• No results found

De Ned. Herv. Kerk en de politieke situatie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De Ned. Herv. Kerk en de politieke situatie "

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

VRIJBEID EN DEMOCRATIE

Zaterdag 17 April 1954 - No. 300

Stemt op en maakt propaganda voor de

V. P.D.

WEEK B L Ä D V Ä N DE V 0 L K SP A R TIJ V 0 0 R VRIJHEID EN DE Ivf 0 CR A TIE

De Ned. Herv. Kerk en de politieke situatie

. Het

(officieuse) weekblad "De Hervormde

· Kerk" heeft onlangs onder bovenstaan- de titel een· aantal artikelen gepubliceerd, be- doeld voor nadere bespreking in kerkelijke verbanden, maar nadrukkelijk uitsprekend geen stemming te willen maken voor enige politieke partij.

Inderdaad heeft de schrijver zich hieraan strikt gehouden: generlei politieke propaganda

· kan hem ten laste worden gelegd. De stukken treffen en doen aangenaam aan door hun objectieve toon.

Wel heeft de bedoeling voorgezeten vàn verschillende politieke zijden enige reactie uit te lokken - wederom, niet vóór of tegen een bepaalde politieke partij, maár wel ten voor- dele van de politieke bewustwording van ons vQlk, speciaal van dat volksdeel (-+- 31 %) dat in nauw ·of meer verwijderd verband leeft met de Ned. Herv. Kerk.

Mede om aan deze bedoeling tegemoet te ,komen mogen hier , enkele qpmerkingen vol-

gen. Wij geven ze aan de hand van een korte weergave van de inhoud.

*

ne schrijver begint met de afzijdigheid te constateren ten aanzien van de politiek, die over het algemeen bij Hervormden als zo- danig valt op te merken, en is niet blind voor de moeilijkheden, die daaraan in de weg staan.

Zij zijn deels van typisch religieuze aard:

een gering achten van politieke bemoeienis als behorende tot de "aardse" dingen; dit standpunt is door de voerhoede van de Herv.

Kerk nu wel verlaten, maar het gros van het leger moet hiertoe nog worden opgevoed.

Voor een ander deel spruiten zij voort uit de omstandigheid, dat de Ned. Herv. Kerk nu eenmaal niet samenvalt met één politieke partij. Wel richt zij zich in haar getuigenissen tot "overheid en volk", maar die getuigenis.

kan enkel· zinvol. functionneren indien verwis- seling ·met de gedachtengang van één bepaal- de politieke partij uitgeslotèn is.

Meer dan de helft van de "Hervormde"

stemmen gaat naar niet-confessionele par- tijen, en uitdrukkelijk waarschuwt de schrij- ver deze stemmen niet te beschouwen als van 2de of 3de rangs-Hervormden afkomstig.

Deze stemverhouding voert tot eigenaar- dige consequenties, o.a. tot deze, dat de schrij- ver erkent, dat pogingen om te komen tot een Hervormde politieke partij bij voorbaat tot mislukking zijn gedoemd. Het lijkt ons goed hiervan met nadruk - en met instemming!

- kenni~:~ te nemen.

Men- zou kunnen vragen: maar hoe dan bij Roomsen en bij Gereformeerden? De schrijver ondervangt deze vraag met de opmerking, dat ook dáár de samenhang symptomen van ontbinding begint te vertonen.

* *

De Hervormde Kerk brengt het misschien tot een 30 tal Kamerleden, die als tot haar behorende kunnen worden gerekend. Zij

h~bben echter in die qualiteit geen contact.

En nu volgt een uitspraak, die na het vori- ge enigszins wonderlijk aandoet: "dit is na- tuurlijk een noodtoestand, omdat elke vorm van politieke steun en training bij ons ont- breekt."

Wij zouden willen vragen: is een Hervorm- de politieke partij dan toch nog het ideaal, waaraan die "noodtoestand" genieten wordt?

Of gaat het verlangen van de schrijver niet verder dan de vorming van wat als het eerst ..

aodige wordt geformuleerd: een politiek cen- trum!

Hier zouden dan bepaalde vragen van uit de Hervormde Kerk aan de orde moeten wor- den gesteld - wij zouden graag enige om- schrijving van die (dan toch politieke?) vra- gen hebben gezien!

Beter klinkt ons in de oren, dat van dat centrum impulsen zouden . kunnen uit- gaan, waardoor steeds meer Hervormden po- litiek zouden kunnen woroen geïnteresseerd.

door·

prof. dr }. Lindeboom

Maar: dan toch zeker niet Hervormd-poli- tiek geïnteresseerd! Wanneer dit laatste inder- daad niet in de bedoeling ligt, wat blijft er dan van die interesse over dan een belang- stelling, die niets specifieks Hervormd aan zich heeft dan alleen de omstandigheid, dat zij van Hervormden komt?

* * *

Er volgen dan een. aantal vragen. Hoe zul- len wij met elkaar praten - een con- creet antwoord wordt niet gegeven, hoogstens hoe men niet moet praten.

Verder: waarover zulen wij met elkaar praten? Hiertoe worden enkele punten · ge- noemd: Europese éénwording, houding tegen- over de Roomse Kerk, tegenover het Huma- nistisch Verbond, tegenover de leuze v~n so- ciate zorg van-de-wieg-tot-het-graf, enz.

Deze punten zijn inderdaad bespreking waard, maar wij blijven weer in het onzekere, welke hierbij d~ Hervormde criteria zouden

moeten zijn - · wat ons overigen'!' ·niet ver- wondert!

Een verdere vraag is: wat willen wij berei- ken? Het antwoord luidt: om te beginnen dit, dat men om reden van politieke keuze nie- mand als onvolwaardig Hervormde zal mogen beschouwen.

Zeer zeker, dit kan een winst zijn, die ech- ter eventueel alleen aan de Hervormde Kerk ten deel zal vallen, maar die weinig met de politiek te maken heeft.

Een ander resultaat zou kunnen zijn: in- direct zouden wij ons volk in zijn indirecte · politieke vormgeving kunnen dienen. Weder- om, een goed algemeen politiek doel - maar ook "Hervormd"?

zo blijven wij, hoe goed alles ook bedoeld is, binnen algemeenheden, die voor de politiek weinig concreets bieden. Was het anders te verwachten, wanneer men begint af te zien van confessionele partijvorming?

Wanneer dan verder nog gesproken wordt van "bevordering van de getuigkracht der Kerk", o.a. door haar verschillende politieke overtuigingen, dan is dit weer een zuiver ker- kelijke aangelegenheid en een kerkelijk be- lang, maar met politiek heeft het weinig, met speciaal Hervormde politiek heeft het niéts . te maken.

Wij komen :t;&iet verder dan de (overigens behartenswaardige) vermaning: wees ook als · Hervormde politiek geïnteresseerd!

En als politieke winst incasseren . wij met een dankbaar V.V.D.-hart de uitgesproken en onuitgesproken erkenning, dat een Hervórm- de politieke partij een onding is. Wat wij wel wisten; maar het is goed het hier en zó be- vestigd te zien.

FEEST

"De mens leeft van zijn feesten", zegt Anna Günther ergens in haar mooie boek "De heilige en haar nar" en het moet al een heel nuchter mens zijn, die in deze uit- spraak geen kern van waarheid erkent.

"Feesten - noteerde ik eens, ik weet niet meer uit welke bron - feesten zijn als de telegraafpalen, die de vaak wat laag gezakte draad weer omhoog halen en verder dragen".

Dat geldt zowel voor ons persoonlijke als voor ons gemeenschapsleven, ook naar zijn religieuze kant. Zo kunnen wij ons ook het Christendom niet denken zonder zijn feest- dagen, die ons zijn diepste waarden bewust maken.

* *

pasen is het feest der verstilling. Maar het is een stilte, die trilt van een span- ning, waaraan blijdschap en levenvernieuwen- de kracht ontspringen, zoals het groen ont- springt aan de gezwollen knoppen. Vooral in dè wereld van het Oosterse christendom werd Pasen steeds als het gróte feest beschouwd en wanneer het Westerse christendom tegen- woordig nèiging toónt de betekenis van het Paasfeest meer dan vroeger te accentueren, dan moeten we daarin misschien een com- pensatie zien voor ·hetgeen het christendom áchter het IJzeren Gordijn aan invloed ver- . loor. ·

Het is echter niet alleen dáár, dat Pasen everschaduwd wordt door het Kruis. Wij

leven - om het met een gemeenplaats te zeggen - in de mist. Er ligt eel) matheid over de wereld onzer jaren die haar en ons nauwelijks vatbaar maakt voor de boodschap, waarmede het Christendom ook op Pasen tot ons komt.

* *

zou het met ons niet vaak zo zijn als met .., die vrouwen, waarvan ons in het Paas- verhaal verteld wordt, dat zij den Heer zoch- ten waar hij niet was? Ook zij waren ontsteld en verslagen, gebroken onder hetgeen gebeurd was. Ook zij hadden geen moed en geen hoop meer. En daarom konden zij niet geloven dat het tóch anders was dan zij meenden, dat Christus' dood aan het kruis toch niet het einde was.

* *

"Wie nooit zijn brood met tranen at, wie nooit in kommervolle nachten stil we- nend op zijn leger. zat, die kent u niet, gij hemelse machten", zei Goethe in een van zijn meest bekende verzen. Daarmede is de andere zijde aangeduid van het probleem, van het lijden, waarop al ons verstandelijk redenere~

breekt en waaromtrent ook ons hart zo moet- lijk tot rust kan komeri. ·

Het lijden, zo wil de dichter ons doen ver- staan, moet tóch op enigerlei wijze in verband staan met God, het moet ons, hoe dan ook, toch weer tot God terugbrengen, ja, de weg

(Vervolg op pag. 5}

(2)

l'f AP.B11A 1M - PAG. I

Versla~· Jaarlijkse Algemene Ver~adering van àe Jl. Y.D. te Arnhem (11).

Belan~wekkend betoog van prof. Molenaar over de Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie

Prof. ()ud bij en.kele Ca~didaatstPilÎnl{ tot voorzilter herkozen.

Herstemmin~

bij de

verkiezin~

der Hoofdbestuursleden

Om&trèeks te uur heropende de voorziMer, prof. mr P. J. Oud, de oehteJMizlttin&" moesten deze nu ook in economische pro- blemen, krijgen.

.... ZatenJac zo M-.d. . Daarom moesten de productschappen

voorgaan. Dit terrein was tot dusverre, volgens de beer Suurhoff, voor de arbei- ders een boek met zeven zegelen.

q • -..et -

-r

11.-pret~~&" feit, n.L dat hij, we&eDII periCHJieke aftre.llnc lierkiesbaar zijnde, bij enkele eandld-t.etelllng door de afdeHn&" Rotterdam, tot voor- tiltter was herbenoemd.

Ik voorzag de ontwikkeling begin 11150 aldus: er zal van werkgeverskant voor- keur voor bedrijfschappen blijken, van arbeiderszijde en voornamelijk van so- cialistische kant zal voorkeur voor pro- ductSChappen worden getoond.

De ve~rinc tJeenette llijR lilereitlverldartnc - der.e f1llldle _ _ . te vM'YIIIIea, 10et àpplaus.

on de heer T. J. Twijn8t;ra te Bilthe-Jooeec llij zijn perledlek afkedea ale lW 'YI!IB lte4 JMcelijlul Beetaur c - ~ - werd dU8 iiOilder llteiDIIIIDc lter-

'-•ePMI YeridaanL Bet laatste is uitgekomen. Ja, sterker

nog.

Op v-ratel - M& IMMd~ 1MNea lilij aodamatie W lede• . . . 4le c--

IIÓlll!lie van Beroep (her)benoemd de heren pN • ..., B. P. Cleverinp te Leiden (af- t;rMeacl), voonritt.M; ..., J. D~ te ~ (aftredend) - ~ar 8. B.b1k _te Velp

(afbedead piaaMYerv&DCend Bel) - W .-...vervaD&"ende ledeiJ. de ilenJJI IDl' H. A.

WalseMiergit te ~ ar J. A. WIDia&'a G:ra.tama te Zwelle - .... G. VWIII te Haarlem.

In een adres van het N.V.V. aan de Re- gering van 21 · Óctober 1952 schreef het:

"Zolang niet alle of practische alle eco- nomische bevoegdheden, die in artikel 93 zijn opgesomd aan de product- en bedrijf- schappen zijn toegekend, lijkt het Ob8

niet te aanvaarden die organen wel de bevoegdheid te geven bij verordening 110- nen vast te stellen".

Betzelfde geschiedde met de Commis- llie voor de Reglementen. welke als

".let werd samengesteld: mr dr B. For- tuiB te Hilvenum (aftredend), voorzit- ter; mr J. J. Oyevaar te ~idsendam

(aftredend) en mr J. G. Bettink te Haar- lem (aftredend plaatsvervangend lid) en tot plaatsvervangende leden de heren c1r W. L. Groeneveld l'l(eijer te 's-Gra- 'Vellbage en mr J. J. C. R. van der Bilt te Amsterdam (beiden aftredend) en ir H. J. van Raalte te Hilversum.

Jl erlriMJ16 .,...

hoofd~ur•leden Er traden vier hoofdbestuursleden periodiek af, van wie zich twee niet herkiesbaar stelden. Er waren met min- der dan 12 eandidaten gesteld en zoals

«ebruikelijk wisselde een groot aantal Sllrekers elkaar ep _het Sjlreekgestoelte af om de goede kwaliteiten van hun èandidaat in het licht te ·stellen.

Voor de aftredenden, die zich her- kiesbaar hadden gesteld, de heren ir 'M.

J. Stoel Feuerstein te Goes en dr M:.

P. Vrij te Eindhoven,· was dat klaar-- blijkelijk J;liet nodig, want zij werden bij de eerste stemming al herkozen, resp.

met 260 en 261 stemmen.

De overige candidaten kregen toen '9lm de 2'16 geldig uitgebrachte stemmen:

Mr J. G. Bettink te Haarlem 23;

Mevr. D. Elema-Bakker te Gronin- gen 20;

Mr D. J. van Gilse te 's-Graven- hage 62;

J. C. J. Mens te Neede 18;

Drs C. A. Monster 1e Amstelveen 7;

Ir L. G. Oldenbanning te Assen 1_16;

H. P. N. van Os Jr te Blaricum 19;

llej. Mr .:J. L. M. Toxopeus Pott te Oterdum 131;

Mevrouw H. A. A. L. de Vries-Van

· der Hardt Aberson te Hengelo (0.)

'10;

Mr S. Willinge Gratama te Wapen- veld 117;

:Bij de herstemming werden 269 geldice

~Remmen uitgebracht, waarvan op Mej. Mr :S. L. ToxopeWI Pott 148;

Mr S. Willinge Gratama 143;

Ir L. G. Oldenba!Uling 153;

Mevrouw H. A. A. L. de Vrie&-v. 4l Hardt Aberson M,

zodat mejuffrouw Toxopeus Pott en de heer Oldenbanning, beiden agrariërs, in )let hoofdbestuur zitting kregen:

De voerzitter bracht dank aan de bei- cle hoofdbestuurders, die zich niet her- kiesbaar hadden gesteld, mevrc.uw dr IL Hartgerink-Koomans te Groningen en de heer W. Inden te Oldenzaal, voor de aan de parlij öewezen diensten en feliciteerde de herbenoemde en de nieu- we hoofdbestuursleden. Ook danktf; bij het stembureau.

Prof. Molenaar OtJer de

Publiekrecht~lijlr~

Bedrijfsorganuatie

Intussen had de heer prof. mr A. N.

Melenaar lid van de Eerste Kamer der staten-Generaal te Wassenaar, in de ochtendzitting zijn inleiding gebouden _over "De Publiekrechtelijke Bedrijfs-

organisatie", die wij hieronder laten YGipD.

Prof. Molenaar sprak a1s volgt Toen de Wet op de Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie in de beide Kamers in stemming kwam, heeft de V. V .D.-frae- tie in beide Kamers tegengeetemd, maar dit geschiedde uitsluitend om grondwet- telijke re4enen.

De V.V.D. was nl. voorstaDder VaJl de instelling van publiekrechtelijke orga- nen, maar wij achtten de door die wet geschapen mogelijkheid van inateJiing van bedrijf~ehappen bij AlgemeDe Kaai- regel van Bestuur in strijd met de Grondwet.

Voorts was ons standpunt: stel de nieuwe lichamen in die bedrijfstakken in, welke doorgeorganiseerd zijn (term door minister Verschuur destijds ge- bruikt), die daarvoor rijp zijn, omdat er in de betreffende bedrijMak reeds samenwerking is, waar b.v. een CC)llec-- tie"Ve arbeidsovereenkomst is tot litand gekomen. Daarom heb ik altijd ver- wacht, dat het eerst toepassing van de wet op sociaal gebied zou plaats ·vm-

den.

Wel deed zich reeds bij de behande- ling in de Tweede Kamer een menings- verschil mèt de Partij van de Arbeid voor.

De heer Van der Goes van Naters merkte toen nl. op: "Ik hoop, dat men zal beginnen met de productschappen, de verticale organen <Handelingen Tweede Kamer 1949/50, pag. 61)". Voorts verlangde de heer Van der Goes van Naters, dat de productschappen Staats- organen zouden zijn.

De vraag, of aan economische kant - waarvoor in het bijzonder product- schappen in aanmerking komen - de ontwikkeling rijp is, interesseerde de heer Van der Goes niet.

De sociàlisten waren van mening, dat de arbeiders in sociale aangelegenheden

·al vergaande zeggenschap hadden; zij

Politiek pre••i~middel Dit had veel van een politiek pressie- middel. De heer Suurhoff, destijds be- stuurslid van het socialistische N.V.V., had zich in Mei 1952 reeds in dezelfde geest uitgelaten.

Aan de zijde van de werkgevers liep de zaak anders dan ik had verwacht.

Ook ala er rijpheid was - een C.A.O. - gevoelden zij er niet voor de coUec:tieYe arbeidsovereenkomst voor een verorrle- ning betreffende loon- en arbeidsvoor- waarden prijs te geven. Bij hen rezen twee bezwaren.

Het eerste bezwaar was, dat loonbepa- ling in een cs>llectieve arbeidsovereen- komst eigenlijk veel democratischer was dan regvling la een verordening. BU · eera C.A.O. ~pleegt men hl elk stadium zijn ledenvergadering.

Het bestuur van een bedrijfschap, het- welk door de besturen van arbeider.., reep. werkgeversorgaÏ.I.aties wordt aan- gewezen, beslist daarentegen zonder Jast of ruggespraak.

Het tweede bezwaar hield verband met de "zuilenbouw" van onze vakbonden van werkgevers· en arbeiders. Daarin lag een: reëel bezwaar tegen aanvaarden van verordènende bevoegdheid aan eén be- drijfschap.

Deze "zuilenbouw" maakt aller repre- sentatie in het bestuur van een bedrijf- schap wenselijk.

Stelt U zich nu voor, dat zo'n bestuur uit 8 leden bestaat en dat de Zetels aan werkgeverskant, dus 4 zetels, als volgt zijn verdeeld: 2 voor de neutrale werk- gevers en 1 voor elk der confessionele organisaties, dan is altijd mogelijk, dat de neutrale werkgevers door de andere organisaties van de werkgevers plus die van de arbeiders overstemd worden. Im-

DEZE BURGER

heeft in Suriname een samenleving gevonden, die typerend is voor èlk Hein land: een samenleving, die de sterke neiging vertoont zich zelve zéér te overschatten en zich zelve ten onrechte te zien als brandpunt van belang- stelling en belangwekkendheid in de wereld.

Suriname is een k 1 ei n .land; want al is het, .me,t. de duimstok· -gemeten, - vier leer zo groot als Nederland, het overgrote gedeelte is ondoordringbaar oerwoud en het aantal inwoners is kleiner dan dat van de stad Utrecht.

Men is er, begrijpelijkerwijze, zéér druk met zich zelf bezig en de grotere welvaart uit de bauxiet is een factor die deze zelfingenomenheid stimuleert.

Er is geen reden hierover te glimlachen. Het is een natuurlijke en begrij- pelijke gang van zaken, die wel de allures van een aardige operette aan- neemt, doch die behoort te worden bekeken met toegenegenheid en begrip.

.,Hoe beziel Nederland onze problemen?", zo werd dezen burger bij herha·

ling gevraagd. Mocht ik dan, bij zoveel hartelijJee gastvrijheid als daar onder·

vonden, z6 onhoffelijk zijn het enig eerlijlee antwoord te geven, in deze wedervraag: .,hoe groot denkt ge dat bef percentage der Nederlanders is, dat zich ook maar één seconde met fl w problematiek bezig houdt? Zouden er meer dan vijlduizend vàn alle tien millioen Nederlanders zijn die Uw pro- blemen kennen?"

Wel, ge antwoordt dan maar, dat Nederland allerhartelijkst het allerbeste toewenst aan Suriname en dat alle Nederlanders hopen dat de wensen van alle Surinamers in vervulling zullen gaan.

Dit zijn de gemeenplaatsen, die de welwillende, individuele en voor-niets- verantwoordelijke burger uit; gemeenplaatsen die in nietszeggendbeid slechts worden overtroffen door die, welke, met potsierlijke nadrukkelijkheid, door officiële en verantwoordelijke lieden worden uitgesproken.

En dit nu is juist het bedroevende in de verhouding Suriname-Nederland:

dat iedereen verstoppertje en blindemannetje speelt en nèt doet of hij even

gek is als DEZE BURGER.

men VQOr de vaststellinl wn een v~

dening i8 een meerderheid 'fan 2/3 ~

en bij een bestuur van 8 leden ia e e n - tal van 8 voorstanders dus Yoldoende.

Nu liggen de verhoudingen in de be- drijfswereld zo, dat er talrijke bedrijtB- takken zijn, waaria de ileutrale werll- gevers de grote meerderbeid uitmakeL Toch zullen de vertegenwoordigen vaa de rooms-katholieke en protestants-chris- telijke patroou ook in het bestuur vaa bet ,,ach&p" zitting hebben. Betzelfde

g~ldt voor bedrijfstakken. waarin de R.K. werkgevers een belangrijke m - derheid vormen.

Toch acht ik loonverordeningen van bedrijfschappen aanvaardbaar. ja ook ge- wenst, omdat zij - het EerBte Kamerlid De Bruyn wees hierop in de tijd, toen hij nog geen minister was - de gedachte van samenwerking duidelijker manife&- teren dan een collectieve arlteidsovereen•

komst. Zij bant de klassenstrijd uit.

Ein Sozialpartner kann kein Klassen- k~pfer sein", heeft een Zwitsen schrij- ver gezegd. Terecht wees de heer De Bruyn een staking dan ook af; wie la strijd met de wettelijke besluiten van een openbaar orgaan staakt, handelt onrecht- matig.

&onomUdae beeoegdheden

Werkgevers en arbeiders willen dUI"

althans op dit ogenblik, looDverordenia- gen niet aanvaarden. Beiden praten mi

over economische bevoegdheden.

Hierin vind ik aanleiding te zeggen.

dat ik vrees, dat de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie nu al in een critiek stadium is gekomen. Waarom?

Wat materieel rijp is ligt op sociaal

~- ~ detl.-.-,J,iaeii.".X9.Uf.

w•

niet rijp is waar weinig mogelijkhedea liggen, zal ~en "schappen" gaan inrich·

ten, voorlopig nog met geringe bevoe«d- beden.

Alleen op het gebied van de voedsel- voorziening is een verleden, waarop kan worden voortgebouwd. .

Ik herinner hierbij aan de Landbouw- elisiswet 1933 met baar Crisiscentralt!ll

(overheidsorganen) en aan de Commissie Van Loon (1938), welke voorstelde ove:J"o dracht van bevoegdheden aan groeperin- gen uit het bedrijfsleven mogelijk te ma- keri.. .

Ik herinner aan het Crisis-Organisatie- besluit Voedselvoorziening 1941 en aan de instelling van bedrijfschappen en hoofdbedrijfschappen ,OP bet gebied vu de voedselvoorziening. Toch verlieze men i:liet uit het oog, dat wij hier meer func- tionele decentralisatie aantreffen dan autonomie.

Maar elders treft men op economiseb gebied geen voorgeschiedenis van samen- werking tussen werkgevers en arbeiden aan.

Daardoor bestaat het gev~. dal men met het toekennen van geringe be- voegdheden zal beginnen. Dit zal de ar- beiders uita-a&rd niet bevredigen en dua zullen zij steeds op meer bevoegdheden aandringen en dat juist op een terrein, waar de onderneme! terughoudend zal zijn.

De instelling van een productschap zal dus geen bevrediging geven. Het doel: samenwerken in onderling over- leg, met a1a gevolg het naar elkaar toe- groeien der standen, zal slechts spaar- zaam of langzaam worden bereikt. Er zullen integendeel spanningen ontstaan.

Daarbij komt een ander gevaar aaa de horizon opdagen, n.l. men zal activi- teit gaan ontwikkelen op het gebied van de marktordening. De ondernemers zul- len in deze gedachtengang met mede- werking van de arbeiden, eea markt- beheersende politiek willen gaan volgen.

Ik vraag mij af, wat is het doel van die ondernemers, die, naar ik verneem.

thans op de instelling der productschap.

pen aandringen, terwijl op hun gebied bijna geen arbeiders werkzaam zijn. Zij k\mnen geen ander oogmerk hebben dan tot kartellering te komen. ·

Hier komt nu, meer dan op sociaal terrein, het algemeen belang om de hoek kijken.

Een zodanige !18.menwerking juich ik niet toe, omdat zij de afnemers, de con- sumenten, het kind van de rekening doet worden.

(Zie vervolg pag. 3)

(3)

VIUJBEm llN' DEMOORATIII

(Vervolg vaa pag. :1)

Zeker, bij een productschap kan de

~rzitter veel keren; bij een bedrijf- schap zal de ministeriële waarnemer kunnen optreden en eventueel kan de minister van zijn vetorecht gebruik maken. Maar,... ik zie de bedrijfsorga- nisatie zich toch liever zonder zodanig overheidsingrijpen ontwikkelen.

Uit wat ik tot dusver opmerkte zal U duidelijk zijn, dat ik experimenten op dit gebied voor de toekomstige waar- dering van de bedrijfsorganisatie aller- minst zonder gevaar acht.

Twee bezwaren

Ik zie dus twee bezwaren verbonden aan het leggen van het zwaartepunt bij het toekennen aan deze ' nieuwe be- drijfslichamen van b.,voegdheden op economisch gebied, nl.:

a) de uiterst langzame ontwikkeling, omdat werkgevers en arbeiders _het over de-bevoegdheden hiet eena ktinnen worden en het daardoor ontstaan van êen gevoel van onbevredigdheid bij hen,:

die verder willen gaan;

b.) het streven naar. marktordening, kartellering, nu in samenwerking met de arbeiders.

Ik zou daarom veel lievet" zien, dat de aandacht zicb vóór alles op sociaal

&-ebied concentreerde.

Maar ik erken, ik ben gestuit op in.

1950 door· mij onvermoedde bezwaren.

Ik noemde er al twee, t.w.:

l.e. de bezwaren verbonden aan de l/3e meerderheid nodig voor het vast- atellen van een verordening;

2e. het meer autoritair karakter van het tot stand komen van bestuursbe- sluiten van een· bedrijf(product)sch~P.

Iu vergelijking met het tot stand komen

Yan een eoUectieve arbeidsovereen- komst.

Er zijn nog enige andere bezwaren, waarop ik wil wijzen.

Een verordening van een gemeente werkt tot zij wordt ingetrokken of ge- wijzigd. Dat kan hier niet.

Bij inflatie, wanneer de arbeiden loonsverhoging vrage'l, kan men . een wijziging van de verordening niet af- hankelijk stellen van het bereiken van een 2/3e meerderheid.

Ook als men een tijdsduur voor ver- ordeningen van b.v. twee jaar aan- vaardt, verkrijgt men geen bevredigen- • de oplossing.

Immers wordt dan na twee jaren geen overeenstemming bereikt, dan krijgt men dit komische effect, dat, waar de instelling van ee"t bedrijfschap gebaseerd ia op de gedachte van een bedrijfsgemeenschap, waarin voor het voeren van de klassenstrijd of van het IJI"Oclameren van een staking geen plaats is, niettemin zo'n staking toch weer mogelijk is en wel met alle ellende en daaraan verbonden verbittering in- cluis.

Op de f1erkeerde weg?

Dit alles doet mij de vraag stellen:

zijn wij met de publiekrechtelijke be- drijfs-organisatie toch niet op de ver- keerde weg, als het ons ernst is arbei- ders en werkg6vers dichter tot elkaar

te brengen?

Ik heb mij afgevraagd, heb ik mijn eigen denkbeelden niet te gauw prijs gegeven? Wat waren deze denkbeel- den?

Ik heb in de oorlog de oprichting van de Stichting van de Arbeid gezien als een samenwerking ··an porivaatrechte- lijk karakter. Onder de overkoepeling van die Stichting van de Arbeid zouden vakraden van werkgevers en arbeiders in de verschillende bedrijfstakken werk- zaam zijn.

Zonder een kaderwe~ als de P.B.O. in het leven te roepen zou de wetgever de mogelijkheid moeten openen om beslui- ten van vakraden tln Stichting van de Arbeid, op verzoek, verbip.dend te ver- klaren.

Een uitbreiding dus van de wet op de verbindend-· en onverbindendverkla- ring van collectieve arbeidsovereen- komste:J.. Langs deze weg zou op veler- lei terrein samenwerking tussen werk- gevers en arbeiders - met algemene werking VOOt" alle betrokkenen - tot stand kunnen worden gebracht.

Als voorbeeld moge ik noemen het door een vakraad ter hand nemen van dt- arbeidsbemiddeling in de betrokken bedrijfstak, het werkzaam zijn van een vakraad in de geest van de Woningwet, het teor hand nemen van de vakoplei- ding, het instellen van scheidsgerechten of fondsen.

Voor alles wat de vakraden zouden aanpakken zou de overheid publiek- rechtelijke bevoegdheden moeten kun- nen verlenell.

Zou deze methode niet beter zijn ge- weest dan de geforceerde procedure, die JlleD nu volgt e11 die ia verschillend op-

zicht tot schijnvertoningen aanleiding geeft.

Wat zien wij immers nu? Om maar wat te bereiken zal een publiekrechte- lijk orgaan, dat zijn karakter juist ont- leent aan het maken van verordenin- gen, zodanige va-ordeningen juist !liet tot stand brengen, of deze verordenende

bevoegdheden op termijn krijgen.

Wat zich in betrekking tot de schil- dersclausule héeft afgespeeld is goed- deels schijn. Het bewijst, dat men n~

persé een bevoegdheid tot het maken van verordeningen wil geven, terwijl de verhoudingen daarvoor nog niet vol- doende ontwikkeld zijn.

De •childer&clausule

Wat is de zgn. schildersclausule?

Deze clausule, waarmede de Sociaal- Economische Raad zich in meerderheid verenigde, luidde aldus: "De overlating van de regeling of nadere regeling van:

le. de Ionen en de andere arbeids-

~en~ '

2e. ·de v~op~eiding;

3e. de vaststelling van de getala- verhouding in ondernemingen, waar- voor het bedt'ljfschap is ingesteld, neemt eerst een aanvang, wanneer de op sociaal terrein werkzame ()rganisa- ties, die kl"achtens art. 73, tweede lid.

van de Wet op de Bedrijfsorganisatie zijn aangewezen tot het benoemen van leden van het bestuur, daar()m hebben verzocht".

Ministet' De Bruyn heeft toen aan de S.E.R. medegedeeld, dat deze clausule geen zekerheid biedt, dat de overlating ooit een aanvang zal nemen.

Nader overleg heeft toen geleid tot een clausule van een andere strekking.

Deze luidt nu:

"De overlating van de regeling óf 'na- dere regeling van:

1e. de lonen en de andere arbeids- voorwaarden;

2e. de vakopleiding;

3e. de vaststelling van de getalsver- houding in ondernemingen, waaorvoor het bedrijfschap is ingesteld,

neemt een aanvang na een daartoe strekkend, in het Mededelingenblad Be- drijfsorganisatie bekend te maken be- sluit van de Sociaal-Economische Raad, doch uiterlijk vier jaren na inwerlting- treding van dit instellingsbesluit. Alvo- rens te besluiten hoort de Raad het be- stuur _van Jtet bedrijfschap".

Wat zal er nu gebeuren als na vier jaren de organU;a.ties nog niet zo ver zijn? Zal dan wederom uitstel voor een nieuwe termijn worden aangevraagd?

Welke waarde reeft een zodanige be- paling?

Zulke geforceerde formuleringen, met het doel toch in elk geval iets te berei- ken, borengen de P.B.O. in discrediet.

Wat hier gebeurt doet denken aan de Wet Bedrijfsraden 1933. Toen weord een amendement v. d. Bergh-Kupers om aan de bedrijfsraden verordenende be- voegdheden toe te kennen, verworpen.

Maar de Tweede Kamer nam een amendement Hermans-{}oseling aan, waarin stond, dat een nadere wet aan een bedrijfsraad verordenende bevoegd- heid kan verlenen. Dat de wetgever een vroegere wet altijd kan wijzigen spreekt vanzelf. Daarom sprak Prof. Kranen- burg van het opnemen van een motie in de wet.

Een nadere wet is nooit ingediend.

Mijn vaste overtuiging is, dat men met zulke middelen de zaak van de bedrijfs- organisatie niet dient.

Er zijn ook stromingen in het bedrijfs- leven, die zonder tot toekenning van verordenende bevoegdheid aan de schap- pen oveor te ga&ll, op andere wijze dan zoëven aangegeven ,.iets" willen doen.

Zij bepleiten twee denkbeelden, nl.:

a) indien een C.A.O. is tot stand ge- komen, transfarmere men haar in een bedrijfsverordening;

b.) een tweede variant is om de C.A.O. door een bedrijfschap .verbindend te laten verklaren.

Lapmiddelen

Ik beschouw dit allemaal als lapmid- delen; moet men nu alleen om de mi- nister, nu College van Rijksbemidde- laars te vervangen door P.B.O.-organen zo'n bedrijfschap oprichten? En voor de eerste suggestie geldt het zelfde.

Zij is niet meer dan schijn.

Ik waag mij met deze ontwikkeling voor ogen af, of men bij de indiening van het wetsontwerp geen denkfout heeft gemaakt. De schappen zijn ge- vormd naar het beeld .van provinciën en gemeenten, maar er blijken grote ver- schillen te zijn. Ik zal er enkele noemen.

In de eerste plaats stemt niet het ge- hele bedröfskiezerscorps, het stemrecht komt alleen - en dan nog indirect.-

· toe aan cle georganiseerden.

In de tweede plaats hadden de ge- meenten en provinciën als publiekrech- telijke lichamen voor 1848 reeds een ge- schiedenis. Op ons gebied daarentegen was er vóór 1950 iets vezenlijk anders, nl. een privaatrecht~lijke verhouding, hetzij van werkgever tot arbeider of van werkgeversorganisatie tot arbei- dersorganisatie.

Dit heeft marltante gevolgen. Ik wees

e~ al op, dat een verordening permanent is, d.w.z..san kracht blijft, tot men haar wijzigt of trekt. Dat dit permanente karakter bij de schappen- moeilijk te verdedigen is, toonde ik al aan.

Ook acht ik de bepaling omtrent het beslissen door de bestuursleden van de .chappen zonder last of ruggespraak

(art. 89) niet juist.

Deze bepaling heeft waarde om de verantwoordelijkheid van de bestuurs- leden te accentueren, maar ze belemmert het overleg met de direct-belanghebben- den.

Want stelt U zich voor, dat bij het overleg de mening van een of meer be- stuursleden zich wijzigt, dan heeft de ruggespraak toch in feite wel geleid tot een 1<. t. De zaak ligt hier wezenlijk anders dan b.v. bij de leden van een ge- meenteraad.

Ontwikkeling op

•ociaal terrein

Hoe is nu tot dusver op sociaal terrein de ontwikkeling geweest? De leden van een vereniging, partij bij een collectieve arbeidsovereenkomst, werden in een al~

gemene vergadering over de inhoud van een toe'komstige C.A.O. geraadpleegd.

Ik zou zodanig overleg willen behou- den, opdat er contact blijft met de le- den, de werkgevers en de arbeiders zelf.

Zij moeten medeleven met wat er in lmn bedrijfstak omgaat. De bestuursleden moeten niet als gezeten op de hoge Olympus zonder overleg beslissen.

Een goede verhouding tussen de bestu.

ren van werkgevers- en arbeidersvereni- gingen is niet voldoende. De nieuwe geest moet ook doorwerken tot in de on- dernemingen zelf .. Dan pas kan er blij- vend iets goeds tot stand komen. Om deze reden verwacht ik veel van de on- dernemingsraden. Maar daarover dade- lijk' nog iets. Laat ik eerst ten aanzien van de P.B.O.-organen mijn conclusie

trekken. ·

N~~-&r mijn mening geeft de ontwikke- ling van de P.B.O. te denken. Daarom zullen de in de Stichting van de Arbeid vertegenwoordigde organisaties goed doen zich eens nadrukkelijk en opnieuw op de wezensbeginselen der bedrijfs- organisatie te beraden. Dan komen als hoofdpunten aan de orde:

1). het behoud van de democratische procedure, die bij de C.A.O. zo sterk naar voren komt;

2). in verband met punt 1 de vraag, of de eis, dat de bestuursleden geen ruggespraak met hun leden mogen houden resp. geen last aanvaarden, volledig dient te worden gehand- haafd;

3). de gequalificeerde meerderheid, waarbU men öf deze meerderheid 2/3 kan vergroten tot b.v. 3!4, ~f con- form de Bedrijfsradenwet een meer- derheld van 2/3 zowel aan werk- geverskant als aan de arbeiderskant kan voorschrijven;

4). de representatie van die arbeiders en werkgevers, die buiten de nu erken- de centralen staan;

5). de verordening met termijn, die fei- telijk de grondslag van de publiek- rechtelijke bedrijfsorganisatie, die immers tot een bedrijfsgemeenschàp moet leiden, in wezen aantast;

6). de dosering van bevoegdheden.

Dit is een belangrijk punt, waarover ik nog weinig zei.

·Jt ergelijhing met de gemeente

Een gemeente heeft autonomie op het ganse terrein, dat niet door hogere or-

ganen is bestreken. Dit kan m.i. bij de bedrijfsorganen niet.

Zelfs een beperkte taakverlening is ge.

vaarlijk. De wet eist, dat bij elk instel- Iingsbesluit(wet> wordt aangewezen, welke bevoegdheden het bestuur zal heb- ben.

Terecht. want ware het anders en zou de ·wet of de Algemene Maatregel van Bestuur te ruime bevoegdheden geven, dan zou vooral op economisch gebied het gevaar bestaan, dat de P.B.O. kapot zou stoten op de klippen van het kartelle- ringsstreven.

Artikel 93, lid vijf der wet zegt wel:

Geen verordening mag aan gezonde me- dedinging in de weg staan, maar men kan ervan verzekerd. zijn, dat verschil- lende ondernemers zullen pogen van de P.B.O. op economisch gebied gebruik te malken om iD samenwerking met de ar-

11 APRIL BH - PAG. S

beiders, ·die daardoor medezeggenscha() krijgen, tot een hun dienende markt.:

beheersing te geraken.

Ik keer tot de sociale sector terug Mijnheer de Voorzitter, oz11dat naar mij~

gevoelen daar de mogelijkheid ligt werkgevers en arbeiders dichter tot et- kaar te brengen.

Ik zou het betreuren, als het zó bleef, dat _op sociaal terrein weinig voortgang wordt gemaakt, terwijl niet alleen van.

arbeiderszijde, maar ook van die der werkgevers op toekenning van economi- sche bevoegdheden aan "schappen" zou worden aangedrongen.

Waar het ()p aankomt is, dat én door de Wet P.B.O. én door de Wet Onder- nemingsraden de geest van onderling be- grijpen, van samenwerken en samen OP- bouwen wordt versterkt.

In gelijke mate dient aan onderne- merskant de geest van superioriteit en aan arbeiderskant de nog overgebleven klassenhaat te verdwijnen:. E:et streven dient ocop gericht te 7-ijn de ;;;.rbeider te doen medeleven !n het dagelijks gebeu- ren in ziji. onderneining en in zijn be- drijfstak.

Er ~oet gehoopt worden, dat hij ge- leidelijk op bepaalde gebieden verant- woordel.ükheid zal kqnnen en willen aanvaarden.

·Is hij daartoe in staat en bereid, daa zal het resultaat zijn, dat hij zich meer waarachtig mens gaat gevoelen. ZijD.

werk krijgt meer betekenis voor hem.

Ik acht het samenwerken van arbei- ders en werkgevers in een bedrijfsge- meenschap ook daarom zo belangrijk, omdat daardoor een hàlt kan worden toegeroepen aan de verdere verontper- soonlijking van de mens.

Wat Paus Pius XII in zijn Kerstbood- schap 1952 heeft neergelegd kunnen m. i.

OOk wij onderschrijven.

Zijn waarschuwing, er alles op te zet- ten de mens niet blijvend te verlagen tot een louter object van de maatschappij, stemt op treffende wijze overeen met wat ik eens in de Eerste Kamer aanhaalde uit het boek van Andreas Brunner, die als het grote gevaar van deze tijd ziet, dat "Das Subjekt wird zum tätigen Ob- jekt".

MeMBlijlee Hrlwudinge•

Het gaat voor ons om menselijke ver•

houdingen. In te stellen organen moeten hun rechtvaardiging in het bevorderen van betere verhoudingen vinden en nim.:.

mer, wijl zij zonder voldoende actieradlUl zijn, een doel in zichzelf worden. · ' Ondernemingsraden en bedrijfschap- pen kunnen, naar ons oordeel, door wijze waarop .zij ,hun taak vervullen on~

schatbare bijdragen leveren om het maatschappelijke leven met nieuwe groepsverbanden - verbindingen tussen mensen dus ~ te verrijken.

Prof. Van Heek, hoogleraar in de :;o-

ciologie, heeft er in een voortreffelijke rede voor het Studium-Generale van de Leidse Universiteit (1949-50) op gewe- zen. dat het individu in de 19e en 20e eeuw meer en meer uit de oude groeps- verbanden is losgerukt, waardoor zijn vereenzaming geleidelijk is toegenomen.

Daardoor is nu de mens des te meer gevoelig geworden voor nieuwe mense- lijke contacten. Het zijn deze contacten, Mijnheer de Voorzitter, die ik hoop, dat in ondernemingsraden en bedrijfsorga- nen tot ontwikkeling zullen komen,

Nog steeds treffen wij op ·het platte- land deze verbondenheid - zij het min- der dan vroeger - aan. Terecht merkt

Bierens de Haan in zijn "Grondslagen der Samenleving" op: "dat de landelijke samenleving meer dan de stad is door- trokken van het idee der gemeenschap."

Nu zie ik. het zo, dat wij door de pu."

bliekrechtelijke bedrijfsorganisatie en de ondernemingsraden, wat Werner Som- bart "Die Wüste der Groszstadt" · ge- noemd heeft, kunnen inperken.

Daarom moet ons, liberalen, ;1et wel- slagen van de bedrijfsorganisatie en de ondernemingsraden ter harte gaan.

De ondernemer, die bevreesd is, dat hij dezé weg betredend, zich de leiding in 'zijn on!ferneming zal zien ontgliPP';O.

zou ik willen antwoorden, dat van soCia- listische zijde zeker gestreefd zal wor-- den naar medezeggenschap in de be- drijfsleiding, maar laat de ondernemèr

beseffen, dat hij er in het besturen der product- en bedrijfschappen bij zit eu dat het wel van zeer weinig besef van eigen kracht zou getuigen, wanneer men bevreesd voor het kwade, zich aan het ~ede zou willen onttrekken.

Het probleem, waarvoor wij· staan, iS om onze maatschappij te zuiveren van fouten, die haar aankleven, zonder in het socialisme te vervallen.

Naar liberaal beginsel ligt hier een taak voor het maatschappelijke leven;

een waaxlijk gezonde bedrijfsgemeen- schap dient langs autonome weg, door samenwerking van werkgevers- en ar- beidersorganisaties te worden bereikt.

(Applaus.)

(Wordt vervolgdt.

..

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

financiële middelen te zoeken om op de kortst mogelijke termijn barakken voor de militairen te bouwen. Men wist uit het verleden dat huisvesting bij de burgers snel tot onrust

Zoals eerder vermeld worden er in een teeltsysteem met de aantallen ingebogen takken en scheuten gespeeld en bekeken of de plant voldoende productie haalt. Er wordt getracht om met

Aangezien het accommodatievermogen verloren gaat, wordt deze ingreep meestal niet bij jongere patiënten uitgevoerd.. Oog-

Omdat artikel 13 lid 4 Zvw niet toestaat dat de vergoeding voor niet-gecontracteerde zorg wordt gedifferentieerd naar de financiële draagkracht van de individuele verzekerde, zal

Om deze fouten te vermijden, wordt voor het genereren van toevaisgetallen, door middel van een PRNG, in beginsel uitgegaan van gehele getallen die daarna tot reële getallen

Het resultaat van de opleiding wordt primair gekwalificeerd aan de hand van aspecten die besloten zijn in enkele kern- vragen: welke kenmerken heeft een beginnend be-

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

In hoofdafdeling 1 en 2 waren in de mestput onder het rooster 4 beluchtingsbuizen aanwezig en was er 1 beluchtingsbuis geïnstalleerd midden onder het rooster van de leefvloer