‘Rewilding’
De invloed van grote grazers op de plantendiversiteit en het landschap
Robbert van Gool
S2576953
begeleider: Chris Smit
Inhoudsopgave
Samenvatting ... 3
Rewilden, definities ... 4
Rewilden met herbivoren ... 4
Invloed op houtachtige soorten ... 4
Herintroductie herbivoren ... 5
Vraagstelling en benadering ... 5
Begrazing in Europa ... 5
Effecten begrazing op diversiteit ... 6
Houtachtige vegetatie ... 6
Favoriete vegetatie herbivoren ... 6
Hoge begrazingsdichtheid ... 6
Tegengaan zeekweek in de kwelders ... 7
Verspreiding zaden ... 7
bodemeffecten ... 7
Gezamenlijke effecten wilde paarden en koeien ... 8
Mechanismen voor landschap ... 9
Variatie in typen landschap ... 9
Mechanisme mozaïek vorming ... 10
Aanpassing van grassoorten op begrazing ... 10
bodemconcurrentie ... 10
Landschapsvorming stierenkuilen ... 10
Landschap en biodiversiteit planten ... 11
Conclusie ... 11
Nawoord ... 12
Literatuur ... 13
Samenvatting
Rewilding is een nieuwe vorm van natuurbeheer, waarin zelf regulerende natuur centraal staat. Voor rewilding worden grote grazers ingezet in de natuurgebieden, deze herbivoren zoals paarden en runderen worden herintroduceert, zodat de functionaliteit van ecosystemen en natuurlijke
processen kunnen herstellen. Dit herstel zorgt voor een natuurlijk systeem, zonder ingrijpen van de mens noodzakelijk is. “Welke invloed grote grazers hierbij hebben op de diversiteit van planten en het landschap?” Is de vraag die centraal staat in mijn scriptie. Of de effecten van grote grazers positief of negatief zijn op het landschap en de biodiversiteit van planten hangt vooral af van hun dichtheid. Bij hoge dichtheid vind er een afname van houtachtige soorten plaats, waardoor een open landschap ontstaat. Hierdoor wordt bosvorming tegengegaan. Te hoge druk van begrazing (meer dan 0,5 dieren per hectare) heeft een negatief effect op de biodiversiteit in productieve gebieden. Het gebied wordt dan overheerst door enkele dominante soorten. De paarden zijn specifieke grazers, die eten vooral de smakelijke soorten, waardoor een mozaïek in het landschap gecreëerd wordt met afwisselende vegetatiestructuren. Bij lage dichtheden zijn er ook kansen voor jonge boompjes om zich te vestigen. Daarnaast spelen grazers een rol bij de verspreiding van de zaden en door verstoring van de bodem veranderen ze het landschap. Grazers hebben ook een effect op de concurrentie tussen plantensoorten, in een gebied zonder grazers zal de concurrentie vooral gericht zijn op licht terwijl grote grazers zorgen voor een concurrentie strijd op voedingstoffen in de bodem, waardoor de vegetatie veranderd en er meer soorten naast elkaar kunnen bestaan. De effecten van grote grazers versterken elkaar, door verschil in morfologie en ecologie. Ze hebben beide een ander effect op hun omgeving door verschil in graasgedrag. Het is goed om grote herbivoren als verwilderde paarden en runderen in te zetten in natuurgebieden. In een gebied met begrazing zijn meer typen landschap aanwezig: graslandschappen, kruidachtige vegetatie structuur, struiken en bomen. Dit heeft een positief effect op het rewilden van natuurgebieden.
Rewilden, definities
De term rewilding is 25 jaar geleden ontstaan in Noord Amerika voor het herstel van grootte verbonden natuurgebieden(Corlett RT, 2016), die ruimte bieden voor grote migrerende dierensoorten, met de nadruk op carnivoren zoals wolven, lynxen, otters, grizzly beren, zwarte beren, veelvraten, jaguars en poema’s (Foreman 2004). Echter zijn er verschillende opvatting over rewilding. Zo wordt het in Europa gezien als een visie op natuurbeheer waarin zelfregulerende natuur centraal staat. Natuurlijke processen en wilde soorten zouden een belangrijkere rol moeten gaan spelen in onze omgeving, zowel op land als in de zee volgens Rewilding Europe (Sylven et al.
2014). Rewilding Europe is een organisatie die zich bezig houdt met de ontwikkeling van wilde natuur. Na eventueel intitieel eenmalig ingrijpen door de mens, kan de natuur zelfregulerend
worden, namelijk een systeem waarbij geen interventie nodig is, vergelijkbaar met het Poolse oerbos Białowieża (Smit et al. 2012). Het ingrijpen wordt als noodzakelijk gezien om natuurlijke processen weer op gang te laten komen of wilde soorten terug te laten keren in stabiele populaties (Svenning et al. 2015),met als uitgangspunt om er naar te streven om uiteindelijk minder in te grijpen, waardoor het landschap dat voor duizenden jaren gebruikt is door de mens wilder zal worden. Binnen rewilding worden weer twee typen onderscheiden: ten eerste actieve rewilding waarbij het ecosysteem
herstelt wordt door de top-‐down interacties te herstellen, en ten tweede de passieve rewilding waarbij menselijke tussenkomst minimaal is vanaf het begin. Natuurbeheerders streven naar een maximale heterogeniteit en regulatie van dichtheden van herbivoren. Dit gebeurd door menselijke tussenkomst of top-‐down control. Je kan de populatie reguleren door dieren af te schieten, maar dit gaat echter wel in tegen de uitgangspunten van rewilding. Je wilt namelijk een zelfregulerend systeem creëren, waarbij ingrijpen niet nodig zou moeten zijn (van Klink et al. 2014).
Rewilden met herbivoren
Rewilding is in opkomst omdat zowel het Europese landschap als de wilde herbivoren hebben moeten wijken voor productie van hernieuwbare grondstoffen, zoals landbouw, veeteelt en bosbouw. Afgelopen eeuw is hierdoor de diversiteit in veel gebieden afgenomen. Niet alleen de afname in biodiversiteit is een probleem die hierdoor idealiter opgelost, daarnaast ook de
functionaliteit en diensten van ecosystemen en aantrekkelijke gebieden voor toerisme. Rewilding met inzet van grote grazers kan voor deze problemen een oplossing bieden (Olff et al, 1999). Door verstedelijking komt er weer veel grond braak te liggen, 18 miljoen hectare (ARK, Rewilding Europe) in 2030. Dit biedt kansen voor de natuur (Corlett RT, 2016). De grond die vrijkomt zou weer ingericht kunnen worden als natuurgrond. Alleen in Nederland is al 50.000 hectare van voormalige
landbouwgrond die is omgezet in natuur waar grote grazers rondlopen (Olff et al, 1999). Rewilding Europe heeft projecten lopen om in Europa op deze manier meer ruimte te maken voor natuur. Ze zijn bezig om Rewilding op grote schaal in de praktijk gaan brengen. Grote grazers kunnen hierbij helpen door grote open en soortenrijke landschappen te creëren (van Klink et al. 2014).
Invloed op houtachtige soorten
Grote grazers zorgen voor een sterke afname in vestiging van jonge boompjes en struikjes. Rewilding kan succesvol zijn als er zich wel jonge boompjes kunnen vestigen (Smit et al, 2015). Tot nu toe is er in de Oostvaardersplassen alleen vestiging van jonge boompjes op plekken met lage dichtheden van grazers of gebieden waar ze niet kunnen komen. Hoge dichtheden van grote grazers zorgen ervoor dat bossen verdwijnen en een open landschap ontstaat. Deze korte graslanden zorgen voor
mogelijkheden voor opnieuw vestigen van jonge struiken en bomen. Er is geen significant verschil te
zien als je kijkt naar de vestiging van de vlier sambucus tussen begraasde gebieden en niet begraasde gebieden in riet of kruidachtige vegetatie (Cornellisen et al, 2014 a).
Herintroductie herbivoren
Herintroductie en het versterken van populaties van flora en fauna zijn bedoelt om de functionaliteit van ecosystemen en natuurlijke processen te herstellen. Het terugplaatsen van deze soorten zorgt ervoor dat gebieden geschikt worden voor rewilding zonder dat de gebieden volledig dichtgroeien met bossen (Svenning et al. 2015). Het gaat hier om inheemse soorten en soorten die lokaal zijn uitgestorven. Daarnaast hebben wetenschappers soorten die lang geleden zijn uitgestorven zoals de tarpan en het oerund terug proberen te fokken uit gedomesticeerde individuen (Ollf et al, 1999.
(Bakker et al. 2004). Wilde paarden en koeien zijn uitgestorven in Europa, maar hun genoom is bewaart gebleven in verschillende rassen. Een aantal bekende “wilde” paardenrassen zijn: Poolse konik, Exmoor pony, Welsh pony, Dartmoor pony, Eriskay pony en Hucul, (Rewilding Europe, 2014).
De paarden komen voor in veel verschillende gebieden met verschillende leefomgevingen en klimaten. Voor rewilding is het goed om te kijken welke soort het best ingezet kan worden (Naundrup & Svenning 2015). Daarnaast lopen er projecten waarbij ook wisenten en wilde
koeienrassen worden ingezet voor begrazing (Rewilding Europe, 2014). Nieuwe rewilding gebieden in Europa bieden mogelijkheden voor een duurzame wilderniseconomie. Waar werkgelegenheid gecreëerd kan worden in ecotoerisme en handel in lokale producten en diensten (Rewilding Europe, 2014). Dit is echter wel in tegenspraak met de gedachten van de puristen die niet willen ingrijpen. Er bestaan verschillende ideeën over het omgaan met rewilding gebieden.
Vraagstelling en benadering
In mijn scriptie wil ik gaan kijken welke invloed grote grazers bij rewilding hebben op de diversiteit van planten en het landschap. Ik gebruik de Europese opvatting waar rewilding wordt gezien als een visie op natuurbeheer waar de zelfregulerende natuur centraal staat. Naast de invloeden van herbivoren zal ik toelichten welke mechanismen een rol spelen bij de effecten die grote grazers hebben op hun omgeving. Op deze manier zet ik op een rij wat de voordelen en nadelen zijn van het inzetten van verwilderde paarden en runderen in natuurgebieden.
Begrazing in Europa
Gecontroleerde begrazing is een belangrijke strategie geworden om in Europa om te gaan met natuurbeheer (Cornellisen et al, 2014 a). Vera (1997) heeft gesuggereerd om grote herbivoren, carnivoren en gedomesticeerde runderen en paarden uit te zetten in Noord-‐West Europa. De runderen en paarden dienen als vervanging voor hun wilde voorouders waar ze vanaf stammen.
Deze hoefdieren zouden niet behandeld moeten worden als vee, maar als wilde zelfregulerende herbivoren, en beschouwd worden als deel van het ecosysteem. De runderen en paarden worden ingezet om voormalige landbouwgebieden te veranderen in herstelde natuurlijke en diverse leefomgevingen (Olff et al, 1999). Grote herbivoren vervullen als sleutelsoort een belangrijke rol in hun ecosysteem (Naundrup & Svenning 2015).
Effecten begrazing op diversiteit
Herbivoren hebben een effect op soortenrijkdom van planten. Of dit effect positief of negatief is hangt af van de dichtheid (en type) van grote grazers en het type ecosysteem, zoals bijvoorbeeld kwelders, bossen of graslanden. Daarnaast is er een effect op vegetatie structuur en bodem conditie (van Klink et al, 2014).
Houtachtige vegetatie
Deels zelf regulerende herbivoren zoals paarden, koeien en edelherten in Nederlandse
natuurgebieden hebben een effect op de houtachtige vegetatie, zoals bomen en struiken. Hierdoor ontstaan er open plekken in het landschap (Cornellisen et al, 2014 a). Voordat de herbivoren werden uitgezet in de Oostvaardersplassen in 1983 nam het aantal struiken en bomen erg toe. Door
begrazing en bomen te ontdoen van hun schors hebben grote grazers ervoor gezorgd dat er grote graslanden met een hoge biodiversiteit ontstonden (van Klink et al. 2014). In de graslanden van Flevoland (Oostvaardersplassen) zorgden grote grazers ervoor dat de gebieden die vol gegroeid waren met onder andere de vlier op deze manier veranderden in uitgestrekte graslanden. Begrazing van graslanden heeft een positief effect op ecosysteem processen, zoals de productiviteit (Naundrup
& Svenning 2015. De grote grazers vormden hun eigen habitat door de graslanden open te houden (Smit et al, 2015).
Favoriete vegetatie herbivoren
Grazers zorgen voor plekken met hun favoriete vegetatie. Rondom deze plekken zorgen zij voor het ontbladeren van struiken waar ze minder de voorkeur aan geven (Cornellissen et al, 2014 a). De planten waar de voorkeur van grazers niet naar uit gaat bevinden zich op plekken waar favoriete plantensoorten ontbreken. Dit ondersteunt de “Associational Palatability” hypothese die suggereert dat het risico van een plant om op gegeten te worden toeneemt als de plant omgeven is door smakelijke soorten (Oom et al, 2002). Op deze manier verkrijg je diversiteit van soorten tussen gebieden met een hoge en lage dichtheid van grazers. Daarnaast verkrijg je ook verschil in structuur van het landschap, doordat je begraasde gebieden krijgt en gebieden die de grazers vermijden waar de grasachtige soorten hoger zullen zijn.
Hoge begrazingsdichtheid
Begrazingsgebieden hebben een significant positieve invloed op de diversiteit van planten en dieren, vooral als de dichtheid van herbivoren groot is (van Klink et al. 2016). In de Oostvaardersplassen in Nederland zijn metingen gedaan, waar dichtheden van 2,4 dieren per hectare werden aangetroffen.
Er worden hier hekken gebruikt om bepaalde gebieden voor de dieren af te sluiten. Binnen de hekken was de diversiteit van plantensoorten het laagst, maar buiten die gebieden en vooral aan de rand van de gesloten gebieden was de hoogste diversiteit te vinden. Deze gebieden zouden gevormd kunnen worden door dood hout die het aanwerven van jonge bomen stimuleert, zoals aangetoond in een onderzoek in het Poolse oerbos Białowieża (Smit et al. 2012). De jongen boompjes worden fysiek beschermd tegen begrazing en vertrapping. Al verdwijnt dit positieve effect als na verloop van tijd het hout verdwijnt. Een ander mogelijkheid is het vormen van natuurlijke patches van grasland die door water afgesloten zijn voor grote grazers (van Klink et al. 2016). Dit fenomeen is te zien in de buurt van grote rivieren en in moerasachtige gebieden zoals de Oostvaardersplassen. Als natuurlijke
begraasde gebieden niet aanwezig zijn is het een goede beheersmaatregel om gebieden te creëren die begraasd worden (Van Klink et al, 2016). De positieve effecten hiervan zullen ook veel voordeel opleveren voor hogere tropische niveaus zoals vogels en andere gewervelde dieren (van Klink et al.
2016).
Tegengaan zeekweek in de kwelders
Europese gebieden waar kwelders bevinden, zoals aan de kust van de Nederlandse Waddenzee zijn belangrijk voor het behoud van vele soorten planten. Deze specialisten zijn aangepast aan hun zoute omgeving. Voor hun overleving is begrazing belangrijk aangezien het gebied anders gedomineerd wordt door zeekweek Elytrigia altherica. Dit zorgt voor een afname in de soortenrijkdom in
plantensoorten. Zo zijn er experimenten gedaan door met hoge (1 dier per hectare) en lage (0,5 dier per hectare) dichtheden van grazers langs de Nederlandse kust. Uit dit onderzoek bleek dat de hoge dichtheden bevordert de onderdrukking van zeekweek, maar daardoor herbergt het gebied wel een hoge soortenrijkdom (planten) en zorgt de begrazing voor een gelijke hoogte in de vegetatie. Lage dichtheden herbivoren begunstigen de rijkdom van asteraceae bloemensoorten. De diversiteit van de bloemen staan in interactie met de dichtheden van grote grazers (van Klink et al. 2015).
Verspreiding zaden
Ook hebben grote grazers een positief effect op de diversiteit door verspreiding van zaden (Olff &
Ritchie 1998), open plekken creëren, verminderen van concurrentie van licht door de begrazing van kruiden en grassen (Cornelissen et al, 2014). De zaden worden verspreid door zand/modder aan de hoeven, uitwerpselen en in de vacht van herbivoren, waardoor nieuwe soorten kunnen vestigen, echter zorgen grazers er ook voor dat verspreiding van zaden van bestaande soorten worden vertrapt. (Olff & Ritchie 1998) of gaan dood door begrazing (Cornelissen et al. 2014, b). Maar al met al wordt het effect van grote grazers op verspreiding van zaden als positief gezien, omdat de diversiteit in vegetatie toeneemt. De verspreiden van zaden wordt wel vaak tegengehouden door hekken. Veel natuurgebieden in Europa zijn kleine gebieden, hierdoor is het volgens Jens Svenning (2015) belangrijk om natuurgebieden aan elkaar te verbinden, waardoor migratie van grote herbivoren mogelijk is.
bodemeffecten
De verstoring van de bodem, zoals graven of vertrappen van de bodem door grote herbivoren zorgt voor stimulering voor de groei van zaden die dieper in de bodem liggen. Op het moment dat er gaten ontstaan komt er voedselrijke bodem naar boven. Hier worden niches gecreëerd die geschikt zijn voor de vestiging van nieuwe soorten. Echter kunnen dit soort open plekken ook zorgen voor veel verdamping van de bodem, waardoor er minder gunstige thermische omstandigheden voor planten ontstaan (Olff & Ritchie 1998).Door de verstoring van de bodem en doordat de uitwerpselen en urine van runderen en paarden op bepaalde plekken terecht komt, ontstaat er een variatie in aanbod van voedingstoffen(Smit & Putman 2011). Dit heeft een positief effect op de biodiversiteit, doordat er veel variatie is tussen soorten in welken mate zij beperkt worden in hun groei door bepaalde nutriënten (Olff & Ritchie 1998). Op voedselarme grond zal je andere soorten tegenkomen dan op voedselrijke grond.
Gezamenlijke effecten wilde paarden en koeien
Bovendien versterken de effecten van herbivoren elkaar. Er vind niche differentiatie plaats, elke soort neemt zijn eigen plek in het landschap dankzij de competitie tussen de verschillende soorten herbivoren (Smit & Putman 2011). Verschillende soorten hebben een ander effect op een
ecosysteem door verschil in morfologie en ecologie (Naundrup & Svenning 2015).
Figuur 1 Tarpan figuur 2 Oeros
Het wilde paard, de Tarpan (equus ferus) en het oerrund (Bos taurus primigenius) zijn de wilde voorouders van de gedomesticeerde koeien en paarden soorten zoals we hedendaags kennen. Wilde paarden zijn specifieke grazers, die zich vooral richten op ruwe grassoorten, kruiden en zegge, terwijl koeien en wisenten het hele gebied afgrazen (Naundrup & Svenning 2015). Doordat paarden en runderen het landschap elk op hun eigen manier beïnvloeden zal er een gevarieerd landschap ontstaan.
Mechanismen voor landschap
In gematigde ecosystemen zonder grote grazers of successie onder invloed van vuur, zal het landschap van grasland met struiken snel veranderen in dichte bossen. Deze bossen vernieuwen zichzelf door open plekken die ontstaan als bomen doodgaan (figuur 3c,d). Daar kunnen dan weer jonge bomen vestigen. Toch geeft Vera (1997) aan dat naast deze dynamische open plekken het ook belangrijk is voor de diversiteit om van houtachtige soorten en een variatie in vegetatie structuur om grote grazers in te zetten. De grote grazers zorgen door mozaïeken ook voor de vernieuwing van bossen.
Figuur 3: mozaïeken van het landschap (Olff et al, 1999)
a) met aanwezigheid van grazers. c) mozaïek zonder grazers.
b) dynamiek van individuele patches. d) dynamiek van individuele patches
Variatie in typen landschap
Zoals te zien in figuur 3, is er in een gebied met begrazing veel meer variatie in typen landschap, graslandschappen, kruidachtige vegetatie structuur, struiken en bomen, terwijl in een gebied zonder begrazing je naar een climaxstadium toe gaat waar alleen bomen en kruidachtige vegetatie groeit. De verscheidenheid in diversiteit zal zich vooral voordoen bij een lage dichtheid van grote grazers.
Waardoor niet elke locatie in het gebied elk jaar begraasd wordt.
Mechanisme mozaïek vorming
De vestiging van bomen zorgt voor een mozaïek vegetatie. Dit komt echter alleen voor bij lage dichtheden van grazers (<0.5N/ha) (Olff et al, 1999). De mozaïeken op graslanden (figuur 1 a,b), dikte van de struikgewassen en de afwisseling met bomen zorgt voor een structurele diversiteit in de vegetatie. Zo’n gebied zorgt voor het behoudt van veel planten-‐ en diersoorten. De variatie in vegetatie is belangrijk voor het behoud van deze soorten (Olff et al, 1999). Een van de mechanismen die tot verschuivende mozaïeken leidt is “associational resistance”, dit houdt facilitaire en positieve interacties tussen soorten. Tussen kleine, stekelige, lage kwaliteit of giftige en bovenal niet
aantrekkelijke planten kunnen makkelijker niet aantrekkelijke struiken gaan groeien. De struiken en daarnaast ook overstroomde gebieden bieden ook de mogelijkheid aan smakelijke boomsoorten om in dit soort patches te aan groeien (Vera 1997 ; Olff et al, 1999). Door selectief begrazen in patches met aantrekkelijke plantensoorten wordt een heterogeniteit gecreëerd, met een afwisseling van aantrekkelijke en niet aantrekkelijke plantensoorten in het landschap (Olff & Ritchie 1998). Bij een te hoge begrazingsdruk zal het evenwicht echter gaan liggen bij de dominantie van enkele soorten.
Waardoor de grazers een negatief effect zullen hebben op de diversiteit.
Aanpassing van grassoorten op begrazing
Een ander mechanisme is het feedback mechanisme tussen graslanden en grote herbivoren. In gebieden met een lange evolutionaire geschiedenis met begrazing zijn plantensoorten dusdanig aangepast aan de begrazingsdruk, zoals extra reserves onder de grond en stekels, doornen, gifstoffen en beharing waardoor soorten minder aantrekkelijk worden voor grazers. De runderen en paarden vermijden soorten met dergelijke afweermechanismen, en voeden zich vooral met de smakelijke soorten. In de droge heide en onvruchtbare weide is dit feedback mechanisme minder aanwezig onder plantensoorten hier zijn planten vooral aangepast aan de droogte en licht (Michunas et al.
1988).
bodemconcurrentie
Het mechanisme dat hier op aansluit is de verschuiving van licht concurrentie naar bodem concurrentie door grote grazers. Op onvruchtbare bodems waar weinig neerslag valt (zoals heide gebieden on onbevruchte weiden) is er weinig toegang tot nutriënten. In gebieden waar geen begrazing voorkomt concurreren planten vooral op licht. De dominante soorten worden hier alleen gegeten door grote grazers , die de weefsels van lage kwaliteit kunnen verdragen. Door de begrazing vind er onder de plantensoorten een verschuiving plaats naar concurrentie op voedingstoffen in de bodem. Hierdoor kunnen meer soorten naast elkaar bestaan, omdat verschillende soorten beperkt worden in hun groei door verschillende nutriënten. De verstoring van de bodem door de grazers zorgt voor de terugkeer van veel niet-‐dominante soorten. (Olff & Ritchie, 1998). Echter zorgt deze verandering van licht concurrentie naar bodem concurrentie er wel voor dat vooral de vegetatie kleiner en korter wordt.
Landschapsvorming stierenkuilen
De stieren van runderen veranderen het landschap doordat zij in de brons stierenkuilen graven. Ze graven deze kuilen om hun concurrenten te imponeren. In de kuilen vestigen pionierssoorten en aangezien de runderen de kuil maar één jaar gebruiken zijn er na verloop van tijd kuilen te vinden met verschillende successie stadia. Het kan ook dat er water in de kuil blijft staan waardoor een klein moeras of poel kan ontstaan (Linnartz E, 2014). Het landschap krijgt hierdoor meer variatie in reliëf.
Landschap en biodiversiteit planten
De effecten op het landschap hebben gevolgen voor de biodiversiteit van plantensoorten. Zo zorgt de mozaïek vorming voor meer variatie in de vegetatie. De verschuiving van lichtconcurrentie naar bodemconcurrentie zorgt voor de terugkeer van veel niet-‐dominante plantensoorten. De
stierenkuilen die zorgen voor meer reliëf in het landschap en kan gezien worden als een proces om verschillende successie stadia te behouden in een gebeid. De effecten van herbivoren op het landschap kunnen gezien worden mechanisme vormen voor de toenemende biodiversiteit van planten.
Conclusie
Over het algemeen is het naar mijn idee goed om grote herbivoren als verwilderde paarden en runderen in kleine populaties in te zetten in natuurgebieden. In een gebied met begrazing zijn meer typen landschap aanwezig: graslandschappen, kruidachtige vegetatie structuur, struiken en bomen.
Het vormen van mozaïeken draagt bij aan deze afwisseling in het landschap. Grote grazers zorgen voor een hogere diversiteit aan planten en diersoorten, doordat er meer afwisseling ontstaat in het landschap. Ook zorgen ze voor de verspreiding van zaden, voor een variatie in voedingstoffen, snoeien van struiken, bomen te ontdoen van hun schors en houtachtige soorten te vertrappen in hun kiemfase. Daarnaast kunnen ze de bosontwikkeling ook stimuleren doordat de openplekken die runderen en paarden in de grasmat maken een goede plek voor kruidachtige en houtachtige soorten om zich te vestigen (ARK).
Een hoge dichtheid van grazers (2,4 grazers per hectare) geeft een positief effect op de diversiteit van plantensoorten (Van Klink et al. 2016). Dit staat echter haaks tegenover Olff (1998) die aangeeft dat begrazing goed is voor diversiteit tot een dichtheid van 0,5 dieren per hectare, aangezien er anders geen vestiging van jonge boompjes zal plaatsvinden. Het is dus belangrijk te beseffen naar welke diversiteit je kijkt, voor een landschap met alleen graslanden is een hoge dichtheid acceptabel, aangezien daar de productiviteit hoog ligt. Maar als je een gebied wil inrichten waar graslanden afwisselen met bos (lage productiviteit) is het belangrijk om lage dichtheden grazers te handhaven.
Het zou beter zijn voor houtachtige vegetatie als er een evenwicht zou komen in de populaties van grote grazers, waardoor ook deze soorten zich kunnen vestigen, dit evenwicht zou bijvoorbeeld bereikt kunnen worden doordat er ook predatoren aanwezig zijn. Op dat moment zullen grazers bepaalde gebieden waar veel predatoren zitten vermijden. Dit biedt struiken en jonge boompjes de kans om hier te vestigen en te groeien. Daarnaast kan je de populatie reguleren door dieren af te schieten, maar dit gaat echter wel in tegen de uitgangspunten van rewilding. Je wilt namelijk een zelfregulerend systeem creëren, waarbij ingrijpen niet nodig zou moeten zijn.
Het onderzoek dat tot nu toe gedaan is naar de invloed van grote grazers inzetten bij rewilding op diversiteit en landschap geven belangrijke inzichten en hebben belangrijke consequenties voor nieuwe projecten op het gebied van rewilding in Europa (Smit et al. 2015). Een hoge biodiversiteit creëren door het inzetten van grote grazers is een mooi fenomeen. Maar hiermee behaal je niet altijd de doelen van natuurbeheer. De belangrijkste reden hiervoor is dat in sommige gebieden ook het doel voor oog wordt gehouden om één bepaalde soort te behouden in een gebied volgens de vogel en habitatrichtlijnen van Natura 2000 (Smit & Putman 2011). Rewilden met herbivoren kan tot conflicten leiden met de Natura 2000 doelen. Over dit conflict met de Natura 2000 doelstellingen is nog geen data over. Daarnaast is het ook goed om te beseffen dat er nadelen zijn voor de
biodiversiteit van planten. Hoge dichtheden zorgen voor een afname van vestiging van jonge boompjes en zaden worden vertrapt of gaan dood door begrazing. Door aanstampen van de bodem krijg je meer verdamping van de bodem waardoor de thermische omstandigheden voor veel
plantensoorten minder gunstig zijn. Tot slot gaat een hoge begrazingsdruk het evenwicht meer naar de dominante plantensoorten. Het is belangrijk om deze negatieve effecten en conflicten met Natura 2000 mee te nemen in vervolg onderzoek en natuurbeheer.
Tenslotte is het belangrijk dat er actief gemonitord wordt in gebieden waar rewilding wordt toegepast, om op deze manier populatie dynamieken in kaart te brengen. Daarnaast geeft het een goed beeld van de biodiversiteit en processen in ecosysteem (Svenning et al. 2015).
Nawoord
Het inzetten van grote grazers heeft mij al lange tijd bezig gehouden. Onder andere door het feit dat Gemeente Haren had besloten om de Schotse hooglanders uit het scharlakenbos te halen omdat dit schadelijk zou zijn voor biodiversiteit.
Aangezien wij tijdens de bachelor bij een aantal vakken zoals Conservation Biology en Ecology en Diversiteit vooral de positieve effecten van grazers in een ecosysteem te horen hebben gekregen, maar niet echt de negatieve aspecten. Vond ik erg interessant om mij hier ook in te verdiepen. En daarnaast te kijken naar welke mechanismen een rol spelen bij begrazing, landschapsvorming en diversiteit in deze scriptie.
Ik wil graag Chris Smit bedanken voor het oppakken van de begeleiding van mijn scriptie. Hierdoor heb ik mij verder kunnen verdiepen in het onderwerp waar mijn interesse ligt.
Literatuur
Ark, Rund voelt zich thuis in natuur, ARK natuurontwikkeling
https://www.ark.eu/natuurontwikkeling/natuurlijke-‐processen/begrazing/rund
Bakker, E. S., Olff, H., Vandenberghe, C., De Maeyer, K., Smit, R., Gleichman, J. M., & Vera, F. W. M.
(2004). Ecological anachronisms in the recruitment of temperate light-‐demanding tree species in wooded pastures. Journal of Applied ecology, 41(3), 571-‐582.
Corlett, R.T. (2016). Rewildig in a Changing World. Trends in Ecology & Ecolution, xx, pp 1-‐10 Cornelissen, P., Gresnigt, M. C., Vermeulen, R. A., Bokdam, J., & Smit, R. (2014). Transition of a
Sambucus nigra L. dominated woody vegetation into grassland by a multi-‐species herbivore assemblage. Journal for Nature Conservation, 22(1), 84-‐92.
Cornelissen, P., Bokdam, J., Sykora, K., & Berendse, F. (2014). Effects of large herbivores on wood pasture dynamics in a European wetland system.Basic and Applied Ecology, 15(5), 396-‐406.
Foreman, D. (2004). Rewilding North America: a vision for conservation in the 21st century. Island Press.
van Klink, R., van der Plas, F., van Noordwijk, C. G. E., De Vries, W, M. F., & Olff, H. (2015). Effects of large herbivores on grassland arthropod diversity.Biological reviews, 90(2), 347-‐366.
van Klink, R, Nolte, S, Freek, S, Mandema, F S, Wallis de Vries, F, Bakker, J P, Esselink, P, Smit, C.
(2015). Optimising grazing management for biodiversity conservation across trophic levels on salt marshes -‐ The importance of livestock species and stocking density. Elsevier Biological, xx.
van Klink, R., Ruifrok, J. L., & Smit, C. (2016). Rewilding with large herbivores: Direct effects and edge effects of grazing refuges on plant and invertebrate communities. Agriculture, Ecosystems &
Environment.
Linnartz, E. (2014) FREE Nature, Stierenbronst breekt aan; stierenkuilen veranderen landschap, https://www.naturetoday.com/intl/nl/nature-‐reports/message/?msg=20149
Linnartz L. (2014). Rewilding Horse in Europe, ARK natuurontwikkeling https://www.ark.eu/nieuws/2014/rewilding-‐horses-‐europe
Milchunas, D. G., Sala, O. E., & Lauenroth, W. (1988). A generalized model of the effects of grazing by large herbivores on grassland community structure.American Naturalist, 87-‐106.
Naundrup, P. J., & Svenning, J. C. (2015). A geographic assessment of the global scope for rewilding with wild-‐living horses (Equus ferus). PloS one, 10(7), 1-‐26.
Olff, H., & Ritchie, M. E. (1998). Effects of herbivores on grassland plant diversity. Trends in ecology &
evolution, 13(7), 261-‐265.
Olff, H., & Ritchie, M. E. (1998). Effects of herbivores on grassland plant diversity. Trends in ecology &
evolution, 13(7), 261-‐265.
Olff, H., Vera, F. W. M., Bokdam, J., Bakker, E. S., Gleichman, J. M., Maeyer, K. D., & Smit, R. (1999).
Shifting mosaics in grazed woodlands driven by the alternation of plant facilitation and competition. Plant Biology, 1(2), 127-‐137.
Oom, S. P., Hester, A. J., Elston, D. A., & Legg, C. J. (2002). Spatial interaction models: from human geography to plant-‐herhivore interactions.Oikos, 98(1), 65-‐74.
Smit, C., Kuijper, D. P., Prentice, D., Wassen, M. J., & Cromsigt, J. P. (2012). Coarse woody debris facilitates oak recruitment in Białowieża Primeval Forest, Poland. Forest Ecology and Management, 284, 133-‐141.
Smit, C., Ruifrok, J. L., van Klink, R., & Olff, H. (2015). Rewilding with large herbivores: The importance of grazing refuges for sapling establishment and wood-‐pasture formation. Biological
Conservation, 182, 134-‐142.
Smit, C., Putman, R., Apollonio, M., & Andersen, R. (2010). Large herbivores as' environmental engineers'. Ungulate management in Europe: problems and practices, 260-‐283.
Svenning, J. C., Pedersen, P. B., Donlan, C. J., Ejrnæs, R., Faurby, S., Galetti, M., ... & Vera, F. W.
(2015). Science for a wilder Anthropocene: Synthesis and future directions for trophic rewilding research. Proceedings of the National Academy of Sciences, 113(4), 1-‐7.
Sylven, M., Wijnberg, B. & Schepers, F., 2014. annual review Rewilding Europe
Vera, F. W. M. (1997). Metaforen voor de wildernis: eik, hazelaar, rund en paard(p. 127).
Landbouwuniversiteit te Wageningen.