Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 11
bron
Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 11. Uitgeverij Sub Rosa, Deventer 1988
Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_med009198801_01/colofon.php
© 2012 dbnl
1
Hermes en de hermetika
*Frank van Lamoen
Dames en heren,
Vandaag zal ik u deelachtig maken aan de arcane kennis die ik bezit. Ik moet u op voorhand evenwel teleurstellen: deze lezing gaat voor een groot gedeelte namelijk niet over Weyerman. Er zijn naar mijn idee géén verstrekkende konklusies te trekken over Weyermans houding ten aanzien van de hermetische filosofie. Hij noemt weliswaar alchemisten, rozenkruisers, Böhmisten, en wat dies meer zij, maar hij doet ze in het algemeen af als charlatans, oplichters onder de oplichters, en producenten van obscure teksten. Zijn strategie is meestal als volgt: rozenkruisersteksten zijn onbegrijpelijk, dus iemand die onbegrijpelijke taal uitslaat is een rozenkruiser. En passant stelt Weyerman dan wel het fenomeen rozenkruisers aan de orde, en suggereert er wel degelijk mee op de hoogte te zijn, maar of de suggestie meer inhoudt dan belezenheid à la Readers Digest is zeer de vraag. (Voor Willem van Swaanenburg geldt overigens hetzelfde).
1.Weyerman is dus geen hermeticus. Ik laat hem daarom even in de steek om u voor te lezen uit het werk van een ander groot schrijver: Harry Mulisch. Deze publiceerde onlangs een boekje onder de wat pompeuze titel: Grondslagen van de mythologie van het schrijverschap,
2.- met op het omslag een afbeelding van de legendarische Hermes Trismegistus.
3.Het boekje verscheen bij uitgeverij Thoth - dat moet u even in gedachte houden. Kenners van het werk van Mulisch zien natuurlijk onmiddellijk dat deze titel aansluit bij passages uit Voer voor psychologen. Mulisch schrijft daarin het volgende:
Hermes Trismegistus. In hoeveel schijngestalten was hij al niet opgedoken in de geschiedenis. [...] Afstammeling van Thoth, maangod, ogengenezer en uitvinder der hiëroglyfen: Hermes Trismegistus, de vader der
hermetische wetenschappen, was de egyptische duisternis ontstegen en mij en mij alleen verschenen [...]
4.Zo gaat het nog even door en een eindje verderop beschrijft Mulisch een mozaïek in de kathedraal van Sienna, afgebeeld op het omslag van het boekje dat ik zojuist noemde.
Kennelijk leeft Hermes Trismegistus heden ten dage nog voort.
5.De feiten: Hermes Trismegistus was het equivalent, of zo u wilt: de hellenistische inkarnatie van de egyptische god Thoth (die van de uitgeverij). Thoth was de klerk van Osiris, god van het schrift, en bij gevolg de god van de wetenschappen, want die hebben met het woord van doen.
Weyerman noemt hem twee maal in De Rotterdamsche Hermes. Hij schrijft
2
daar dat hij Hermes de Argus-doder is, en niet Hermes Trismegistus. Zijn tekst luidt als volgt:
Hermes Trismegistus was een Egyptisch Filozoof, die gebloeit heeft na Mozes. Hy is d'eerste geweest, door wiens toedoen de Wysgeerte, die de Egyptenaren binnen den omtrek van de Starrekunde en de wiskunde bepaalden, begon te ontluiken. In zyne eige taal heeft hy een samenspraak, waar in eene Asclepius ingevoert wort, opgestelt.
6.Dit is geheel konform de legende. Het onderscheid tussen Hermes Trismegistus en Hermes de zoon van Maia, is terug te vinden in De natura deorum van Cicero.
7.Hermes leefde rond de tijd van Mozes - dit is belangrijk - en kreeg daardoor een gigantische autoriteit: hij mocht dan wel een heiden wezen, maar als tijdgenoot van de schrijver van Genesis kreeg hij toch ongetwijfeld een klap van de openbaring mee. De ‘eige taal’ waar Hermes zich van bedient, is natuurlijk het egyptisch: Thoth had de hiëroglyfen immers zelf uitgevonden. De tekst waar Weyerman op duidt heet Asclepius - ik kom daar zo meteen nog op terug.
Voor ik op de teksten van Hermes inga, wil ik eerst in het kort uitweiden over Egypte.
Egypte is - bij wijze van spreken - het Mekka van het esoterisch denken; althans in de ogen van de esoterici van alle tijden. Als het uiteindelijk niet uit Egypte komt, dan deugt het ook niet. (Dit inzicht heerst ook buiten de vrijmetselarij).
Naar ik hoop ten overvloede wil ik vermelden dat het godsonmogelijk is, dat de hermetische teksten egyptisch zijn van oorsprong. De egyptische ‘filosofie’ - als je die zo zou willen betitelen - is niet conceptueel, maar bestaat uit mythen. De hermetische filosofie bestaat uit abstrakta, en is bijgevolg grieks - met weliswaar wat egyptische (Alexandrijnse!) opsmuk.
8.De aantrekkingskracht van alles wat egyptisch was, lag uiteraard in de
raadselachtige hiëroglyfen die Thoth (Hermes) zelf had uitgevonden, en waaruit
‘latere’ filosofen als Pythagoras en Plato hun wijsheid hadden geput. In de tijd van Weyerman is de autoriteit inzake hiëroglyfen nog steeds een jezuïet: Athanasius Kircher (1602-1680), een man die in zijn tijd wereldberoemd was, alles van alles wist, en er bovendien over schreef, maar er geen konklusies uit kon trekken. Kircher was de eerste die de verwantschap tussen het coptisch en het egyptisch ontdekte,
9.maar hij werd in zijn ontcijfering belemmerd door de kanonieke opvatting van de hiëroglief, zoals vastgesteld door de hellenistisch platonist Plotinus (205-270). Al in diens tijd was het fonetisch karakter van de hiëroglief verloren gegaan. Plotinus had vastgesteld dat de hiëroglief de weergave was van een Idee (in platoonse zin):
hiëroglyfen openbaarden de ideale wereld van de ziel.
10.- De hiëroglief verzwakt in
De tekst van Hermes Trismegistus die Weyerman aanhaalde in zijn Rotterdam-
3
sche Hermes is getiteld Asclepius. Deze tekst was al vroeg in druk voorhanden via het werk van Apuleius van Madaura (ca. 123), een satiricus die verdacht werd van magie, en auteur van Metamorfosen die gewoonlijk bekend zijn onder de titel De gouden ezel. Weyerman noemt hem een enkele keer.
13.Van Apuleius werd verondersteld dat hij de vertaler was van de hermetische Asclepius - Hermes zelf schreef immers in het egyptisch. Deze tekst bevat een berucht geworden magische passage waarin Hermes uit de doeken doet hoe de Egyptenaars hun beelden bezielen: min of meer een uiterst vage handleiding om een demon in een beeld te stoppen, met als resultaat vermoedelijk iets als een homunculus, golem, of zo u wilt: robot. Augustinus gaat nogal te keer tegen deze vorm van spirituele manipulatie; scheppen moet je aan de schepper overlaten, dunkt mij.
14.Het feit dat Apuleius werkelijk de vertaler zou zijn wordt in de loop van de tijd betwijfeld. Scriverius bijvoorbeeld gelooft er niet in op stilistische gronden. Van enige ‘doorwerking’ van deze tekst in het werk van Weyerman of in dat van Van Swaanenburg heb ik tot op heden geen spoor kunnen vinden. Er zijn hier en daar wat Asclepius-afschriften bewaard gebleven; waarschijnlijk voer voor filologen.
15.- Iets als ‘magie in de Republiek’? Ik durf er nauwelijks aan te denken.
De tweede hermetische tekst die ik aan de orde wil stellen, is het zogenaamde Corpus Hermeticum: volgens sommigen dé sensatie van de Florentijnse renaissance.
Het oorspronkelijke Corpus werd in 1460 gevonden in Macedonië door een zekere Leonardo van Pistoia, een agent van Cosimo de Medici. Het bestond uit een
verzameling van veertien nogal syncretistische traktaatjes, die gewoonlijk worden aangeduid als van ‘stoïsch-platoonse’ strekking.
16.Dit klinkt tegenstrijdig, en dat is het in feite ook: het Corpus bevat een veelheid aan filosofische concepten, die variëren van platoonse transcendentie en ‘absolute geest’, tot stoïsch pantheïsme en het daarmee gepaard gaande materialisme.
Dat gaf allemaal niet. Dit was immers de ‘oerbron’ van alle wijsheid, waaruit Pythagoras en Plato geput hadden. Dat deze bron een beetje troebel was, was gelegen in het feit dat Hermes Trismegistus een heiden was, die de waarheid
17.- en dat is natuurlijk de christelijke waarheid - met de nodige vervorming doorkreeg: ‘with a lot of distortion but enough sustain’ - om met Jimi Hendrix te spreken.
De hermetische traktaten werden in het latijn vertaald door Marsilio Ficino (1433-1499), en verschenen in 1471 in druk.
18.De triomftocht van Hermes Trismegistus nam een aanvang.
In het werk van Weyerman is van het Corpus Hermeticum nauwelijks iets terug te vinden.
19.In feite komen de florentijnse filosofen er allemaal een beetje bekaaid vanaf.
20.