Vraag nr. 86
van 18 december 1996
van de heer FILIP DEWINTER
Mercator – Bescherming en onderhoud – Sch e e p s-patrimonium
Enkele jaren geleden werden de klipperaak Ti j l U i l e n s p i e g e l , het opleidingsschip (OS) Mercator, de stoomsleper Succes en de zandkreekklipper Clothilde als monument onder bescherming g e p l a a t s t . Bij ministeriële besluiten van 9 septem-ber 1994 en 13 decemseptem-ber 1994 houdende vooront-werp van lijst van voor bescherming vatbare monu-m e n t e n , stads- en dorpsgezichten, zette de toen bevoegde Vlaamse minister Johan Sauwens de bovengenoemde schepen volgens de gangbare pro-cedure op de beschermingslijst. Op 10 november 1995 plaatste de minister het OS Mercator op het ontwerp van voor bescherming vatbare monumen-t e n , smonumen-tads- en dorpsgezichmonumen-ten. Bij minismonumen-terieel besluit van 24 september 1996 werd het OS Merca-tor definitief beschermd, met als ligplaats Oosten-de.
Uit informatie die ik heb ontvangen blijkt dat in het recente verleden dringende herstellingen (met name het vervangen van enkele huidplaten in de romp) aan het schip werden uitgevoerd die niet overeenkomstig het besluit van de Vlaamse rege-ring van 17 november 1993 zijn gebeurd. Artikel 24 van dit besluit luidt als volgt : "Het is verboden onderdelen van toestellen te vervangen of te her-stellen door middel van niet-originele materialen of met niet-originele technieken. In het bijzonder mag men geen geklinknagelde of op andere wijze gemaakte verbindingen vervangen door lasverbin-d i n g e n " . Voor lasverbin-de herstelling zoulasverbin-den huilasverbin-dplaten van 8 mm zijn gebruikt, terwijl de rest van het schip oorspronkelijk met 12,5 mm-platen werd gebouwd. Bovendien zouden de nieuwe platen gelast zijn, terwijl het ganse schip geklonken is en niettegen-staande bovenvermelde wetgeving de restauratie met originele materialen en op de oorspronkelijke wijze oplegt.
1. Wie is de eigenaar van het OS Mercator en welke rol speelt de VZW Mercator met betrek-king tot het schip ?
2. Waarom werd het OS Mercator in Oostende beschermd ? Is het niet logisch om een schip te beschermen in zijn thuishaven (in casu Antwer-p e n ) , waar het geregistreerd staat en waar zijn inschrijvingsplaats en normale verblijfplaats zijn ?
Is het bestuur van de thuishaven overigens betrokken geworden bij de bescherming in Oos-tende ? Heeft men ooit aan A n t w e r p e n gevraagd of het geïnteresseerd was in de bescherming van het schip in Antwerpen ? 3. Is de herstelling aan het OS Mercator conform
het besluit van de Vlaamse regering van 17 november 1993 gebeurd ?
Zo neen, waarom niet en wie is daarvoor ver-antwoordelijk ? Welke concrete stappen heeft de minister in dit dossier genomen ?
Klopt het dat men zinnens is om de houten overnaads geplankte reddingssloepen van het schip te vervangen door motorsloepen van de RMT ? Houdt die handelswijze ook niet een aantasting van het historisch karakter van het schip in en is dit ook geen afwijking van de vige-rende wetgeving ?
4. Wat is de stand van zaken in verband met de bescherming van de klipperaak Tijl Uilenspie-gel, de stoomsleper Succes en de zandkreekklip-per Clothilde ?
5. Hoever staat het met het ophanden zijnde decreet op het varend patrimonium, dat nu al 6 jaar wordt aangekondigd ?
Antwoord
1. Het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap is eigenaar van het opleidingsschip Mercator. Het dossier wordt beheerd door :
Departement LIN (Leefmilieu en Infrastruc-tuur)
Administratie Waterwegen en Zeewezen Afdeling Beleid Zeewezen
WTC-Toren 3 17de verdieping Simon Bolivarlaan 30
1 000 BRUSSEL
Tot op heden is de Mercator officieel ter beschikking gesteld van de VZW Mercator. Een erfpachtovereenkomst tussen deze VZW en het Vlaams Gewest kan eerlang worden goedge-keurd.
2. De bescherming gebeurde in Oostende in over-leg met de V Z W Mercator en in het licht van een realistisch en financieel haalbaar instand-h o u d i n g s b e l e i d . De V Z W Mercator is immers
contractueel verplicht het schip op optimale wijze als museum open te stellen en de lasten van een (dure) instandhouding zelf te dragen. Na een grondige evaluatie bleek dat Oostende op dit vlak de meeste garanties biedt. In het kader van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten hoeft de plaats van bescherming niet overeen te stemmen met de plaats van registratie.
3. De herstelling met gelaste platen van 8 mm dikte en over een oppervlakte van circa 1 x 1,50 m . moet worden beschouwd als een noodher-stelling die onder toezicht van de Zeevaartin-spectie werd uitgevoerd met het oog op de drin-gende instandhouding van dit beschermde monument. De afdeling Monumenten en Land-schappen werd hiervan ten onrechte niet op de hoogte gebracht zoals vermeld in het besluit van de Vlaamse regering van 17 november 1993. Deze noodherstelling kan wel worden beschouwd als een voorlopige ingreep die valt onder de onderhoudsplicht van de eigenaar. De VZW zal echter worden gewezen op haar plicht de decreet- en regelgeving met betrekking tot de bescherming in het vervolg strikt na te leven. Wat de vervanging van de versleten houten red-dingssloepen aangaat, stelt de afdeling Monu-menten en Landschappen dat die als materiële getuigen bovendeks dienen bewaard te worden. Wel is er een mogelijkheid één of twee moderne sloepen onder afdekzeil te plaatsen, dit met het oog op de noodzakelijke persoonlijke veiligheid tijdens het varen.
4. Gezien de problemen die blijkbaar m.b. t . d e plaats van bescherming kunnen opduiken, is het niet opportuun bij de wettelijke bescherming van het varend patrimonium nog verder het decreet van 3 maart 1976 te hanteren. D e bescherming van het varend patrimonium ver-eist een geëigend wettelijk instrumentarium. Daarom worden de procedures betreffende de klipperaak Tijl Uilenspiegel en de zandkreek-klipper Clothilde niet voortgezet. Wat de stoom-sleper Succes betreft, is de Vlaamse administra-tie niet meer bevoegd aangezien dit vaartuig zich in het Waals Gewest bevindt.
5. Een ontwerp van decreet betreffende de bescherming van het varend patrimonium is in o p m a a k . De vraag rijst echter om naast het varend patrimonium ook de bescherming van het rollend en het vliegend patrimonium in ogenschouw te nemen. Momenteel wordt
onderzocht of de bescherming van dit specifiek industrieel patrimonium best door één decreet wordt gevat of door drie afzonderlijke decreten.