• No results found

'Hebbende previlegie van stede' De verlening van stadsrechtprivileges in Holland en Zeeland (13de - 15de eeuw)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "'Hebbende previlegie van stede' De verlening van stadsrechtprivileges in Holland en Zeeland (13de - 15de eeuw)"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

'Hebbende previlegie van stede' De verlening van stadsrechtprivileges in Holland en Zeeland (13de - 15de eeuw)

Cox, J.C.M.

Citation

Cox, J. C. M. (2011, June 29). 'Hebbende previlegie van stede' De verlening van stadsrechtprivileges in Holland en Zeeland (13de - 15de eeuw). Retrieved from https://hdl.handle.net/1887/17747

Version: Not Applicable (or Unknown)

License: Licence agreement concerning inclusion of doctoral thesis in the Institutional Repository of the University of Leiden

Downloaded from: https://hdl.handle.net/1887/17747

Note: To cite this publication please use the final published version (if applicable).

(2)

Stellingen

bij het proefschrift van Joost C.M. Cox, ‘Hebbende privilege van stede’. De verlening van stadsrechtprivileges in Holland en Zeeland (13de - 15de eeuw).

I

De gangbare opvatting in de historiografie dat het verkrijgen van stadsrecht tevens het recht op ommuring van de stad inhoudt, kan geen stand houden.

II

Het stadsrecht loopt deels vooruit op de algemene maatschappelijke en rechtskundige

ontwikkeling in de middeleeuwen, zoals het verbieden van godsoordelen en het instellen van een stille waerheyt (een geheim gerechtelijk onderzoek) in het kader van de geleidelijke overgang van het accusatoire naar het inquisitoire proces.

III

De Zeeuwse stadsrechten verschillen formeelinhoudelijk fundamenteel van de Hollandse, ondanks dat zij hetzelfde materiële effect teweegbrengen voor de rechtspositie van de stad;

Vlissingen is echter in stadsrechtelijk opzicht een ‘Hollandse’ stad en als zodanig een Zeeuws buitenbeentje.

IV

Artikel 12 van de Grondwet kent een vroege voorloper in de middeleeuwse bepalingen in het stadsrecht betreffende de huysbrekinghe (huisvredebreuk).

V

De rechtsgeschiedenis – als historische component van het recht enerzijds en als juridische benadering van de geschiedenis anderzijds – verdient als verbindend element meer aandacht in het universitair onderwijs en onderzoek, bijv. door middel van verticale rechtsvergelijking;

zo verschilt bijv. de hedendaagse concessie van de staat voor een speelcasino niet wezenlijk van het middeleeuwse privilege van de graaf voor een dobbelscole, een speelhuis.

VI

Een rechtshistoricus is in de regel geen historicus maar een jurist.

(3)

VII

De indeling van de geschiedwetenschap in tijdvakken aan de Nederlandse universiteiten verdient een eenduidige regeling.

VIII

Het verdient aanbeveling als specialisatie binnen de geschiedwetenschap de ‘digitale geschiedenis’ aan te bieden.

IX

De wel aan Lodewijk XIV toegeschreven uitspraak L’état, c’est moi zou niet gedaan zijn volgens het toenmalige gebruik van de pluralis majestatis; wellicht is hier een 17de-eeuwse spindoctor aan het werk geweest.

X

Ter vergroting van de effectiviteit èn het relativeringsvermogen van topondernemers en politici zouden De heerser van Machiavelli èn de Lof der zotheid van Erasmus tot hun verplichte leeskost moeten behoren.

XI

De duur van het applaus is in de regel omgekeerd evenredig aan de duur van de toespraak: de kortste spreker krijgt meestal het langste applaus.

XII

Degene die reageert op de uitspraak van een ander met de beginwoorden “Met alle respect maar…”, wil veelal juist aantonen dat diens zienswijze kant noch wal raakt.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hoewel uit de observatio lijkt te volgen dat Sempronius inderdaad niet deelde in de winst, verwierp de Hoge Raad het verweer van Maevius op grond van het feit dat het voor

De Hoge Raad bevestigde bovendien dat een vennoot zich niet zonder meer kon verhalen op de gemeenschap tussen vennoten ter zake van een vordering op een andere vennoot, als

De raadsheren waren het niet eens over de vraag of volgens contemporain gebruik (moribus nostris) vennoten die beiden bevoegd waren om namens de vennoot- schap te handelen hoofdelijk

Dat Voet zich bewust was van deze ongerijmdheid blijkt uit het feit dat hij in paragraaf 18.4.11 van de Commentarius ad pandectas opmerkt dat, in afwijking van de door hem

Ondanks dat een boekhouder in een procedure betreffende de aansprakelijkheid van reders te kennen gaf dat reders, in afwijking van het Romeinse recht, naar de toenmalige gewoonte

If this was the case, as the Supreme Court ruled on the basis of Roman law, the partner was jointly and severally liable for the actions of the asset administrator.. This judgement

Hij behaalde zijn eindexamen in 1992 aan het Sint Ignatius Gymnasium te Amsterdam en begon in hetzelfde jaar met de studie Nederlands recht aan de Universiteit Leiden, alwaar hij

Het carriereverloop verstärkt de reeds op grond van de startfuncties gedane vaststellingen : schepenen van de Keure hebben een beduidend hogere kans op herbenoemingen dan hun