• No results found

Schandalig! Het effect van interactiviteit op Facebook door een politicus na een schandaal,

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Schandalig! Het effect van interactiviteit op Facebook door een politicus na een schandaal,"

Copied!
51
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Schandalig!

Het effect van interactiviteit op Facebook door een politicus na een schandaal, op stemintentie en op de attitude ten aanzien van het schandaal.

Hester van Soest 10553363

Afstudeerproject politieke communicatie & journalistiek Sanne Kruikemeier

Communicatiewetenschap Universiteit van Amsterdam Word count: 7217

(2)

2 Abstract

Deze studie heeft gekeken hoe interactiviteit op Facebook door een politicus na een schandaal, de stemintentie en de attitude ten aanzien van dat schandaal kan beïnvloeden. Om deze relatie te onderzoeken is er gebruik gemaakt van een kwantitatieve onderzoeksmethode:

een experiment. De respondenten (N = 132) zijn aan de hand van een bericht op Facebook geworven voor de vragenlijst en in deze vragenlijst aan een van de twee condities blootgesteld. De resultaten laten geen bewijs zien voor een effect van interactiviteit door een politicus op Facebook na een schandaal op stemintentie en op de attitude ten aanzien van het schandaal.

Keywords: Experiment, Politieke communicatie, Crisiscommunicatie, Social media, Politici, Interactiviteit, Stemintentie, Attitude ten aanzien van het schandaal.

(3)

3 Inleiding

Politieke schandalen zijn van alle tijden, denk aan de Teeven-deal (NOS, 2015), de affaire van Onno Hoes (NOS, 2014) of Balkenende die bier een ambassade binnen laat smokkelen (NOS, 2016). Deze schandalen kunnen schadelijk zijn voor het imago van de politicus en zijn partij. Om de schade van politieke schandalen te beperken wordt er tijdens een politieke crisis aandacht besteed aan crisiscommunicatie. Er zijn verschillende zaken waar rekening mee moet worden gehouden tijdens een crisis. Zo ontstaat er bij een crisis direct behoefte aan informatie bij de burger. Communicatie is dan ook essentieel ten tijde van een schandaal, zodat er aan deze behoefte voldaan kan worden (Coombs & Holladay, 2010).

Media, en vooral nieuwe media, spelen een grote rol bij het vervullen van deze behoefte. Een van de belangrijkste karakteristieken van de nieuwe media is namelijk dat de ze zeer interactief zijn (Brown, Kalyanaraman, & Sundar, 2003). Deze interactiviteit biedt politici de mogelijkheid om sneller en gemakkelijker te reageren op vragen en opmerkingen van volgers tijdens een crisis.

Eerder onderzoek laat zien dat wanneer bedrijven het gesprek aangingen met volgers na een crisis, dit zorgde voor een positievere toon in de reacties van de volgers over de crisis (Ki & Nekmat, 2014). Zij adviseren bedrijven dan ook meer gebruik te gaan maken van social media. Politici maken steeds vaker gebruik van de nieuwe media en de bijkomende voordelen. Dit doen ze o.a. om direct contact te zoeken met hun kiezers, zonder bemoeienis van bijvoorbeeld journalisten (Brown et al., 2003). Via media als Facebook en Twitter kunnen politici gemakkelijk contact krijgen met burgers, dit gebruiken ze bijvoorbeeld om hun standpunten te verkondigen of om persoonlijke verhalen te vertellen. Interactiviteit is daarmee een belangrijk kenmerk van de communicatie. Net als bij face-to-face communicatie kan communicatie via de computer voor een hoge mate van interactiviteit zorgen. Deze interactiviteit kan leiden tot o.a. betrokkenheid van burgers (Rafaeli & Sudweeks, 1997).

(4)

4 Interactiviteit via social media kan voor politici zeer belangrijk zijn. Zo blijkt uit Painter (2015) dat Facebook een belangrijk medium is om burger-campagne relaties op te bouwen en om burgers te laten vertrouwen in het politieke systeem. Interactiviteit is dus een belangrijk en voordelig kenmerk van social media en juist ten tijde van een schandaal kan deze interactiviteit goed van pas komen.

Crisiscommunicatie is een onderwerp dat al vaak onderzocht is (Benoit, 1997;

Coombs, 2007; Seeger, 2006). Ook interactiviteit en dan specifiek op een politiek vlak is al vaker onderzocht (Song & Bucy, 2008). Er is daarentegen nog amper gekeken hoe interactiviteit op social media een politiek schandaal en de gevolgen die dit kan hebben kan beïnvloeden. Door de interactiviteit die social media biedt is het makkelijk om te reageren op berichten van bijvoorbeeld volgers. Deze interactiviteit kan essentieel zijn tijdens een crisis aangezien er tijdens een crisis behoefte ontstaat aan informatie (Coombs & Holladay, 2010).

Interactiviteit biedt de mogelijkheid om deze behoefte te bevredigen. Er zijn allerlei mogelijke negatieve gevolgen verbonden aan een schandaal, interactiviteit zou een oplossing kunnen zijn om de impact van deze gevolgen te verminderen. Een politiek schandaal zou bijvoorbeeld de stemintentie van een participant kunnen beïnvloeden. Stemintentie zelf is al meerdere malen onderzocht (Hillygus, 2006; Garramone, 1985; Borg, Finkel & Guterbock, 1991), maar er is nauwelijks gekeken naar stemintentie ten tijde van een schandaal en naar de manier waarop interactiviteit dit kan beïnvloeden. Ook is het interessant om te kijken naar het effect van interactiviteit op de attitude ten aanzien van het schandaal. Iedere participant zal een mening vormen en wellicht kan deze mening beïnvloed worden door de interactiviteit van de politicus. Attitude is in de communicatiewetenschap een belangrijk onderwerp, alleen gaat het hier vaak over merkattitude (Neijens, van Reijmersdal & Smit, 2009; Aaker &

Jacobson, 2001). De attitude ten aanzien van een schandaal is nog onderbelicht in de

(5)

5 literatuur en ook de manier waarop interactiviteit deze attitude kan beïnvloeden is nog weinig onderzocht.

Dit onderzoek probeert deze gaten in de wetenschap te dichten door te kijken naar het effect van interactiviteit door een politicus op Facebook na een schandaal, op stemintentie en de attitude ten aanzien van het schandaal. Er zal in dit onderzoek specifiek gekeken worden naar Facebook, aangezien Facebook nog vrij weinig onderzocht is en de doelgroep van dit onderzoek voornamelijk op Facebook actief is. De onderzoeksvraag luidt dan ook als volgt:

RQ: Wat is het effect van interactie op Facebook door een politicus na een schandaal, op stemintentie en attitude ten aanzien van het schandaal?

Naast het feit dat dit onderzoek deze gaten in de literatuur probeert te dichten is dit onderzoek vooral relevant voor politici en politieke partijen. Mochten zij ooit in een schandaal verwikkeld zijn, dan hoopt dit onderzoek een inkijk te geven in de manier waarop de desbetreffende politicus en zijn partij Facebook en de interactiviteit die het medium biedt kunnen gebruiken om de negatieve gevolgen van een schandaal, zoals een negatief effect op stemintentie en een negatief effect op de attitude ten aanzien van het schandaal, te beperken.

Hierdoor zal het voor politici en hun politieke partijen wellicht gemakkelijker worden om met minder schade uit een schandaal te komen.

Om deze relatie te onderzoeken wordt er gebruik gemaakt van een kwantitatieve onderzoeksmethode, namelijk een experiment. De respondenten krijgen een post na een schandaal te zien waarbij er of wel of geen sprake is van interactiviteit. In de volgende paragraaf zullen de verschillende variabelen die naar voren komen in dit onderzoek geoperationaliseerd worden. De verwachte effecten worden besproken en hierna worden er twee hypotheses gevormd.

(6)

6 Theoretisch kader

Zoals hiervoor genoemd zijn politieke schandalen aan de orde van de dag. Het is belangrijk voor de politicus om de schade van een dergelijk schandaal te beperken, crisiscommunicatie kan hierbij helpen. Er zijn verschillende tactieken die men kan gebruiken wanneer er op een crisis gereageerd wordt: ontkenning, verschuiven van de schuld, compensatie, excuses aanbieden, etc. (Benoit, 1997). In dit onderzoek wordt gekeken hoe interactiviteit gebruikt kan worden als vorm van crisiscommunicatie. Interactiviteit is in de politieke communicatie al vaak onderzocht (Ferber, Foltz, & Pugliese, 2007; Lilleker &

Malagón, 2010), maar nog amper in relatie tot crisiscommunicatie en de gevolgen die een schandaal met zich mee kan brengen. Ook schandalen in de politiek zijn al vaker onderzocht.

Zo benadrukken Ekström en Johansson (2008) dat media een zeer grote rol spelen in het naar voren brengen van schandalen. Media brengen schandalen niet alleen naar voren, ze voeden deze ook en houden ze op deze manier in stand en onder de aandacht. Maier (2011) concludeerde dat een politiek schandaal niet alleen zorgt voor afname van vertrouwen in de politicus zelf, maar ook voor een afname van vertrouwen in de politiek in het algemeen.

Politieke schandalen kunnen dus grote gevolgen hebben. Ook Bowler en Karp (2004) geven aan dat schandalen bij de overheid kunnen leiden tot een verminderd vertrouwen in de politiek en in politieke instanties. Gebrek aan vertrouwen in de politiek is niet het enige negatieve gevolg dat na een schandaal kan ontstaan. Andere mogelijke gevolgen van een politiek schandaal zijn een effect op stemintentie en een effect op de attitude ten aanzien van het schandaal. Dit zijn dan ook de gevolgen die in dit onderzoek meegenomen worden.

(7)

7 Nu zijn er zoals hiervoor genoemd verschillende tactieken die gebruikt kunnen worden om de mogelijke effecten van een schandaal te beperken. In deze studie zal gekeken worden naar hoe, na een politiek schandaal, interactiviteit op Facebook de mogelijk schadelijke effecten van dat schandaal kan beïnvloeden. Tijdens een crisis ontstaat er behoefte aan informatie bij de burger (Coombs & Holladay, 2010), goede communicatie is dan ook essentieel. De interactiviteit die nieuwe media brengen (Brown et al., 2003), kan politici helpen om sneller aan de behoefte van communicatie en informatie te voldoen en zo kunnen de mogelijke gevolgen van een schandaal beperkt worden. Zo kwamen Ki en Nekmat (2014) tot de conclusie dat, wanneer bedrijven het gesprek aangingen met hun volgers na een crisis, dit zorgde voor positievere reacties over de crisis dan wanneer bedrijven niet het gesprek aangingen. Uit eerder onderzoek blijkt dat interactiviteit zeer belangrijk is en zelfs zou kunnen helpen om de effecten van schandalen te beperken. Dit onderzoek is derhalve geïnteresseerd in de mogelijke effecten van interactiviteit.

Interactiviteit

Interactiviteit speelt dus een belangrijke rol in de online politieke communicatie. Er is al veel onderzoek gedaan naar interactiviteit, maar wetenschappers hebben nog steeds moeite om een eenduidige definitie te vinden (Song & Bucy, 2008). Er worden in het artikel van Song en Bucy (2008) drie verschillende soorten interactiviteit gegeven. De functional view, de contigency view en de perceptual view. Bij de functional view wordt interactiviteit beschreven aan de hand van de eigenschappen die nieuwe media met zich meebrengen. De contingency view kijkt naar het bericht en de manier waarop verschillende berichten zich tot elkaar verhouden. De perceptual view richt zich daarentegen meer op de persoonlijke eigenschappen van de ontvanger. Ook Brown et al. (2003) maken een verschil tussen de functional view en de contingency view, zij laten alleen de perceptual view buiten beschouwing. Bij de definitie van functional view die zij hanteren hangt de interactiviteit van

(8)

8 een medium af van de capaciteit van de interface om de dialoog aan te gaan met bezoekers van de site (interface) of de capaciteit om informatie uit te wisselen met bezoekers van de site. De interactiviteit van een medium hangt volgens de functional view dus af van de technologische aspecten die een medium biedt. Brown et al. (2003) neigen zelf meer naar de contingency view. Hierbij wordt interactiviteit gedefinieerd als een proces waarbij gebruikers, media en berichten betrokken zijn en er wordt nadruk gelegd op hoe deze berichten met elkaar samenhangen. Volgens de contingency view moeten de communicatierollen verwisselbaar zijn, anders is er geen sprake van volledige interactiviteit. McMillan (2002) maakt weer onderscheid tussen drie hele andere soorten interactie, namelijk user-to-user interactivity, user-to-documents interactivity en user-to-system interactivity. Hierbij is user- to-user interactivity de interactiviteit tussen personen door middel van nieuwe media, al bestond deze manier van interactiviteit al ver voordat de nieuwe media tot stand kwamen. De nieuwe media zijn alleen nog een andere manier waarop deze interactiviteit tot stand kan komen. User-to-documents interactivity is hierbij de interactiviteit van een persoon naar een document of de maker van een document. Dit kan gezien worden als de manier waarop het publiek een bepaalde boodschap interpreteert. User-to-system interactivity is de interactiviteit tussen een persoon en bijvoorbeeld een computer of een ander mediasysteem. Er zijn dus vele verschillende definities van interactiviteit te geven. Voor dit onderzoek zal gekeken worden naar hetgeen wat McMillan (2002) beschrijft als user-to-user interactivity. Er is dus sprake van interactiviteit tussen de politicus en haar volgers op Facebook na een politiek schandaal.

Er is bij Facebook automatisch sprake van interactiviteit omdat Facebook van zichzelf al interactief is. Vandaar dat er in dit onderzoek gekeken wordt naar low interactivity versus high interactivity en niet naar no interactivity versus interactivity. In dit onderzoek is interactiviteit de onafhankelijke variabele en deze zal dus gemanipuleerd worden. In de methodesectie van deze studie zal uitgelegd worden hoe deze manipulatie eruit zal zien.

(9)

9 Stemintentie en interactiviteit

Een van de gevolgen die een schandaal mogelijk met zich mee kan brengen is een effect op stemintentie. Er is een verschil tussen stemintentie en stemgedrag. Het kan namelijk iemands intentie zijn om op een bepaalde partij te stemmen, maar door een bepaalde gebeurtenis kan het gedrag wat hierop volgt veranderen (Chen et al., 2016). Stemintentie wordt gedefinieerd aan de hand van gedragsintentie. Gedragsintentie hangt af van de sterkte van de associatie tussen de verschillende mogelijkheden van gedrag in gedachten en de al gemaakte keuze tussen deze mogelijkheden. Hoe sterker de associatie tussen deze twee variabelen, hoe groter de kans dat iemand daadwerkelijk voor de in gedachten gekozen mogelijkheid kiest, wanneer de verschillende mogelijkheden zich voordoen (Fazio, 1990).

Deze definitie van gedragsintentie wordt door andere onderzoekers toegepast om stemintentie te definiëren. Stemintentie hangt dan ook af van de sterkte van de associatie tussen de verschillende mogelijkheden om te stemmen (bv. verschillende partijen of Kamerleden) en de al gemaakte keuze tussen deze mogelijkheden. Hoe groter de associaties tussen deze twee variabelen, hoe groter de kans dat daadwerkelijk die keuze gemaakt wordt tijdens het stemmen (Bassili, 1995). Stemintentie wordt bij deze studie gedefinieerd als de intentie om te gaan stemmen op Vera Bergkamp of op de D66 bij de komende verkiezingen (deze politicus en haar partij worden in dit onderzoek als voorbeeld gebruikt). Ook zal er gekeken worden naar de algemene stemintentie: of mensen überhaupt willen gaan stemmen bij de volgende verkiezingen. Er is al vaak gekeken naar de relatie tussen de nieuwe media (internet en social media) en het verkrijgen van stemmen tijdens een verkiezing. Gibson en McAllister (2006) hebben geconcludeerd dat een internetcampagne essentieel is voor het winnen van stemmen.

Nu is het internet zelf al interactief, maar social media zijn dit helemaal. Via social media krijgt de politicus de kans om direct te reageren op zijn volgers en zo in gesprek te gaan. Dit is dan ook een belangrijk gebied van onderzoek. Zo heeft Kruikemeier (2014) geconcludeerd

(10)

10 dat politici die Twitter (een interactief medium) gebruiken, een grotere steun krijgen tijdens de verkiezingen. Een kandidaat die Twitter gebruikt krijgt dus meer voorkeursstemmen dan een kandidaat die dat niet doet. Een van de bekendste voorbeelden uit de recente politieke geschiedenis is de campagne van president Obama in 2008, hij was de eerste politicus die de mogelijkheden van social media volledig benutte (Bichard, Johnson, Seltzer & Zhang, 2010).

Dit heeft hem volgens verschillende onderzoekers dan ook het presidentschap bezorgd. Uit deze onderzoeken blijkt dus dat het gebruik van internet en specifiek social media een positief effect heeft op stemintentie. Dit heeft onder andere te maken met de interactiviteit die social media biedt. Nu kijkt dit onderzoek specifiek naar stemintentie ten tijde van een schandaal. Aangezien interactiviteit normaal gesproken een positief effect heeft op stemintentie gaat deze studie ervan uit dat dit ook zo is ten tijde van een schandaal. Aan de hand van de bestaande literatuur is men tot de volgende hypothese gekomen:

H1: Hoge interactiviteit op Facebook door een politicus na een politiek schandaal heeft in tegenstelling tot lage interactiviteit een positief effect op stemintentie.

Attitude ten aanzien van het schandaal en interactiviteit

Men heeft altijd een bepaalde mening over een gebeurtenis, persoon of bedrijf. Zo zal een participant ook een mening hebben over het schandaal nadat zij hiervan op de hoogte wordt gebracht. Attitude ten aanzien van het schandaal wordt in dit onderzoek dan ook meegenomen als afhankelijke variabele. Men is namelijk geïnteresseerd in de manier waarop interactiviteit deze attitude kan beïnvloeden. Attitude wordt vaker meegenomen in onderzoek (Mitchell & Olson, 2000; Park & Young, 1986). Meestal wordt er gekeken naar de attitude t.o.v. een merk (Jacobson & Lane, 1995). Ook kan er naar de attitude ten aanzien van een politicus of ten aanzien van de politiek gekeken worden. Politieke attitude is dan ook al vaker onderzocht (Bishop, Oldendick, & Tuchfarber, 1978; Smith, 1949). Zo keken Bishop et al.

(11)

11 (1978) al in de jaren zeventig naar de effecten van massa communicatie op politieke attitude.

Nu is er naar de attitude ten aanzien van een schandaal eigenlijk nog geen onderzoek gedaan en zeker niet naar de manier waarop de nieuwe media, en de interactiviteit die deze brengen, deze attitude zouden kunnen beïnvloeden. Bhatti, Hansen en Olsen (2013) hebben gekeken naar de evaluatie van een politicus na een politiek schandaal. Hierbij vonden zij dat het erg verschilt per schandaal hoe een politicus geëvalueerd wordt. Schandalen waarbij iets illegaals had plaatsgevonden zorgden voor een verassend milde evaluatie van de respondenten.

Volgens de onderzoekers kan dit komen omdat respondenten ervan uit gaan dat politici gestraft worden voor illegale daden door het juridisch systeem en hierdoor voelden de respondenten niet meer de behoefte om dit zelf nog te doen. Brown et al. (2003) hebben gekeken naar hoe verschillende mate van interactiviteit de perceptie van de politicus kan beïnvloeden. Zij namen drie verschillende levels van interactiviteit mee: low interactivity, moderate interactivity, high interactivity. Uit de resultaten kwam zoals voorspeld dat moderate interactivity meer effect had op de aantrekkingskracht en overeenstemming met het gedachtegoed van de kandidaat dan dat low interactivity had, maar verassend genoeg had moderate interactivity ook meer effect dan high interactivity. Ook al werd high interactivity als vervelend gezien, meer interactiviteit zorgde wel voor een betere beoordeling van de kandidaat en van zijn standpunten. In deze studie wil men specifiek de attitude ten aanzien van het schandaal onderzoeken. Iets wat deze attitude mogelijk kan beïnvloeden is interactiviteit. Interactiviteit en attitude ten aanzien van het schandaal zijn nog niet eerder in combinatie met elkaar onderzocht. Wel is er al vaker gekeken naar het effect van interactiviteit op een website op de attitude ten aanzien van die website (Liu, Oh, Teo & Wei, 2003; Wu, 2005; Benbasat & Jiang, 2003). Uit deze onderzoeken blijkt dat interactiviteit zorgt voor een positievere attitude ten aanzien van de website. Interactiviteit heeft dus ook hier een positieve invloed op de afhankelijke variabele. Ook uit het onderzoek van Brown et

(12)

12 al. (2003) blijkt dat een verhoogde interactiviteit (mits niet te hoog) zorgt voor een positievere evaluatie van een kandidaat en zijn standpunten. Het positieve effect van interactiviteit is dus al vaker beschreven door andere onderzoekers. Aan de hand van deze literatuur wordt de volgende hypothese opgesteld:

H2: Hoge interactiviteit op Facebook door een politicus na een politiek schandaal heeft in tegenstelling tot lage interactiviteit een positief effect op de attitude ten aanzien van het schandaal.

In dit onderzoek wordt er specifiek gekeken naar het medium Facebook. Twitter is in combinatie met interactiviteit al regelmatig onderzocht (Lee & Shin, 2012; Smith, 2010). Het onderzoek naar Facebook blijft daarentegen achter. De doelgroep in dit onderzoek zijn stemgerechtigde Nederlanders boven de 18 jaar. 81% van de Nederlanders maakte in 2014 gebruik van social media (CBS, 2015). Facebook is veruit het populairste social medium, zo hadden in 2014 maar liefst 9,4 miljoen Nederlanders een account op Facebook, tegenover 2,8 miljoen Nederlanders op Twitter (Marketingfacts, 2015). Voor Facebook was dit een stijging van maar liefst 13% in vergelijking met 2013. Het aantal Twittergebruikers bleef achter en steeg maar met 6% ten opzichte van 2013. Vanwege de populariteit van Facebook en het feit dat er naar Twitter al vaker onderzoek is gedaan, heeft men in dit onderzoek ervoor gekozen om te kijken naar Facebook en niet naar Twitter.

(13)

13 Methode

Onderzoeksdesign

Er zal in dit onderzoek gekeken worden naar het effect van interactiviteit door een politicus op Facebook na een schandaal op stemintentie en op de attitude ten aanzien van het schandaal. De beste methode om dit te onderzoeken is een experiment, omdat een experiment de causale relatie tussen variabelen kan blootleggen. Dit houdt in dat een experiment duidelijk kan laten zien of interactiviteit daadwerkelijk een effect heeft op stemintentie en/of op de attitude ten aanzien van het schandaal. Een andere belangrijke reden voor het gebruik van een experiment is dat de condities gemanipuleerd kunnen worden. Doordat er twee condities gemanipuleerd worden kunnen de respondenten in de twee verschillende condities verdeeld worden (conditie 1: low interactivity; conditie 2: high interactivity) en zo met elkaar vergeleken worden. Aangezien de participanten door Qualtrics aselect worden toegewezen aan de condities, betreft het een zuiver experiment. Er wordt gebruik gemaakt van een one factorial between groups design. De factor interactiviteit heeft twee verschillende levels: low interacitivity en high interactivity.

Sample

Er is bij deze studie sprake van een convience sample aangezien het onderzoek wordt verspreid onder vrienden en kennissen. 286 respondenten hebben de survey ingevuld, dit onderzoek is onderdeel van een groter onderzoek waarin meer condities zijn gebruikt dan meegenomen in deze studie. Hierdoor zijn niet alle respondenten die de vragenlijst hebben

(14)

14 ingevuld gebruikt voor de analyses. Uiteindelijk zijn 132 respondenten meegenomen in de analyses (Mleeftijd = 31, SDleeftijd = 14, 68% vrouw). Alle participanten die zijn meegenomen in de analyses zijn minimaal 18 jaar en stemgerechtigd in Nederland. Zoals beschreven in de paragraaf Procedure, wordt dit bij aanvang van de vragenlijst direct gemeten door te vragen naar leeftijd en of de participant stemgerechtigd is. De participanten worden random verdeeld over de twee condities, dit resulteerde in 66 respondenten per conditie.

Procedure

Voordat het onderzoek plaats vindt zal er een pre-test gedaan worden om te kijken of de manipulatie gedetecteerd wordt door respondenten, de resultaten van de pre-test zullen verderop in de methode sectie worden beschreven. In de oproep die wordt gedaan op Facebook om respondenten voor het onderzoek te werven zal worden verwerkt dat het onderzoek is bedoeld voor stemgerechtigde Nederlanders boven de achttien jaar. Om te controleren of de participanten aan de voorwaarden voldoen, wordt hen aan het begin van de vragenlijst gevraagd naar enkele demografische gegevens, waaronder leeftijd. Het is voor mensen jonger dan 18 niet mogelijk om de vragenlijst verder in te vullen. Voor hun deelname is toestemming van ouders nodig en dit is bij onlineonderzoek lastig te controleren. Verder zal gevraagd worden of de participant in Nederland woonachtig is, of hij/zij stemgerechtigd is en op welke partij de respondent heeft gestemd bij de vorige landelijke verkiezingen. Op deze wijze raken participanten bekend met maken de manier waarop Qualtrics werkt. Alle niet stemgerechtigde Nederlanders zullen uit de resultaten gefilterd worden.

Vervolgens krijgen de participanten een fictief nieuwsbericht te zien, waarin verslag wordt gedaan van een politiek schandaal (bijlage 1). Na het lezen van deze tekst worden de participanten random ingedeeld in vier groepen (In dit onderzoek worden twee van deze groepen meegenomen, dit onderzoek is namelijk onderdeel van een groter onderzoek). Iedere

(15)

15 groep krijgt een andere afbeelding te zien van een Facebookpost. Dit onderzoek zal zich richten op twee van de vier posts. De post zal bestaan uit een bericht van Vera Bergkamp (D66) en wel of geen reacties op deze post (zie paragraaf stimulusmateriaal) (bijlage 2a en bijlage 2b). Vervolgens vullen allen eenzelfde vragenlijst (bijlage 3) in, welke gebaseerd is op bestaande lijsten (zie paragraaf meetintstrumenten). Deze vragen gaan over attitude (ten aanzien van de politiek, de politicus, het schandaal), stemintentie, politieke betrokkenheid en credibility. Hierna zullen de manipulatiechecks worden uitgevoerd.

Experimentele stimuli

Voorafgaand aan de stimulus krijgen de respondenten een printscreen te zien van een fictief nieuwsbericht dat door de onderzoekers is gemanipuleerd (zie bijlage 1). In deze tekst wordt een schandaal beschreven met de strekking dat Vera Bergkamp van D66 een skivakantie heeft gedeclareerd als werkzaamheden voor de overheid. Hierna zullen de participanten een printscreen van een Facebookbericht te zien krijgen. Er zijn vier verschillende Facebookberichten en de participanten worden aan de hand van Qualtrics random verdeeld over deze vier posts. In dit onderzoek zal alleen naar twee van deze posts gekeken worden. Post 1: Een Facebookbericht waarin Vera Bergkamp haar excuses aanbiedt, er zijn geen reacties te zien onder het bericht (low interactivity) (bijlage 2a). Post 2: Een Facebookbericht waarin Vera Bergkamp haar excuses aanbiedt, er zijn reacties te zien onder het Facebookbericht en Vera Bergkamp reageert ook op deze reacties (high interactivity) (bijlage 2b).

Pre-Test

Om te kijken of de posts interactief genoeg waren is er eerst een pre-test uitgevoerd.

Tijdens deze test kregen de respondenten beide posts te zien en hierna moesten ze op een zevenpuntsschaal aangeven in hoeverre ze de post interactief vonden. De analyses van het

(16)

16 gemiddelden laten bij alle respondenten (N = 22) zien dat de post met de reacties eronder als interactiever wordt beschouwd dan de post zonder reacties eronder. Conditie 1 (low interactivity) (M = 2.77, SD = 1.63) wordt dus als significant minder interactief gezien dan conditie 2 (high interactivity) (M = 5.18, SD = 1.37).

Manipulatiecheck

Om te controleren of de respondenten conditie 1 daadwerkelijk als low interactivity zagen en conditie 2 daadwerkelijk als high interactivity is er nog een manipulatiecheck uitgevoerd aan het eind van het onderzoek. Uit deze manipulatiecheck blijkt dat conditie 1 (low interactivity) (M = 3.73, SD = 1.38) als minder interactief gezien wordt dan conditie 2 (high interactivity) (M = 4.90, SD = 1.53). De manipulatie is dus geslaagd.

Meetinstrumenten (afhankelijke en onafhankelijke)

Interactiviteit (OV) is in het onderzoek gemanipuleerd in de reacties op het Facebookbericht die de participanten te zien krijgen. Volgens Lee en Shin (2012) zijn communicatiestijlen te verdelen op basis van richting. Bij one way communicatie gaat de boodschap enkel van zender naar ontvanger; bij two way communicatie is de ontvanger ook zender. Op basis van deze theorie is de manipulatie van de variabele interactie samengesteld.

Bij Post 1 zal de politicus in haar tekst excuses aanbieden, maar er zullen geen reacties te zien zijn onder het bericht (low interactivity). Bij Post 2 zal de politicus in haar tekst ook excuses aanbieden, en de politicus zal hierbij reageren op de reacties die geplaatst zijn onder de post. Zowel de reacties van de volgers als de reacties van de politicus zullen bij deze post getoond worden (high-interactivity).

Stemintentie (AV) zal net als in het artikel van Ko, Pinkleton en Yoon (2007) gemeten worden aan de hand van de volgende vraag: Hoe groot is de kans dat u op Vera Bergkamp zal stemmen bij de volgende landelijke verkiezingen? De participanten kunnen

(17)

17 antwoord geven aan de hand van een zevenpuntsschaal. (1=zeer klein / 7=zeer groot). Om ervoor te zorgen dat alle aspecten van stemintentie worden meegenomen in het onderzoek worden ook nog de volgende twee vragen gesteld: Hoe groot acht u de kans dat u zal stemmen bij de volgende verkiezingen? / Hoe groot acht u de kans dat u op D66 zal stemmen bij de volgende

verkiezingen? Op deze vragen kunnen de participanten ook antwoord geven op een zevenpuntsschaal (1=zeer klein / 7=zeer groot).

Aangezien er geen al gevalideerde schalen bestaan over de attitude ten aanzien van het schandaal (AV) zal de onderzoeker aan de hand van andere wetenschappelijke artikelen en met behulp van andere onderzoekers zelf een schaal bedenken. Deze items zullen meegenomen worden in de schaal: Wat is uw algemene evaluatie van het schandaal zoals hiervoor gelezen? (niet ernstig – zeer ernstig) / Wat vindt u van de manier waarop Vera Bergkamp gehandeld heeft? (slecht – goed) / Begrijpt u waarom Vera Bergkamp op deze manier gedeclareerd heeft? (Helemaal niet – helemaal wel). De onderzoeker beoogt met deze vragen de attitude ten aanzien van het schandaal te meten.

Betrouwbaarheid

In dit onderzoek zijn twee verschillende schalen gebruikt en deze zijn beide getest op betrouwbaarheid voordat de analyses werden gedaan. De gemiddelde score van de drie vragen over stemintentie zou gebruikt moeten worden om stemintentie te meten (Eigenvalue

= 1,49; explained variance = 49,70%, α = .431, M = 10.37, SD = 3.28), maar de schaal was niet betrouwbaar genoeg om meegenomen te worden in de analyses.

De gemiddelde score van de drie vragen over attitude ten aanzien van het schandaal zou gebruikt moeten worden om attitude ten aanzien van het schandaal te meten (Eigenvalue

(18)

18

= 1.40; explained variance = 46.56%; α = .41, M = 8.38, SD = 3.27), maar de schaal was niet betrouwbaar genoeg om meegenomen te worden in de analyses.

Beoogde data-analyse

Ten eerste zal de randomisatie van het onderzoek gemeten worden aan de hand van een chi-kwadraat toets. De variabele leeftijd, geslacht en sekse zullen getest worden om te kijken of deze eerlijk zijn verdeeld over de twee condities. Om de hypotheses te toetsen en de beoogde effecten te meten zal voor elk van de hypotheses een t-toets op twee gemiddelden uitgevoerd worden. Hierbij zal het verschil worden gemeten tussen de gemiddelden van conditie 1 en de gemiddelden van conditie 2.

Resultaten

Randomisatie

Om te kijken of de verschillende afhankelijke variabelen gelijk zijn verdeeld over de twee condities zijn eerst enkele toetsen uitgevoerd. De resultaten laten zien dat de condities niet verschillen met betrekking tot leeftijd (X2 (38) = 35.40, p = .590), opleiding (X2 (6) = 3.86, p = .696) en sekse (X2 (1) = 1.711, p = .191). De afhankelijke variabelen (leeftijd, opleiding en sekse) zijn dus gelijk verdeeld over de twee condities.

Stemintentie

Om stemintentie te testen is er een schaal opgesteld die uit drie verschillende vragen bestaat. Tijdens de analyse bleek alleen dat deze schaal niet betrouwbaar genoeg was (α = .431). De betrouwbaarheid van de schaal was niet meer te verbeteren, vandaar dat ervoor gekozen is om iedere afhankelijke vraag los te toetsen. Door middel van een t-test op het verschil tussen twee gemiddelden zijn de drie vragen getoetst.

(19)

19 Zoals te zien in tabel 1 acht men de kans dat ze bij de volgende verkiezingen zullen gaan stemmen in conditie 1 (low interactivity) vrij groot (M = 5.92, SD = 1.81), ook de mensen in conditie 2 (high interactivity) achten de kans vrij groot dat ze bij de volgende verkiezingen zullen gaan stemmen (M = 5.83, SD = 1.66). Er is dan ook geen bewijs gevonden voor een verschil tussen high interactivity en low interactivity, t (130) = .30, p = .764. Dit betekent dat er geen bewijs is gevonden voor een effect van interactiviteit van een politicus na een schandaal op hoe groot men de kans acht dat zij bij de volgende verkiezingen zullen gaan stemmen.

Ook is in tabel 1 te zien dat de respondenten in conditie 1 (low interactivity) de kans vrij laag achten dat ze bij de volgende verkiezingen op D66 zullen gaan stemmen (M = 3.17, SD = 1.95), ook de respondenten in conditie 2 (high interactivity) achten de kans vrij laag dat zij bij de volgende verkiezingen op D66 zullen gaan stemmen (M = 2.73, SD = 1.84). Er is dan ook geen bewijs gevonden voor een verschil tussen high interactivity en low interactivity, t (130) = 1.33, p = .185. Dit betekent dat er geen bewijs is gevonden voor een effect van interactiviteit van een politicus na een schandaal op hoe groot men de kans acht dat zij bij de volgende verkiezingen op D66 zullen gaan stemmen.

Verder is in tabel 1 te zien dat de respondenten in conditie 1 (low interaction) de kans vrij laag achten dat zij bij de volgende verkiezingen op Vera Bergkamp zullen gaan stemmen (M = 1.48, SD = .95), ook de respondenten in conditie 2 (high interaction) achten de kans vrij laag dat zij bij de volgende verkiezingen op Vera Bergkamp zullen gaan stemmen (M = 1.61, SD = 1.12). Er is dan ook geen bewijs gevonden voor een verschil tussen high interactivity en low interactivity, t (130) = .67, p = .504. Dit betekent dat er geen bewijs is gevonden voor een effect van interactiviteit van een politicus na een schandaal op hoe groot men de kans acht dat zij bij de volgende verkiezingen op Vera Bergkamp zullen gaan stemmen.

(20)

20 Er is dus geen bewijs gevonden voor H1: Hoge interactiviteit op Facebook door een politicus na een politiek schandaal heeft in tegenstelling tot lage interactiviteit een positief effect op stemintentie.

Tabel 1: Frequenties van stemintentie

Attitude ten aanzien van het schandaal

Ook de vragen die zijn gebruikt om de attitude ten aanzien van het schandaal te meten vormen samen geen betrouwbare schaal (α = .41). De betrouwbaarheid van de schaal valt niet te verbeteren, vandaar dat ervoor gekozen is om ook hier iedere vraag apart te meten. Door middel van een t-test op het verschil tussen twee gemiddelden zijn de drie vragen getoetst.

Zoals te zien in tabel 2 is de algemene evaluatie van het schandaal bij de respondenten uit conditie 1 (low interactivity) vrij ernstig (M = 5.38, SD = 1.33), ook bij de respondenten in

(21)

21 conditie 2 (high interactivity) is de algemene evaluatie van het schandaal vrij ernstig (M = 5.48, SD = 1.03). Er is dan ook geen bewijs gevonden voor een verschil tussen high interactivity en low interactivity, t (130) = -.51, p = .609. Dit betekent dat er geen bewijs is gevonden voor een effect van interactiviteit van een politicus na een schandaal op de algemene evaluatie van dat schandaal.

In tabel 2 is ook te zien dat de respondenten uit conditie 1 (low interactivity) de manier waarop Vera Bergkamp gehandeld heeft enigszins slecht vinden (M = 3.21, SD = 1.78), ook de respondenten uit conditie 2 (high interactivity) vinden de manier waarop Vera Bergkamp gehandeld heeft enigszins slecht (M = 3.38, SD = 1.91). Er is dan ook geen bewijs gevonden voor een verschil tussen high interactivity en low interactivity, t (130) = -.52, p = .605. Dit betekent dat er geen bewijs is gevonden voor een effect van interactiviteit van een politicus na een schandaal op wat respondenten vinden van de manier waarop Vera Bergkamp gehandeld heeft.

Verder is in tabel 2 te zien dat de respondenten in conditie 1 (low interactivity) eigenlijk niet begrijpen waarom Vera Bergkamp op deze manier gedeclareerd heeft (M = 2.47, SD = 1.66), ook de respondenten in conditie 2 (high interactivity) begrijpen eigenlijk niet waarom Vera Bergkamp op deze manier gedeclareerd heeft (M = 2.56, SD = 1.80). Er is dan ook geen bewijs gevonden voor een verschil tussen high interactivity en low interactivity, t (130) = -.30, p = .763. Dit betekent dat er geen bewijs is gevonden voor een effect van interactiviteit van een politicus na een schandaal op het begrip van de respondenten over de manier waarop Vera Bergkamp gedeclareerd heeft.

Er is dus geen bewijs gevonden voor H2: Hoge interactiviteit op Facebook door een politicus na een politiek schandaal heeft in tegenstelling tot lage interactiviteit een positief effect op de attitude ten aanzien van het schandaal.

(22)

22 Tabel 2: Frequenties van Attitude ten aanzien van het schandaal

Discussie

Deze studie heeft verschillende dingen beoogd te onderzoeken. Ten eerste is er gekeken of interactiviteit van een politicus na een politiek schandaal invloed heeft op de stemintentie van de respondent. Verder is er gekeken of interactiviteit van een politicus na een politiek schandaal invloed heeft op de attitude ten aanzien van het schandaal. Er is geen bewijs gevonden voor een effect van interactiviteit op stemintentie en op de attitude ten aanzien van het schandaal.

Het gebrek aan bewijs van een effect van interactiviteit op stemintentie komt niet overeen met het onderzoek van Kruikemeier (2014), daar is namelijk gevonden dat een politicus die Twitter gebruikt meer steun krijgt bij de verkiezingen dan een politicus die dat niet doet. Er werd dan ook verwacht dat er een soortgelijk effect gevonden kon worden bij het gebruik van Facebook na een politiek schandaal. Kruikemeier (2014) wijst daarentegen wel op het feit dat het gevonden effect van het gebruik van Twitter op stemgedrag klein is.

Het kan dus zijn dat het gebruik van Facebook normaal gesproken wel een positief effect zou hebben op stemintentie, maar dat ten tijde van een schandaal dit effect weg valt. In een

(23)

23 volgend onderzoek zou het interessant kunnen zijn om stemintentie tijdens een crisis en stemintentie in een normale periode te vergelijken. Zo kan duidelijker worden wat de effecten van een schandaal kunnen zijn. Verder werd door Kruikemeier, van Noort, Vliegenthart en de Vreese (2014) gevonden dat alleen sommige vormen van onlinecommunicatie een positief effect hadden op stemintentie. Uit hun onderzoek bleek namelijk dat mensen die politieke reacties plaatsten minder geneigd waren om te gaan stemmen. Wellicht dat het lezen van politieke reacties, hetgeen de respondenten in dit onderzoek hebben gedaan, er ook voor kan zorgen dat men minder geneigd is om te gaan stemmen. Het is andere onderzoekers dan ook aan te raden om in een volgend onderzoek andere vormen van interactie mee te nemen, zoals bijvoorbeeld real-time in gesprek gaan met een politicus tijdens het invullen van een vragenlijst.

Stemintentie is in dit onderzoek aan de hand van drie verschillende vragen gemeten:

Hoe groot acht u de kans dat u zult stemmen bij de volgende landelijke verkiezingen? / Hoe groot acht u de kans dat u op D66 zult stemmen bij de volgende landelijke verkiezingen? / Hoe groot acht u de kans dat u op Vera Bergkamp zult stemmen bij de volgende landelijke verkiezingen? Samen zouden deze drie vragen stemintentie moeten meten, na analyses bleek alleen dat de schaal niet betrouwbaar genoeg was. Dit was een verassende uitkomst aangezien stemintentie gemeten is aan de hand van een vraag in eerder onderzoek van Ko et al. (2007).

Zij hebben in hun onderzoek echter alleen de vraag: Hoe groot acht u de kans dat u op … zult gaan stemmen bij de volgende landelijke verkiezingen? meegenomen. Ko et al. (2007) kregen met het gebruik van deze vraag wel een significant resultaat. In dit onderzoek is ervoor gekozen om ook de algemene stemintentie en de stemintentie ten aanzien van D66 mee te nemen, om zo een completer beeld te krijgen van stemintentie. Het is mogelijk dat er geen significante schaal is gevonden omdat ervoor gekozen is deze twee vormen van stemintentie mee te nemen in het onderzoek. Bij vervolgonderzoek kan het verstandig zijn om

(24)

24 stemintentie net zo te meten als Ko et al. (2007) en dus alleen de vraag hoe groot acht u de kans dat u op … zult gaan stemmen bij de volgende landelijke verkiezingen? mee te nemen.

Een andere verklaring voor het gebrek aan bewijs is dat mensen die normaal gesproken niet op D66 zullen stemmen, niet ineens wel op D66 zullen gaan stemmen wanneer een politicus op een interactieve manier contact heeft met zijn/haar volgers. Zo komt er uit het onderzoek van Chen et al. (2016) dat kiezers rationeel handelen tijdens de verkiezingen. Politieke voorkeur is de grootste determinant van stemintentie en deze stemintie is weer de grootste determinant van het stemgedrag. Iemand die niet achter de standpunten van D66 staat zal dus niet gemakkelijk overtuigd kunnen worden om te gaan stemmen op D66. Hetzelfde geldt voor de respondenten die normaal gesproken niet op Vera Bergkamp zullen stemmen, ook zij zullen niet makkelijk overtuigd worden om dat (na het zien van hoge of lage interactiviteit) wel te gaan doen. Bij vervolgonderzoek kan het verstandig zijn om bijvoorbeeld een niet bestaande partij te gebruiken. Mensen zullen bij een niet bestaande partij misschien minder bevooroordeeld zijn dan bij een bestaande partij waar ze het niet eens zijn met de standpunten. Een andere oplossing is wellicht om het schandaal aan te passen op de partij waarop de respondent stemt. Een respondent die op D66 stemt zal een schandaal krijgen over een D66-politicus en een respondent die op VVD stemt zal een schandaal krijgen met een VVD-politicus. Er wordt op deze manier gecontroleerd op politieke voorkeur en zo zou er wel bewijs gevonden kunnen worden voor een effect van interactiviteit op stemintentie.

Hiernaast is er ook geen bewijs gevonden voor een effect van interactiviteit van een politicus na een politiek schandaal op de attitude ten aanzien van het schandaal. Deze resultaten spreken de onderzoeken van Liu et al. (2003), Wu (2005) en Benbasat en Jiang (2003) tegen. Uit deze onderzoeken bleek namelijk dat interactiviteit op een website de attitude ten opzichte van deze website positief beïnvloedt. Ook spreekt dit gebrek aan bewijs

(25)

25 het onderzoek van Brown et al. (2003) tegen. Zij concludeerden dat moderate interactivity een positiever effect had op de aantrekkingskracht van de politicus en op de overeenstemming met de standpunten van de politicus dan low interactivity. Zij namen ook high interactivity mee in hun onderzoek en verassend genoeg bleek dat high interactivity zorgde voor een negatiever effect op aantrekkingskracht en overeenstemming met de standpunten dan moderate interactivity. Zij verklaarden dit doordat high interactivity wellicht als irritant werd beschouwd door de respondenten en dat zij daardoor er negatiever op reageerden. Het zou zo kunnen zijn dat de high interactivity in dit onderzoek ook als vervelend werd beschouwd en er daardoor geen bewijs is gevonden voor een verschil tussen low interactivity en high interactivity. Voor volgend onderzoek is het aan te raden om meerdere levels van interactiviteit mee te nemen en zo te testen welke vorm van interactiviteit het grootste effect heeft op de mogelijke gevolgen van een schandaal.

Verder bestond er nog geen bestaande schaal om de attitude ten aanzien van een schandaal te meten, dit kan ook een mogelijke verklaring zijn voor het gebrek aan significante resultaten. In dit onderzoek zijn zelf verschillende vragen bedacht die attitude ten aanzien van het schandaal beoogden te meten. Deze drie vragen: Wat is uw algemene evaluatie van het schandaal zoals hiervoor gelezen? (niet ernstig – zeer ernstig) / Wat vindt u van de manier waarop Vera Bergkamp gehandeld heeft? (slecht – goed) / Begrijpt u waarom Vera Bergkamp op deze manier gedeclareerd heeft? (Helemaal niet – helemaal wel) vormden samen geen betrouwbare schaal. Vandaar dat er ook bij attitude ten aanzien van het schandaal ervoor is gekozen om deze vragen los van elkaar te meten. Ondanks dat de variabelen los zijn gemeten is ook op deze manier geen bewijs gevonden voor de hypothese. Voor toekomstig onderzoek wordt dan ook geadviseerd om eerst onderzoek uit te voeren om de variabelen en de schaal te testen. Pas wanneer er een betrouwbare schaal is samengesteld is het verstandig om deze te gebruiken in ander onderzoek.

(26)

26 Het zou ook zo kunnen zijn dat juist door de ernst van dit schandaal de respondenten vonden dat het evalueren van dit schandaal een taak was voor justitie en dat zij daarom ervoor gekozen hebben hun mening niet aan te passen na het zien van low of high interactivity. Deze laatste verklaring geven Bhatti et al. (2013) ook in hun onderzoek voor de bevinding dat een illegaal schandaal als relatief mild wordt geëvalueerd. Voor een volgend onderzoek is het daarom interessant om te kijken wat er gebeurd wanneer er een schandaal gebruikt wordt wat niet illegaal is of direct te maken heeft met de politiek en het politieke beleid, zoals bijvoorbeeld een affaire.

De belangrijkste beperking van dit onderzoek is dan ook dat er geen bewijs is gevonden om de hypotheses te ondersteunen. Toekomstig onderzoek kan wellicht de afhankelijke variabelen verfijnen zodat er een significant resultaat wordt gevonden.

Dit onderzoek heeft, ondanks het gebrek aan bewijs voor de hypotheses, de eerste belangrijke stappen gezet om meer inzicht te krijgen op het gebied van politieke crisiscommunicatie. Nu de media zo belangrijk zijn in onze samenleving worden politieke schandalen steeds vaker naar voren gebracht en ook in stand gehouden door deze media (Ekström & Johansson, 2008). Het is belangrijk voor politici om te weten welke tactieken zij het best kunnen gebruiken om de vergiffenis van de burger te krijgen. Dit onderzoek laat zien dat het moeilijk is voor een politicus om de negatieve gevolgen van een schandaal, zoals een effect op stemintentie en een effect op de attitude ten aanzien van het schandaal, in te perken.

Het is de onderzoekers nog niet gelukt om een concreet advies te geven aan politici die verwikkeld zijn in een schandaal. Deze studie raadt andere onderzoekers dan ook aan om vooral verder te gaan met onderzoek naar dit onderwerp, zodat er in de toekomst wellicht andere tactieken gevonden worden die de negatieve effecten van een schandaal kunnen beïnvloeden. Naast het feit dat dit onderzoek meer inzicht biedt in het onderwerp politieke crisiscommunicatie is het onderzoek ook voor politici zeer relevant. Het blijkt namelijk niet

(27)

27 gemakkelijk te zijn voor politici om de ontstane schade van een schandaal te herstellen, de beste tactiek om schade te voorkomen is dan ook om niet in een schandaal verwikkeld te raken. Mocht dit onverhoopt toch wel gebeuren, dan kunnen social media alsnog een belangrijke rol spelen. Social media kunnen namelijk zorgen voor meer politieke betrokkenheid (Rafaeli & Sudweeks, 1997) en voor een positievere attitude na een schandaal (Ki & Nekmat, 2014). Het is politici dan ook aan te raden om social media te blijven gebruiken, of dit nou is onder normale omstandigheden of ten tijde van een schandaal.

Referenties

Aaker, D. A., & Jacobson, R. (2001). The value relevance of brand attitude in high- technology markets. Journal of marketing research, 38(4), 485-493. doi:

http://dx.doi.org/10.1509/jmkr.38.4.485.18905

Bassili, J. N. (1995). Response latency and the accessibility of voting intentions: What contributes to accessibility and how it affects vote choice. Personality and social psychology bulletin, 21(7), 686-695. doi: 10.1177/0146167295217003

Benbasat, I., & Jiang, Z. (2003). The effects of interactivity and vividness of functional control in changing web consumers' attitudes. ICIS 2003 proceedings, 93. doi:

http://aisel.aisnet.org/icis2003/93

Benoit, W. L. (1997). Image repair discourse and crisis communication. Public relations review, 23(2), 177-186. doi: 10.1016/S0363-8111(97)90023-0

(28)

28 Bhatti, Y., Hansen, K. M., & Olsen, A. L. (2013). Political hypocrisy: The effect of political

scandals on candidate evaluations. Acta Politica, 48(4), 408-428.

doi:10.1057/ap.2013.6

Bichard, S. L., Johnson, T. J., Seltzer, T., & Zhang, W. (2010). The revolution will be networked. The influence of social networking sites on political attitudes and behavior. Social Science Computer Review, 28(1), 75–92. doi:

0.1177/0894439309335162

Bishop, G. F., Oldendick, R. W., & Tuchfarber, A. J. (1978). Effects of question wording and format on political attitude consistency. Public Opinion Quarterly, 42(1), 81-92. doi:

10.1086/268431

Borg, M. J., & Finkel, S. E., Guterbock, T. M. (1991). Race-of-interviewer effects in a preelection poll Virginia 1989. Public Opinion Quarterly, 55(3), 313-330. doi:

10.1086/269264

Bowler, S., & Karp, J. A. (2004). Politicians, scandals, and trust in government. Political Behavior, 26(3), 271-287.

Brown, J., Kalyanaraman, S., & Sundar, S. S. (2003). Explicating Web Site Interactivity:

Impression Formation Effects in Political Campaign Sites. Communication Research, 30(1), 30. doi: 10.1177/0093650202239025

Bucy, E. P., & Song, I. (2008). Interactivity and political attitude formation. Journal of information technology & politics, 4(2), 29 – 61. doi: 10.1080/19331680802076082

CBS (2015). Gebruik sociale netwerken sterk toegenomen. Verkregen via:

https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2015/27/gebruik-sociale-netwerken-sterk- toegenomen

(29)

29 Chen, A. L., Chen, E. E., Lee, I. C., Lin, W. C., Tsai, C. H., & Yen, N. S. (2016). Voting

Intention and Choices: Are Voters Always Rational and Deliberative? PloSone, 11(2).

doi: 0148643.

Coombs, W. T. (2007). Protecting organization reputations during a crisis: The development and application of situational crisis communication theory. Corporate reputation review, 10(3), 163-176. doi:10.1057/palgrave.crr.1550049

Coombs, W. T., & Holladay, S. J. (2011). The handbook of crisis communication. John Wiley

& Sons.

Ekström, M., & Johansson, B. (2008). Talk scandals. Media, Culture & Society, 30(1), 61-79.

doi:10.1177/0163443707084350

Fazio, R. H. (1990). Multiple processes by which attitudes guide behavior: The MODE model as an integrative framework. Advances in experimental social psychology, 23(75-109).

Ferber, P., Foltz, F., & Pugliese, R. (2007). Cyberdemocracy and online politics: A new model of interactivity. Bulletin of Science, Technology & Society, 27(5), 391-400. doi:

10.1177/0270467607304559

Garramone, G. M. (1985). Effects of negative political advertising: The roles of sponsor and rebuttal. Journal of Broadcasting & Electronic Media, 29(2), 147-159. doi:

10.1080/08838158509386573

Gibson, R., K., & McAllister, I. (2006). Does Cyber‐Campaigning Win Votes? Online Communication in the 2004 Australian Election. Journal of Elections, Public Opinion and Parties, 16(3), 243-263. doi: 10.1080/13689880600950527

(30)

30 Hillygus, D. S. (2005). Campaign effects and the dynamics of turnout intention in election

2000. Journal of Politics, 67(1), 50-68. doi: 10.1111/j.1468-2508.2005.00307.x Jacobson, R., & Lane, V. (1995). Stock market reactions to brand extension announcements:

The effects of brand attitude and familiarity. The Journal of Marketing, 63-77. doi:

10.2307/1252015

Ki, E. J., & Nekmat, E. (2014). Situational crisis communication and interactivity: Usage and effectiveness of Facebook for crisis management by Fortune 500 companies.

Computers in Human Behavior, 35, 140-147. doi: 10.1016/j.chb.2014.02.039

Ko, W., Pinkleton, B. E., & Yoon, K. (2005). Effects of negative political advertising on voting intention: An exploration of the roles of involvement and source credibility in the development of voter cynicism. Journal of Marketing Communications, 11(2), 95- 112. doi:10.1080/1352726042000315423

Kruikemeier, S. (2014). How political candidates use Twitter and the impact on votes.

Computers in Human Behavior, 34, 131-139. doi: 10.1016/j.chb.2014.01.025

Kruikemeier, S., van Noort, G., Vliegenthart, R., & de Vreese, C. H. (2014). Unraveling the effects of active and passive forms of political Internet use: Does it affect citizens’

political involvement? New Media & Society, 16(6), 903-920. doi:

10.1177/1461444813495163

Lee, E. J., & Shin, S. Y. (2012). Are they talking to me? Cognitive and affective effects of interactivity in politicians' Twitter communication. Cyberpsychology, Behavior, and Social Networking, 15(10), 515-520. doi:10.1089/cyber.2012.0228

(31)

31 Lilleker, D. G., & Malagón, C. (2010). Levels of interactivity in the 2007 French Presidential

candidates’ Websites. European Journal of Communication, 25(1), 25-42. doi:

10.1177/0267323109354231

Liu, C., Oh, L. B., Teo, H. H., & Wei, K. K. (2003). An empirical study of the effects of interactivity on web user attitude. International Journal of Human-Computer Studies, 58(3), 281-305. doi:10.1016/S1071-5819(03)00008-9

Maier, J. (2011). The impact of political scandals on political support: An experimental test of two theories. International Political Science Review, 32(3), 283-302.

doi:10.1177/0192512110378056

MarketingFacts (2015). Social media in Nederland 2015: jongeren haken af van Facebook en Twitter. Verkregen via: http://www.marketingfacts.nl/berichten/social-media-in- nederland-2015-jongeren-haken-af-op-facebook

McMillan, S. J. (2002). Exploring models of interactivity from multiple research traditions:

Users, documents, systems. In L. Lievrouw & S. Livingstone (Eds.), The handbook of new media: Social shaping and consequences of ICTs, 163 – 182.

Mitchell, A. A., & Olson, J. C. (2000). Are product attribute beliefs the only mediator of advertising effects on brand attitude? Advertising & Society Review, 1(1). doi:

10.1353/asr.2000.0010

Neijens, P. C., van Reijmersdal, E. A., & Smit, E. G. (2009). Brand placement: Het effect van programmacontext op merkherkenning, merkattitude en gedrag. Tijdschrift voor Communicatiewetenschap, 37(4), 290-302.

NOS (2014). Onno hoes over zijn aftreden. Verkregen via:

http://nos.nl/nieuwsuur/artikel/2008589-onno-hoes-over-zijn-aftreden.html

(32)

32 NOS (2015). De tevendeal hoe zit het? Verkregen via:

http://nos.nl/nieuwsuur/artikel/2073842-de-teevendeal-hoe-zit-het.html NOS (2016). Balkenende smokkelde bier paleis emir in. Verkregen via:

http://nos.nl/artikel/2087580-balkenende-smokkelde-bier-paleis-emir-in.html Painter, D. L. (2015). Online political public relations and trust: Source and interactivity

effects in the 2012 U.S. presidential campaign. Public relations review, 41(5), 801 – 808. doi: 10.1016/j.pubrev.2015.06.012

Park, C. W., & Young, S. M. (1986). Consumer response to television commercials: The impact of involvement and background music on brand attitude formation. Journal of marketing research, 11-24. doi: 10.2307/3151772

Rafaeli, S., & Sudweeks, F. (1997). Networked interactivity. Journal of computer mediated communication, 2(4), 0. doi: 10.1111/j.1083-6101.1997.tb00201.x

Seeger, M. W. (2006). Best practices in crisis communication: An expert panel process. Journal of Applied Communication Research, 34(3), 232-244.doi:

10.1080/00909880600769944

Smith, B. G. (2010). Socially distributing public relations: Twitter, Haiti, and interactivity in social media. Public Relations Review, 36(4), 329-335. doi:

10.1016/j.pubrev.2010.08.005

Smith, M. B. (1949). Personal values as determinants of a political attitude. The Journal of psychology, 28(2), 477-486. doi: 10.1080/00223980.1949.9916024

Wang, E., & Zhou, Y. (2011). Urban consumers' attitudes towards the safety of milk powder after the melamine scandal in 2008 and the factors influencing the attitudes. China

(33)

33 Agricultural Economic Review, 3(1), 101-111. doi:

http://dx.doi.org/10.1108/17561371111103589

Wu, G. (2005). The mediating role of perceived interactivity in the effect of actual

interactivity on attitude toward the website. Journal of Interactive advertising, 5(2), 29-39. doi: 0.1080/15252019.2005.10722099

Bijlage Bijlage 1 (nieuwsbericht):

(34)

34 Bijlage 2a (conditie 1):

(35)

35 Bijlage 2b (conditie 2):

(36)

36

(37)

37 Bijlage 3: Vragenlijst

A. Informed Consent Beste,

Hierbij willen wij u uitnodigen om deel te nemen aan een onderzoek dat wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de Graduate School of Communication, onderdeel van de Universiteit van Amsterdam. Dit onderzoek gaat over online politieke communicatie. Het doel van dit onderzoek is om meer inzicht te krijgen in de effecten van verschillende typen onlinecommunicatie.

In deze survey wordt gevraagd naar algemene persoonsgegevens, zoals leeftijd en geslacht.

Vervolgens krijgt u een online nieuwsbericht te zien en daarna een screenshot van een Facebookpagina. We willen u verzoeken deze beide goed te lezen. Hierna vragen wij u om enkele stellingen en vragen te beantwoorden. U kunt op de antwoordschalen aangeven in welke mate u zich in de stelling kunt vinden. Er zijn geen juiste of onjuiste antwoorden; u mag aanvinken wat voor u het meest passend is. In totaal zal dit zo'n 10-15 minuten van uw tijd in beslag nemen.

(38)

38 Omdat dit onderzoek wordt uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van ASCoR,

Universiteit van Amsterdam, heeft u de garantie dat:

1) Uw anonimiteit is gewaarborgd en uw antwoorden of gegevens onder geen enkele voorwaarde aan derden worden verstrekt, tenzij u hiervoor van tevoren uitdrukkelijke toestemming hebt verleend.

2) U zonder opgaaf van redenen kunt weigeren mee te doen aan het onderzoek of uw deelname voortijdig kunt afbreken. Ook kunt u achteraf (binnen 24 uur na deelname) uw toestemming intrekken voor het gebruik van uw antwoorden of gegevens voor het onderzoek.

3) Deelname aan het onderzoek geen noemenswaardige risico’s of ongemakken met zich meebrengt, er zal geen moedwillige misleiding plaatsvinden en u zult niet met

expliciet aanstootgevend materiaal worden geconfronteerd.

4) U uiterlijk vijf maanden na afloop van het onderzoek de beschikking kunt krijgen over een onderzoeksrapportage waarin de algemene resultaten van het onderzoek worden toegelicht.

Voor meer informatie over dit onderzoek en de uitnodiging tot deelname kunt u te allen tijde contact opnemen. Mochten er naar aanleiding van uw deelname aan dit onderzoek klachten of opmerkingen zijn, dan kunt u contact opnemen met het lid van de Commissie Ethiek van de afdeling Communicatiewetenschap, per adres: ASCoR secretariaat, Commissie Ethiek, Universiteit van Amsterdam, Postbus 15793, 1001 NG Amsterdam; 020‐525 3680; ascor‐

secr‐fmg@uva.nl. Een vertrouwelijke behandeling van uw klacht of opmerking is daarbij gewaarborgd.

Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd en dank u bij voorbaat hartelijk voor uw deelname aan dit onderzoek.

(39)

39 Met vriendelijke groet,

Julie van Strien, Leonie Vrugtman, Hester van Soest en Marloes Rensen

B. Toestemming

Ik verklaar hierbij op voor mij duidelijke wijze te zijn ingelicht over de aard en methode van het onderzoek, zoals uiteengezet in de uitnodiging voor dit onderzoek.

Ik stem geheel vrijwillig in met deelname aan dit onderzoek. Ik behoud daarbij het recht deze instemming weer in te trekken zonder dat ik daarvoor een reden hoef op te geven. Ik besef dat ik op elk moment mag stoppen met het onderzoek.

Als mijn onderzoeksresultaten worden gebruikt in wetenschappelijke publicaties, of op een andere manier openbaar worden gemaakt, dan zal dit volledig geanonimiseerd gebeuren.

Mijn persoonsgegevens worden niet door derden worden ingezien zonder mijn uitdrukkelijke toestemming.

Als ik meer informatie wil, nu of in de toekomst, dan kan ik me wenden tot Hester van Soest (hester.vansoest@student.uva.nl), Marloes Rensen (marloes.rensen@student.uva.nl), Leonie Vrugtman (l.vrugtman@gmail.com) of Julie van Strien (julievstrien@gmail.com).

(40)

40 Voor eventuele klachten over dit onderzoek kan ik me wenden tot het lid van de Commissie Ethiek namens ASCoR, per adres: ASCoR secretariaat, Commissie Ethiek, Universiteit van Amsterdam, Kloveniersburgwal 48, 1012 CX Amsterdam; 020‐525 3680; ascor‐secr‐

fmg@uva.nl.

o Ik begrijp de bovenstaande tekst en ga akkoord met deelname aan het onderzoek (1)

C. Vragenlijst C1 Algemene informatie

C1.1 Wat is uw leeftijd?

C1.2 Wat is uw geslacht?

o Man o Vrouw

C1.3 Woont u in Nederland?

o Nee o Ja

C1.4 Bent u volgens de wet stemgerechtigd in Nederland?

o Nee o Ja

(41)

41 C1.5 Wat is uw hoogst afgeronde opleiding?

o Geen of basisschool o MAVO / VMBO o MBO

o Havo o VWO

o HBO / WO bachelor o WO master of doctoraal

C1.6 Op welke partij heeft u gestemd bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2012?

o CDA

o Christen Unie o D66

o GroenLinks o PvdA

o Partij voor de dieren o PVV

o SGP o SP o VVD o 50Plus o Anders

(42)

42 o Ik heb bij de vorige verkiezingen niet gestemd.

C1.7 Hoe vaak gebruikt u media (tv, radio, internet, boeken, etc.) om iets op te zoeken of te kijken/luisteren/lezen over politiek?

Nooit Dagelijks

○ ○ ○ ○ ○ ○ ○

C1.8 Hoe vaak praat u met vrienden, klasgenoten, collega's of familie over politiek gerelateerde onderwerpen?

Nooit Dagelijks

○ ○ ○ ○ ○ ○ ○

C1.9 Wanneer er verkiezingen zijn, gaat u dan stemmen?

Nooit Altijd

○ ○ ○ ○ ○ ○ ○

C1.10 In hoeverre bent u geïnteresseerd in politiek?

Helemaal niet geïnteresseerd Zeer geïnteresseerd

○ ○ ○ ○ ○ ○ ○

C2 Vragen naar aanleiding van stimulusmateriaal

C.2.1 Blootstelling aan nieuwsbericht

U krijgt nu een online nieuwsbericht te zien. We vragen u om het bericht nauwkeurig te lezen. Na 20 seconden kunt u doorgaan naar de volgende pagina.

[Figure 1: fictive news article informing participants about the political scandal]

(43)

43 Q48 (Conditie 1)

Naar aanleiding van dit nieuws verscheen het onderstaande bericht op de Facebookpagina van Vera Bergkamp (D66). We vragen u om deze aandachtig te lezen. Na 20 seconden kunt u door naar de volgende pagina.

Q49 (Conditie 2)

Naar aanleiding van dit nieuws verscheen het onderstaande bericht op de Facebookpagina van Vera Bergkamp (D66). We vragen u om deze aandachtig te lezen. Na 20 seconden kunt u door naar de volgende pagina.

Q50 (Deze conditie wordt niet meegenomen in dit onderzoek)

Naar aanleiding van dit nieuws verscheen het onderstaande bericht op de Facebookpagina van Vera Bergkamp (D66). We vragen u om deze aandachtig te lezen. Na 20 seconden kunt u door naar de volgende pagina.

Q51 (Deze conditie wordt niet meegenomen in dit onderzoek)

Naar aanleiding van dit nieuws verscheen het onderstaande bericht op de Facebookpagina van Vera Bergkamp (D66). We vragen u om deze aandachtig te lezen. Na 20 seconden kunt u door naar de volgende pagina.

Nu worden enkele vragen gesteld en stellingen gegeven. Geef voor iedere vraag of stelling aan wat uw mening hierover is.

C2.3 Wat is uw algemene evaluatie van het schandaal zoals hiervoor gelezen?

Niet ernstig Zeer ernstig

(44)

44

○ ○ ○ ○ ○ ○ ○

C2.4 Wat vindt u van de Manier waarop Vera Bergkamp gehandeld heeft?

Slecht Goed

○ ○ ○ ○ ○ ○ ○

C2.5 Begrijpt u waarom Vera Bergkamp op deze manier gedeclareerd heeft?

Helemaal niet Helemaal wel

○ ○ ○ ○ ○ ○ ○

C2.6 – C2.18 Na het lezen van de Facebookpost vind ik Vera Bergkamp:

Ongeloofwaardig ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Geloofwaardig

Oneerlijk ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Eerlijk

Niet integer ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Integer

Onoprecht ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Oprecht

Onbetrouwbaar ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Betrouwbaar

Onervaren ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Ervaren

Ongeschikt ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Geschrikt

Niet vaardig ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Vaardig

Ondeskundig ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Deskundig

Niet vakbekwaam ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Vakbekwaam

(45)

45

Onaardig ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Aardig

Onsympathiek ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Sympathiek

Geef aan in welke mate u het eens bent met de volgende stellingen:

C2.19 Ik heb een positieve houding ten opzichte van Vera Bergkamp.

Zeer mee oneens Zeer mee eens

○ ○ ○ ○ ○ ○ ○

C2.20 Ik vind dat Vera Bergkamp voldoende contact zoekt met haar Facebookvolgers.

Zeer mee oneens Zeer mee eens

○ ○ ○ ○ ○ ○ ○

C2.21 Ik vind Vera Bergkamp geïnteresseerd overkomen op Facebook

Zeer mee oneens Zeer mee eens

○ ○ ○ ○ ○ ○ ○

C2.22 –C2.26 Na het lezen van het bericht op Facebook, vind ik D66:

Onbetrouwbaar ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Betrouwbaar

Ongeloofwaardig ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Geloofwaardig

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hierdoor wordt er verwacht dat positieve fluent woorden zullen zorgen voor de sterkste overschatting van de aanbiedingstijd en negatieve disfluent voor de sterkste onderschatting

The design of a product acts as a carrier of various symbolic meanings. These meanings are a result of experiencing all the specific design characteristics together in the complete

Stance duration accuracy was used as the reference parameter for comparison of the four algorithms and the algorithm combinations since the parameter intrinsically depends on both

Op donderdag 30 juli werd Hans Dijkstal (55) door de fractie gekozen als opvolger van Frits Bolkestein. De vice-pre- mier keerde terug naar de Tweede Kamer. Dijkstal beschikt

rustpenode van twee weken ging hij emd juni naar Istanbul (de eerste keer dat hy weer naar de oude Osmaanse hoofdstad terugkeerde sinds hij er in mei 1919 weg was gegaan) Gehuisvest

For pulse phases that correspond to viewing angles coplanar with a field loop (meridional viewing geometry), it is found that Lorentz factors must be limited to g e  30 , in order

By exploring both more objective, external play-based methods, as well as our more subjective, internal experiences of play, the study proposes to clarify the central

The LINESAM Project (Lithuanian National Ecosystem Services Assessment and Mapping) aims to fill this gap and proposes a Lithuanian wide ES assessment and