• No results found

BRIEFINGNOTA LEERWERKPLEK VOOR VOLWASSENEN Bijdragen aan goede banen voor mensen en de juiste vaardigheden voor bedrijven en arbeidsmarkten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "BRIEFINGNOTA LEERWERKPLEK VOOR VOLWASSENEN Bijdragen aan goede banen voor mensen en de juiste vaardigheden voor bedrijven en arbeidsmarkten"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BRIEFINGNOTA LEERWERKPLEK VOOR VOLWASSENEN

Bijdragen aan goede banen voor mensen en de juiste vaardigheden voor bedrijven en arbeidsmarkten

Nu in de Europese landen het bedrijfsleven geleidelijk weer op gang komt en de strengste maatregelen tegen de Covid-19-pandemie worden losgelaten, wordt gewaarschuwd dat bepaalde gevolgen van de crisis merkbaar zullen blijven. In sommige landen is bezorgdheid geuit over de afname van het aantal leerwerkplekken, die deels te wijten zijn aan tijdelijke of permanente bedrijfssluitingen.

In Oostenrijk wijzen de prognoses op een potentieel tekort van 7500 leerwerkplekken in het najaar van 2020, terwijl Frankrijk de promotie van zijn centra voor leerwerkplekken (CFA) in het hele land heeft opgevoerd om de verwachte stijging van de werkloosheid tegen te gaan.

Door de crisis is een bestaande situatie verergerd. In de hele EU zijn er volgens

schattingen van Cedefop ongeveer 128 miljoen volwassenen die zich zouden kunnen laten bij- of omscholen (1). Tegelijkertijd is in landen met een lange traditie op het gebied van het leerlingwezen, zoals Duitsland, een daling te zien in zowel het aantal bedrijven dat leerlingplaatsen aanbiedt als het aantal jongeren dat daarnaar op zoek is. De toekenning van leerwerkplekken aan

volwassenen wordt gezien als een mogelijke beleidsoplossing. Zo kunnen volwassenen die bereid zijn een opleiding te volgen, worden ondersteund en kunnen tegelijkertijd de vaardigheden van de beroepsbevolking in heel Europa worden verbreed.

Alle EU-lidstaten zijn begonnen stappen in deze richting te nemen, en het aantal volwassenen in het leerlingwezen neemt duidelijk toe. Dit betekent niet dat er nieuwe

1De berekening van Cedefop is gebaseerd op de arbeidskrachtenenquête voor 2016 van Eurostat, CSIS 2015 en het PIAAC 2012 en 2015 van de OESO. Meer informatie is te vinden in de Cedefop-publicatie

“Empowering adults through upskilling and reskilling pathways” (Volwassenen mogelijkheden bieden via bij- en omscholingstrajecten) uit 2020.

soorten leerwerkplekken of totaal nieuwe concepten zijn gecreëerd; het gaat veeleer om beleid en initiatieven waarmee het voor volwassenen gemakkelijker wordt gemaakt om aan het leerlingwezen deel te nemen.

Voorbeelden zijn flexibeler leermogelijkheden voor volwassenen, waarbij rekening wordt gehouden met hun omstandigheden en leerbehoeften (2).

In Oostenrijk is slechts 6 % van alle leerlingen volwassen, in Duitsland 12 %, in Denemarken 35 % en in Finland maar liefst 85 % (3).

De gemiddelde leeftijd van mensen die in Oostenrijk in een leerwerkplek beginnen, ligt rond de 16 jaar. In Denemarken en Finland ligt die leeftijd boven de 20 jaar. In Duitsland is meer dan 60 % van de eerstejaars in het leerlingwezen tussen de 19 en 24 jaar oud en is meer dan 10 % ouder dan 24 (4).

Dit sluit aan bij de bevindingen in een verslag van Cedefop uit 2020 over beroepsonderwijs

2Het Cedefop-verslag “Apprenticeship for adults”

(Leerwerkplekken voor volwassenen) uit 2020 bevat een uitgebreid overzicht van de verschillende benaderingen van de Europese landen. BRIEFINGNOTA | JUNI 2020 | ISSN 1831-2411, blz. 1

3Bron: nationale statistieken en Muehlemann, S., “The Economics of Apprenticeships for Adults”, OECD Publishing (verschijnt binnenkort).

4Bron: Cedefop-databank van leerlingstelsels.

(2)

en -opleiding in Europa in de periode 1995- 2035. Uit dat verslag blijkt dat

beroepsonderwijs en -opleiding, met inbegrip van leerwerkplekken en andere vormen van duaal onderwijs, de afgelopen jaren aanzienlijk is uitgebreid naar het postsecundair en tertiair onderwijs, en daarmee dus ook naar hogere leeftijdsgroepen (5).

LEERWERKPLEKKEN IN EUROPA: ÉÉN DEFINITIE, TWEE BENADERINGEN

In heel Europa worden leerwerkplekken gekenmerkt door een aantal

gemeenschappelijke, “leeftijdsneutrale”

kenmerken:

 ze zijn gestoeld op een wettelijk kader;

 ze leiden tot een formele kwalificatie;

 er is sprake van een gestructureerde afwisseling tussen leren op het werk en leren op school;

 ze vereisen een verbintenis van twee tot vier jaar;

 er is sprake van een contract tussen de leerling en het bedrijf;

 de lerenden krijgen een vergoeding.

Ondanks deze overeenkomsten zien we grote verschillen tussen de lidstaten in de

organisatie van het leerlingwezen, ook wat betreft hun beleid voor de participatie van volwassenen. De EU-landen kunnen qua beleidsaanpak in twee hoofdgroepen worden onderverdeeld (6).

1. Een systeem op het niveau van hoger secundair onderwijs

In de ene groep landen, waartoe onder meer Denemarken, Duitsland, Ierland en Oostenrijk behoren, is het leerlingwezen gescheiden van het schoolsysteem voor beroepsonderwijs en - opleiding (met of zonder verplichte stages).

Vaak is het leerlingwezen ofwel het belangrijkste model van het initieel beroepsonderwijs, of bestaat het naast beroepsonderwijs en -opleiding op school. In dat laatste geval verschillen de systemen op het gebied van bestuur, reikwijdte (het leerlingwezen is in principe beperkt tot nationaal gedefinieerde beroepen), output

5Een kortere versie van deze informatie is te vinden in een briefingnota “What future for VET in Europe?” (Hoe ziet de toekomst van beroepsonderwijs en -opleiding in Europa eruit?).

6Bron: Apprenticeship schemes in European countries: a cross-nation overview (Leerlingstelsels in Europese landen: een grensoverschrijdend overzicht – Cedefop 2018).

(opleidingskwalificatie) en inhoud/organisatie (curricula of opleidingsnormen voor

leerwerkplekken, en leerprogramma’s).

De opleidingskwalificatie, zoals een certificaat van vakmanschap, getuigt van het succesvol afronden van een opleiding in het

leerlingwezen. Deze kwalificatie heeft een duidelijke waarde op de arbeidsmarkt (hoewel ze niet verplicht is om het betreffende beroep te kunnen uitoefenen). Een leerlingcertificaat vormt de afsluiting van een goed

gestructureerd opleidingsprogramma, dat in zekere mate aan de behoeften van de lerenden kan worden aangepast.

2. Een apart traject binnen beroepsonderwijs en -opleiding In de tweede groep landen, waartoe onder meer Spanje, Frankrijk, Hongarije en Finland behoren, worden leerwerkplekken aangeboden als onderdeel van beroepsonderwijs en - opleiding, naast beroepsonderwijs op school.

Leerwerkplekken worden hier aangeboden binnen zowel het initieel beroepsonderwijs als de beroepsopleidingen voor volwassenen, en op verschillende onderwijsniveaus. Dit laatste draagt bij aan de uitbreiding van het

leerlingwezen naar het postsecundaire en tertiaire niveau.

In de traditionele schoolsystemen voor beroepsonderwijs en -opleiding zijn

leerwerkplekken (her)ingevoerd als een extra traject voor jonge en volwassen lerenden dat leidt tot een kwalificatie voor beroepsonderwijs en -opleiding. Hoewel de kwalificaties bij beide trajecten gelijk zijn, kan een leerwerkplek met name voor volwassenen een aantrekkelijker optie zijn, vanwege de vergoeding en de vooruitzichten op een baan binnen het bedrijf.

Meestal worden leerwerkplekken als

individuele leertrajecten aangeboden, met een wisselende mate van flexibiliteit.

Leerwerktrajecten worden vaak gezien als een tweede kans.

VOLWASSENEN HEBBEN TOEGANG NODIG

Volwassenen hebben in de eerste groep landen wel toegang tot het leerlingwezen, maar in de praktijk zijn de programma’s van oudsher bedoeld voor tieners. De afgelopen jaren is de deelname van volwassenen aan dergelijke leerwerkplekken uitgebreid

besproken. Daarbij ging het met name om wat het voor volwassenen betekent om terug te keren ‘naar de schoolbanken’ en wat er voor nodig is om ze een kwalificatie te laten behalen.

(3)

In de tweede groep landen wordt de toegang van volwassenen tot het leerlingwezen bepaald door de structuur van het systeem voor beroepsonderwijs en -opleiding. Een (niet-geschoolde) volwassene die in aanmerking komt voor initieel

beroepsonderwijs, heeft in principe toegang tot zowel het leerlingwezen als het schooltraject.

Voor volwassenen die een hoger secundair diploma binnen het systeem voor

beroepsonderwijs en -opleiding voor

volwassenen willen behalen, hangt de toegang tot het leerlingwezen af van de vraag of dit in het betreffende land als een afzonderlijk traject binnen dat systeem wordt aangeboden.

KADER 1. VOORBEELD UIT EEN LAND UIT GROEP B:

FINLAND

VOLWASSENEN – EEN GEVARIEERDE GROEP

In tegenstelling tot tieners, die allemaal op ongeveer dezelfde leeftijd en met een vergelijkbare ervaringswereld aan een traject binnen het initiële beroepsonderwijs beginnen, verschillen volwassenen sterk in leeftijd, ervaring, levenssituatie en verwachtingen.

Velen hebben al eerder leer- en werkervaring opgedaan. Sommigen staan misschien niet te springen om weer naar school te gaan of instructies te krijgen van iemand die jonger is dan zijzelf. Veel volwassenen hebben bepaalde verantwoordelijkheden (een gezin, een hypotheek). Het is daarom belangrijk dat ze zich goed bewust zijn van de waarde op de arbeidsmarkt van de kwalificatie waarvoor ze worden opgeleid.

Het beleid ter bevordering van de volwasseneneducatie, met inbegrip van deelname aan het leerlingwezen, moet meer gericht zijn op de behoeften en

beweegredenen van de kandidaten dan op hun leeftijd.

BELEID TER ONDERSTEUNING VAN VOLWASSENEN

Hoewel volwassenen in de eerste groep landen worden aangemoedigd om reguliere opleidingsprogramma’s te volgen, kunnen die programma’s niet altijd aan hun behoeften voldoen, met name door de

aanwezigheidsplicht en strikte roosters.

Daarom hebben de landen maatregelen en beleid ontwikkeld waarbij de validatie van eerdere leer- en werkervaringen centraal staat, met inbegrip van kortere

opleidingsprogramma’s, directe toegang tot het eindexamen en toegang tot korte cursussen ter voorbereiding op dat eindexamen. De

stimulansen zijn financieel (een vergoeding voor de persoon of het bedrijf) of hebben betrekking op de duur van een programma, dat afhankelijk van de voorkennis van de

kandidaat kan worden ingekort.

KADER 2. HET LEERLINGWEZEN AFSTEMMEN OP DE BEHOEFTEN VAN VOLWASSENEN: DENEMARKEN

In alle landen van deze groep heeft het

leerlingwezen een duidelijke onderwijskundige, economische en sociale identiteit en een erkende waarde op de arbeidsmarkt in de vorm van een opleidingscertificaat, dat erom bekendstaat dat het iemands inzetbaarheid sterk vergroot. Het verband tussen de opleidingskwalificaties en geschoolde beroepen is duidelijk herkenbaar voor de samenleving. Deze sterke uitwisselbaarheid kan, in combinatie met financiële steun en een flexibele planning, volwassenen stimuleren om een (vervolg)opleiding te volgen.

Finland kent een leerwerktraject in het systeem voor beroepsonderwijs en -opleiding voor volwassenen. Beide trajecten – het

leerwerktraject en het schooltraject – hebben dezelfde waarde: beide openen de deur naar een voor de arbeidsmarkt relevante kwalificatie voor mensen die zich zo'n kwalificatie anders niet zouden kunnen veroorloven. De

belangrijkste stimulans van het leerwerktraject, zowel in het initiële beroepsonderwijs als in dat voor volwassenen, is de vergoeding die de werkgever aan de leerling betaalt.

Denemarken heeft speciale voorwaarden ingevoerd om leerwerkplekken af te stemmen op de kwalificatiebehoeften van volwassenen. Deze voorwaarden maken deel uit van de wetgeving waarin het beroepsonderwijs voor volwassenen is geregeld (erhvervsuddannelser for voksne, EUV).

Zo is bepaald dat aan volwassenen boven de 25 jaar opleidingsprogramma’s moeten worden aangeboden die aantrekkelijker, voorspelbaarder en doelgerichter zijn dan de programma’s voor jongeren. Daarbij gelden de opleiding en ervaring van elke individuele kandidaat als uitgangspunt voor het te volgen programma. (De voorwaarden voor inschrijving zijn echter voor volwassenen en jongeren hetzelfde.)

(4)

KADER 3. VOLWASSEN LEERLINGEN ONDERSTEUNEN:

DUITSLAND

In de tweede groep landen onderscheiden een contract, een vergoeding en een sterk

praktijkgerichte opleiding de leerwerkplekken van andere beroepsopleidingstrajecten, wat zowel volwassen als jonge leerlingen ten goede komt. Aanvullende elementen van empowerment voor volwassenen, zoals validatie, modularisering en op competenties gebaseerde kwalificaties, zijn in het systeem ingebouwd en gelden zowel voor

beroepsonderwijs en -opleiding op school als voor leerlingtrajecten, waardoor wordt gegarandeerd dat deze van gelijke waarde zijn.

Over het geheel genomen is de specifieke waarde van leerwerkplekken op de arbeidsmarkt echter lastig te bepalen in vergelijking met die van andere opties voor beroepsonderwijs en -opleiding. Het loon en de bedrijfsinterne opleiding zijn weliswaar

belangrijke voordelen, maar voornamelijk om mensen over de streep te trekken die al hebben besloten een opleiding te gaan volgen.

FLEXIBILITEIT EN

AUTONOMIE: BELANGRIJKE ASPECTEN VOOR

VOLWASSENEN

Hoe wil ik leren? Wat moet ik leren?

Uit de ervaring van de landen blijkt dat deze vragen, wat betreft de deelname van

volwassenen aan het leerlingwezen, meer van toepassing zijn op het gedeelte van de

opleiding dat op school plaatsvindt dan op het gedeelte binnen het bedrijf.

Leerkrachten in het beroepsonderwijs moeten niet alleen kijken naar de werkervaring en vooropleiding van volwassen leerlingen, maar ook hun beweegredenen begrijpen. Er moet sterker worden ingespeeld op individuele verschillen, van lacunes in de lees- en rekenvaardigheid tot een gebrek aan praktische werkervaring. Afhankelijk van de behoeften en beweegredenen van de leerlingen zijn de programma's voor volwassenen doorgaans meer gericht op algemene vaardigheden en kennis dan op vakspecifieke opleiding (hoewel voor sommige volwassenen juist vakspecifieke opleiding prioriteit heeft). Leerkrachten die met

volwassen leerlingen te maken hebben, geven ze meestal meer verantwoordelijkheid en verwachten van hen ook meer

verantwoordelijkheidszin dan van jongeren.

Ook hebben ze de neiging kennis eerder te delen op basis van praktijkvoorbeelden dan van theorie.

Aangezien sommige volwassenen twijfelen of ze wel weer naar school moeten gaan, kan het goed zijn om regelingen voor onderwijs op afstand te stimuleren. Uit de recente

ervaringen met Covid-19 is duidelijk gebleken hoe dit potentieel in de toekomst beter kan worden benut.

KADER 4. AFSTANDSONDERWIJS IN FRANKRIJK EN DUITSLAND

MEER

CONTRACTBESCHERMING VOOR VOLWASSENEN

De Covid-19-crisis leert dat leerlingen die als studenten worden behandeld en niet door de arbeidswetgeving worden beschermd, kwetsbaar zijn in geval van opschorting of

In Frankrijk is afstandsonderwijs voor leerlingen opgenomen in de arbeidswetgeving. Als een bedrijf afstandsonderwijs aanbiedt, kunnen leerlingen, afhankelijk van de beschikbaarheid van apparatuur, de opleiding volgen vanuit huis of op de locatie van het bedrijf. Het doel is de continuïteit van zo veel mogelijk leerwerkplekken te

waarborgen. In Duitsland kunnen leerlingen, in verband met de sluiting van scholen voor beroepsonderwijs en -opleiding, op de werkplek toegang krijgen tot opleidingsmiddelen van de school. De Duitse bond van ambachtslieden (ZDH) raadt bedrijven aan leerlingen extra opleidingstijd op de werkplek te geven om het door hun school verstrekte materiaal te verwerken. Daarbij worden zowel de werkgevers als de scholen

aangemoedigd op zoek te gaan naar de beste individuele regelingen.

Via het initiatief Zukunftsstarter (toekomstige starters) van het ministerie van Gezinszaken en het nationale arbeidsbureau worden niet- of laaggekwalificeerde volwassenen tussen de 25 en 35 jaar ondersteund die een opleiding willen volgen in het kader van het leerlingwezen of een andere vorm van initieel beroepsonderwijs. In het kader van dit initiatief, dat specifiek is bedoeld om kansarme volwassenen te helpen de stap te maken naar geschoold werk, zullen in de periode 2020-2022 naar verwachting 120 000 kandidaten een subsidie ontvangen.

Sinds januari 2020 zijn beroepsonderwijs en - opleiding in deeltijd flexibeler gemaakt, zodat meer volwassenen voor deze optie kunnen kiezen. Dit kan een uitkomst zijn voor mensen die gezondheidsproblemen hebben of voor kinderen of andere familieleden moeten zorgen, maar ook voor vluchtelingen en andere kwetsbare groepen volwassenen. De basisvoorwaarde is dat de kandidaat-leerling en het bedrijf dat in hem/haar geïnteresseerd is, het eens zijn over de

praktische voorwaarden van het deeltijdwerk.

(5)

beëindiging van hun contract. In het gunstigste geval ontvangen zij dan een uitkering van de overheid.

KADER 5. COMPENSATIEREGELINGEN IN SLOVENIË, MALTA EN PORTUGAL

Aangezien volwassen leerlingen vaak andere verantwoordelijkheden hebben, zijn zij bijzonder kwetsbaar in dergelijke onzekere situaties. In landen waar

leerlingovereenkomsten onder de arbeidswetgeving vallen, kunnen ze

gebruikmaken van de vangnetten van de staat voor vaste werknemers.

KADER 6. VANGNETTEN: OOSTENRIJK, DUITSLAND EN IERLAND

WAAROM ZOUDEN

WERKGEVERS VOLWASSEN LEERLINGEN AANNEMEN?

Allereerst omdat ze geschoolde

arbeidskrachten nodig hebben. Er zijn echter ook andere redenen waarom volwassen leerlingen voor werkgevers soms een betere optie zijn dan jongeren:

 Werkgevers kunnen leerwerkplekken gebruiken om hun eigen werknemers bij te scholen (een werkwijze die in het Verenigd Koninkrijk bekend staat als “conversion”.

Hiermee kunnen zij hun

personeelsbestand opwaarderen en tegelijkertijd de banden van werknemers met het bedrijf versterken, ook door ze zicht te geven op volgende

loopbaanstappen (7).

 Volwassen leerlingen hebben werkervaring en levensvaardigheden en zijn vaak zeer gemotiveerd, waardoor zij sneller

productief worden en vaak betrouwbaarder zijn.

 Gezien hun verantwoordelijkheden zijn volwassenen potentieel stabiele werknemers voor de lange termijn.

EEN VEELBELOVEND MAAR LASTIG TRAJECT

Politiek gezien is het belangrijk om de

merknaam van het leerlingwezen te behouden door de kwaliteit en de identiteit ervan verder te versterken. Om voor zowel volwassenen als jongeren een aantrekkelijke optie voor

beroepsonderwijs en -opleiding te zijn, moet het leerlingwezen worden gereguleerd en duidelijk worden gekoppeld aan geschoolde beroepen. Participatie van volwassenen moet worden ondersteund, allereerst door de leeftijdsbeperkingen af te schaffen. Ten tweede moet er flexibiliteit in het leerlingwezen worden ingebouwd en moet tegelijkertijd de specifieke waarde ervan worden bevorderd.

Ten derde moeten er stimulansen voor individuele personen en werkgevers worden gecreëerd, zodat werkgevers worden

aangemoedigd het leerlingwezen te gebruiken als een manier om hun werknemers bij te scholen en kansen voor loopbaanontwikkeling te bieden. Volwassenen moeten daarnaast goed worden voorbereid op het leerlingschap.

Begeleiding is daarbij cruciaal.

7Er moeten beveiligingsmechanismen in het systeem worden opgenomen om te voorkomen dat bestaande functies een nieuwe naam krijgen of dat opleidingen voor laaggekwalificeerde banen als leerlingplaatsen worden aangemerkt.

In Slovenië ontvangen leerlingen alleen een vergoeding voor de dagen dat zij daadwerkelijk werken. Zij vallen niet onder de

compensatieregeling voor Covid-19, omdat zij worden beschouwd als studenten met een leerovereenkomst. Degenen van wie de overeenkomst als gevolg van de pandemie is opgeschort, hebben geen recht op

compensatie.

In Malta worden leerlingen in geval van opschorting van de overeenkomst niet betaald door hun werkgever. Zij hebben echter wel recht op de door de overheid verstrekte toelage.

In Portugal wordt de afwezigheid van leerlingen tijdens de periode van opschorting als

gerechtvaardigd beschouwd en worden de sociale uitkeringen, op enkele uitzonderingen na, doorbetaald onder de volgende

voorwaarden: de opleidings-

/professionaliseringstoelage wordt betaald op basis van de werkdagen gedurende de periode van opschorting, ongeacht of het gaat om voltijd- of deeltijdwerk. Bovendien krijgen de leerlingen een ontvangst- en

verblijfskostenvergoeding en een

reiskostenvergoeding, op vertoon van een betalingsbewijs.

In Oostenrijk konden leerlingen van bedrijven die enkele weken moesten sluiten, Kurzarbeit (arbeidstijdverkorting) aanvragen. Volgens die regeling betaalt het opleidingsbedrijf 100 % van het loon van de leerling door, en wordt het grootste deel van deze kosten door de staat vergoed (de regeling geldt tot en met eind september 2020).

In Duitsland gelden soortgelijke voorwaarden voor Kurzarbeit. Als de opleidingstijd wordt verkort, kunnen de lonen worden aangepast. In Ierland ontvangen leerlingen die in de

schoolfase van hun leerlingschap zitten, gedurende de gehele pandemie een toelage van de staat voor het volgen van een opleiding buiten de werkplek. Een leerling die wordt ontslagen kan echter alleen een

werkloosheidsuitkering aanvragen.

(6)

Om de eigen identiteit van het leerlingwezen en zijn specifieke waarde voor de arbeidsmarkt in stand te houden of te versterken, moeten in het beleid de grenzen van het leerlingwezen worden afgebakend ten opzichte van andere vormen van leren op het werk door deze anders te noemen (ze mogen niet de naam

“leerwerkplekken” dragen als het geen leerwerkplekken zijn) en door “pseudo-”

leerlingwerkplekken te schrappen.

De EU kan haar lidstaten aanmoedigen om deze weg in te slaan in het kader van de nieuwe cyclus van Europese samenwerking op het gebied van beroepsonderwijs en -

opleiding, die in het najaar van start gaat.

CEDEFOP

Europees Centrum voor de ontwikkeling van beroepsopleiding

Briefingnota –- 9147 NL Cat. nr.: TI-BB-20-003-NL-N:

ISBN 978-92-896-2982-9, doi:10.2801/873014 Copyright © Europees Centrum voor de ontwikkeling van beroepsopleiding

(Cedefop), 2020.

Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationaal

Briefingnota’s worden gepubliceerd in het Engels, Frans, Duits, Grieks, Italiaans, Pools, Portugees en Spaans en in de taal van het EU- voorzitterschap. Als u deze nota’s regelmatig wilt ontvangen, kunt u zich inschrijven op:

www.cedefop.europa.eu/en/user/register

Andere briefingnota’s en publicaties van Cedefop zijn te vinden op:

www.cedefop.europa.eu/EN/publications.aspx

Europe 123, Thessaloniki (Pylea), GRIEKENLAND

Postadres: Cedefop Service Post, 57001, Thermi, GRIEKENLAND Tel. +30 2310490111, Fax +30 2310490020

E-mail: info@cedefop.europa.eu

www.cedefop.europa.eu

Deze vertaling is tot stand gekomen met subsidie van de Europese Commissie, DG Onderwijs en Cultuur.

Vertaling van Briefing Note Apprenticeships for adults, gepubliceerd door Cedefop European Centre for the development of Vocatiol Training.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Daarom laten we in deze rapportage geen wachttijd zien uit februari 2021 voor pervasieve stoornissen en angststoornissen.. In de ggz waren er al aanzienlijke wachttijden vóór

Het vraagt lef van de Onderwijscoöperatie, de daarbinnen vertegenwoordigde sectororganisaties, de vele leraren die als ambassadeur voor het register optreden en de leraren die zich

Vooral ou- deren die plotseling worden geconfronteerd met een ziek- te of ander lichamelijk onge- mak, waardoor ze een tijdje aan huis gebonden zijn, maken zich terecht druk

Er zijn tijdens de survey 2 mosselstrata (M1 & M2) en 3 kokkelstrata (K1 t/m K3) onderscheiden met ieder een andere verwachting voor het aantreffen van de mosselen en

Landen zijn alfabetisch gerangschikt. Positieve waarden wijzen op een hoger vaardigheidsgebruik door mannen. Verschillen in vaardigheidsgebruik werden gecontroleerd voor

Dit is groter dan dit puntenverschil overheen de OESO-landen (52 punten). Daarna komt het grootste prestatieverschil bij geletterdheid in Vlaanderen voor bij de indeling volgens

of the National Party; National Party program of principles; annual reports of the Federal Council of the National Party 1952-1961; constitution of the Federal Council of

Toelichting: De volgende vraag dient hier in ieder geval beantwoord te worden: - Welke resultaten hoopt u dat dit onderzoek oplevert.