• No results found

De zachte impact van stenen stapelen.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De zachte impact van stenen stapelen."

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DE ZACHTE IMPACT VAN STENEN STAPELEN. LEX VELDBOER

1

INLEIDING

Het Haagse Bouwlust, Hoogvliet-Noord en Pendrecht in Rotterdam, Deppenbroek in Enschede, Malburgen in Arnhem en in Amsterdam de Bijlmer en de Westelijke

Tuinsteden. Het is maar een kleine greep uit de lange lijst van verpauperde naoorlogse flatwijken die in de afgelopen jaren stevig onder handen zijn genomen door

woningcorporaties en gemeenten. Hoewel in Nederland geen echte armoedewijken of volledig etnische wijken bestaan, hebben beleidsmakers steeds gehamerd op het doorbreken van de eenzijdigheid van de bevolking en de woningvoorraad in een groot aantal van deze buitenwijken.

Sociologen vrezen dat het mengen van deze wijken zal leiden tot polarisatie tussen klassen en etnische groepen, spanningen en fricties tussen have en have nots en een tweedeling tussen maatschappelijke achterblijvers en hoger opgeleiden (zie o.a. Buys 2008; Van Bergeijk et al. 2008). Zulk pessimisme sluit naadloos aan bij de roman

Wolfstonen van Herman Franke uit 2003. De bouw van een flat voor middeninkomens in een verpauperde buurt leidt in dit boek tot een opeenvolging van misverstanden,

onbegrip en verwijten. De afloop van de roman is weinig florissant voor alle betrokkenen en stemt tot somberheid. Is het effect van fysieke vernieuwingsoperaties – van ‘stenen stapelen’ – inderdaad desastreus voor het buurtleven en het buurtvertrouwen?

EFFECT VAN DE HERSTRUCTURERING

In de Amsterdamse Bijlmer en het Rotterdamse Hoogvliet, is het aandeel van de sociale woningvoorraad door een jarenlang proces van sloop, nieuwbouw en omzettingen van bestaande woningen met een kwart (Hoogvliet) tot de helft (F-buurt Bijlmer) verminderd.

Door herstructurering zijn de gemiddelde wijkscores er behoorlijk op vooruit gegaan, zo blijkt uit bijna al het onderzoek (zie o.a. Planbureau voor de Leefomgeving 2010). Ze winnen weer aan populariteit, en worden (een beetje tot aanzienlijk) schoner, heler en veiliger. Herstructurering leidde echter nauwelijks tot meer sociale mobiliteit voor

achterstandsbewoners en tot meer sociale cohesie tussen bewoners (zie o.a. Wittebrood

& Van Dijk 2007). Er kwam namelijk nauwelijks contacten tussen lagere en hogere

1 Gebaseerd op: Lex Veldboer, Machteld Bergstra en Reinout Kleinhans (2011), ‘Meer inkomensdiversiteit, meer buurtvertrouwen? Sociale tectoniek of vreedzame co-existentie in Amsterdamse gentrification-wijken’, Nicis: Den Haag.

1

(2)

sociale klassen. Ze leven naast maar niet met elkaar, in parallelle sociale werelden. Er is dus ook geen overdracht van informatie over banen. Ook gedeelde waarden en normen blijven uit. Wat betekent dit parallelle leven voor de relaties tussen groepen?

Internationale studies over gemengde wijken voorspellen weinig goeds. Veel daarvan wijzen op spanningen en vermijdingsgedrag tussen inkomensgroepen die in elkaars nabijheid wonen.

THERE GOES THE NEIGHBOURHOOD

De komst van groepen met meer veel cultureel of economisch kapitaal leidt tot de waardestijging van bestaande woningen. Casestudy's in Angelsaksische landen laten met de regelmaat van de klok zien dat dit gepaard gaat met social tectonics (cf. Butler &

Rose 2003). In arme stadswijken die populair worden bij de middenklasse zou er sprake zijn van schurende leefstijlen en van klassen die elkaar angstvallig ontwijken. Deze buurten worden na hun ‘ontdekking’ in snel tempo ‘overgenomen’ door beter bemiddelde groepen, waardoor deze wijken uiteindelijk ‘doorslaan’ naar dure,

gearriveerde wijken waar geen plaats meer is voor armere mensen. Bewoners tonen zich tevreden over de toegenomen veiligheid en voorzieningen, maar over de onderlinge verhoudingen bestaat veel onvrede. Armere mensen voelen zich opgejaagd en als minder bekeken. De groeiende aanwezigheid van mensen met meer geld ervaren ze als een verlies van de eigen leefwereld: ‘There goes the neighbourhood.’ Beter bemiddelde bewoners zijn ook ontevreden. Ze ergeren zich aan overlast en vrezen dat hun kinderen verkeerde vriendjes krijgen. En hoewel ze zich vaak presenteren als liefhebbers van de stedelijke smeltkroes, zouden ze heimelijk verlangen naar veiligheid en homogeniteit.

Deze twee sentimenten zouden een verklaring zijn voor een laag buurtvertrouwen tijdens het gentrificatie-proces. Bij stedelijke vernieuwing zijn in internationale studies grosso modo dezelfde effecten gevonden. Over projecten voor woningdifferentiatie in Engelse achterstandswijken is vaak gesteld dat ze leiden tot negatieve stereotypering over en weer en in klassenspanningen resulteren. Met name zittende huurders zouden zich als minder behandeld voelen door middenklasse-bewoners (zie o.a. Beekman et al.

2001).

IN NEDERLAND ?

Nogal wat Nederlandse auteurs veronderstellen dat het sombere beeld dat naar voren komt uit Engels en Amerikaans onderzoek over stedelijke vernieuwing en gentrificatie ook voor Nederland geldt. Anderen menen dat de sterker ontwikkelde verzorgingsstaat, de grotere overheidsregulering van de woningmarkt en het al langer naast elkaar bestaan van huur- en koopwoningen klassenmenging hier meer vanzelfsprekend maken.

2

(3)

Eigen onderzoek in Amsterdam (Veldboer en Kleinhans, 2013) op basis van de enquêtes Wonen in Amsterdam van 2001 en 2009 laat zien dat een toenemende woningdifferentiatie in voormalige eenzijdig opgebouwde wijken een bescheiden positief effect heeft op het buurtvertrouwen. Dat geldt zowel voor gentrificationwijken als wijken waar stedelijke vernieuwing heeft plaatsgevonden. Dat we in stedelijke vernieuwingswijken aan de rand van de stad dezelfde effecten hebben gevonden sluit aan bij bevindingen van het SCP (Wittebrood & Permentier 2011: 31-35) dat stedelijke vernieuwing bij de bewoners leidt tot een toenemende tevredenheid over leefbaarheid, veiligheid en de kwaliteit van voorzieningen en woningen.

Dat Amsterdam een uitzondering lijkt op de internationale regel van spanningen tussen klassen zegt iets over de mildheid van de woningdifferentiatie in Amsterdamse

aandachtswijken in de genoemde periode. Die is lange tijd gericht geweest op natuurlijke doorstroming, op tegemoetkomingen in de financiële kosten en op een voorkeurspositie op de sociale huurmarkt voor bewoners van wie de woning onder handen wordt

genomen. Daarbij komt dat Amsterdamse (en Nederlandse) wijken aan de onderkant van de woningmarkt een stuk minder arm, gevaarlijk en ongezond zijn dan bijvoorbeeld Red Road in Glasgow of The Bronx in New York. Zelfs op het Europese continent staan onze slechtste wijken op geen enkel aspect bovenaan de verkeerde lijstjes (COS 2004). Door fysieke ingrepen krijgen deze relatieve achterstandswijken al snel meer gemiddelde scores.

EEN AMBIGUE CONCLUSIE

Dit onderzoek en dat van het SCP maken dus duidelijk dat er op het punt van

tevredenheid en buurtvertrouwen in Nederland weinig twijfel hoeft te bestaan over de positieve uitkomsten van woningdifferentiatie. Maar op veel andere punten levert de herstructurering van aandachtswijken een wisselend beeld op.. Stedelijke vernieuwing leidt enerzijds tot sterkere wijken met een toegenomen tevredenheid over de

ontwikkeling van de buurt. Anderzijds ontstaan niet per se meer sociale wijken: de effecten op sociale cohesie en op sociale mobiliteit zijn beperkt.

Deze ambigue conclusie geldt ook voor de kleurkwestie bij stedelijke vernieuwing.

Enerzijds is het stabiel gebleven aandeel van niet-westerse allochtonen een teken dat de grootscheepse ingrepen in onze achterstandswijken niet leiden tot verdringing van migrantengroepen, maar juist perspectief bieden op een ‘wijkcarrière’ voor de allochtone middenklasse. Anderzijds kan het feit dat de kleurbalans nauwelijks verandert ook worden uitgelegd als bewijs dat er, ondanks de vernieuwing, nog steeds een stigma rust op sommige wijken. Hoe dus bijvoorbeeld te oordelen over de ontwikkeling in de F-buurt van de Bijlmer – een alom bejubelde vernieuwingsbuurt – waar het aandeel niet-westerse allochtonen na de ingreep nog steeds hoger lag (82 procent in 2007) dan in de rest van

3

(4)

de Bijlmer (Veldboer 2010)? De effecten van stedelijke vernieuwing als sociaal beleid zijn dus niet alleen gemengd, maar vaak ook een kwestie van interpretatie.

SLOT

De centrale kwestie voor de nabije toekomst is of gentrification te stabiliseren is op het moment dat de door velen gewenste situatie van inkomensgemengde buurten is bereikt.

Het is de vraag of verder liberaliseringsbeleid zoals de afgelopen jaren is ingevoerde door nationale liberale beleidsmakers tot dezelfde uitkomsten zal leiden. De mate van liberalisering van de woningmarkt heeft de stad niet zelf in handen. Wat de stad wel kan doen, is investeren in burgerinitiatieven. Noodgedwongen hebben veel steden het geloof in grootschalige woningdifferentiatie ingeruild voor de mantra van kleinschalige

zelfredzaamheid. Of dit net zo’n positief effect heeft op het buurtvertrouwen als ‘stenen stapelen’ zal de toekomst moeten uitwijzen.

4

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De minister van VROM schrijft in haar reactie dat ze in algemene zin deze terugblik van de Algemene Rekenkamer als een nuttige monitor op de reguliere rapportages van de AR

Voor het tweede ISV-tijdvak gaat de Algemene Rekenkamer ervan uit dat de opgedane ervaringen benut worden om wél volwaardige landelijke doelstellingen voor stedelijke vernieuwing op

Kleine corporaties (cat. een & twee) hebben vaak dan wel behoefte aan hulp bij de procesvorming bij stedelijke vernieuwing, maar door deze

Dit onderzoek richt zich eveneens op een van deze wijken in Arnhem, waar in het kader van de stedelijke vernieuwing in het recente verleden of in de nabije toekomst

Het rapport is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt een theoretische context geschetst welke als basis dient voor de analyse van de cases. Aan bod komen de rol van

De redenen om geen extra waterberging aan te leggen zijn in de overige elf wijken -waar in het planproces wel aandacht is voor water, maar in de uitvoering

Burgemeester

Burgemeester