• No results found

De dubieuze dubbelwerking van de dubbele dienstverlening

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De dubieuze dubbelwerking van de dubbele dienstverlening"

Copied!
48
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De dubieuze dubbelwerking van

de dubbele dienstverlening

Een vergelijking tussen de beloningen voor non-audit diensten en

beloningen voor de audit

Martijn Batterink S1681613 9 april 2013

Afstudeerwerkstuk Accountancy Vakcode: EBM869A20 MSc Accountancy & Controlling

Rijksuniversiteit Groningen Faculteit Economie en Bedrijfskunde Eerste begeleider: prof. J.T. Degenkamp Tweede begeleider: prof. D.M. Swagerman

(2)

2

De dubieuze dubbelwerking van

de dubbele dienstverlening

Een vergelijking tussen de beloningen voor non-audit diensten en

beloningen voor de audit

ABSTRACT

Deze scriptie onderzoekt de verhouding tussen de beloningen voor non-audit diensten en de beloningen voor de audit bij aan de Amsterdamse beurs genoteerde ondernemingen. Er wordt gekeken naar verhoudingsgetallen tussen deze twee soorten beloningen en naar correlatie en causaliteit tussen deze twee variabelen. Vergeleken met wat verwacht kon worden uit het literatuuronderzoek bleken de non-audit diensten een kleiner deel uit te maken van de totale beloningen voor de accountant. Hoewel er een correlatie is tussen de twee soorten beloningen, wordt deze waarschijnlijk veroorzaakt door externe factoren, waaronder de omzet en de totale activa.

(3)

3

VOORWOORD

Deze scriptie betreft het afstudeerwerkstuk voor de master Accountancy & Controlling aan de Rijksuniversiteit Groningen. Het vormt het einde van de masterstudie die ik aan deze universiteit gevolgd heb.

De scriptie betreft een vergelijking tussen de beloningen voor de audit en de beloningen voor non-audit diensten die de accountantsorganisaties ontvangen van hun controleklanten. Het betrof een actueel onderwerp, waarover in december 2012 nieuwe wetgeving is aangenomen. De resultaten toonden een alleszins verrassende uitkomst. Hoewel uit de literatuur bleek dat de verleende non-audit diensten door accountantsorganisaties de spuigaten uit leek te lopen, toonde het statistische onderzoek van aan de Amsterdamse beurs genoteerde ondernemingen een heel ander beeld. De tegenstrijdigheid tussen literatuur en resultaten in dit onderzoek geeft de scriptie een mooie uitkomst.

Het schrijven van de scriptie was niet altijd even gemakkelijk. Ik had last van enkele

opstartproblemen. Toen in oktober 2012 het onderzoeksvoorstel van deze scriptie goedgekeurd was, is het schrijven van de scriptie redelijk voorspoedig verlopen.

Voor de steun tijdens het schrijven van de scriptie wil ik mijn familie, vrienden en enkele kennissen bedanken. Zij waren er op momenten dat het wat lastiger ging of ter afleiding van het werken aan de scriptie. Daarnaast wil ik mijn begeleider dhr. prof. T.J. Degenkamp bedanken voor de feedback die hij heeft gegeven op de door mij ingeleverde stukken tekst. Hij was hier altijd erg snel mee, wat de voortgang van de scriptie bevorderde.

Nu ik de scriptie heb geschreven, heb ik ook mijn studie afgerond. Hiermee is er ook een einde gekomen aan mijn studententijd, waarin ik veel dingen heb geleerd van de studie, maar ook van de verschillende commissies waarin ik gezeten heb. Daarnaast heb ik veel nieuwe mensen leren kennen, waaruit verschillende vriendschappen zijn ontstaan. De tijd is nu aangebroken om de op de universiteit geleerde theorie in de praktijk toe te passen.

Martijn Batterink

(4)

4

INHOUDSOPGAVE

1. Inleiding ... 6

1.1. Definiëring ... 6

1.2. Ontwikkeling en omvang van het probleem in het buitenland ... 7

1.3. De Nederlandse situatie ... 8

1.4. Probleemstelling ... 9

2. Relevantie van het onderzoek ... 11

2.1. Politiek-maatschappelijke relevantie ... 11

2.2. Wetenschappelijke relevantie ... 13

3. Theoretische inkadering ... 15

3.1. De onafhankelijkheid van de accountant ... 15

3.2. Kwaliteit van de audit ... 17

3.3. Beloningen voor de accountant ... 18

3.4. Samenvattend schema ... 19

4. Hypothesen ... 21

4.1. Verhoudingen tussen beloningen ... 21

4.2. Het verband tussen non-audit- en auditbeloningen ... 22

4.3. De trend van de afgelopen jaren ... 22

5. Methodologie ... 24 5.1. Omvangbepaling ... 25 5.2. Hypothesetesten ... 25 6. Resultaten ... 26 6.1. Dataverzameling ... 26 6.2. Beschrijvende statistiek ... 27

6.3. Verhoudingen tussen de beloningen ... 28

6.4. Correlatie tussen beloningen voor de audit en voor non-audit diensten ... 31

6.5. Lineaire regressie ... 33

6.6. Verschillen tussen de jaren... 36

6.7. Concluderend ... 37

7. Discussie ... 39

7.1. Pro- of anti-non-audit diensten ... 39

7.2. Sterke en zwakke punten van het onderzoek ... 41

(5)

5

8. Conclusie ... 43

8.1. Deelvraagbeantwoording ... 43

8.2. Minder omvangrijk, weinig invloed ... 44

Referenties ... 45

Wetenschappelijke literatuur... 45

(6)

6

1. INLEIDING

Jaarlijks vindt bij alle beursgenoteerde bedrijven, en ook bij niet-beursgenoteerde bedrijven controle van de jaarrekening plaats: de audit. Bedrijven, die bij wet een audit moeten laten uitvoeren, worden gecontroleerd door een accountantsorganisatie. Het doel ervan is dat de accountant een onafhankelijk oordeel velt over de jaarrekening van het bedrijf. Deze externe partij zou een objectievere kijk op de bedrijfsvoering moeten hebben dan het bedrijf zelf.

1.1. DEFINIËRING

Van accountants wordt verwacht dat zij een betrouwbaar en onafhankelijk oordeel kunnen geven over de jaarrekening en andere financiële en steeds vaker ook niet-financiële gegevens. Vanaf de jaren ’90 was er een verandering dat accountantsorganisaties steeds meer diensten, naast de audit, gingen leveren aan hun klanten (Firth, 1997b). Het aanbieden van deze diensten leidt tot een sterkere economische relatie tussen de klant en de accountantsorganisatie (Antle, Gordon, Narayanamoorthy & Zhou, 2006). De accountantsorganisatie heeft dan meer (financiële) belangen bij en invloed op de desbetreffende klant. Ze genereren immers meer omzet bij de betreffende klant. Bovendien verkrijgt de accountant meer gegevens en informatie over de klant, aangezien meer diensten worden geleverd aan de klant.

In dit onderzoek worden deze zogenaamde non-audit diensten (non-audit services) gedefinieerd als: alle diensten, met uitzondering van de audit, welke aan auditklanten worden geleverd (Kuenzel & Krolikowska, 2008). Er zijn verschillende soorten diensten, die accountants kunnen aanbieden naast de jaarrekeningcontrole.

In verschillende wetenschappelijke artikelen worden de non-audit diensten op verschillende manieren gegroepeerd. Dit heeft vooral te maken met de mate van gedetailleerdheid die door de onderzoekers wordt gebruikt. In het artikel van Ezzamel, Gwilliam & Holland (2002) worden vijf categorieën non-audit diensten genoemd:

- Accounting gerelateerde non-audit diensten; - Financiering gerelateerde diensten;

- Belastingadvies;

- Management consultancy diensten; - Andere non-audit diensten.

In het leeuwendeel van de jaarverslagen komen de volgende verschillende soorten non-audit diensten iets minder gedetailleerd voor. Daar wordt grofweg het volgende onderscheid gemaakt:

- Audit gerelateerde diensten; - Belastingadvies;

- Andere non-audit diensten.

Dit onderscheid wordt ook in eerder onderzoek gemaakt (Davis, Ricchiute & Trompeter, 1993). In dit onderzoek zal deze laatste verdeling van de non-audit diensten worden aangehouden.

(7)

7

1.2. ONTWIKKELING EN OMVANG VAN HET PROBLEEM IN HET BUITENLAND

In het artikel van Boyd (2004) komt de ontwikkeling van de accountancy en van de non-audit diensten door accountantsorganisaties aan de orde. Tot de jaren ’60 was de wereld van de accountants stabiel en rustig. In de late jaren ’50 en de jaren ’60 vonden er veel overnames door en fusies tussen accountantsorganisaties plaats. De business kreeg ook een meer internationaal karakter in de vorm van grote organisaties. In de jaren ’80 kwam de accountancy onder druk te staan: dalende marges op diensten, terwijl de hoge professionaliteit en onafhankelijkheid gewaarborgd moesten blijven.

Dit en het feit dat de accountant zich met hun audit gemakkelijk kon mengen in de business van hun klanten, zorgde voor het aanbieden van andere diensten dan de audit door

accountantsorganisaties. Het waren de grote accountantsorganisaties die een grote variatie aan non-audit diensten begonnen aan te bieden. Boyd meldde op basis van een onderzoek van The Wall Street Journal een daling van het auditaandeel van accountantsorganisaties van 70% in 1976 naar 25% in 2001. Hij geeft als oorzaak dat de auditprijzen niet zozeer lager zijn of dat er minder audit diensten zijn geleverd, maar dat er juist een grote stijging is van de non-audit diensten en de bijbehorende opbrengsten.

In de jaren ’90 kwam er dan ook een discussie in de maatschappij op gang die de rol van de accountant bekritiseerde: kon de accountant de verwachtingen wel waarmaken, als hij ook non-audit diensten verleende aan zijn klanten? Het artikel van Boyd ging in op de stand van zake in het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten.

The Public Oversight Board (POB) is een overkoepelend orgaan van het accountantsberoep in de Verenigde Staten. In 1998 richtte de POB The Panel on Audit Effectiveness op. Deze commissie is in het leven geroepen om een overzicht over en een evaluatie van de manier waarop

accountantsorganisaties hun audits uitvoeren te geven. In het Report of Recommendations (2000) werd bijvoorbeeld gelet op onafhankelijkheid en kwaliteit. In hun rapport wordt ook aandacht besteed aan de audit diensten. In het rapport wordt vermeld dat de geschiedenis van de non-audit diensten begon in 1947. Vervolgens wordt vermeld dat er de laatste jaren een flinke stijging in omvang en bedragen is geweest voor wat betreft de non-audit diensten. Van de, in het artikel voorkomende, Big Five wordt in 1990 53% van de omzet van alle klanten gehaald uit

werkzaamheden in de accountancy en auditing. In 1999 is dit nog slechts 34%. Deze resultaten tonen eenzelfde trend als het onderzoek van The Wall Street Journal, welke Boyd noemt in zijn artikel.

Omdat in de Verenigde Staten deze non-audit diensten onderwerp van discussie waren, werden hier beperkingen aan gesteld in de beroemde Sarbanes-Oxley Act (SOX) van 2002. In sectie 201 van de SOX is opgenomen dat de accountantsorganisatie geen diensten mag aanbieden die de onafhankelijkheid in gevaar zouden kunnen brengen. Aantasting van de onafhankelijkheid kan

(8)

8 namelijk leiden tot een minder betrouwbare audit. In de wet staat deze opsomming van voor de accountant verboden non-audit diensten:

1. Boekhouding of andere diensten gerelateerd aan de financiële administratie; 2. Ontwerpen of implementeren van financiële informatiesystemen;

3. Diensten met betrekking tot waardebepalingen of –schattingen; 4. Verzekeringen;

5. Diensten met betrekking tot de interne audit; 6. Human resource- of managementfuncties; 7. Diensten met betrekking tot investeringen; 8. Juridische diensten;

9. Andere diensten die ongeoorloofd worden geacht.

Feit blijft dat de SOX niet alle non-audit diensten uitsluit. Beperking 9 houdt echter nog een slag om de arm: andere diensten die de board ongeoorloofd acht, mogen alsnog niet door de

accountantsorganisatie worden aangeboden aan hun auditklanten. Op deze wijze kan altijd nog worden ingegrepen indien zich niet-wenselijke situaties voordoen.

1.3. DE NEDERLANDSE SITUATIE

In de Nederlandse maatschappij staat de functie van de accountant ook ter discussie. Er lijkt een kloof (gap) te zijn tussen de verwachtingen van het maatschappelijk verkeer en datgene wat de accountant werkelijk waar maakt. De huidige financiële crisis is de oorzaak van de

tegenwoordige kijk van de maatschappij op de accountants. In de samenleving heerst een discussie over de rol van de accountant bij het ontstaan van deze crisis. Een onderdeel hiervan betreft ook de non-audit diensten: hoe geoorloofd is het om bepaalde diensten te verrichten bij controleklanten? Heeft dit al dan niet invloed op de kwaliteit of onafhankelijkheid? De

maatschappelijke discussie over de rol van accountants is aan de orde van de dag. Zodoende kwam deze kwestie ook ter sprake op een congres van de NBA in combinatie met de Vrije Universiteit in juni 2012. Het congres ging over nieuwe ontwikkelingen op de markt en

veranderende vraag naar diensten van accountants. Het congres maakte duidelijk dat er voor de accountants werk aan de winkel is in deze veranderende wereld.

Naast de maatschappelijke discussie kwam het onderwerp ook politiek op de agenda te staan. In 2011 heeft toenmalig minister de Jager (CDA) van Financiën beperkingen ingesteld met betrekking tot de levering van non-audit diensten door accountantsorganisaties in Nederland (accountancynieuws.nl, 27 oktober 2011). Hiertoe heeft hij een lijst ingesteld van voor

accountants verboden diensten. Daarnaast wilde hij een plafond instellen voor adviesdiensten die de accountant levert aan zijn klanten. Ronald Plasterk (PvdA) wilde destijds al een gehele

scheiding tussen audit- en adviesdiensten instellen. Hiervoor pleitte hij in zijn initiatiefnota De accountancy na de crisis, uitgebracht op 15 februari 2011. Hij volgde hiermee Eurocommissaris Barnier met zijn plannen.

(9)

9 De maatschappelijke en politieke opinie in overweging genomen, is op 13 december 2012 het wetsvoorstel goedgekeurd waardoor er een verbod komt op het tegelijk aanbieden van de audit en non-audit diensten door een accountantsorganisatie aan organisaties van openbaar belang. Diverse belanghebbende partijen in het maatschappelijk verkeer zijn van mening dat accountants en accountantsorganisaties nog onvoldoende onafhankelijk opereerden (NBA alert 27: scheiding controlediensten & andere werkzaamheden en verplichte kantoorroulatie, december 2012). Met onder andere deze maatregel wil de politiek bereiken dat de onafhankelijkheid van accountants beter is gewaarborgd en daarmee dat de kwaliteit van de wettelijk uitgevoerde controles

toeneemt. De met ingang van 1 januari 2013 ingegane wet betreft het ingevoegde artikel 24b van de wet op het accountantsberoep: de accountantsorganisatie die wettelijke controles verricht bij een organisatie van openbaar belang, verricht naast controlediensten geen andere

werkzaamheden voor die organisatie.

1.4. PROBLEEMSTELLING

De opkomst van de non-audit diensten en de toename van het aantal non-audit diensten brachten de nodige discussies te weeg. Zowel internationaal als nationaal werden de non-audit diensten het gespreksonderwerp in de accountancy. Aan de ene kant zou het aanbieden van non-audit diensten de onafhankelijkheid schade toebrengen. Aan de andere kant zou het meer en betere informatie aan het licht brengen. De mate waarin accountantsorganisaties betreffende non-audit diensten aanbieden, wordt gebaseerd op de beloning (fee) die zij voor deze diensten ontvangen. In dit onderzoek staat daarom de volgende vraag centraal:

Hoe verliep de ontwikkeling van de non-audit diensten & de daarmee gepaard gaande discussie en hoe staan de beloningen voor non-audit diensten en de beloningen voor de audit in relatie tot elkaar?

Na het beantwoorden van deze vraag wordt gekeken of er relaties met de onafhankelijkheid en/of met de kwaliteit van de audit gelegd kunnen worden.

Om aan het beantwoorden van deze vraag toe te komen, zullen eerst verschillende deelvragen aan de orde komen. Allereerst is het van belang om uiteen te zetten of en waarom de relatie tussen de beloningen voor non-audit diensten en beloningen voor de audit al dan niet zou bestaan. De eerste vraag in dit onderzoek luidt:

1. Waarom zouden beloningen voor non-audit diensten en beloningen voor audit diensten elkaar al dan niet beïnvloeden?

Voor het onderzoek is het eveneens van belang dat er een beeld wordt geschetst van de hoogte van de verschillende soorten beloningen. Daarnaast is het interessant om te kijken hoe de verschillende beloningen zich verhouden tot elkaar en tot het totaal. Vraag twee luidt dan ook: 2. Hoe liggen de verhoudingen tussen de beloningen voor non-audit diensten en de beloningen

(10)

10 De statistische toetsen moeten uitwijzen of er inderdaad een verband bestaat tussen de beloningen voor de non-audit diensten en de beloningen voor de audit, wat beantwoord wordt aan de hand van deelvraag drie:

3. Is er een significant verband tussen de beloningen voor non-audit diensten en beloningen voor de audit?

Om een momentopname van één jaar te vermijden worden in dit onderzoek de gegevens met betrekking tot de beloningen voor de accountant voor de audit en voor andere diensten van verschillende jaren gebruikt. Daarnaast kan met deze gegevens een eventuele ontwikkeling worden ontdekt uit de gegevens van de jaren 2009, 2010 en 2011. Dit wordt onderzocht aan de hand van een laatste vraag:

4. Zijn de verhoudingen tussen de beloningen voor non-audit diensten en de beloningen voor de audit in de jaren 2009, 2010 en 2011 aanzienlijk veranderd?

In het vervolg van deze scriptie worden eerst de politiek-maatschappelijke relevantie en wetenschappelijke relevantie uit de doeken gedaan. Vervolgens wordt een theoretisch kader gevormd aan de hand van wetenschappelijke literatuur, waarop de hypothesen worden

gebaseerd. Na dit theoriegedeelte wordt het onderzoeksontwerp uiteengezet in de methodesectie, waarna deze wordt uitgevoerd in het resultatengedeelte. Deze resultaten worden vervolgens in het discussiehoofdstuk besproken, waarna in het laatste hoofdstuk een conclusie wordt

(11)

11

2. RELEVANTIE VAN HET

ONDERZOEK

Het thema non-audit diensten (non-audit services) is zowel politiek-maatschappelijk als wetenschappelijk een actueel onderwerp. Hieronder wordt eerst de politiek-maatschappelijke relevantie uitgewerkt. Vervolgens wordt de bijdrage aan de wetenschap uiteengezet.

2.1. POLITIEK-MAATSCHAPPELIJKE RELEVANTIE

In oktober 2010 publiceerde de Europese Unie het Groenboek (Green Paper) van

Eurocommissaris Michel Barnier. Met de financiële crisis in het achterhoofd wordt gekeken of de auditfunctie in de maatschappij verbeterd kan worden. Eén van de plannen van Barnier heeft invloed op de non-audit diensten, meldt de Accountant.nl (www.accountant.nl, 13 oktober 2010). Barnier is er voorstander van dat accountantsorganisaties de door hen gecontroleerde bedrijven niet mogen voorzien van advies- of belastingdiensten. Deze maatregel moet belangenconflicten voorkomen.

Met het Groenboek wil de Europese Unie tal van issues binnen de accountancywereld

onderzoeken en verbeteren. Met betrekking tot de non-audit diensten valt aan de volgende twee punten te denken:

- De onafhankelijkheidskwestie: met een dubbele dienstverlening (zowel audit als non-audit diensten) kan de onafhankelijke kijk tijdens de non-audit in het geding komen. Een scheiding tussen deze twee diensten moet de onafhankelijke positie beschermen. - Een onderzoek naar de ‘verwachtingskloven’: met het onderzoeken van de verschillen

tussen verwachtingen van het maatschappelijk verkeer en hetgeen de accountant daadwerkelijk waar kan maken hoopt men inzicht te krijgen in verbeterpunten met betrekking tot de audit. Deze kwestie kan ook raakvlakken hebben met de dubbele dienstverlening.

Begin september 2012 kwam het onderwerp non-audit diensten opnieuw in de publiciteit, omdat enkele maatregelen die door Barnier zijn opgesteld weer in de onzekerheid kwamen. ‘In het op 6 september gepubliceerde draft report heeft rapporteur Sajjad Karim de meest ingrijpende

voorstellen uit het Groenboek van Barnier verwijderd of afgezwakt’, meldt Accountant.nl (8 september 2012). Hiermee zou het voorstel van Barnier weer op ‘losse schroeven’ komen te staan. Het issue is dus nog steeds aan de orde van de dag en onderzoeken naar het onderwerp kunnen tot nieuwe inzichten leiden.

Niet alleen op Europees niveau worden de non-audit diensten door accountants ter discussie gesteld, maar ook in de Nederlandse binnenlandse politiek heeft men zijn mening paraat. Ronald

(12)

12 Plasterk (PvdA) heeft in zijn initiatiefnota het advies uitgebracht om een scheiding aan te

brengen in audit- en adviesdiensten. Hij volgt hiermee de mening van Barnier

(www.accountant.nl, 30 november 2011). Hij benadrukt wel dat de adviesdiensten prima door accountants kunnen worden gedaan, maar niet door de accountant die het desbetreffende bedrijf controleert. Voormalig minister Jan-Kees de Jager (CDA) wilde minder ver gaan dan Barnier. Hij was meer voorstander van duidelijke regels over welke adviesdiensten wel en welke niet zijn toegestaan (Accountancynieuws, oktober 2011). In de Nederlandse politiek waren dus lange tijd de meningen verdeeld wat betreft het al dan niet leveren van non-audit diensten door de

accountant. Zoals vermeld kwam hier in december 2012 een einde aan met het verbod op de dubbele dienstverlening door accountantsorganisaties van organisaties van openbaar belang. De wet is per 1 januari 2013 ingevoerd, maar middels de overgangstermijn mogen overeenkomsten die voor deze datum gesloten zijn, tot en met 2014 nog worden uitgevoerd. Het verschijnsel van de dubbele dienstverlening is dus in Nederland vanaf 2015 verleden tijd (NBA alert 27:

scheiding controlediensten & andere werkzaamheden en verplichte kantoorroulatie, december 2012). Begin 2013 toonde de AFM haar zorgen over het feit dat grote accountantsorganisatie nog net voor de wet van kracht werd, veel adviescontracten afsloten met hun controleklanten. Op deze manier kunnen er in 2013 en 2014 nog volop non-audit diensten geleverd worden aan controleklanten. Accountantsorganisaties hebben op hun beurt aangegeven dat bepaalde dubieuze contacten zijn ingetrokken. Uit deze gebeurtenissen kan dus blijken dat de

accountantsorganisaties het niet of in minder mate eens zijn met de scheiding tussen controle en advies.

In de maatschappij heeft de dubbele dienstverlening door de accountantsorganisatie, net als in de politiek, een groep voorstanders en een groep tegenstanders. De tegenstanders van het aanbieden van de non-audit diensten menen dat de dubbele dienstverlening de onafhankelijkheid van de accountant in gevaar brengt. Ze twijfelen eraan of de accountant wel hetzelfde niveau van objectiviteit kan waarborgen door het aanbieden van non-audit diensten. De voorstanders van de non-audit diensten vinden dat juist door deze diensten de accountantsorganisatie meer gegevens en informatie over het bedrijf kan vergaren, hetgeen de kwaliteit van de audit kan doen

verbeteren. Bij een strikte scheiding tussen audit en advies vrezen zij dat de kwaliteit van de auditdiensten omlaag zou kunnen gaan. De accountantsorganisatie heeft dan immers minder informatie en kennis over het te controleren bedrijf. Daarnaast concludeerde Actal

(Adviescollege Toetsing Regeldruk) te veel administratieve druk bij een strikte scheiding en het zou de kosten omhoog jagen, meldt de Accountant.nl op 13 februari 2012. Hoewel de onlangs ingegane wet met een verbod op dubbele dienstverlening een feit is, vinden ondernemers het wel prettig dat de accountant verder kijkt dan de jaarrekening (Accountancynieuws, 21 december 2012). Meer dan 80% zegt hiervoor ook wat extra te willen betalen. Maatschappelijk blijven de non-audit diensten een punt van discussie.

Tot zover een uitleg over de politiek-maatschappelijke betekenis van dit onderzoek. Op Nederlands niveau is een besluit genomen met betrekking tot de non-audit diensten, hoewel er

(13)

13 wetenschappelijk nog geen duidelijke bewijzen zijn. De relevantie van het onderzoek voor de wetenschap is dan ook van groter belang dan de maatschappelijke relevantie, hetgeen in de volgende paragraaf uiteengezet wordt.

2.2. WETENSCHAPPELIJKE RELEVANTIE

Op wetenschappelijk gebied zijn er veel artikelen geschreven over verschillende onderwerpen binnen het thema non-audit diensten. In veel artikelen werden de onafhankelijkheid van de accountant, de kwaliteit van de audit en de hoogte van de beloningen voor de accountant als belangrijke onderwerpen binnen het thema gezien.

Het al dan niet aanwezig zijn van een relatie tussen de non-audit diensten en de

onafhankelijkheid is binnen dit onderzoek interessant voor de verklaring van een verband tussen de beloningen voor de audit en de beloningen voor non-audit diensten. Uit meerdere

onderzoeken blijkt dat de onafhankelijkheid van de accountant beïnvloed kan worden door non-audit diensten (Craswell, 1999) en de daarmee gepaard gaande beloningen (Teoh & Lim, 1996). Hierdoor is het ook van belang om te weten hoe de verhoudingen liggen tussen de beloningen voor de audit en de beloningen voor non-audit diensten. Het aanbieden van non-audit diensten kan ook de percepties in de maatschappij over de accountant en diens dienstverlening veranderen (Canning & Gwilliam, 1999). Over het algemeen wordt met het aanbieden van meer non-audit diensten de onafhankelijkheid minder. De maatschappij heeft deze kijk ook op het aanbieden van deze non-audit diensten. Ashbaugh (2004) onderzocht de relatie tussen non-audit diensten en onafhankelijkheid, maar vond uiteindelijk weinig wetenschappelijk bewijs voor het standpunt dat het uitvoeren van non-audit diensten inderdaad de onafhankelijkheid van de accountant verkleint. Dit onderzoek kan uitzoeken hoe de verhoudingen tussen de beloningen voor de verschillende diensten liggen. Op deze wijze kan worden bekeken hoe de onafhankelijkheid hierbij een rol speelt.

In meerdere onderzoeken kwam de voorspelling naar voren dat door het leveren van non-audit diensten door de accountant de kennis over en ervaring in de controleklant omhoog zou gaan. Op deze wijze zou de audit beter uitgevoerd kunnen worden. Echter, de verschillende onderzoeken konden geen significant verband vinden (Arruñada, 1999 en Lennox, 1999). Wel bleek dat enige levering van non-audit diensten goed is voor de kennis en ervaring in het bedrijf (Canning & Gwilliam, 1999). In het artikel wordt namelijk geconcludeerd dat als er helemaal geen non-audit diensten worden aangeboden, de perceptie ook vermindert. Men gaat er dan vanuit dat het bedrijf kennis en ervaring mist om de audit goed genoeg te kunnen uitvoeren. Aan de hand van dit onderzoek kan weinig over deze kwestie worden geconcludeerd. Wel kan worden gekeken hoe de verhoudingen liggen met de beloningen. Aan de hand van hogere auditbeloningen zou een hogere kwaliteit kunnen hangen. Harde conclusies betreffende dit thema kunnen niet worden getrokken.

(14)

14 Dit onderzoek omvat de relatie tussen de beloningen voor non-audit diensten en de beloningen voor de audit. In eerdere onderzoeken kwam deze relatie ook al aan bod. In het onderzoek, dat gedaan is naar aanleiding van de invoering van de Sarbanes-Oxley Act uit 2002, werd enig bewijs gevonden voor een positieve relatie tussen de beloningen voor de audit, de beloningen voor de audit-gerelateerde taken en beloningen voor de non-audit diensten (Kinney Jr., Palmrose & Scholz, 2004). Dat onderzoek is uitgevoerd in breder verband, hetgeen dit onderzoek

specifieker maakt. Ook in het onderzoek van Firth (2002) kwam een positieve relatie uit de bus tussen de auditbeloningen en de non-audit beloningen. Zij concludeerden dat een verhoging van de non-audit diensten automatisch leidt tot meer vraag naar audit. In een ander artikel van Firth concludeert hij dat de grootte van een bedrijf juist de maatstaf is om de prijs van de audit te bepalen (Firth, 1997a).

Een ander onderzoek, uitgevoerd naar aanleiding van de invoering van de GAAP, toont een niet-significant positief verband tussen de non-audit beloningen en de beloningen voor de audit (Raghunandan, Read & Whisenant, 2003).

Een deel van de onderzoeken concludeert dus een positieve relatie tussen de beloningen voor de audit en de beloningen voor non-audit diensten. Een ander deel van de artikelen deed hier onderzoek naar en vond deze relatie niet. Een derde deel van de onderzoeken vond juist een relatie met een andere variabele. Er is dus nog genoeg onduidelijk wat betreft de non-audit diensten in de accountancy. Dit onderzoek doet daarom onderzoek naar de relatie tussen de verschillende soorten beloningen die de accountant krijgt voor de audit en voor non-audit diensten.

Daarnaast wordt, methodologisch gezien, dit onderzoek alleen uitgevoerd onder aan de

Amsterdamse beurs genoteerde ondernemingen; de bedrijven staan dus in Nederland genoteerd. Eerder onderzoek vond plaats onder andere onder Noorse (Firth, 1997a), Australische (Barkess & Simnett, 1994), Britse (Lennox, 1999) en Amerikaanse (Davis, Ricchiute & Trompeter, 1993) bedrijven. Dit maakt dit onderzoek ook vernieuwend. In andere landen kunnen immers andere, bijvoorbeeld culturele, factoren meespelen, waardoor de situatie in Nederland anders ligt.

(15)

15

3. THEORETISCH KADER

Een klassieker in de wetenschappelijke literatuur is het artikel ‘De functie van den accountant en de leer van het gewekte vertrouwen’ (Limperg, 1932b). Het gaat er bij deze leer om dat de accountant de te verrichten werkzaamheden zo weet in te richten dat de verwachtingen, die bij het maatschappelijk verkeer gewekt worden, niet worden beschaamd (Limperg, 1933). De accountant mag ook geen grotere verwachtingen wekken dan met de te verrichten

werkzaamheden waargemaakt kunnen worden. In het vooroorlogse artikel wordt de scheiding van de adviserende functie en controlerende functie van de accountant ook al genoemd (Limperg, 1932a). Limperg noemt hierbij ook dat de accountant inzicht moet krijgen in de factoren die het vertrouwen bepalen.

Er zijn twee zaken die de kwaliteit van de audit bepalen (DeAngelo, 1981). Het betreft hier: - De kans dat bepaalde fouten of verkeerde schattingen worden ontdekt;

- De kans dat deze ontdekkingen ook daadwerkelijk geopenbaard worden.

De eerste kans gaat in op de kwaliteit van de audit op zich. De tweede kans heeft meer te maken met de (on)afhankelijkheid van de auditor. Deze twee factoren zijn de factoren die vooral naar voren komen in de argumentatie over het al dan niet aanbieden van non-audit diensten. Allereerst zal er op de onafhankelijkheidskwestie en op de kwaliteitsverbetering van de audit worden ingegaan. Vervolgens worden de beloningen die de accountant voor beide diensten ontvangt, besproken.

3.1. DE ONAFHANKELIJKHEID VAN DE ACCOUNTANT

Onafhankelijkheid is een belangrijk vereiste voor een openbaar accountant. In de Verordening Gedragscode (VGC) voor accountants wordt de onafhankelijkheid dan ook als belangrijk punt gezien voor dit soort accountants. De hieronder genoemde bedreigingen kunnen de

onafhankelijkheid in gevaar brengen. Het is aan de openbaar accountants zelf om hun onafhankelijkheid te waarborgen.

De VGC is ingesteld als basis voor het handelen van accountants ten aanzien van het

maatschappelijk verkeer. In de VGC worden 5 fundamentele beginselen genoemd, die voor elke accountant gelden: - Integriteit; - Objectiviteit; - Deskundigheid en zorgvuldigheid; - Geheimhouding; - Professioneel gedrag.

Vervolgens worden mogelijke bedreigingen voor accountants genoemd. Een bedreiging wordt gedefinieerd als het risico dat de accountant een of meer van de fundamentele beginselen niet of niet volledig naleeft. Er zijn vijf soorten bedreigingen die in de VGC worden genoemd:

(16)

16 - Bedreiging als gevolg van eigenbelang;

- Bedreiging als gevolg van zelftoetsing;

- Bedreiging als gevolg van belangenbehartiging; - Bedreiging als gevolg van vertrouwdheid; - Bedreiging als gevolg van intimidatie.

Door het aanbieden van non-audit diensten zouden één of meer fundamentele beginselen in gedrang kunnen komen. Ook op de onafhankelijkheid zou, zoals genoemd, het leveren van deze diensten negatieve invloed kunnen hebben. De Verordening Gedragscode is juist mede ingesteld om de fundamentele beginselen te waarborgen en de bedreigingen te voorkomen in de hoop het accountantsberoep een positieve impuls te geven in de maatschappij. Naast deze VGC is er tal van wetenschappelijk onderzoek gedaan naar het aanbieden van non-audit diensten.

In een onderzoek onder Ierse bedrijven (Canning & Gwilliam, 1999) bleek dat bij het leveren van non-audit diensten aan een controleklant, de percepties over de onafhankelijkheid van de accountant verminderen. Men acht de accountant minder onafhankelijk door het aanbieden van deze diensten. Wel wordt in het onderzoek geconcludeerd dat een verminderde

onafhankelijkheid kan worden gecompenseerd met beter en efficiënter advies geven aan de klant. Dan zijn de percepties minder negatief. Hoewel in dit artikel van Canning & Gwilliam

geconcludeerd wordt dat er wel non-audit diensten geleverd moeten worden aan controleklanten, zit hier wel een grens aan. Bij meer non-audit diensten komt volgens het artikel de

onafhankelijkheid wel in gevaar. Het artikel geeft dus uiteindelijk geen duidelijk oordeel over of het al dan niet juist is om non-audit diensten te leveren aan je klanten. Ook in een Maleis

onderzoek werd een significant verband gevonden tussen het aanbieden van non-audit diensten en de percepties die de maatschappij op de onafhankelijkheid van de accountant heeft (Teoh & Lim, 1996). Zij onderzochten de invloed van vijf variabelen, waaronder het leveren van non-audit diensten, op de perceptie die de maatschappij op de onafhankelijkheid van de accountant heeft.

In een onderzoek van Wines (1994) wordt voorzichtig vermeld dat er enige relatie is tussen het in grotere hoeveelheden aanbieden van non-audit diensten en de onafhankelijkheid van de auditor. Deze onafhankelijkheidsvermindering zou dan van invloed zijn op de audit. Echt overduidelijke significante verbanden worden niet gevonden.

In het artikel van Arruñada (1999) wordt helemaal geen verband gevonden tussen het aanbieden van non-audit diensten met de onafhankelijkheid. Een ander onderzoek is gedaan onder de situatie van going concern, waarbij de onderneming zich in zwaar weer bevindt (DeFond, Raghunandan & Subramanyam, 2002). Ze vonden ook geen significante verbanden tussen het aangaan van non-audit diensten en de onafhankelijkheid van de auditor. In een onderzoek,

gedaan onder bedrijven uit het Verenigd Koninkrijk, blijkt dat er een negatief significant verband bestaat tussen het aanbieden van non-audit diensten en het opstellen van een

(17)

17 Geiger, 2008). Dit kan erop duiden dat bij meer geleverde non-audit diensten de accountant minder objectief en/of minder kritisch handelt bij het al dan niet uitgeven van een

continuïteitsverklaring voor een onderneming. Dit zou een teken kunnen zijn van verminderde onafhankelijkheid.

Het is erg moeilijk om aan te geven of de onafhankelijkheid al dan niet vermindert bij het leveren van non-audit diensten, daar de artikelen er verschillende kijken op na houden. Aan de ene kant zou er verwacht kunnen worden dat de onafhankelijkheid vermindert, omdat de

accountantsorganisatie, naast de audit, belangen heeft bij een goed lopend, continuerend bedrijf. Bij slechtere resultaten of bijvoorbeeld faillissement zou de accountantsorganisatie ook hun omzet kunnen zien dalen. Aan de andere kant kan gezegd worden dat een accountantskantoor een professionele organisatie is en dat ze derhalve hun auditdiensten goed en onafhankelijk weten uit te voeren, ongeacht of ze al dan niet non-audit diensten uitvoeren bij hun klanten.

3.2. KWALITEIT VAN DE AUDIT

In het artikel van Lennox (1999) komt de negatieve relatie tussen de non-audit diensten en de onafhankelijkheid ook aan bod. Echter, hij onderzocht ook de positieve relatie met de kwaliteit van de audit. De non-audit diensten kunnen namelijk de kennis van de accountant over de klant vergroten, wat de kans vergroot dat problemen, onjuistheden of verkeerde (in)schattingen ontdekt worden. Het onderzoek vond plaats onder Britse beursgenoteerde bedrijven tussen 1988 en 1994. De resultaten lieten weliswaar een verband zien, maar dit was niet significant. Er werd geconcludeerd dat de non-audit diensten inderdaad de kans dat problemen worden ontdekt, doen vergroten. Tegelijkertijd verkleint het wel de onafhankelijkheid van de accountant. In dit artikel werd beweerd dat het totale effect positief, maar insignificant, is.

In verschillende andere onderzoeken kwam ook naar voren dat er een positieve relatie werd verwacht tussen het aanbieden van non-audit diensten en de kwaliteit van de audit. Er werd geredeneerd dat als de accountantsorganisatie non-audit diensten aan hun controleklant levert, het een beter inzicht in, kennis over en ervaring in de klant krijgt. De accountant beschikt dan immers over meer en wellicht betere informatie. Deze informatie kan tijdens de audit ook gebruikt worden om deze beter uit te voeren. Uit de onderzoeken bleek echter dat deze relatie niet aanwezig was (Arruñada, 1999). Ook in het artikel van O’Keefe, Simunic & Stein (1994) werd geen verband gevonden dat de non-audit diensten invloed zouden hebben op de mate van zekerheid (assurance) dat gegeven werd.

Hoewel er duidelijke en goed onderbouwde argumenten naar voren komen voor een kwaliteitsverbetering van de audit door het aanbieden van non-audit diensten, is er in het wetenschappelijk onderzoek geen significant verband hiervoor gevonden.

(18)

18

3.3. BELONINGEN VOOR DE ACCOUNTANT

In een artikel van Simunic (1980) wordt het bepalen van de prijs voor de audit verklaard. In het artikel staat de concurrentie op de auditmarkt centraal. Er wordt uiteindelijk geconcludeerd dat de, in het artikel voorkomende, Big Eight geen monopoliepositie in de markt hebben. In dit relatief oude artikel wordt gesproken over een beloningsbepalingsmodel (fee determination model). Dit model bestaat uit 4 componenten:

- Hoeveelheid mensen en middelen die gebruikt wordt door degene die de audit ondergaat; - Hoeveelheid mensen en middelen die de auditor gebruikt om de audit uit te voeren; - De kosten per eenheid van de middelen van het interne accounting systeem van de

gecontroleerde;

- De kosten per eenheid van de mensen en middelen van de externe audit van de auditor. Hiermee worden de kosten voor de gecontroleerde bedoeld, zodat de winstopslag voor de auditor wordt meegenomen. Ook opportunitykosten vallen hieronder, zodat ook rekening gehouden wordt met mogelijke hogere omzet voor de auditor indien de mensen en/of middelen anders zouden zijn ingezet.

In het model van Simunic wordt niet gesproken over een bepaalde prijsverhoging- of verlaging in geval van geleverde non-audit diensten. Het prijsmodel werd getest in 1994. Er werden toen geen significante veranderingen gevonden in het prijsmodel (Anderson & Zéghal, 1994). In een recenter artikel worden bepaalde eigenschappen van de beloningen voor de audit en van de beloningen voor non-audit diensten onderzocht (Whisenant, Sankaraguruswamy &

Raghunandan, 2003). Uit het onderzoek bleek echter dat er wel veranderingen zijn opgetreden in de prijsmodellen voor de audit en in de prijsmodellen voor de non-audit diensten. Er bleek ook dat de prijzen voor non-audit diensten en voor de audit vaak tegelijk worden bepaald. Dit zou kunnen verklaren waarom er een relatie zou zijn tussen beide variabelen. Ook in het artikel van Antle, Gordon, Narayanamoorthy & Zhou (2006) werd geconcludeerd dat deze twee soorten beloningen op hetzelfde moment werden bepaald. Dit staat haaks op de traditionele manier van het berekenen van de prijs voor diensten (aantal uren maal de prijs per uur) en het eerder

genoemde model van Simunic (1980). Uit deze literatuur zou kunnen worden geconcludeerd dat de beloningen voor de audit en de beloningen voor de non-audit diensten niet onafhankelijk van elkaar zijn.

In een Koreaans onderzoek werd geconcludeerd dat er een positief verband bestaat tussen de non-audit beloningen en de auditbeloningen (Jeong, Jung & Lee, 2005). Dit kan komen door productie-efficiency, waardoor de audit sneller kan worden uitgevoerd. De overlast voor het bedrijf is hierdoor minder, wat ook weer een pluspunt is voor de kwaliteit van de audit. Daarnaast noemt het artikel als oorzaak dat door het leveren van non-audit diensten kennis en ervaring bij de accountantsorganisatie in huis is om de audit beter uit te voeren. Door deze

verbetering van de audit, zal de kwaliteit omhoog gaan, hetgeen kan zorgen voor een hogere prijs voor de audit. Aan meer kwaliteit hangt normaliter namelijk een hoger prijskaartje.

(19)

19 In een onderzoek van Ezzamel, Gwilliam & Holland (1996) werd dit verband ook significant aangetoond. Zij deden hun onderzoek onder Britse beursgenoteerde bedrijven, maar lieten hierbij de financiële sector uit het onderzoek. Ze vonden als resultaat dat het gemis van

onafhankelijkheid gecompenseerd kon worden met een betere dienstverlening. In een onderzoek onder Nieuw-Zeelandse bedrijven werd ook een significant positief verband aangetoond tussen de beloningen voor de non-audit diensten en de beloningen voor de audit (Hay, Knechel & Li, 2006).

Ook in een ouder onderzoek werd al een verband gevonden tussen de beloningen voor non-audit diensten en de beloningen voor de audit (Palmrose, 1986). Hij vond echter ook een positief verband tussen de beloningen voor de audit en de beloningen voor de non-audit diensten, als deze non-audit diensten werden uitgevoerd door een ander dan de dienstdoende accountant. Het effect bleek sterker te zijn bij aan accounting gerelateerde managementadviesdiensten dan bij belastingadvies of andere managementadviesdiensten.

3.4. SAMENVATTEND SCHEMA

Samenvattend blijkt er de tweestrijd met betrekking tot de beloningen voor de non-audit diensten (non-audit services, afgekort NAS) te zijn. Enerzijds is er de opvatting dat het aanbieden van non-audit diensten de onafhankelijkheid van de accountant beïnvloedt. Anderzijds kan het ook zo zijn dat de kennis over het bedrijf een toegevoegde waarde heeft voor de audit. Schema 1 vat dit samen en legt een voorlopige relatie met de verhoogde audit beloningen.

Onafhankelijkheidskwestie Kennis & ervaring Verminderde onafhankelijkheid

door stijging NAS (Craswell, 1999).

Meer kennis over en ervaring in het bedrijf door stijging NAS

(Arruñada, 1999).

Lagere kwaliteit van de audit (Wines, 1994).

Hogere kwaliteit van de audit (Lennox, 1999).

Door verminderde onafhankelijkheid zijn de beloningen voor de audit hoger.

Of

Door lagere kwaliteit van de audit zijn de beloningen voor de

audit lager.

Door hogere kwaliteit zijn de beloningen voor de audit hoger

(Jeong, Jung & Lee, 2005).

(20)

diensten-20 Uit bovenstaand schema blijkt een duidelijke oorzaak-gevolgrelatie te bestaan tussen de non-audit diensten en een hogere beloning voor de non-audit door verhoogde kennis en ervaring

(Arruñada, 1999). Lennox vond een positief verband met een hogere kwaliteit van de audit, maar dit verband werd niet significant aangetoond (Lennox, 1999). Dit zouden mogelijke verklaringen zijn voor een positief verband tussen de beloningen voor de audit en de beloningen voor non-audit diensten (Jeong, Jung & Lee, 2005).

Bij de onafhankelijkheid is er een minder duidelijke relatie. Enkele onderzoeken, waaronder Craswell (1999), toonden een verband tussen de non-audit diensten en de onafhankelijkheid. Wines (1994) toonde vervolgens dat dit de kwaliteit van de audit niet ten goede zou komen. Daarnaast is er onderzoek dat beweert dat de verminderde onafhankelijkheid en het feit dat men door non-audit diensten meer inzicht krijgt in de onderneming en daardoor beter advies kan geven met elkaar gecompenseerd kunnen worden (Canning & Gwilliam, 1999). Feit blijft wel dat er met betrekking tot de beloningen weinig wetenschappelijk is aangetoond.

(21)

21

4. HYPOTHESEN

Alvorens het statistisch onderzoek te beginnen, moeten eerst de hypothesen voor het empirisch onderzoek opgesteld worden. Dit gebeurt aan de hand van de in het vorige hoofdstuk

uiteengezette literatuur.

4.1. VERHOUDINGEN TUSSEN BELONINGEN

In het onderzoek van Boyd (2004) werd onder meer beschreven hoe de verhoudingen tussen de opbrengsten voor non-audit diensten en audit diensten veranderde in de afgelopen jaren. Dit onderzoek vond plaats bij accountantsorganisaties, niet bij de door de accountant gecontroleerde bedrijven. Er kan dus gezegd worden dat accountantsorganisaties meer non-audit diensten gingen leveren al dan niet aan de door hen gecontroleerde bedrijven. Logisch zou zijn dat ze dat laatste wel doen, aangezien er vanuit het bedrijfsleven vraag is naar non-audit diensten. Aangezien bedrijven een economische band opbouwen met hun accountant (Antle, Gordon,

Narayanamoorthy & Zhou, 2006), kunnen ze hierdoor gemakkelijk ook andere diensten gaan leveren (Windsor & Ashkanasy, 1995). Op deze manier wordt de band verder versterkt. Hierdoor zou het dus goed kunnen dat veel bedrijven hierdoor juist hun accountant inschakelen voor non-audit diensten. Ook in het rapport van The Panel on Audit Effectiveness bleek dat er een stijging was van het aantal en de hoogte van de bedragen van non-audit diensten en dat deze,

maatschappelijk gezien, te scheef gegroeid zijn.

Dit onderzoek zal dan ook eerst kijken naar de vraag hoe de verhoudingen liggen tussen de beloningen voor non-audit diensten en voor de audit bij de aan de Amsterdamse beurs genoteerde ondernemingen. Uit het voorgaande zouden we kunnen concluderen dat ook in Nederland een groot gedeelte van de beloningen voor de accountant zal zijn voor non-audit diensten. Door middel van een statistische analyse wordt gekeken hoe deze verhoudingen bij de desbetreffende ondernemingen liggen.

Er zal tevens worden gekeken naar de totalen en naar de verschillenden soorten non-audit diensten: audit gerelateerde diensten, belastingadviesdiensten en andere diensten (Davis, Ricchiute & Trompeter, 1993). Uit een artikel van Omer, Bedard & Falsetta (2006) bleek dat veel accountantsorganisaties omzet genereren uit belastingadviezen. Ook het feit dat veel

accountantsorganisaties een aparte belastingtak hebben geeft aan dat deze organisaties ook omzet vergaren via deze diensten. Er wordt dan ook vermoed dat uit de verzamelde gegevens blijkt dat de meeste non-audit beloningen via belastingadvies worden verkregen. Door middel van een statistische analyse van de gegevens van de aan de Amsterdamse beurs genoteerde

(22)

22 Eerst zal in de resultatensectie een statische analyse worden gegeven van de hierboven

besproken punten. Vervolgens zullen de in de volgende twee paragrafen genoemde hypothesen getoetst worden.

4.2. HET VERBAND TUSSEN NON-AUDIT- EN AUDITBELONINGEN

Het onderzoek wordt uitgevoerd aan de hand van de beloningen die accountantsorganisaties ontvangen voor geleverde auditdiensten en non-audit diensten. De huidige wetenschappelijke literatuur is niet eenduidig betreffende het verband tussen deze twee soorten beloningen. Aan de ene kant wordt feitelijk gezien het al dan niet aanbieden van non-audit diensten niet

meegenomen om zo een prijs voor de audit te bepalen (Simunic, 1980). Recenter onderzoek toonde aan dat er wel enige veranderingen zijn opgetreden in dit prijsmodel van Simunic (Whisenant, Sankaraguruswamy & Raghunandan, 2003). In ander Koreaans, Brits en Nieuw-Zeelands onderzoek werd een duidelijk verband aangetoond tussen de beloningen voor non-audit diensten en beloningen voor de audit (Jeong, Jung & Lee, 2005; Palmrose, 1986 en Hay,

Knechel & Li, 2006). Hoewel het officieel gezien geen input is voor de prijsbepaling van een audit, zou bovenstaande literatuur kunnen duiden op een positieve relatie tussen de beloningen voor non-audit diensten en de beloningen voor de audit. Hypothese één voor dit onderzoek luidt dan ook:

H1: Er is een positieve relatie tussen enerzijds de beloningen voor de audit en anderzijds de beloningen voor non-audit diensten.

Voor deze hypothese zal er eerst worden gekeken of er een correlatie aanwezig is tussen deze twee soorten beloningen. Daarna zal naar de causaliteit worden gekeken. Deze hypothese zal getoetst worden aan de hand van de gegevens van alle drie de jaren 2009, 2010 en 2011.

4.3. DE TREND VAN DE AFGELOPEN JAREN

In het artikel van Whisenant, Sankaraguruswamy & Raghunandan (2003) werd al een

verandering aangegeven in de manier waarop de prijzen van audits feitelijk gezien zijn ontstaan. Met het ontstaan van de huidige kredietcrisis (2008) is in de maatschappij de discussie over de maatschappelijke functie van de accountant opgelaaid. De dubbele levering van diensten is hier onderdeel van. In de politiek en de maatschappij is de laatste jaren ook de discussie weer opgelaaid of het al dan niet verantwoord is dat de accountant ook advies- en

belastingadviesdiensten aan zijn controleklant aanbiedt. In de Europese politiek ligt het Groenboek (Green Paper) van Barnier op tafel. Hij pleit voor scheiding tussen deze twee leveringen. Ook de initiatiefnota van Plasterk gaf dit advies. Uiteindelijk werd op 13 december 2013 het wetsvoorstel om een scheiding tussen audit en non-audit diensten in te voeren

(23)

23 Al met al is het onderwerp van de non-audit diensten de afgelopen jaren zowel wetenschappelijk als politiek als maatschappelijk gezien een punt van discussie geweest. De vraag is dan ook of de verhoudingen tussen de beloningen voor de non-audit diensten en beloningen voor de audit hierdoor al enigszins zijn veranderd. Het zou bijvoorbeeld kunnen dat door alle discussie accountantsorganisaties zelf al maatregelen genomen hebben om non-audit diensten te

verminderen. Vandaar dat we in dit onderzoek ook nog kijken naar de verschillende jaren 2009, 2010 en 2011. Hypothese twee is als volgt geformuleerd:

H2: Er is in de jaren 2009, 2010 en 2011 een verandering te zien in de verhoudingen tussen de beloningen voor de audit en de beloningen voor de non-audit diensten.

(24)

24

5. METHODOLOGIE

Het onderzoek vindt plaats onder aan de Amsterdamse beurs genoteerde ondernemingen. Er zijn in totaal 155 verschillende soorten (certificaten van) aandelen genoteerd aan de Amsterdamse beurs (november 2012). Hiervan zijn 147 aandelen genoteerd aan de NYSE Euronext in Amsterdam. De overige acht staan genoteerd aan de NYSE Alternext in Amsterdam. Via de website van de NYSE Euronext is bepaald welke bedrijven beursgenoteerd staan aan de Amsterdamse beurs. Er zijn verschillende bedrijven die meerdere soorten aandelen genoteerd hebben staan aan de beurs (bijvoorbeeld preferente aandelen of aandelen met verschillende dividendpercentages). Hiermee rekening houdend zijn er 138 verschillende ondernemingen (november 2012) aan de Amsterdamse beurs genoteerd. Hieronder vallen de AEX-genoteerde bedrijven, de AMX-genoteerde bedrijven, ASCX-genoteerde bedrijven en 63 kleinere bedrijven. Aan de hand van jaarverslagonderzoek zullen de gegevens voor het empirisch onderzoek worden verkregen. De jaarverslagen van 2009, 2010 en 2011 zullen worden gebruikt. Voor een algemeen beeld wordt eerst gekeken naar de omzet en de totale activa van de verschillende bedrijven. Ook wordt gekeken naar de controlerende accountant. Op deze wijze kan een beeld geschetst worden van de omvang van de bedrijven en de hen controlerende accountants. Er wordt onderscheid gemaakt tussen Big four-accountants en andere accountants.

Tegenwoordig is in alle jaarverslagen een overzicht te vinden van de afgenomen diensten van de accountant. Dit is bij wet verplicht (art. 2:382a BW). De jaarverslagen bevatten normaliter een schema met daarin aangegeven hoeveel de beloning (fee) voor de accountant is. Hierbij wordt onderscheid gemaakt uit verschillende soorten beloningen. In dit onderzoek worden de volgende 4 beloningen onderscheiden (Davis, Ricchiute & Trompeter, 1993):

- Beloningen voor de audit;

- Beloningen voor audit gerelateerde diensten; - Beloningen voor belastingadvies;

- Beloningen voor andere non-audit diensten.

Deze gegevens worden uit de jaarverslagen van de 138 bedrijven over de jaren 2009, 2010 en 2011 gehaald. Dit komt in beginsel neer op 414 onderneming-jaarcombinaties. De verschillende gegevens over de bedrijven zullen worden verzameld in een Excelsheet en zullen vervolgens geïmporteerd worden in SPSS. Daarna vindt het statistisch onderzoek middels dit programma plaats.

(25)

25

5.1. OMVANGBEPALING

Alvorens de hypothesen te toetsen zal er worden gekeken naar hoeveel non-audit diensten daadwerkelijk geleverd worden en in welke mate de verschillende soorten diensten afgenomen werden. Dit gebeurt aan de hand van een statistische analyse.

Eerst worden de beloningen voor de non-audit diensten afgezet tegen de totale beloningen voor de accountant. Deze ratio’s worden vervolgens gesorteerd en zo kan worden gekeken hoeveel bedrijven boven verschillende percentages zitten bij deze non-auditbeloningenratio. Er zal ook een gemiddelde worden berekend. Dit getal hoeft niet veel te zeggen, aangezien er sprake kan zijn van uitersten. Dit moet uit de resultaten blijken.

Daarna moet voor het onderzoek worden bekeken hoe groot het deel van belastingadviesdiensten is van het totaal van beloningen voor non-audit diensten. Ook hiervoor is een ratio opgesteld. Op deze wijze kan worden bekeken of deze belastingadviezen inderdaad als voornaamste non-audit dienst voorkomen bij de beursgenoteerde bedrijven.

5.2. HYPOTHESETESTEN

Voor de eerste hypothese wordt gekeken naar een significant positief verband tussen de beloningen voor de audit en de beloningen voor non-audit diensten. Als er een verband wordt gevonden, kan dit in de vorm van een lineaire formule worden weergegeven. De algemene formule voor een lineair verband wordt weergegeven met de volgende vergelijking:

i i

i X

Y 01 

B0 is bij deze vergelijking een constante; B1 is de richtingscoëfficiënt. Het laatste teken is een afwijking. In dit onderzoek zou mogelijk de Y worden gezien als beloning voor de audit en de X voor de beloning voor de non-audit diensten.

De beloningsgegevens worden voor de jaren 2009, 2010 en 2011 verzameld. Voor hypothese twee wordt gekeken naar eventuele veranderingen in deze jaren. De totalen van de beloningen voor de audit en van de beloningen voor non-audit diensten worden tegen elkaar afgezet en er wordt gekeken of er een verandering in deze verhouding is opgetreden in de afgelopen jaren.

(26)

26

6. RESULTATEN

Zoals eerder vermeld worden de gegevens verzameld van de aan de Amsterdamse beurs

genoteerde ondernemingen. Allereerst zullen we in dit hoofdstuk aandacht besteden aan het wel en wee rondom de verzamelde data. Vervolgens zal er een stuk beschrijvende statistiek volgen. Hierop volgt een analyse van de verhoudingen tussen de verschillende beloningen. Uiteindelijke zullen de hypothesen getoetst worden met behulp van het statistische computerprogramma SPSS.

6.1. DATAVERZAMELING

In beginsel zijn er 414 onderneming-jaarcombinaties ontstaan aan de hand van de

vermenigvuldiging van het aantal aan de Amsterdamse beurs genoteerde ondernemingen met drie jaren. Van de ondernemingen die in november 2012 aan deze beurs genoteerd staan, werden de jaarverslagen verzameld van de jaren 2009, 2010 en 2011. In november 2012 waren er drie ondernemingen betrekkelijk nieuw, zodat ze in 2009 en/of 2010 nog niet bestonden. Hierdoor waren er 9 minder onderneming-jaarcombinaties. Verder was er nog één onderneming met een faillissementsjaar, waarvan geen jaarverslag bestaat. Eén andere onderneming had een verlengd boekjaar, waardoor een jaarverslag mist. Bij zeven onderneming-jaarcombinaties kon noch het jaarverslag noch een reden voor dit missen worden gevonden. Uiteindelijk zijn dus 396

jaarverslagen gevonden, waaruit gegevens verzameld konden worden. Met dit aantal is het statistische onderzoek gedaan.

Van de 396 onderneming-jaarcombinaties zijn er 36 waarvan geen gegevens over de auditorremuneratie in het jaarverslag zijn opgenomen. Opvallend was dat dit vooral

(Amerikaanse) beleggings- en investeringsmaatschappijen waren. De opzet en structuur van deze jaarverslagen was in totaliteit ook anders dan de andere.

Van de 396 jaarverslagen zijn er 57 in een andere munteenheid dan de euro. Het betreft hier elf jaarverslagen in Britse ponden en 46 in Amerikaanse dollars. Deze bedragen zijn alvorens het statistisch onderzoek omgerekend naar de euro. Als wisselkoersen voor dit onderzoek worden de eindkoersen van het desbetreffende jaar gebruikt, omdat het jaarverslag meestal een balansdatum kent, welke overeenkomt met het kalenderjaar. Dit komt neer op de in tabel 1 weergegeven omrekenkoersen.

Munteenheid 2009 2010 2011

1 Amerikaanse dollar €0,69 €0,75 €0,77

1 Britse pond €1,13 €1,16 €1,20

(27)

euro’s-27 Bij drie organisaties werd de structuur van een dubbele accountant toegepast. Deze organisaties hadden twee controlerende accountantsorganisaties. De beloningen naar de verschillende accountants van deze ondernemingen zijn apart in het onderzoek meegenomen. Hiermee rekening houdend komt het aantal te onderzoeken onderneming-accountant-jaarcombinaties op 405. Eén van het drietal valt onder de 36 organisaties, waarvan geen remuneratie bekend is. In de meeste jaarverslagen werd de indeling van de verschillende beloningen gebruikt die in het methodologiehoofdstuk is besproken. In sommige jaarverslagen werden echter de volgende audit gerelateerde diensten apart genoemd:

- Het opstellen van het halfjaarbericht;

- Controleopdrachten voor dochterondernemingen; - Diensten met betrekking tot consolidaties.

Deze zaken zijn in het onderzoek onder de noemer audit gerelateerde diensten meegenomen. Enkele jaarverslagen toonden een balans die was opgesteld volgens het principe dat men de netto activa laat zien. In dit onderzoek is dit gecorrigeerd naar totale activa. Ook de omzet werd soms op alternatieve wijzen gepresenteerd. Ook dit is voor het onderzoek gecorrigeerd.

Ten slotte was er in sommige jaarverslagen sprake van een gebroken boekjaar, waarbij de

balansdatum niet op 31 december valt. Om te bepalen in welk kalenderjaar deze boekjaren vallen binnen dit onderzoek, is gekeken naar de vraag in welk kalenderjaar het boekjaar voor het

grootste gedeelte valt. Bij twee ondernemingen viel de balansdatum precies in het midden van het kalenderjaar (30 juni). Indien de balansdatum van het boekjaar op 30 juni jaar x is, wordt jaar x als jaartal genomen voor dit onderzoek.

6.2. BESCHRIJVENDE STATISTIEK

Zoals in de vorige paragraaf al vermeld is, zijn er in totaal 396 onderneming-jaarcombinaties. Deze bedrijven hebben een gemiddelde omzet van €5.966.468.00. De laagste omzet bedroeg €0 (bijvoorbeeld in verband met een opstart- of

faillissementsjaar) tegenover een hoogste omzet van

€362.031.670.000. De gemiddelde waarde van de activa van de ondernemingen in de drie jaren betrof €33.164.589.000, met als laagste en hoogste waarde van de activa

respectievelijk €25.000 en €1.917.029.180.000. De range van de gegevens is erg breed. Aan de Amsterdamse beurs staan dus ondernemingen met zeer diverse groottes genoteerd. Deze diversiteit is ook terug te vinden in de beloningen voor de accountants. Van 360 onderneming-jaarcombinaties is de remuneratie voor de accountant in het jaarverslag opgenomen.

Accountantskantoor N BDO 26 Deloitte 57 Ernst & Young 85 KPMG 104 Mazars 25

PWC 63 Van Daal 3 Onbekend 3

-Tabel 2: accountantsorganisaties van de aan de Amsterdamse beursgenoteerde

(28)

ondernemingen-28 Bij zes van deze combinaties waren twee accountantsorganisaties betrokken. Dit komt neer op 366 beloningen aan accountantsorganisaties door de verschillende ondernemingen. In tabel 2 staat weergegeven hoe vaak de verschillende accountantsorganisaties voorkwamen in deze data. Het overgrote deel, circa 85%, van de controles werd dus uitgevoerd door big

four-accountantsorganisaties (309 van de 366). In tabel 3 zijn gegevens te vinden met betrekking tot de gemiddelden van totale beloningen en gemiddelde beloningen voor specifieke opdrachten. Indien de beloning niet aanwezig is (fee = 0), wordt deze in de tabel niet meegewogen. Soort beloning Gemiddelde beloning

Beloningen voor de audit €2.589.687 n=366 Beloningen voor audit gerelateerde diensten €517.760 n=234 Beloningen voor belastingadvies €439.557 n=146 Beloningen voor andere non-audit diensten €410.757 n=229 Totale beloningen voor non-audit diensten €907.125 n=308 Totale beloningen voor de accountant €3.353.060 n=366

-Tabel 3: soorten beloningen voor accountantsorganisaties, gemiddelden en

aantallen-Uit tabel 3 blijkt dat het grootste gedeelte van de beloningen voor de accountant, gemiddeld genomen, bestaat uit beloningen voor de audit. De gemiddelden voor de verschillende soorten diensten liggen redelijk dicht bij elkaar. In deze sample zijn er opvallend minder beloningen voor belastingadviesdiensten aanwezig dan dat er beloningen voor de andere twee categorieën non-audit diensten aanwezig zijn.

Uit de verzamelde gegevens zijn ook verhoudingsgetallen berekend. Van de totale beloning voor de accountant bestaat gemiddeld genomen 76,8% uit beloningen voor de audit en 23,2% uit beloningen voor non-audit diensten. Op de verhouding tussen de verschillende beloningen zal worden doorgegaan in de volgende paragraaf.

6.3. VERHOUDINGEN TUSSEN DE BELONINGEN

In het eerste gedeelte van het onderzoek worden enkele cijfers over de verschillende soorten beloningen berekend. Uit de gemiddelden van de vorige paragraaf bleek al dat er 308 van de 366 (84%) ondernemingen non-audit diensten van hun accountant hebben afgenomen. De

gemiddelde totale beloning voor deze non-audit diensten bedroeg €907.125. De gemiddelde totale beloning voor de accountant voor alle diensten bij elkaar bedroeg €3.353.060. Het

gemiddelde bedrag voor non-audit diensten bedraagt dus slechts 27% van het gemiddelde bedrag voor de totale beloningen. Uit deze gemiddelde bedragen blijkt dat er relatief veel bedrijven non-audit diensten afnemen van hun accountant, maar dat de bedragen die zij hier aan uitgeven relatief laag zijn in verhouding tot de beloningen voor de audit.

(29)

29 In het statistisch onderzoek is een ratio berekend van de non-audit diensten. De totale beloningen voor non-audit diensten zijn afgezet tegen de totale beloningen voor de accountant. In tabel 4 is een verdeling weergegeven van deze verhoudingsgetallen.

Verhoudingsgetal non-audit/totaal Frequentie Percentages 0 (geen non-audit diensten) 58 15,85% 0,0001 tot 0,25 159 43,44% 0,25 tot 0,5 106 28,96% 05, tot 0,75 40 10,93%

0,75 tot 1 3 0,82%

Totaal 366 100%

-Tabel 4: verhoudingsgetallen van beloningen voor non-audit diensten, afgezet tegen de totale

beloning-Uit tabel 4 blijkt dat het merendeel van de bedrijven hun accountant voor het grootste gedeelte inzet voor de jaarrekeningcontrole. Slechts een beperkt aantal ondernemingen besteedt meer geld aan hun accountant voor non-audit diensten dan voor de audit. Om een beeld te schetsen van de omvang van de beloningen is hiervan een overzicht weergegeven in tabel 5.

Beloning voor non-audit dienst Frequentie Percentages

€0 58 15,85% €0,01-€25.000 55 15,03% €25.000-€100.000 63 17,21% €100.000-€500.000 91 24,86% €500.000-€1.000.000 35 9,56% €1.000.000-€2.000.000 30 8,20% €2.000.000-€5.000.000 23 6,28% €5.000.000 en hoger 11 3,01% Totaal 366 100%

-Tabel 5: spreiding van de hoogtes van

beloningen-Ook in absolute getallen blijkt dat een ruime minderheid van de organisaties meer dan een

miljoen euro aan non-audit diensten van hun accountant afnemen. Ruim meer dan de helft van de organisaties neemt minder dan een half miljoen euro af aan non-audit diensten van hun

accountant.

Uit het eerste gedeelte van deze paragraaf blijkt dat het overgrote deel van de ondernemingen relatief minder geld uitgeeft aan beloningen voor non-audit diensten voor de accountant dan aan beloningen voor de audit. Absoluut gezien houden de meeste ondernemingen de uitgaven voor non-audit diensten van hun accountant onder de vijfhonderdduizend euro.

(30)

30 Uit het onderzoek van Omer, Bedard & Falsetta (2006) bleek dat veel accountantsorganisaties omzet genereren uit belastingadviesdiensten. Uit de gegevens van de aan de Amsterdamse beurs genoteerde ondernemingen bleek dat belastingadviesdiensten minder vaak voorkwamen dan audit gerelateerde diensten en andere non-audit diensten. In paragraaf 6.2 staat in tabel 3 weergegeven dat slechts 146 van de 366 ondernemingen belastingadviezen hebben afgenomen bij hun accountant. Dit komt neer op 40% van de ondernemingen, hetgeen opzich niet direct weinig te noemen is. Echter, het aantal audit gerelateerde diensten en andere non-audit diensten, die bedrijven afnamen, ligt veel hoger, namelijk 64% respectievelijk 63%. De gemiddelden voor de verschillende soorten non-audit beloningen liggen relatief dicht bij elkaar.

Uit de gegevens van de verschillende non-audit diensten is een ratio berekend van de beloningen voor belastingadviesdiensten ten opzichte van de totale non-audit beloningen. De verdeling is in tabel 6 weergegeven.

Verhoudingsgetal belastingadvies/totaal non-audit Frequentie Percentages 0 (geen belastingadviesdiensten) 162 52,60%

0,0001 tot 0,25 42 13,64%

0,25 tot 0,5 45 14,61%

05, tot 0,75 27 8,76%

0,75 tot 1 24 7,79%

1 (alleen belastingadviesdiensten als non-audit dienst) 8 2,60%

Totaal 308 100%

-Tabel 6: percentages en omvang van de verhouding tussen beloningen belastingadvies en totale non-audit

beloning-Hoewel 40% van de ondernemingen belastingadviesdiensten van hun accountant afneemt, neemt iets minder dan de helft van de ondernemingen die non-audit diensten afnemen,

belastingadviesdiensten af. De hoeveelheden en percentages in de bovenstaande tabel geven echter weinig reden om aan te nemen dat belastingadviesdiensten het vaakst voorkomen als non-audit dienst. Het gemiddelde percentage was 0,4491. Dit komt vooral door enkele uitschieters die (vrijwel) alleen maar belastingadviesdiensten als non-audit dienst hebben afgenomen.

De totalen van de verschillende non-audit diensten bij Amsterdamse beursgenoteerde ondernemingen in de jaren 2009, 2010 en 2011 zijn in tabel 7 weergegeven.

Beloning voor Totaal bedrag Frequentie Gemiddeld Audit gerelateerde diensten €121.155.857 234 €517.760 Belastingadviesdiensten €64.175.380 146 €439.557 Andere non-audit diensten €94.063.302 229 €410.757

(31)

diensten-31 Uit de verschillende gegevens met betrekking tot de belastingadviesdiensten en andere non-audit diensten blijkt dat gemiddeld genomen de ondernemingen ongeveer net zoveel uitgeven aan belastingadvies dan aan andere non-audit diensten. Echter, belastingadviesdiensten zijn door minder organisaties afgenomen bij hun accountant dan andere non-audit diensten. Hierdoor is het totale bedrag aan beloningen voor belastingadviesdiensten ook lager.

6.4. CORRELATIE TUSSEN BELONINGEN VOOR DE AUDIT EN VOOR NON-AUDIT DIENSTEN

In deze paragraaf wordt gekeken naar significante verbanden tussen de beloningen voor de audit en beloningen voor (eventuele) non-audit diensten. In het statistische onderzoek zijn ook de ondernemingen meegenomen, die enkel de auditdienst afnamen van hun accountant. Tabel 8 is de output van SPSS, welke de verhouding weergeeft tussen de beloning voor de audit en de beloningen voor de non-audit diensten.

Audit fee Totale non-audit fee Audit fee Pearson correlation

Sig. (2-tailed) N 1 366 ,789** ,000 366 Totale non-audit fee Pearson correlation

Sig. (2-tailed) N ,789** ,000 366 1 366 ** Correlation is significant at the 0.01 level (2-tailed)

-Tabel 8: correlatie tussen de beloning voor de audit en de beloningen voor non-audit

diensten-De tabel toont een significant verband tussen de beloningen voor de audit en de beloningen voor de non-audit diensten. Dit geeft aan dat hoe hoger het bedrag dat aan de audit wordt uitgegeven is, hoe meer geld ook aan non-audit diensten van dezelfde accountant wordt besteed. Een logische verklaring voor dit fenomeen is het feit dat grotere bedrijven meer audit nodig hebben. Dit zal aan de beloning voor de accountant doen stijgen. Grotere bedrijven zullen ook meer allerlei soorten adviesdiensten afnemen bij eventueel hun accountant en bij verschillende andere bedrijven. De bedrijfsgrootte kan dus zowel de oorzaak zijn van de hoogte van de beloning voor de audit, als de beloning voor de non-audit diensten.

Om deze reden is het onderzoek ook uitgevoerd met verhoudingsgetallen om zo de

bedrijfsgrootte mee te nemen in het onderzoek. De beloningen zijn afgezet tegen de totale activa en tegen de omzet. Vervolgens is gekeken of, net als in tabel 8, een significant verband kan worden ontdekt in de gegevens.

In de tabel 9 is de beschrijvende statistiek met betrekking tot de verhoudingsgetallen tussen de beloningen en de totale activa samengevat.

(32)

32 Mean Standard deviation

Audit fee/Activa ,0023996585 ,0101190171 n=366 Non-audit fee/Activa ,0006126548 ,0015986015 n=366

-Tabel 9: beschrijvende statistiek over de verhouding tussen activa en

beloningen-Ook met deze verhoudingsgetallen is een Pearson-test uitgevoerd om te kijken of er een

significant verband is tussen de beloning voor de audit en de beloningen voor non-audit diensten, rekening houdend met de totale activa. Het resultaat staat in tabel 10.

Audit fee/Activa Non-audit fee/Activa Audit fee/Activa Pearson correlation

Sig. (2-tailed) N 1 366 ,131* ,012 366 Non-audit fee/Activa Pearson correlation

Sig. (2-tailed) N ,131* ,012 366 1 366 * Correlation is significant at the 0.05 level (2-tailed)

-Tabel 10: correlatie tussen de beloning voor de audit en de beloningen voor non-audit diensten, rekening houdend met de totale

activa-Hoewel de relatie tussen de beloningen voor de audit en beloningen voor non-audit diensten, die gecorrigeerd is met de totale activa, niet significant is op een 0,01-level, is deze op een 0,05-level wel significant. Rekening houdende met de activa is de relatie dus minder sterk aanwezig tussen de beloningen voor de non-audit diensten en de beloningen voor de audit. De totale activa kunnen dus van invloed zijn op de hoogte van beide soorten beloningen, hetgeen de verhouding tussen deze twee ook kan beïnvloeden.

Ook de hoogte van de omzet kan reden zijn voor de accountantsorganisatie om, al dan niet in overleg met de gecontroleerde onderneming, meer middelen, en dus geld, in de audit te steken. Dit doet de beloning voor de audit stijgen. Ook kan het zijn dat er meer wordt uitgegeven aan non-audit diensten. In tabel 11 staat de beschrijvende statistiek van de verhoudingsgetallen van de beloningen voor de audit en beloningen voor de non-audit diensten, rekening houdend met de omzet.

Mean Standard deviation

Audit fee/Omzet ,0180482178 ,1178551235 n=361 Non-audit fee/Omzet ,0039661698 ,0324797453 n=361

-Tabel 11: beschrijvende statistiek over de verhouding tussen omzet en

beloningen-Uit tabel 11 blijkt dat er slechts 361 waarnemingen zijn, in plaats van de 366 onderneming-jaarcombinaties die we gewend zijn. Dit komt door het feit dat 5 ondernemingen in het desbetreffende jaar geen omzet hebben gegenereerd, bijvoorbeeld door een opstartjaar. Deze

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

(Bij een eindewachttijdbeoordeling, de eerste en belangrijkste beoordeling van een werknemer die een jaar ziek is geweest, bevat het dossier nog geen informa- tie van de

• Je kunt deze uitspraken niet zonder meer als een ‘koude oorlog‘ stemming voor beide blokken beschouwen, want hoewel de mening van Stalin wel voor het Sovjetblok geldt, is

Daarnaast is het percentage HBO-afgestudeerden dat op zoek is naar een andere functie in de sector cultuur en overige dienstverlening hoger dan bij de overheid als geheel, en

Hoewel dit proces van transformatie van de zorg nog lang niet is afgelopen en er op diverse terreinen nog veel onduidelijkheden zijn, geven de resultaten tot nu toe ons vertrouwen

Het EHRM vindt met 15 tegen 2 stemmen, en in afwij- king van de Kamer, geen schending van het recht op leven in zijn materiële aspect, maar doet dat unaniem wel voor wat betreft

 Formule: Het is een vast bedrag, wat bij elke productie gelijk blijft (constant)..  Variabele kosten  kosten die wel afhankelijk zijn van de productie van goederen en

Wigardus à Winschoten, Seeman, behelsende een grondige uitlegging van de Neederlandse konst, en spreekwoorden, voor soo veel die uit de Seevaart sijn ontleend, en bij de

Denkbaar zegt dat hij geen tijd heeft, maar Kassaar voegt hem toe: ‘- Luister naar mijn geschiedenis, heer en begrijp waarom ik mij onderwerp.’ Kassaars geschiedenis is