• No results found

Zonder ontbijt. I was learning the pilgrims ways. Eerst een stuk lopen en dan kom je iets tegen waar je koffie kunt drinken.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Zonder ontbijt. I was learning the pilgrims ways. Eerst een stuk lopen en dan kom je iets tegen waar je koffie kunt drinken."

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Wanneer kwam ik ook al weer aan in Santiago? De 19de juni... Och! Het was dus maar één volle dag dat we hernieuwd kennismaakten in Santiago de Compostella.

Het onbegrepen goud nog maar één dag laten rijpen toen we op de eerste dag van de zomer vroeg opstonden om te gaan lopen naar Fisterra. Nou ja…

vroeg. We waren rond een uur of half 7 op pad. Dat is best laat voor pelgrims.

Zonder ontbijt. I was learning the pilgrims ways. Eerst een stuk lopen en dan kom je iets tegen waar je koffie kunt drinken.

We ontmoetten een hond. Another pilgrims way: "Je mag niet zorgen dat honden je volgen want dan raken ze verdwaald." Lucas had het nog niet uitgesproken of de hond ging vóór ons lopen. Steeds even stil staan en naar ons kijken. En dan weer doorlopen. Ze nam ook alle goeie afslagen. Er liep een vrouw àchter ons, waardoor we dachten dat de hond van haar moest zijn. Het is leuk, om dat soort raadseltjes te hebben. Maar toen we de vrouw spraken, bleek de hond niet van haar. Grappig genoeg was daarna de hond niet meer onze gids, maar ging hij bij haar horen. We verloren beide uit het zicht.

En juist toen we toch wel trek kregen in koffie, zagen we een vriendelijke wegwijzer. We werden het bos in gestuurd, waar iemand z'n auto op een open plek had gezet, autoradio gezellig aan, een provisorisch tafeltje gemaakt, wat krukjes rondgestrooid. We vielen qua muziek nèt in Under the bridge van de Red Hot Chili Peppers en ik wist dat we de beginregel gemist hadden: "Sometimes I

(2)

feel like I don't have a partner" was al geweest. Het was nog niet eens half 10 op de eerste dag van de zomer.

Ach, wat maakten we nog mee, deze eerste dag lopen naar Negreira. Als ik de foto's zie, zie ik plaatjes die ik veel later in onze tocht had bedacht.

En we liepen verkeerd. Een klein stukje maar, maar als je loopt is een klein stukje en weer terug al gauw een groter stukje. Weer was er een hond, waardoor we toch blij waren dat we verkeerd gelopen waren. Deze leek namelijk op Woody, een hond waarvan in de familie verhalen gaan:

"Weten jullie nog van Lucas en Woody!" Hoe dol die 2 op elkaar waren. Als Lucas vroeger bij z'n broer op bezoek kwam, konden ze dat zien aan hoe blij Woody klaar ging staan.

En wat ik nog wel weet van de dag is hoe heet het was. En hoe het lopen een kadans maakte. Hoe zwaar m'n rugzak werd. En hoe ik een beeld had van hoe lopen moest. Dat het er moeiteloos uit moest zien. Met een soort arbotechnische rechte rug, want daar was de rugzak tenslotte voor ontworpen: de juiste steun op de heupen, de juiste voeging naar de rug. Zodat je comfortabel zou blijven. Armen losjes zwaaiend, voeten netjes afrollend. Alsof de gemaakte kilometers helemaal nergens in gingen zitten.

Maar m'n bovenrug was killing me en m'n enkels waren sufgebeukt. M'n heupen droegen

gehoorzaam maar scharnierden moeizaam. Lucas liep een eind vóór me. Hij had me de dag er voor verklaard dat hij zich nergens meer voor ging schamen en ik realiseerde me dat ik me zelfs schaamde dat ik m'n ledematen een passende beweging wilde laten maken om m'n pijnlijke plekken te

ontlasten.

Ik wist nog uit de boeken van Castaneda een manier van lopen, the gait of power, waarvan ik had onthouden dat het belangrijk was om met lege handen te lopen, vingers ietsje gekromd, alsof je je daarmee kan vasthouden aan "de lijnen van de wereld". Dus vooruit. Iets meer swing in de

schouders, de handen bijna letterlijk de lijnen van de wereld gebruikend als trapleuning om de weg

(3)

te bestijgen. M'n voeten gingen een soort verende beweging krijgen. Op m'n tenen liep ik nu eerder, niks netjes afronden. Ik kreeg er een vaartje van.

Voor de geestelijke ondersteuning greep ik een mantra uit m'n mentale zolderkast. Eentje waar ik op m'n verjaardag ontzettend veel plezier mee had gehad, omdat hij bij elke nieuwe visite weer

losbarstte aan m'n keukentafel. "I am the light of the soul. I am bountiful. I am beautiful. I am bliss. I am. I am." Eerst gewoon maar stil, maar naarmate de vering in m'n voeten me voortdreven tot een milde looppas, zong ik hem hardop. Er hoorden nog armgebaren bij ook. Dus ik liep te zwaaien met m'n armen - wat een zegen was voor m'n bovenrug - en te zingen en in looppas te zijn.

Ik had des te meer plezier, omdat Lucas verteld had dat hij iemand was tegengekomen die de camino hard lopend deed en ik herken de krachten van jaloezie. Ik wilde óók zijn ontzag en had niet

ingeschat dat ik er toe in staat. Ik liep Lucas zó voorbij. Hij riep me nog achterna dat ik moest oppassen voor blessures. Maar ik wist zeker: de verrassende opbouw van deze beweging had me zó verleid, dat ik nergens bang voor hoefde te zijn. Nou een beetje. Nu ik voorop liep, merkte ik hoe zichtbaar ik was met m'n rare bewegingen. Dus ik schakelde over op iets minder nadruk in m'n bewegingen en droeg met voorzichtigen overtuiging m'n loopje, dat me zo'n plezierige schaamte gaf.

Dat nam niet weg dat ik moe werd. Als we de hostel van de gemeente wilden bereiken, moesten we nog helemaal door Negreira heen. We liepen langs een herberg, die er wel aardig uitzag, en gingen even naar de supermarkt voor … sinaasappels en water, vermoed ik. Ik kon eigenlijk niets meer. Niet overleggen wat we moesten doen, niet weten waar ik heen moest bewegen. Lucas keek het zo eens aan, stuurde me naar buiten om op een muurtje te wachten tot hij klaar was en wist raad toen hij weer buiten kwam: we gingen naar de herberg die er wel aardig uitzag. Lua heette die. De maan.

Voor €12,- per nacht.

Ook hier al een soort van hippiesfeer.

We werden ontvangen door een aardige mevrouw, die ons naar de slaapzaal verwees. Een slaapzaal waarvan de muren beschreven en betekend waren door vele pelgrims vóór ons. We namen het achterste bed, waar iemand voortvarend een

geometrisch teken had opgebouwd, dat ik kende dat als "the flower of life". It was a work in progress. Het deed me denken aan Marius, die me streeploos

had leren ramenlappen met oude kranten en glassex. Hier zaten we goed.

Toen we terugkwamen in de huiskamer bleek de aardige mevrouw verdwenen. Voor de pelgrims die aankwamen waren wij de wegwijzers: daar zet je je schoenen, daar is de slaapzaal. Een eervolle rol die makkelijk voor contact zorgt. Er was een Nederlands meisje met een Amerikaanse jongen, die te lang onbeschermd in de zon had gelopen. Hij was er hangerig en misselijk aan toe. Zij vroeg ons of we even op hem konden letten. Fijn om zo vaderig en moederig te worden aangesteld. Ik kon het zelfs niet laten om hem te vragen of ik even iets mocht doen aan z'n hoofd en schouders.

(4)

Dat was de eerste etappe. Bij het weggaan de volgende ochtend waren we de laatsten. Half 7 bleek onze tijd.

We waren nog niet lang op weg toen we getroffen waren door een beeld.

Een beeld van een vertrekkende vader, een jongetje dat hem nog vasthoudt, maar met z'n voeten aan huis

gebonden is. We waren niet de enigen die er naar stonden te kijken. Er was een vrouw, die kennelijk veel wist van emigratiegolven, die hier geweest

waren, vanwege de armoede. En die nu wéér actueel waren, door nieuwe redenen. "They have to learn new languages." zei ze, over de Spanjaarden die zich niet zo vanzelfsprekend in het Engels lijken uit te drukken.

"They have to learn new languages." Daar gingen we mee op pad.

We kregen 2 parallelle routes aangeboden naar Fisterra. We kozen degene langs een lieflijk beekje. Zo fris en mooi en het leek met ons te praten. Daar gingen de gesprekken over. Hoe je dingen verstaat als je er van uit gaat dat het "sentient beings" zijn.

Wezens met bewustzijn. Hoe het ene beekje toch anders voelt dan het andere. Hoe je planten zou kunnen verstaan.

Het ging ons opvallen dat we al een tijdje geen wegwijzers tegen waren gekomen. Maar overmoedig vonden we het niet erg te verdwalen. Omdat we het beekje hadden. We hadden vertrouwen dat we er wel zouden komen.

Aangestoken door de overmoed, sneed ik een onderwerp aan, waarvan ik nieuwsgierig was hoe Lucas er nu tegenaan keek, met zijn camino in de benen en de ontspanning in onze communicatie.

We konden nu overal zo nieuw naar kijken. Ik wilde weten wat dat ons zou brengen.

Daar moet ik een kleine tijdreis in onze relatie voor maken. Toen ik verliefd werd op Lucas en we wat met elkaar kregen, ben ik de eerste 3 jaar van onze relatie volkomen ondergedompeld geweest in hem. Ik deed een opleiding psychiatrische verpleegkunde, maar als ik terugkijk naar die tijd zie ik bijna alleen Lucas. Hoe ik zijn naam schreef in de kantlijn van m'n aantekeningen. Hoe ik aan een verpleegstudie werkte, terwijl hij lag te slapen in dezelfde kamer. Hoe ik me kon verliezen in naar hem kijken omdat ik hem zo ontzettend mooi vond. Hoe we vrejen, uitvonden hoe je hangop kon maken, vrejen, huizen verbouwden, vrejen, bedden timmerden. Alsof ik m'n leven lang honger had gehad en nu passend eten had gevonden.

Na die eerste 3 jaar had ik eindelijk een bodem in de maag. Ik begon een beetje vaste grond onder de voeten te krijgen en kon van daaruit om me heen kijken. Hop! Meteen dienden zich nieuwe liefdes aan. Die ene, ach… die leek slechts vleugje betovering - een milde obsessie - met natuurlijk wel z'n

(5)

eigen voedingswaarde. Maar die andere… ai.. die leek qua diepte dezelfde starthoeveelheid liefde te wekken als bij Lucas. De eerste die me deed beseffen: ja, dat is natuurlijk wel een lekker vers nieuw verliefd gevoel, maar dan ben ik over 3 jaar weer aan de volgende toe. Er was geen twijfel, of deze liefde nu beter voor me zou zijn dan Lucas. Meer een herinnering aan de hoeveelheid liefde waar ik met Lucas mee begonnen was.

Het was een collega van het werk en toen ik niet meer op die afdeling werkte, zag ik hem nooit meer.

Hij leek wel van een andere wereld geworden. Dat werd nog benadrukt toen ik jaren later met Lucas en, inmiddels, de kinderen op een camping in Luxemburg stond en andere collega's van die afdeling tegenover ons stonden en zeiden dat deze liefde-van-een-andere-wereld daar ook was. Ik had een paar dagen daarvóór iemand op de rug gezien, toen ik het toiletgebouw uitliep, waarvoor ik de pas in had gehouden, maar toch weer door was gelopen en realiseerde me dat ik hèm toen had gezien. Ik heb de resterende dagen dat we daar waren naar hem uitgekeken, maar niet gevonden. Niet in staat om de grens naar de andere wereld te overbruggen.

Dus toen hij me weer eens in gedachten kwam, al weer jaren later - jaren waarin ik had durven trouwen met Lucas om te weten wat het betekent om "ja" te gaan zeggen, waar ik alleen maar

"nee" placht te weten - en ik hem vond op Facebook, dacht ik dat ik eindelijk rijp was om de 2 werelden samen te voegen. De "ja"-wereld en de "nee"-wereld. Dat was de theorie. Het was weer heel makkelijk om m'n liefde voor deze man óók weer te weten. Iets in me rustte daar van uit.

Dus ik vocht er voor, om dat deze keer te mogen behouden. Om beide werelden te kunnen

behouden. Geen liefde meer te moeten ontkennen om een andere liefde te laten bloeien. Inmiddels wist ik ook dat ik gekozen had. Dat Lucas m'n man was en dat het vrijen bij hem hoorde. Maar deze liefde had me ook iets te vertellen. Ik wist niet precies wat. Maar ik wist wel dat ik in de wereld van deze andere man nog iets had liggen.

Ik had gezocht en alles wat ik vond had ik geprobeerd mee naar huis te nemen. Vooral dat gevoel van uitrusten staat me groot bij, uitrusten doordat een verloren liefde plek in de wereld kreeg.

Uiteindelijk was het uitrusten voorbij en moesten we weer aan de bak, de verloren liefde en ik. Hij was geloof ik al eerder weg gegaan dan ik. En op het moment dat ik me nog wilde wentelen in de ontspanning van de tijden van de eerste hereniging, maakte hij me duidelijk dat ik het aan het verzieken was. "In één klap genezen." realiseerde ik me. Hij leek weer terug naar zijn eigen wereld.

En aan mij was de vraag of dat nu een andere wereld was dan de mijne, of dat ik nu echt m'n eigen wereld had uitgebreid.

Maar zo helder als dit alles in mijn hoofd was geordend, voelen zulke dingen in een relatie niet, natuurlijk. Het was een gebied waarin emoties en lelijke vermoedens van m'n beweegredenen de gebeurtenissen versluierden. Dus spraken Lucas en ik er spaarzaam over in gesprekken die gauw beëindigd werden als het te gevoelig werd. En toen ik er nu naar vroeg, na het pad van het

vriendelijke verfrissende beekje, leek hij er klaar mee. Hij had er gedachten aan gewijd, al lopend op de camino en zich gerealiseerd dat dat "mijn ding" was, mijn camino.

Maar hoe helder dát dan weer klonk, het deed niets voor de gevoeligheid van dit gebied . We praatten verder, schoorvoetend, verder verdwalend, zoekend naar de grond onder onze woorden.

Waar mijn camino en zijn camino weer één weg zouden kunnen worden. We gingen een bocht om en ik schrok van een hond, die z'n terrein luidruchtig moest verdedigen. "Ah" riep Lucas naar de hond

"Je bent gewoon lui! Je had eerder aan het werk gemoeten."

De weg liep schuin in een bocht omhoog, met een dorp je in de hoogte van de ronding. Een dorpje waarvan we hoopten dat er een naambordje te vinden was. Want de hitte en de vermoeidheid

(6)

deden het verdwalen minder comfortabel maken. Wat had het dan betekend, mijn verleiding tot liefde voor een andere man? Hoe raakte het ons beide en niet alleen mij?

Uiteindelijk viel dit woord: bedreiging. Hoe Lucas zich bedreigd had gevoeld door deze relatie. En hoe ik m'n liefde niet wilde laten bedreigen door het bedreigd voelen van Lucas. Hoe er überhaupt verhalen over bedreiging waren, ook in het leven van m'n verloren liefde. Dáár was het gemeenschappelijke pad.

De volgende hond was minder angstaanjagend. "Deze kent z'n erf" erkende Lucas hem, langslopend.

We liepen over de hete weg het dorpje in. Geen aanknopingspunten voor waar we waren. Een kerkje, straatjes. En gewoon weer dóór.

Maar buiten het dorpje kwam ons een man tegemoet rijden en stopte. Hij had ons als pelgrims herkend en wees ons een afslag. Daarna nog meer aanwijzingen, waarvan we hoopten dat we het begrepen hadden. Op het volgende punt troffen we een vrouw op een tractor, die ons bemoedigend door verwees. We kwamen weer ergens.

Ons looptempo begon ook weer te verschillen. M'n rugzak werd weer zwaar, m'n enkels beurs, m'n heupen stroef. Ik zocht m'n "gait of power" terug - de verende voeten, de opluchting in de schouders door de zwaaiende armen - het leek nergens op.

Wat wèl hielp deze keer was krom lopen, zodat m'n rugzak in z'n geheel op m'n horizontale rug kwam te liggen, en daarbij m'n benen naar voren schoppen. M'n armen bungelden er dan een beetje slordig bij. Ik voelde me de klokkenluider van de Notre Dame. Waardoor ik allerlei variaties ging uitvinden van mank lopen. Een huppeltje, een slepend been.

Door alle houdingen die me enigszins verlichting brachten, leek ik op iemand met een gebrek. Ik had ook m'n bril afgedaan, vanwege het wasemen van m'n

zweethoofd. Elke stap die ik zette op de weg van vandaag maakte het me duidelijk:

ik heb een handicap.

Èn ik liep een pelgrimsroute. Ik was een echte officiële pelgrim, doordat Lucas een pelgrimspaspoort voor me geregeld had.

Dus vond ik het nu ook tijd worden om de tocht aan iets te wijden. Daar had ik me eigenlijk nog niet serieus genoeg aan gewijd. Maar nu wist ik dat ik hem liep ter genezing van m'n gebrek. Ik wou genezen!

(7)

Ik had dat zinnetje al eerder in m'n hoofd gehad. Toen ik m'n handen voorzichtig op iemands nek legde, omdat ze pijn had. Niet aan de oppervlakte, waar m'n massagetechnieken wel raad mee wisten, maar ergens diep van binnen. En toen ik, onhandig en nieuwsgierig naar waar die plek dan te voelen zou zijn, haar nek onder m'n vingertoppen voelde, bleek dàt allerlei opluchtende innerlijke beweging te veroorzaken. "Ik wil genezen" had ik toen ook uit m'n borst voelen opwellen, als een actief vermogen. Maar nu, nu verlangde ik innig naar genezing. Welke genezing dan? De genezing van m'n ogen, wist ik. Dat was een wens van lang geleden en ik was verbaasd dat ik hem ook hier weer tegenkwam.

En ik wist ook hoe. Ik ging het Lucas vragen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Als u een oordeel over de klacht wenst, dan kunt u uw klacht voorleggen aan de klachtencommissie van het Albert Schweitzer ziekenhuis.. Deze commissie is ingesteld om een klacht te

Ik zal er zijn voor jou Ik laat je niet alleen Ik zal er zijn voor jou Mijn licht straalt om je heen Tekst: Hanna Lam... april

Waar een autochtone Nederlander naar waarheid kan zeggen dat hij nooit een reden heeft gehad om na te denken over zijn afkomst, daar bestaat die luxe niet voor Nederlanders met een

– Een meer samengesteld atoom kan, door zijn “gewicht”, langs een straal gaan naar een volgend gebied.. Atomen gaan van gebied naar volgend gebied

Er is weinig twijfel uit te breiden hoe we de rol Alcohol speelt in ons leven is een goede zaak te meten, maar de landen die de rapportage regels volgen mag niet de prijs betalen

De gemTi cusam alit faces exeremporro volupti consequodis abore que natureped quis doluptios rero occumqui in corro volor mo venecusdae ilite adist dolorpo

Deze lijst helpt u om erachter te komen wat u nog wilt (en/of moet) weten voordat u naar huis gaat... Daarom verzoeken wij u uw Actueel Medicatie Overzicht(AMO) mee te nemen naar

Hij is not amused en ver- woordt hetgeen wellicht meer van zijn collega’s door het land heen denken, maar niet durven te laten afdrukken.. “Ik ben blij dat ik met de Vut ga”,