn bedrijf kan worden verdreven en dat alles geheel vrijwillig gaat. In vele gevallen is van vrijwilligheid echter geen sprake. Want de verplichtingen die een klein bedrijf op zich moet nemen, zijn zo hoog dat men bij voorbaat reeds weet dat ze niet nagekomen kunnen worden. In dat geval wordt dus "vrijwillig"

afstand van een bedrijf gedaan. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat de regering onvoldoende subsidie beschikbaar stelt. Daar het streven bij de verkaveling vooral op bedrijfsvergroting gericht is, houdt dit tevens in dat er grote investeringen gedaan moeten wor- den, terwijl de kleine boeren niet over de nodige middelen hiertoe beschikken.

Voorts wordt de vraag naar grond enorm vergroot. Men ka,n rustig stellen, dat de vraag naar grond voor akkerbouw en veehouderij één van de knellendsta vraagstukken bij de ruilverkaveling is. In dit verband wordt de versnelde aanwinning van land urgent, dat aan kleine bedrijven ter beschikking gesteld moet worden.

Een ander belangrijk punt is de subsidiëring bij de verplaatsing van bedrijfsgebouwen. Deze wordt in de regel alleen voor bedrij-

(20)

ven, groter dan 12 tot 15 ha gegeven. Hierbij is het vooral de tuin- bouw die grote moeilijkheden ondervindt. Deze subsidie moet dus verruimd worden.

Tenslotte gaat het ook om het tempo van uitvoering. Vanuit re- geringsoogpunt is het logisch, dat de verkaveling wordt getraineerd.

Men gaat ervan uit, dat de tijd belangrijk werk doet bij de proleta- risering van boer en tuinder. Juist omdat ruilverkaveling in vele ge- vallen uitkomst biedt wordt zij afgeremd! Duidelijk blijkt dit bij- voorbeeld in het Geestmerambacht in Noord-Holland, waar reeds lilelangrijke delen van kostbare tuindersgrond woest liggen of voor veeteelt in gebruik zijn genomen. En jtli!it uit dit gebied komen vele arbeidskrachten naar de industrie.

Het meerjarenplan voor de ruilverkaveling voorziet in de bewer- king van 30.000 ha per jaar. Aangezien 1,5 miljoen ha voor ruilver- kaveling in aanmerking komen, zal er dus een halve eeuw mee ge- moeid zijn. Dan kan men opnieuw beginnen en derhalve is versnel- Ling van het tempo bijvoorbeeld tot 75.000 ha per jaar nodig.

Dit moet gepaard gaan met snelle inpoldering van de Lauwers-

~e, de Dollard enz. waarbij de gronden ter beschikking moeten liomen voor het vestigen van kleine bedrijven.

Het vraagstuk van de toenemende afhankelijkheid van boer en tuinder van de financiers wordt verscherpt door de ontwikkeling dlie mechanisatie en modernisering van de bedrijven eist.

De zware verplichtingen, onder meer de hoge rente, weerhouden de boeren eveneens, om tot modernisering over te gaan. Voor een goede ontwikkeling van de land- en tuinbouw zal de instelling van aen financieel overheidsinstituut nodig zijn dat langlopende ere- dleten goedkoop ter beschikking stelt. Hierbij mag geen bevoor- rechting van grote boeren plaatsvinden.

Dit zal in het bijzonder ook jonge boeren en tuinders de moge- lijkheid geven, de meest verouderde bedrijven van hun ouders ·over te nemen en te moderniseren. De slechte toestand van de bedrijfs- gebouwen, waarvan meer dan de helft ouder dan vijftig jaar is, ver- eist eveneens maatregelen.

Ruime subsidie voor verbouw en nieuwbouw is nodig.

Ook het belastingstelsel moet veranderd worden. Thans wordt er geen rekening gehouden met de wisselvallige bedrijfsuitkomsten als gevolg van de natuurlijke omstandigheden. Dit heeft tot gevolg, dat de boeren in feite meer belasting betalen dan andere groepen Zl.elfstandigen.

Daarbij komt, dat de regering het plan heeft om de landbouw- CXlöperaties vennootschapsbelasting te laten betalen en een belas- ting te heffen op het verschil in prijs die de boeren voor de door de coöperaties geleverde producten betalen.

Voorts ligt een nieuwe verhoging van de pachten in het vooruit- 2ticht. De regering is immers van plan de wet op de vervreemding van landbouwgronden af te schaffen, in overeenstemming met de behoefte van de banken en monopolies aan gunstige beleggingsob- jecten voor hun kapitaal.

Dit zal betekenen, dat niet alleen de vraag naar grond, maar ook

(21)

de grondprijzen zullen stijgen. De pachten zullen dan volgen.

De arbeiders en de boeren zouden moeten betalen voor de specu- latiezucht van het bank- en monopoliekapitaaL

Hiermee zijn wij bij lange na niet aan het einde van de reeks vraagstukken. In vele gebieden van het platteland heersen nog de meest achterlijke toestanden. Uit de landbouwtelling iri 1960 blijkt, dat in Groningen 14 pct van alle land- en tuinbouwbedrijven niet zijn aangesloten op het electrische net. In Friesland 13 pct, in Drente 8 pct en in Zeeland 10 .pct. Met de aansluiting op de waterleiding is het nog veel ongunstiger gesteld. In Groningen zijn 24 pct niet aan- gesloten, in Friesland 32 prt, in Overijsel 41 pct en in Limburg en Gelderland resp. 60 en 62 pct!

Ook op het gebied van de landbouwwegen heerst een grote ach- terstand. Over de geweldige gebreken die aan de waterbeheersing kleven, hoeft men nauwelijks meer te spreken na de veelvuldige overstromingen van de laatste jaren. Maar in feite is het tekort aan water een nog groter probleem. Volgens een onderzoek in 1958 wordt de opbrengst op 19 pct van de landbouwgronden met meer dan 10 pct gedrukt door een tevéél aan water, terwijl de opper- vlakte die door watertekort minder opbrengt dan mogelijk is, 40 pct van het totaal bedraagt. Deze toestanden zijn echter het gevolg van de politiek van de opeenvolgende regeringen.

*

SAMENVATTEND moet men çonstateren, dat het monopoliekapitaal en zijn regering een bedreiging vormen vooral voor de kleine boeren.

Dit is de grondslag voor de ontwikkeling van de klassenstrijd op het platteland. Op deze grondslag zal de belangengemeenschap met de arbeiders tot uitdrukking moeten komen.

Hiervoor is een harde strijd noodzakelijk. Maar voor alles dient de partij te worden gemobiliseerd. Wanneer wij nagaan wat onze partij doet voor de directe belangenbehartiging van de boeren, dan moeten wij vaststellen dat dit nog zeer weinig is. De partij wordt in haar werk geremd door verkeerde en sectarische opvattingen t.a.v. het werken onder de boeren. Men hoort wel zeggen dat de boeren "altijd klagen". Maar dergelijke opvattingen staan de actie in de weg die gevoerd moet worden om te verhinderen, dat de wer- kende boeren in toenemende mate een prooi worden van het mono- polie- en financierskapitaaL

Hoe wordt de ontevredenheid van de boeren afgeleid?

Laat ik het voorbeeld van een protestvergadering in Drachten noemen, die het vorige jaar plaatsvond. Daar waren 1200 boeren bijeen om te protesteren tegen de vastgestelde garantieprijs voor de melk en te beraden over de vraag welke actie gevoerd moest worden.

De vergadering blonk in het begin uit çloor strijdlust, doch ein- digde als een nachtkaars. Door het optreden van de leiding van deze vergadering en in het bijzonder van de voorzitter van de Friese

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Natuurlijk zou het best kunnen dat we toe wil- len naar een systeem waarin de zeer competente arts aan zijn eigen, hoge standaarden wordt gehouden –ik neem daar uitdrukkelijk geen

Verlaagde middeldosering is onder andere realiseerbaar door alleen de planten te bespuiten die bescherming nodig hebben, dosering aan te passen aan gewasontwikkeling of door een

Het gaat dan om behandeling (al dan niet met verblijf) van kinderen met een (licht) verstandelijke beperking of psychiatrische problematiek, om begeleiding, persoonlijke verzorging,

Om Mijn Zorg Log in te kunnen zetten in een praktijkproef voor de kraamzorg, is de blockchain gezamenlijk met alle betrokken partijen verder uitgewerkt en ingericht door

De facto betekent dit dat een EU-burger op dezelfde dag waarop hij, al dan niet met de hulp van de sterke arm, het grondgebied heeft verlatenweer terug kan keren en daar op grond

Vanuit dat oogpunt lijkt het aantrekkelijk het bevel zo in te richten dat niet alleen het onrechtmatige gedrag zelf wordt verboden, maar het ruimer te formuleren zodat men er

Normen kunnen dus wel van feiten worden afgeleid, niet door de rede maar door tussenkomst van menselijke gevoelens.. Hume nam daarbij afstand van de gedachte dat normen ingevingen

Het begrip democratie in de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.. Pluralisme als kern van de democratische samenleving