Vraag nr. 40
van 5 december 2003
van de heer KOEN HELSEN Kinderopvang – Toekomstrapport
Voormalig minister Vogels gaf een groep mensen, meer bepaald "de To e k o m s t g r o e p " , de opdracht om een rapport te schrijven inzake de toekomstige tendensen in de kinderopvang. Deze reflecties heb-ben inmiddels hun neerslag gevonden in het To e-komstrapport.
Blijkbaar heeft de minister op basis van dit rapport een aantal beleidsopties genomen, die we konden lezen in de pers.
Zo wil de minister in de toekomst meer gaan wer-ken met kleinschalige, informele buurtinitiatieven, ze wil overheidsfinanciering voor buurtbewoners die onderling afspreken om voor elkaars kinderen te zorgen en ze wil projecten opzetten om te expe-rimenteren met kinderopvang aan huis, g e f i n a n-cierd met dienstencheques.
Het experiment rond samenwerkende opvangmoe-ders in de diensten wil de minister nu ook door-trekken naar zelfstandige opvanggezinnen.
1. Wat is het statuut van het "Toekomstrapport" ? 2. Zoals bij alle documenten is de richting die
wordt aangegeven in het document bepaald door wie deel uitmaakt van de groep.
Moet dit worden beschouwd als een soort nieu-we beleidsbrief ?
Zo ja, is het dan niet aangewezen dat de Com-missie voor We l z i j n , Volksgezondheid en Gelij-ke Kansen van het Vlaams Parlement zich uit-spreekt over die tekst ?
3. De minister heeft plannen om kleinschalige voorzieningen te financieren, veelal totstandge-komen door de samenwerking van ouders. Hoe wil de minister dit financieren, gelet op het feit dat er voor 2004 geen middelen zijn inge-schreven voor bijkomende plaatsen in de dag-opvang ?
Antwoord
1. Het Toekomstrapport Kinderopvang is door een aantal bevoorrechte getuigen geformuleerd
op vraag van mijn voorganger Mieke Vo g e l s. D e bedoeling was dat de leden een toekomstvisie op de kinderopvang zouden uittekenen. D e tekst die ze hebben neergelegd, heeft als enig statuut dat hij het beleidsdenken rond kinder-opvang kan voeden.
2. Het Toekomstrapport is in die zin geen nieuwe b e l e i d s b r i e f. Dat neemt niet weg dat ik het do-cument graag ter overweging en ter eventuele bespreking aan de Commissie Welzijn voorleg. Ik doe dat eerlang.
3. Als ik als een van de mogelijke beleidsconclu-sies uit het Toekomstrapport de noodzaak naar voren schuif om kleinschalige voorzieningen voor kinderopvang te subsidiëren, dan heb ik daaraan een aantal concrete voorstellen gekop-peld in het kader van respectievelijk de onder-nemingsconferentie en het debat over de dien-stencheques in de kinderopvang.