3K H7 © Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 7: De overheid voor ons allemaal
Hoeveel kinderbijslag krijgt u?
1 Eigen antwoord, bijvoorbeeld:
- Ja, want de kosten voor een kind zijn voor iedereen ongeveer gelijk.
- Nee, want mensen met een laag inkomen hebben het geld harder nodig om hun kinderen te kunnen geven wat ze nodig hebben.
2 Oudere kinderen brengen hogere kosten met zich mee (bijvoorbeeld voor school, sportclub, hun kleding is duurder).
3 Eigen antwoord. Let erop dat de bedragen in de tabel per kwartaal zijn. Je moet ze nog omrekenen naar een bedrag per maand.
Weet je het nog?
1 De gemeente, de provincie en het Rijk.
2 De gemeente.
3 Bijvoorbeeld:
- Je gebruikt de weg of het fietspad als je naar school gaat.
- Je gebruikt internet om te appen, internetten, enz.
4 D 5 B
6 Nee, je moet aan bepaalde voorwaarden voldoen. Bij werkloosheid mag het bijvoorbeeld niet je eigen schuld zijn.
7 a In 2012 13,8 cent, in 2014 17,4 cent (17,4 – 13,8) ÷ 13,8 × 100 = 26,1% hoger b In 2010 9,2 cent, in 2014 17,4 cent (17,4 – 9,2) ÷ 9,2 × 100 = 89,1% hoger 8 D
9 a begrotingstekort.
b € 267,0 miljard – € 249,1 miljard = € 17,9 miljard
7.1 Wat doet de overheid?
1 Eigen antwoord, bijvoorbeeld:
- Als je de afvalcontainer buiten zet, want de gemeente regelt het ophalen van huishoudelijk afval.
- Als je een identiteitskaart nodig hebt, moet je bij de gemeente zijn.
- Als je wordt aangehouden door de politie.
2 C
3 wel, want als burger kun je gaan stemmen (bij verkiezingen voor de gemeenteraad, de provinciale staten, waterschappen en de Tweede Kamer).
3K H7 © Noordhoff Uitgevers bv Daarnaast kun je op andere manieren je mening geven (protesteren, een petitie
ondertekenen).
4 Bijvoorbeeld:
- Leerlingen, want de klassen worden bijvoorbeeld groter, of je hebt minder keuze uit het aantal vakken.
- Ouders, want zij moeten meer betalen voor het onderwijs van hun kinderen.
- Leraren, want de werkdruk kan voor hen toenemen.
5 ministers
6 – Voor hoe het grondgebied wordt ingedeeld.
- Voor een deel van de infrastructuur.
7 C
8 Bijvoorbeeld:
- bromfietscertificaat - visvergunning - ID-kaart of paspoort - verhuizing melden 9 - provincie
- gemeente - Rijk - gemeente
10 water – overstroming – zuiveren 11 - zuiveren afvalwater
- controleren van de dijken - lagere overheid
12 - informatie geven / waarschuwen - boetes uitdelen
13 In drie maanden 8 boetes in een jaar 8 × 4 = 32 boetes.
14 Met subsidie kan de contributie omlaag. Dan gaan er meer mensen sporten. Dat is beter voor hun gezondheid.
15 - Voorlichting geven over de negatieve gevolgen.
- Accijns heffen.
- Reclame en verkoop aan jongeren onder de 18 jaar verbieden.
16 Bijzondere verbruiksbelasting – accijns – Het gebruik verminderen
Bepaald gedrag stimuleren – subsidie – Financiële bijdrage aan burgers of bedrijven.
Samenvatting
De rijksoverheid regelt vanuit Den Haag alle zaken die voor het hele land van belang zijn. De lagere overheden bestaan uit de provincie, de gemeente en de
waterschappen.
Een subsidie is een financiële bijdrage van de overheid om een bepaald gedrag te stimuleren. Accijns zit onder andere op alcohol, brandstof en tabak.
7.2 Sociale zekerheid
3K H7 © Noordhoff Uitgevers bv 17 Eigen antwoord, bijvoorbeeld: ziekenhuis – bejaardenzorg – uitkeringen.
18 - sociaal minimum - verzorgingsstaat
19 Nee, want met een hoger inkomen kun je zelf meer betalen.
20 a 70 ÷ 100 × € 1.370 = € 959 per maand
b € 440 + € 115 + € 124 + € 58 + € 43 = € 780 per maand c € 959 – € 780 = € 179 per maand
Dat is € 179 × 12 ÷ 52 = € 41,31 per week 21 sociale verzekeringen – sociale voorzieningen 22 - AOW
- werknemersverzekeringen - WW
- volksverzekeringen
23 A 24
25 A
26 Eigen antwoord. Bijvoorbeeld:
- Ja, want de kans dat je als oudere aan werk komt, is toch heel klein.
- Nee, want iedereen die werkloos is moet proberen een baan te vinden, dus ouderen ook.
27 a 75 ÷ 100 × € 2.580 = € 1.935 b 70 ÷ 100 × € 2.580 = € 1.806 c 70 ÷ 100 × € 1.570 = € 1.099 28 volksverzekering
29 a 2 × € 750 = € 1.500
b Zij kunnen sommige uitgaven delen, zoals huur en energiekosten.
30 Stijging kosten AOW: – Geboortegolf na de Tweede Wereldoorlog; – Levensverwachting is gestegen.
AOW kunnen blijven betalen: – AOW-leeftijd verhogen; – Langer premie betalen.
31 kleiner Sociale zekerheid
Sociale voorzieningen Betaald met
belastingopbrengsten
Voorbeelden:
kinderbijslag en bijstand Werknemersverzekeringen, bijvoorbeeld: WW
Volksverzekeringen, bijvoorbeeld: AOW Sociale verzekeringen
Betaald met premies
3K H7 © Noordhoff Uitgevers bv 32 Vanaf 67. Maar misschien nog later als de levensverwachting van de bevolking nog verder stijgt.
33 - door de geboortegolf na de Tweede Wereldoorlog - doordat er in verhouding veel ouderen zijn
- door de stijging van de levensverwachting Samenvatting
De overheid heeft een minimumbedrag vastgesteld dat je nodig hebt om te kunnen leven: het sociaal minimum. De sociale zekerheid bestaat uit sociale verzekeringen en sociale voorzieningen. Er zijn twee groepen sociale verzekeringen. De
volksverzekeringen gelden voor alle inwoners van Nederland. De
werknemersverzekeringen gelden voor alle werknemers. Voor de sociale verzekeringen betaal je premies. Met belastinggeld betaalt de overheid de sociale voorzieningen, zoals de kinderbijslag en de bijstand.
7.3 Burgers, bedrijven en de overheid
34 Nee, want daar valt voor hen niets aan te verdienen. Bedrijven willen winst maken.
35 Eigen antwoord, bijvoorbeeld: het (skate)park, onderwijs, straten en fietspaden, straatverlichting.
36 Goede dijken beschermen ons land en de inwoners tegen overstromingen.
37 a onderwijs
b parken onderhouden c politiebescherming 38 geen
39 Bijvoorbeeld: gemeenteambtenaar, soldaat, leraar, medewerker UWV, wijkverpleegkundige
40 a Sociaal en maatschappelijk werk.
b 32,2 miljoen = … % van 91,5 miljoen 32,2 ÷ 91,5 × 100 = 35,2%
41 € 11,8 miljoen ÷ 47.500 = € 11.800.000 ÷ 47.500 = € 248,42 € 248 42 - verkeer, vervoer en waterstaat
- ruimtelijke ontwikkeling
- sociaal en maatschappelijk werk - ruimtelijke ontwikkeling
- verkeer, vervoer en waterstaat
43 8 ÷ 100 × 93 miljoen = € 7,44 miljoen (€ 7.440.000) 44 5 ÷ 100 × € 93 miljoen = € 4,65 miljoen = € 4.650.000 Per adres: € 4.650.000 ÷ 22.400 = € 207,59
45 93 miljoen – 91,5 miljoen = € 1,5 miljoen overschot
46 - private sector - collectieve sector - private sector
3K H7 © Noordhoff Uitgevers bv - private sector
- collectieve sector 47 particuliere
48 a Het is niet typisch een overheidstaak. Bedrijven kunnen net zo goed een loterij organiseren.
b De winst van de Staatsloterij levert de overheid nu inkomsten op.
49 Nee, de gemeente besteedt het werk uit, maar verkoopt de dienst niet.
50 C
Samenvatting
Voorzieningen die voor iedereen bestemd zijn en die geheel of gedeeltelijk betaald worden door de overheid, noem je collectieve goederen. De collectieve sector levert goederen en diensten zonder daarbij winst te hoeven maken. Een belangrijke
inkomstenbron voor de gemeente is de belasting die huiseigenaren jaarlijks aan de gemeente betalen: de onroerendezaakbelasting. De private / particuliere sector verkoopt goederen en diensten om daarmee winst te maken. De overheid verkoopt soms een overheidsbedrijf aan een bedrijf in de particuliere sector. Dat noem je privatisering.
7.4 Hoe komt de overheid rond?
51 De miljoenennota is een toelichting op de rijksbegroting.
52 a € 246,8 miljard b € 259,6 miljard
c € 12,8 tekort miljard (€ 259,6 miljard – € 246,8 miljard) 53 - Sociale zekerheid en arbeidsmarkt
- Zorg
54 € 33 miljoen = … % van € 259,6 miljard 33 ÷ 259,6 × 100 = 12,7%
55 - Sociale zekerheid en Arbeidsmarkt - rentelasten staatsschuld
- Gemeente- en provinciefonds.
- Zorg
56 € 1 miljard.
57 € 34 mld + € 32 mld + € 28 mld + € 25 mld + € 15 mld + € 19 mld + € 15 mld =
€ 168 miljard
58 - meer uitgaven dan inkomsten - 15 miljard
- bezuinigen - staatsschuld
59 - Door te bezuinigen op de uitgaven.
- Door de inkomsten (belastingen) te verhogen.
60 D
3K H7 © Noordhoff Uitgevers bv 61 € 253,5 mld – € 262,1 mld = - € 8,6 mld, dus een tekort van € 8,6 miljard
8,6 mld = …% van € 253,5 mld
8,6 ÷ 253,5 × 100 = 3,4% van de inkomsten.
62 verminderen / verlagen
63 - Loonbelasting is een voorbeeld van directe belastingen.
- Btw is een voorbeeld van kostprijsverhogende belastingen.
64 Eigen antwoord. Bijvoorbeeld:
- Ja, want je maakt ook gebruik van de collectieve voorzieningen.
65 c a b
66 a € 0,49 + € 0,19 + € 0,73 + € 0,29 = € 1,70 b € 0,73 + € 0,29 = € 1,02
c Accijns en btw zijn indirecte belastingen, want je betaalt ze aan het tankstation, dat ze weer doorbetaalt aan de Belastingdienst.
67 aardgasopbrengsten, winst uit staatsbedrijven, boetes.
68 niet-belastingontvangsten 69 D
Samenvatting
De rijksbegroting is een overzicht van verwachte inkomsten en verwachte uitgaven van de rijksoverheid voor het komend jaar. De Miljoenennota is een toelichting op de rijksbegroting. Er is een begrotingstekort als er meer geld wordt uitgegeven dan er inkomsten zijn. Er is een overschot als er minder geld wordt uitgegeven dan er inkomsten
zijn. De staatsschuld is de schuld van het Rijk die ontstaan is door in alle jaren van een begrotingstekort geld te lenen.
Belastingen zijn de verplichte betalingen van burgers en bedrijven aan de overheid.
Voorbeelden van directe belastingen zijn loonbelasting en inkomstenbelasting. Indirecte belastingen betaal je via de winkelier of leverancier aan de overheid. De inkomsten van de overheid bestaan uit belastingontvangsten en niet-belasting ontvangsten.
3K H7 © Noordhoff Uitgevers bv Oefenopgaven Paragraaf 7.1
1 Centrale overheid Lagere overheden
Rijksoverheid Gemeente
Provincie Waterschappen
2 Als burger kun je gaan stemmen, kun je gaan protesteren, kun je een petitie (of een protestbrief) ondertekenen.
3 Dat zou raar zijn, want dan zouden ze hun eigen plannen moeten goedkeuren.
(Ministers besturen ons land en de Tweede Kamer moet de plannen van de ministers goedkeuren.)
4 - De provincie is een voorbeeld van een lagere overheid.
- Het waterschap zorgt voor de zuivering van het afvalwater.
5 C
6 Bijvoorbeeld: huisvuil ophalen, straten vegen, nieuwbouwwijken plannen, zorgen dat mensen hun bromfietsrijbewijs, paspoort of ID-kaart kunnen ophalen, jeugd- en
ouderenzorg, inwoners in- en uitschrijven (bij geboorte, overlijden of verhuizing).
7 minister – wethouder
Tweede Kamer – gemeenteraad minister-president – burgemeester.
8 - Het land beschermen tegen overstromingen.
- Afvalwater zuiveren.
9 Solar bv, want hun systeem is veel milieuvriendelijker en daar heeft de samenleving meer profijt van.
10 Bijvoorbeeld:
- Een sportclub krijgt financiële steun (subsidie) meer activiteiten meer sporters.
- Een museum krijgt subsidie kaartjes goedkoper er komen meer bezoekers.
11 Door de verhoging zijn (veel) mensen minder drank en sigaretten gaan gebruiken minder opbrengsten voor de overheid.
Oefenopgaven Paragraaf 7.2 12 a Sociaal minimum.
b Als alles duurder wordt moet het sociaal minimum ook omhoog, zodat je nog steeds de dingen kunt kopen die je minimaal nodig hebt.
13 Huurtoeslag, kinderopvangtoeslag.
14 B
15 Mensen met een hoger inkomen kunnen zelf meer betalen en krijgen dus lagere toeslagen.
16 Met jouw (hoge) inkomen kunnen gezinsuitgaven gedaan worden en is kinderbijslag niet meer nodig.
3K H7 © Noordhoff Uitgevers bv 17 Sociale voorzieningen worden betaald uit de belastingopbrengsten en sociale
verzekeringen uit premies.
18 a werknemersverzekering b volksverzekering
19 75 ÷ 100 × € 2.975 = € 2.231,25 20 70 ÷ 100 × € 2.975 = € 2.082,50 21 - Er zijn (veel) meer ouderen.
- De ouderen leven steeds langer (gemiddelde levensverwachting stijgt).
22 - De duur van de WW-uitkering is afhankelijk van je arbeidsverleden - Wanneer je werkloos bent, heb je tot je 64ste een sollicitatieplicht.
Oefenopgaven Paragraaf 7.3 23 A, B, C, (D)
24 Collectieve sector.
25 a Gemeenten wilden op die grond later huizen laten bouwen.
b Uiteindelijk verkoopt de gemeente die grond weer aan bouwbedrijven. Die kunnen net zo goed zelf meteen die grond aankopen.
26 - Bedrijven uit de particulier sector kunnen soms goedkoper werken.
- De overheid vindt het niet langer nodig om zelf die taak uit te voeren.
27 A afvalstoffenheffing, leges en rioolrechten B bijdrage van het Rijk
C gemeentelijke belastingen 28 A en B
29 - Albert Heijn - KLM
- Philips
30 Er kunnen wel verschillende vervoersbedrijven rijden (bijvoorbeeld NS, Veolia, Arriva), maar ze kunnen niet allemaal hun eigen spoorlijnen gaan aanleggen.
Oefenopgaven Paragraaf 7.4 31 a Prinsjesdag.
b Hij presenteert de miljoenennota (en de rijksbegroting).
32 Op de rijksbegroting staan de verwachte inkomsten en uitgaven van de rijksoverheid.
De miljoenennota geeft daar een toelichting op.
33 a begrotingsoverschot b toenemen
c begrotingsoverschot
3K H7 © Noordhoff Uitgevers bv 34 De overheid moet veel rente over de staatschuld betalen. Minder staatschuld betekent minder rentelasten, dus meer ruimte voor andere uitgaven of lagere belastingen.
35 De zorgkosten zijn al hoog. Als die nog meer toenemen, wordt de zorg onbetaalbaar.
36 a, b
- hogere belastingen
- bezuinigen op de uitgaven 37
Kostprijsverhogende
belasting Belasting op inkomen, winst en vermogen
accijns directe belastingen
btw inkomstenbelasting
indirecte belastingen loonbelasting 38 a De aankoop van een auto.
b – Het levert de overheid veel inkomsten op.
– De overheid heeft veel geld nodig om te investeren in wegen en andere verkeersvoorzieningen en die te onderhouden.
- Omdat het autogebruik zorgt voor milieuvervuiling probeert de overheid het met hoge tarieven af te remmen.
39 De overheidsinkomsten stegen door de verkoop van aardgas.
3K H7 © Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 7 Rekenen
1 a 490.000 ÷ 12 = 40.833 inwoners b 67.000 = ... % van 490.000
67.000 ÷ 490.000 × 100 = 13,7%
2 42 ÷ 100 × € 378.000.000 = € 158.760.000 (€158,8 miljoen) 3 100% ‒ 70% = 30%
30 ÷ 100 × € 35.000 = € 10.500
4 a 45 ÷ 100 × € 1.500.000 = € 675.000 (€ 0,675 miljoen) 5 B (25 ÷ 100 × € 675.000 = € 168.750
€ 675.000 − € 168.750 = € 506.250) 6 a Btw en accijns = 17% + 43% = 60%
60% van € 45 = 60 ÷ 100 × € 45 = € 27 b Accijns = 43% = € 22,95
Prijs = 100% = € 22,95 ÷ 43 × 100 = € 53,37 7 a Toeslag: € 204,30 − € 151 = € 53,30
b Inkomen samen per week = € 172,30 + € 225,15 = € 397,45
Volgens de tabel is het minimum nu € 345,25 geen aanvullende uitkering meer.
8 a 75 ÷ 100 × € 970 = € 727,50 b 70 ÷ 100 × € 2.570 = € 1.799 c WW-uitkering = 70% = € 1.638
€ 1.638 ÷ 70 × 100 = € 2.340
9 a € 191,65 + 2 × € 232,71 = € 657,07 b 2 × € 232,71 + € 273,78 = € 739,20
c 2 × € 232,71 = € 465,42 per kwartaal (3 maanden)
€ 465,42 ÷ 3 = € 155,14 per maand
10 € 247 miljard ‒ € 260 miljard = ‒ € 13 miljard, dus begrotingstekort van € 13 miljard.
11 B (9 ÷ 247 × 100 = 3,6%) 12 42 ÷ 100 × € 44.000 = € 18.480
13 Vorig jaar 100% ‒ 20% = 80% = 10 miljoen boetes
Vijf jaar geleden 100% = 10 miljoen ÷ 80 × 100 = 12,5 miljoen boetes
3K H7 © Noordhoff Uitgevers bv Examenopgaven
Het huishoudboekje van Nederland
E1 Financiën – de miljoenennota – rijksbegroting E2 B
E3 Alle drie juist.
Vervoer van A naar B E4 Bijvoorbeeld:
- De politiek wilde dat er meer concurrentie op het spoor kwam waardoor de prijzen zouden kunnen dalen.
- De politiek vond dat spoorvervoer net zo goed (of beter) gedaan kon worden door een particulier bedrijf als door de overheid.
E5 De particuliere sector streeft naar winst; verkoopt aan klanten die ervoor willen betalen.
De collectieve sector streeft niet naar winst; alle inwoners mogen er gebruik van maken.
Voor iedereen een inkomen E6 Bijvoorbeeld:
- Met een baan verdien je meer.
- Je kunt je opleiding benutten.
- Je maakt je maatschappelijk nuttig.
E7 Zij kunnen een (aanvullende) uitkering krijgen.
E8 Het aantal inwoners onder de pensioenleeftijd die premies voor de AOW betalen wordt kleiner. Tegelijkertijd komen er steeds meer ouderen die recht hebben op een AOW- uitkering.
E9 B en D