• No results found

Waarom zijn er nog linkshandigen?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Waarom zijn er nog linkshandigen?"

Copied!
22
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Waarom zijn er nog linkshandigen?

Olga van Venrooij

5/06/09

Gedragsbiologie

Begeleider: B. J. Riedstra

(2)

2

Samenvatting

Linkshandigen zouden negen jaar korter leven dan rechtshandigen volgens de studie van Coren en Halpern (1991). Maar het blijkt dat in deze studie veel methodologische fouten zitten, waardoor het resultaat moeilijk te interpreteren is.

Wel is het geval dat linkshandigheid anders wordt gezien dan rechtshandigheid, waardoor vroeger en in sommige samenlevingen nog steeds een selectie is tegen linkshandigen. Dit betekent dat dit negatieve consequenties gehad zou moeten hebben voor de Darwiniaanse fitness van linkshandigen. Echter sinds ten minste 10.000 jaar is, op lichte schommelingen na, het percentage linkshandigen niet veranderd. Linkshandigen kunnen zich dus in de populatie handhaven, daarom zouden er naast nadelen ook voordelen aan linkshandigheid moeten zitten. Er zijn al veel onderzoeken geweest naar de voor- en nadelen van linkshandigheid, maar dit is nog nooit samengenomen en vergeleken. Daarom deze review. Hierin wordt onderzocht wat de voor- en nadelen van linkshandigheid zijn, die vallen onder de domeinen: ziekte/gezondheid, ongelukken, sport prestaties en sociaal-economische status. Uit deze review is gebleken dat ziekte/gezondheid en ongelukken nadelen opleveren voor linkshandigen, waarbij het respectievelijke eerste domein een sterk effect heeft en het respectievelijke laatste domein een zwak effect heeft op linkshandigheid.

In tegenstelling tot deze negatieve effecten hebben linkshandigen betere sport prestaties. Mogelijk door een zogenaamd negatief frequentie afhankelijk voordeel, waarvoor bewijs te vinden is bij interactieve sporten met een vecht- component. Deze betere sport prestaties leveren een sterk positief effect op linkshandigheid. Ook het hebben van een hoger sociaal-economische status heeft bij linkshandigen een positief, maar niet heel sterk effect. Waarschijnlijk zorgen deze voordelen ervoor dat linkshandigheid nog in deze samenleving behouden blijft. Echter bij de gebruikte studies voor deze review is er een verscheidenheid aan methodologie gebruikt, met name de manier waarop handigheid is bepaald en indelingen zijn gemaakt. Daarom zou er een studie moeten komen die de voor- en nadelen van linkshandigheid over verschillende domeinen onderzoekt met een constante en correcte gebruik van methodologie.

(3)

3

Inhoudsopgave

Samenvatting...2

Inleiding ...4

Handigheid ...4

Nadelen van linkshandigheid ...5

Voordelen van linkshandigheid ...6

Doel van het onderzoek...7

Materiaal en methode ...8

Zoeken naar bruikbare artikelen ...8

Selecteren van de artikelen voor de puntenanalyse ...8

Werking van de puntenanalyse...8

Resulaten...9

Domein ziekte ...9

Domein ongelukken...11

Domein sportprestaties...13

Domein sociaal-economische status...13

Discussie ...15

Handigheid: meten en indelen ...15

Puntentelling ...16

Sekse verschillen ...17

Andere verschillen tussen links- en rechtshandigheid ...17

Samengevat: ...18

Referenties ...19

(4)

4

Inleiding

Linkshandigen zijn anders dan rechtshandigen en daarnaast zijn er ook minder links- dan rechtshandigen. In veel samenlevingen is er selectie geweest tegen linkshandigheid. Zo werden linkshandige mensen vroeger gezien als heksen of als personen die de duivel vereren. In sommige samenlevingen werden ze gewoonweg niet getolereerd en er zijn tegenwoordig moderne samenlevingen waar taboes voor linkshandigheid nog steeds gelden (Perelle & Ehrman 2005).

Dit moet negatieve consequenties gehad hebben voor de Darwiniaanse fitness van linkshandigen. Maar sinds ten minste 10.000 jaar is het percentage linkshandigen niet echt veranderd (Raymond et al. 1996). Al die tijd is overal, op kleine schommelingen na, 10% van de populatie linkshandig. Hoe kan het nu zo zijn dat er slechts 10% linkshandigen zijn? Is er wellicht sprake van twee strategieën die stabiel naast elkaar kunnen bestaan, mogelijk door een frequentie afhankelijke selectie. Dat betekent dat het voorkomen van de ene strategie in de populatie wordt gereguleerd door de eigen frequentie (Ghirlanda et al. 2009; Raymond et al. 1996). Dan zouden er naast nadelen ook voordelen aan linkshandigheid zitten, zodat ze zich in de populatie kunnen handhaven. In deze bachelor scriptie wordt de recente literatuur gereviewed op de relatie tussen handigheid en een aantal factoren (ziekte/gezondheid, ongelukken, sport prestatie en socio-economische status) die relevant zijn voor Darwiniaanse fitness.

Handigheid

Allereerst wat wordt er nu met handigheid bedoeld en hoe ontwikkelt het zich?

Handigheid is de ongelijke verdeling van fijne motoriek over de linker- en rechterhand, waardoor een voorkeur ontstaat voor het gebruik van de meest bekwame hand bij het uitvoeren van een taak. Dit kan dus links, rechts of beide zijn, want niet iedereen heeft een even sterke fijne motoriek verdeling. Er zijn veel theorieën over het ontstaan van handigheid en één daarvan is de theorie van Corballis (2003). Deze theorie zegt dat rechtshandigheid is ontstaan, gedurende de ontwikkeling van taal, door een relatie tussen handbewegingen en het gebruik van de stembanden. Ondanks het feit dat andere organismen ook hun stembanden gebruiken, komt de aanwezigheid van rechtshandigheid alleen bij mensen voor. Mogelijk door veranderingen in de functie van het gebied van Broca. Een soort gelijke structuur hiervan in apen bevat wel de zogenaamde mirror neuronen, wat zorgt voor reik bewegingen met de hand en dezelfde perceptie van beweging die door anderen zijn uitgevoerd. Echter deze structuur heeft niets te maken met de controle over de stembanden. Bij apen is deze structuur in beide hemisferen gevonden, terwijl het bij mensen vooral in de linkerhemisfeer zit. Daarbij komend is het gebied bij mensen zowel bij het stembanden gebruik als bij de handbewegingen betrokken. Het gebied van Broca is al minstens twee miljoen jaar geleden in de linkerhemisfeer groter gegroeid, wat aangeeft dat er toen al een mogelijke relatie was tussen de handbewegingen en het stembanden gebruik. Ander bewijs zegt weer dat spraak

(5)

5 pas volledig ontwikkeld is bij de Homo sapiens en de relatie dus 170.000 jaar geleden of zelfs pas later is ontstaan.

Desalniettemin is handigheid een flexibel fenomeen. Het kan namelijk voorkomen dat een linkshandig persoon rechtshandig wordt (Perelle & Ehrman 2005). Dit switchen ontstaat door druk vanuit de omgeving en vond in de Westerse wereld voornamelijk vroeger plaats, maar het komt nu nog steeds voor bij andere culturen. Wanneer bijvoorbeeld vroeger een kind zijn linker hand gebruikte om mee te schrijven, dan werd deze hand op de rug gebonden en soms werden gewelddadigere maatregelingen getroffen. De kinderen moesten wel hun rechterhand gebruiken, wat sommige van hen gedurende hun leven bleven doen.

Het ontstaan van handigheid bij een kind kan bepaald worden door de genen (Schaafsma et al. 2009). Zo hebben linkshandige ouders een vergrote kans op het krijgen van linkshandige kinderen. Echter dit is geen één op één relatie bijvoorbeeld bij onderzoek naar eeneiige tweelingen, daaruit blijkt dat 10 tot 25% niet dezelfde handvoorkeur heeft. Naast een genetische achtergrond zijn er een aantal omgevingsfactoren die handigheid beïnvloeden, hierbij is geboorte stress het meest in het oogspringend. Stress rondom de geboorte gaat gepaard met een verhoogde kans op linkshandigheid. Daarbij is uit diermodellen al lang bekend dat geboorte stress onder andere negatieve effecten heeft op de fitness van de nakomelingen.

Nadelen van linkshandigheid

Naast de sociale druk en geboorte stress die hierboven beschreven staan, lijken er ook andere nadelen te kleven aan linkshandigheid. Éen zo’n nadeel is dat linkshandigen mogelijk eerder dood zouden gaan. Uit een onderzoek van Coren en Halpern (1991) kwam naar voren dat linkshandige mensen 9 jaar korter leven dan rechtshandigen. Verklaringen die hiervoor worden gegeven zijn als volgt.

Ten eerste zouden ze een verhoogde kans op mogelijke ongelukken door de omgeving hebben. De wereld is namelijk meer ingericht voor rechtshandigen, bijvoorbeeld bij het gebruik maken van gereedschap of autorijden. Daarom moeten ze hun niet dominante hand gebruiken voor het uitvoeren van de taak, waar ze minder bekwaam in zijn. Of ze moeten hun lichaamspositie aanpassen, zodat het bijvoorbeeld past bij het ontwerp van een apparaat. Dit alles vergroot natuurlijk de kans op het verwondingen bij het uitvoeren. Ten tweede zou linkshandigheid een marker kunnen zijn voor verschillende fysiologische en lichamelijke problemen, die kunnen voortkomen uit geboorte stress. Er kunnen bijvoorbeeld meer problemen zijn bij de ontwikkeling en bij het immuunsysteem.

Echter er blijken wel een aantal haken en ogen aan deze studie te zitten, vooral aan de classificatie van het aantal linkshandigen (Perelle & Ehrman 2005).

Er wordt gekeken naar de gemiddelde leeftijd van links- en rechtshandigen die waren overleden in hun onderzoeksjaar. Hierbij is vergeten dat vroeger vanuit de omgeving meer druk lag op het van links- naar rechtshandig switchen dan tegenwoordig, omdat toen iedereen nog verplicht was rechtshandig te schrijven.

De kans dat een ouder iemand geswitched is van links naar rechts is dus groter dan bij een jonger persoon, daarom zal linkshandigheid meer bij jonge mensen

(6)

6 voorkomen dan bij de oudere. Omdat de gemiddelde leeftijd van sterfte lager is bij linkshandigen wil het dus niet zeggen dat ze eerder overlijden. Een ander probleem bij de studie van Coren is de bepaling van handigheid. Wanneer dit op verschillende manieren wordt bepaald dan is het lastig om de resultaten van verschillende studies met elkaar te vergelijken. Meestal wordt de “Edinburgh Handedness Inventory” of een variant hiervan gebruikt om handigheid te bepalen (Perelle & Ehrman 2005). Kortom enige resultaten in Coren’s studie zijn te verklaren door een verscheidenheid van de methodologiegebruik.

Voordelen van linkshandigheid

Wat is dan een voordeel van linkshandigheid, waardoor ze zich nog steeds in de populatie kunnen handhaven? Een groot voordeel van linkshandigheid blijkt het succes bij gevechten te zijn (Raymond et al. 1996). Zij hebben een zogenaamd negatief frequentie afhankelijk voordeel. Omdat bijna iedereen rechts is, komt een willekeurig persoon vooral rechtshandige tegenstanders tegen. Wanneer er dan een tegenstander linkshandig is, dan maakt diegene precies de tegenovergestelde bewegingen dan wordt verwacht. Deze linkshandige tegenstander heeft dan een enorm voordeel, want deze persoon is wel rechtshandige tegenstanders gewend en weet dus ook hoe een rechtshandige zich beweegt. Dit voordeel is er dus alleen wanneer er weinig linkshandigen zijn, immers dan komen zowel de links- als de rechtshandigen voor weinig linkshandige tegenstanders te staan. Zo zie je dan ook in traditionele samenlevingen waarin meer geweld voorkomt, en dus het winnen van gevechten van groot belang is voor je fitness, ook een hoger percentage linkshandigen (Faurie 2005). Dit zelfde is ook te zien tussen het aantal linkshandige mannen en vrouwen. Doordat gevechten tussen man-man vaker voorkomt dan welke andere combinatie ook, zie je linkshandigheid meer voorkomen bij mannen dan bij vrouwen (Raymond et al. 1996).

Echter in de huidige Westerse samenleving komen gevechten minder voor en als ze voorkomen dan worden ze niet meer met de blote vuist verricht. Toch hebben linkshandigen ook in deze samenleving nog een negatief frequentie voordeel boven de rechtshandigen, namelijk in direct interactieve sporten zoals schermen, boksen en tennis. Er is hierbij meestal ook een hoger percentage linkshandigen te vinden dan in de gehele samenleving (Raymond et al. 1996).

Desalniettemin kan het voordeel van linkshandigheid bij vele sporten ook verklaard worden door betere spatio-motor skills (Grouios et al. 2000). Ze hebben een voordeel in motor uitvoeringen die afhankelijk zijn van een paar sterk gelateraliseerde processen, zoals ruimtelijke oriëntatie en aandacht, gelegen in de rechterhemisfeer. Deze hemisfeer heeft ook weer controle over de linkerhand, waardoor linkshandigen dus een aangeboren voordeel zouden hebben en niet zozeer een voordeel door de omgeving. Wat de reden ook mag zijn linkshandigen in direct interactieve sporten hebben een voordeel.

In het verleden kan het succes bij vechten invloed hebben gehad op de sociale status, overleven en het krijgen van partners (Brooks et al. 2004).

Hierdoor ontstond er een natuurlijke selectie op linkshandigheid, wat ze in deze samenleving heeft behouden. Tegenwoordig levert het handigheid voordeel bij

(7)

7 sporten mogelijk meer gewonnen wedstrijden op, maar nog niet een direct fitness voordeel. Echter het lijkt erop dat competitieve sporters die goed presteren aantrekkelijker worden gevonden. Deze sporters geven namelijk aan meer relaties te hebben gehad dan studenten die niet sporten (Faurie et al.

2004) Mogelijk om deze reden komen linkshandigen, die vaker beter zijn in bepaalde type sporten, nog steeds in deze samenleving voor.

Een ander mogelijk voordeel van linkshandigheid zijn de hogere lonen en de betere performance bij bepaalde beroepen. Alleen de resultaten hiervan blijken niet in elke studie overeen te komen. Wat in een recente studie van Ruebeck (2007) naar voren komt, is dat linkshandigen mannen met hoge opleidingen meer verdienen dan rechtshandigen. Dit komt vooral naar voren in beroepen waar veel voor gestudeerd moet worden, maar wat niet goed wordt betaald. Bijvoorbeeld muzikanten en artiesten, waar ook relatief gezien meer linkshandigheid voorkomt dan in de gehele populatie. Het is ook mogelijk dat bij goed betaalde en vakkundige banen, zoals tandheelkunde en chirurgie, linkshandigen bekwamer zijn (Canakci et al. 2004) door betere spatio-motor skills. Dat het verschil in loon wel bij mannen voorkomt maar niet bij vrouwen kan verklaard worden door een verschil in divergent denken, waarbij dit verschil wel te vinden is bij mannen maar niet bij vrouwen (Coren 1995). Tegenwoordig bepaalt je sociaal-economische status grotendeels hoe goed je voor jezelf en anderen kunt zorgen, daarom kan dit er voor zorgen dat er een selectie is van vrouwen op linkshandige mannen.

Zoals je ziet zijn er veel kanten aan linkshandigheid wat de frequentieverdeling van 10% kan verklaren. Het probleem is dat niet alle studies dezelfde resultaten laten zien en overigens verschillen ook de handigheid bepalingen veelal tussen studies. Bovendien verschillen ook de classificaties nogal eens, waarbij vooral de ambidexter groep bij de rechts- of bij de linkshandigen wordt ondergeschoven, dan wel buiten beschouwing wordt gelaten. Al bij al is het dus door de verscheidenheid in methodologie gebruik moeilijk om de resultaten van verschillende studies met elkaar te vergelijken.

Doel van het onderzoek

Na de studie van Coren en Halpern (1991) en de directe kritiek daarop zijn er veel nieuwe onderzoeken gepubliceerd, waarbij gekeken is naar allerlei factoren die verschillen tussen links en rechtshandigen. In deze studie wordt onderzocht wat nu de huidige stand van zaken is met betrekking tot die voor- en nadelen van linkshandigheid. Hierbij wordt gekeken naar verschillende studies die onderzoek hebben gedaan in één of meer van de volgende domeinen: ziekte/gezondheid, ongelukken, sport prestaties en sociaal-economische status. Verwacht wordt dat de respectievelijk eerste twee domeinen nadelen opleveren voor linkshandigen en de voordelen zullen verleend worden door de respectievelijk laatste twee domeinen. Deze voordelen zorgen voor het handhaven van linkshandigen in de menselijke populatie, met een frequentieverdeling van 10% linkshandigen.

(8)

8

Materiaal en methode

Voor dit onderzoek zijn artikelen gebruikt die een relatie hadden met één of meer van deze domeinen: ziekte/gezondheid, ongelukken, sport prestaties en sociaal- economische status. Het laatste domein lijkt over twee verschillende domeinen te gaan, maar na het lezen van de bijbehorende studies bleken ze veel overeenkomsten met elkaar te hebben. Over al deze domeinen is een punten analyse gedaan.

Zoeken naar bruikbare artikelen

De artikelen zijn gezocht met behulp van Pubmed en Web of science. Het zoeken met één van de domeinen als trefwoord gaf weinig resultaat. Daarom is er eerst gekeken naar gerelateerde links en referenties van de artikelen die als studiemateriaal waren meegegeven. De artikelen werden in eerste instantie gescreened op basis van het uittreksel, om te zien of er een relatie tussen handigheid en één van de domeinen werd vermeld. De artikelen die bruikbaar leken werden opgeslagen, waarbij ook van deze artikelen weer werd gekeken naar de referenties en gerelateerde links. Hierbij kwam vaak het artikel van Llaurens et al. (2009) naar voren, die volgens de RuG bibliotheek niet gedownload kon worden. Daarom werd de volledige tekst aangevraagd bij de corresponding author van het stuk. In dit artikel stonden veel nuttige referenties, deels die al eerder waren gevonden en deels nieuwe.

Selecteren van de artikelen voor de puntenanalyse

Bij de selectie van de artikelen is gekeken naar de volledige tekst en met name naar het onderzoek en de resultaten. Artikelen zonder onderzoek of met alleen een beschouwingen werden uit de selectie voor de punten analyse gehaald.

Eerst werd er gedacht aan een meta-analyse, omdat verwacht werd dat er weinig significante resultaten en veel tegenstrijdigheden gevonden zouden worden.

Echter er bleek vaak wel een significant resultaat te zijn en er werden weinig tegenstrijdigheden gevonden. Dat maakt een statistische meta-analyse op de gevonden effecten overbodig. Artikelen die geen significantie hadden berekend werden ook uit de selectie gehaald. Uiteindelijk zijn er 44 artikelen voor deze studie gebruikt, gepubliseerd vanaf 1981 tot en met 2009. Op vijf studies na zijn alle studies verschenen na de studie van Coren en Halpern (1991).

Werking van de puntenanalyse

Per domein is onderzocht hoe vaak een item bij linkshandigheid voor kwam en hier werd een bepaald aantal punten aan gegeven. Wanneer een item bij linkshandigheid significant voorkwam (p<0,05) werd er 1 punt aan toegekend en bij een kleinere significante kans (p<0,01) 2 punten. Als het juist minder bij linkshandigen voorkwam of meer bij rechtshandigen (p<0,05 en p<0,01) werd er respectievelijk -1 en -2 punten aan linkshandigheid gegeven. Bij de analyse is per onderzoek aangegeven of de proefpersonen bij het onderzoek mannen, vrouwen of beide waren. Soms blijkt namelijk het geval te zijn dat een item meer voorkomt bij één geslacht. Wanneer het bij beide meer voorkomt is hier slechts

(9)

9 eenmalig punten aan toegekend, waardoor mannen en vrouwen dus zoveel mogelijk samen zijn genomen. Bij het samennemen ging het in alle gevallen om dezelfde significantie niveau, daarom was daar was geen correctie voor nodig.

Verder is er geen onderscheid gemaakt tussen leeftijd. Per onderzoek is ook genoteerd hoeveel items er zijn meegenomen voor de punten analyse. In het geval van een vergelijking van het voorkomen van linkshandigheid tussen verschillende items is dit niet meegenomen naar de analyse. Hierbij wordt namelijk alleen gekeken naar een effect binnen linkshandigheid en niet tussen links- en rechtshandigheid.

Resulaten

Van de gebruikte de studies is aangegeven hoeveel items per studie zijn gebruikt voor dit onderzoek. Ook het voorkomen van de items bij linkshandigheid en dus het punten aantal, is per studie opgeteld (punten L). Hierbij is ook aangegeven of dit effect voor linkshandigen negatief (-) dan wel positief (+) is. Vervolgens is per studie ook aangegeven of het om mannen, vrouwen of beide betreft. Wanneer er een uitzondering werd gemaakt voor ambidexter is dit genoteerd als opmerking.

Uiteraard is tot slot het aantal studies, items, punten en het totale effect samengenomen. Dit is voor de vier verschillende domeinen apart berekend.

Domein ziekte

Het domein ziekte is natuurlijk erg breed, daarom hierbij een opsomming van de voorkomende onderwerpen in de gebruikte studies: Autisme, mondholte ontsteking, immuunziekte, migraine, ontwikkelingsproblemen met leren en motor coördinatie, post traumatische stress stoornissen, astma, hyperactiviteit, dyslexie, Alzheimer, doofheid en gezondheid en gebreken bij 65+. Wanneer perinatale stress een verhoogde kans op linkshandigheid geeft, wordt verwacht dat linkshandigheid gepaard gaat met een hogere ziekte incidentie.

(10)

10

Tabel 1: Resultaten van linkshandigheid binnen het domein ziekte. De kolommen geven het volgende weer: de eerste kolom de studie; de tweede kolom de behandelde factor; de derde kolom het aantal onderzochte items (hiermee wordt bedoeld het aantal gebruikte onderzoeken binnen een studie die van belang waren voor deze studie); de vierde kolom het aantal punten, zoals uitgerekend via het puntensysteem (zie methode); de vijfde kolom het effect (- betekent meer negatieve invloed op linkshandigheid dan op rechtshandigheid en + betekent meer positieve invloed op linkshandigheid dan op rechtshandigheid); de zesde kolom het gebruik van mannen en/of vrouwen als proefpersoon; tot slot de zevende kolom de rol van ambidexter (wanneer vermeld).

Ziekte/gezondheid

Studie Factor

Aantal items

Punten

L Effect

vrouw (♀)

/ man (♂) Opmerkingen (Cornish &

McManus

1996) autisme 1 2 - ♀+♂

(Cicek et al.

2004) mondholte

ontsteking 1 2 - ♀+♂

(Bonvillian JD

et al. 1982 ) doofheid 1 2 - ♀+♂

(Dane &

Gumustekin

2002) doofheid 1 2 - ♀+♂

(Biehl et al.

2008 ) migraine 4 0 ± ♀+♂

(Fasmer et al.

2008) migraine 1 2 - ♀+♂

ambidexter valt ook onder

L (Geschwind &

Behan 1982) immuunziekte en

leerproblemen 11 19 - ♀+♂

(Choudhary &

O'Carroll 2007) post traumatische

stress stoorns 1 2 - ♀+♂

(Chemtob &

Taylor 2003) post traumatische

stress stoorns 1 2 -

ambidexter valt ook onder

L (Deleon et al.

1986) alzheimer 2 -2 + ♀+♂

(Doody et al.

1999) alzheimer 3 -1 + ♀+♂

(Cairney et al.

2008)

ontwikkelingsprobl emen met motor

coördinatie 1 2 - ♀+♂

(Peters et al.

2006)

asthma, hyperactiviteit en

dyslexie 3 ± - ♀+♂ 6 punten voor

ambidexter

(Porac &

Searleman 2006)

Gezondheid, immuunziekte, niet lekker zijn, vallen, verwonden door

gebreken 9 2 ± ♀+♂

Ambidexter komt meer

voor Totaal: 14

studies 40 34 -

(11)

11 In tabel 1 is te zien dat ziektes inderdaad in bijna alle gevallen vaker voorkomen bij linkshandigheid en dat dit samengenomen een sterk negatief effect heeft. Ook bij ambidexter groep komen ziektes vaker voor dan bij rechtshandigen, want in de laatste studie ligt bij ambidexter groep de ziekte prevalentie hoger dan bij links- of rechtshandigheid. Deze groep wordt ook in een paar gevallen bij linkshandigheid opgeteld, wat de ziekte prevalentie bij “linkshandigheid” kan verhogen. Hoewel dit wel bevestigd dat er een verschil in ziekte prevalentie is tussen de groepen. De indeling van handigheid wil dus nog wel eens verschillen tussen studies, wat de interpretatie van de resultaten niet bevordert.

Domein ongelukken

Bij ongelukken wordt gekeken naar het aantal ongelukken die voorkomen bij linkshandigheid. Hierbij vinden deze ongelukken meestal plaats tijdens het autorijden, sporten, op de werkplaats of thuis. Ook gaat het meestal over ernstige ongelukken met schade, waarvoor zorg nodig is voor herstel. Omdat Linkshandigen in een rechtshandige wereld leven wordt verwacht dat linkshandigen vaker het slachtoffer zijn dan rechtshandigen.

(12)

12

Tabel 2: Resultaten van linkshandigheid binnen het domein ongelukken. De kolommen geven het volgende weer: de eerste kolom de studie; de tweede kolom de behandelde factor; de derde kolom het aantal onderzochte items (hiermee wordt bedoeld het aantal gebruikte onderzoeken binnen een studie die van belang waren voor deze studie); de vierde kolom het aantal punten, zoals uitgerekend via het puntensysteem (zie methode); de vijfde kolom het effect (- betekent meer negatieve invloed op linkshandigheid dan op rechtshandigheid en + betekent meer positieve invloed op linkshandigheid dan op rechtshandigheid); de zesde kolom het gebruik van mannen en/of vrouwen als proefpersoon; tot slot de zevende kolom de rol van ambidexter (wanneer vermeld).

Ongelukken

Studie Factor

Aantal items

Punten

L Effect

vrouw (♀)

/ man (♂) Opmerkingen (Daniel & Yeo

1994) Benodigde behandeling 1 0 - ♀+♂

(Dutta &

Mandal 2006)

Voorkomen ongeluk (autorijden, sporten, werkplaats, thuis en

anders) 5 0 ± ♀+♂

(Graham et al.

1993)

Voorkomen, behandeling en

ontstaan door

onhandigheid 3 5 - ♀+♂

(Peters &

Perry 1991) Verkeersongeluk met

en zonder schade 1 0 ± ♀+♂

(Porac 1993)

Voorkomen handverwonding en plek ongeluk (sport,

werk, thuis, verkeer) 6 0 ± ♀+♂

(Bhushan &

Khan 2006) Voorkomen van

ongeluk 1 2 - ♂?

(Graham &

Cleveland

1995) Benodigde behandeling 3 5 - ♀+♂

(Canakci et al.

2003) Voorkomen verwonding

van gebit 1 2 - ♀+♂

(Hicks et al.

1993) Voorkomen ongeluk 1 0 ± ♀+♂ 1 punt voor

ambidexter

(Coren 1989)

Voorkomen ongeluk (werk, thuis, sport,

verkeer, werkplaats) 7 1 - ♀+♂

(Wright et al.

1996) Benodigde behandeling 2 3 - ♀+♂

Totaal: 11

studies 31 18 -

De resultaten in tabel 2 geven aan dat er of geen verschil is in aanwezige ongelukken tussen links- en rechtshandigheid, of het is meer aanwezig bij linkshandigheid en heeft daardoor een negatief effect. Alleen in het onderzoek van Hicks (1993) is geen verschil gevonden tussen links- en rechtshandigheid, maar komen er wel meer ongelukken voor bij ambidexter. Alles samengenomen hebben binnen dit domein linkshandigheid en ongelukken een zwakke maar wel een negatieve relatie.

(13)

13 Domein sportprestaties

In dit domein is gekeken naar de prestaties die linkshandigen leveren bij sporten.

Hierbij gaat het om interactieve sporten, zoals boxen, cricket en tennis.

Aangezien linkshandigen een frequentie afhankelijk en/of een spatio-motor voordeel hebben wordt verwacht dat linkshandigen betere prestaties leveren binnen dit domein.

Tabel 3: Resultaten van linkshandigheid binnen het domein sport prestaties. De kolommen geven het volgende weer: de eerste kolom de studie; de tweede kolom de behandelde factor; de derde kolom het aantal onderzochte items (hiermee wordt bedoeld het aantal gebruikte onderzoeken binnen een studie die van belang waren voor deze studie); de vierde kolom het aantal punten, zoals uitgerekend via het puntensysteem (zie methode); de vijfde kolom het effect (- betekent meer negatieve invloed op linkshandigheid dan op rechtshandigheid en + betekent meer positieve invloed op linkshandigheid dan op rechtshandigheid); tot slot de zesde kolom het gebruik van mannen en/of vrouwen als proefpersoon.

Sport prestaties

Studie Factor

Aantal items

Punten

L Effect

vrouw (♀) / man (♂)

(Raymond et al. 1996) honkbal 2 1 + ♀+♂

(Gursoy 2009) boxen 1 2 +

(Grouios et al. 2000) (niet) interactieve

sporten 2 4 + ♀+♂

(Wood CJ & Aggleton

1989 ) Tennis, voetbal en

cricket 13 10 +

(Dane & Erzurumluoglu

2003) Handbal 2 1 + ♀+♂

(Holtzen 2000) Tennis 4 8 +

♀-♂

onderscheid;

alleen ♂ significant

(Brooks et al. 2004) cricket 4 3 + ♂?

Totaal: 7 studies 28 29 +

In dit domein zijn er alleen maar positieve effecten gevonden voor linkshandigheid, zoals in tabel 3 te zien is. Er is dus een sterke relatie tussen sport en linkshandigheid. Wel is het effect van linkshandigheid bij sporten vaker onderzocht bij mannelijke sporten. Hierdoor zijn vaker alleen mannen als proefpersonen genomen en daarom zijn er minder resultaten bekend over vrouwen.

Domein sociaal-economische status

Behalve naar studie performance wordt er ook gekeken naar performance in tandheelkundige en chirurgische technieken. Bovendien wordt er ook naar muzikale kundigheid gekeken, wat een mogelijke reden kan zijn voor verschil in inkomen tussen links- en rechtshandigen. Daarbij komend wordt ook divergent denken als onderdeel van performance gezien, wat ook een rol kan spelen bij het verschil in inkomen. Verwacht wordt dat linkshandigheid een hogere sociaal-

(14)

14 economische status oplevert dan rechtshandigheid, omdat linkshandigen door een spatio-motor voordeel en/of door betere studie performance bekwamer zijn in bepaalde beroepen en hierdoor meer inkomen hebben.

Tabel 4: Resultaten van linkshandigheid binnen het domein sociaal-economische status. De kolommen geven het volgende weer: de eerste kolom de studie; de tweede kolom de behandelde factor; de derde kolom het aantal onderzochte items (hiermee wordt bedoeld het aantal gebruikte onderzoeken binnen een studie die van belang waren voor deze studie); de vierde kolom het aantal punten, zoals uitgerekend via het puntensysteem (zie methode); de vijfde kolom het effect (- betekent meer negatieve invloed op linkshandigheid dan op rechtshandigheid en + betekent meer positieve invloed op linkshandigheid dan op rechtshandigheid); tot slot de zesde kolom het gebruik van mannen en/of vrouwen als proefpersoon.

Sociaal-economische status

Studie Factor

Aantal items

Punten

L Effect

vrouw (♀) / man (♂) (Canakci et al.

2004) Tandheelkunde 5 7 + ♀+♂

(Tezel et al.

2001) Tandheelkunde 6 6 + ♀+♂

(Canakci et al.

2002) Tandheelkunde 1 -1 - ♀+♂

(Elneel et al.

2008) Chirurgie 5 -2 -

(Newland

1981) muzikaliteit 4 6 + ♀+♂

(Faurie et al.

2006) Studie performance en leiderschap 1 0 ±

♀-♂ beide significant ♀ -2

en ♂ +2 (Noroozian et

al. 2002) schoolperformance 5 4 + ♀+♂

(Coren 1995) Divergent denken 4 2 + ♀-♂ alleen ♂

significant (Ruebeck et al.

2007) Inkomen 5 4 + ♀-♂ alleen ♂

significant

(Faurie et al.

2008) Studie performance, inkomen en

positie in bedrijf 5 5 +

♀-♂ soms alleen ♀ significant (1 item, 1 punt) (Halpern et al.

1998) Studie performance 4 0 ± ♀+♂

(Kopiez et al.

2006) Muzikaliteit 1 0 + ♀+♂

Totaal: 12

studies 46 31 +

Binnen dit domein is er vaak onderscheid gemaakt tussen mannen en vrouwen.

In de meeste gevallen was er dan sprake van het significant meer voorkomen van een hogere sociaal-economische status bij één van de sekse. In tabel 4 staan hierover de details. Ondanks dit onderscheid is er samengenomen een positief maar niet heel sterk effect voor linkshandigen binnen dit domein.

(15)

15

Discussie

Volgens de gedane onderzoeken hebben linkshandigen een hogere ziekte prevalentie en meer ongelukken. Het is goed voorstelbaar dat deze factoren nadelig zijn/waren voor de Darwininiaanse fitness van linkshandigen en dat dit een negatieve selectie druk op linkshandigheid heeft/heeft gehad. Toch blijken er ook voordelen te zijn aan linkshandigheid: zo hebben ze volgens onderzoek betere sport prestaties en een hogere sociaal-economische status. Deze laatste twee voordelen zouden er voor kunnen zorgen dat er nog een tegenkracht is voor de negatieve selectie druk op linkshandigheid. Dit zou goed kunnen werken via een negatieve frequentie afhankelijke selectie (Ghirlanda et al. 2009;

Raymond et al. 1996), waarvoor het belangrijkste bewijs te vinden is in sporten met een vecht-component (Raymond et al. 1996). Hierdoor kan linkshandigheid zich in de populatie handhaven. Hoe het komt dat dit globaal altijd rond de 10% schommelt in de menselijke populatie wordt in deze review niet behandeld.

Handigheid: meten en indelen

Er dient nog het een en ander genuanceerd te worden, want niet bij elke studie is op dezelfde manier de handigheid bepaald en daarom is het lastig om deze studies goed met elkaar te vergelijken. In sommige studies is er bijvoorbeeld alleen gekeken naar welke hand gebruikt werd om een tennisracket vast te houden. Terwijl andere studies meerdere hand voorkeur metingen hebben gedaan en hierbij ook hebben vastgesteld hoe sterk een persoon links- of rechtshandig is. Van alle metingen blijkt de hand die gebruikt wordt om mee te schrijven het sterkst gecorreleerd te zijn met de werkelijke handigheid (Corey et al. 2001). Echter sommige taken worden binnen een individu niet met dezelfde hand verricht. Handigheid is dus waarschijnlijk niet zwart/wit en daarom moeten er meerdere metingen worden gedaan met verschillende aspecten om de handvoorkeur te bepalen.

Ook de handigheid bepaling bij sporten moet mogelijk ter discussie worden gesteld. Bijvoorbeeld bij de sport cricket blijkt het zo te zijn dat slaan vaker linkshandig wordt verricht dan gooien (Brooks et al. 2004). Er is dus een sterke indicatie dat rechtshandigen ook links slaan, maar dat linkshandigen niet rechts slaan. De slag is dus plastisch. Het probleem is vaak dat in studies over cricket de handigheid voor slaan alleen maar gedeeltelijk wordt gecorrigeerd met de handigheid bij andere taken. Kortom, wanneer “linkshandigen” een betere performance neerzetten dan de “rechtshandigen” moet er voorzichtig worden omgegaan met de sterkte van het verschil.

Wat wellicht ook beter belicht moet worden bij studies over dit type sport is de frequentie verdeling van het aantal linkshandige pitchers (Clotfelter 2008).

Links- en rechtshandige pitchers geven een betere performance naarmate er meer linkshandige pitchers zijn. De slagmannen, links- en rechtshandig, geven dan een slechtere performance. Dit zou te maken hebben met cognitieve representaties van de slagmannen die worden versterkt door het vaker zien van één soort pitcher, in dit geval rechtshandig. Wanneer er meer linkshandige pitchers komen, zijn de cognitieve representaties minder effectief, wat een

(16)

16 verminderde slag prestatie geeft. Daarmee geeft het een verbeterde performance voor alle pitchers. Deze verminderde slag prestatie lijkt de meeste invloed te hebben op de rechtshandige slagmannen, aangezien zij waarschijnlijk minder goede spatio-motor skills hebben dan de linkshandigen. De performance van linkshandigen kan dus per jaar verschillen, afhankelijk van de frequentie.

Kortom bij de performance van linkshandigen van dit soort sporten dient de manier van handigheid bepaling en de frequentie van linkshandige pitchers genuanceerd te worden.

Ook het fenomeen ambidexter is een punt waar mogelijk aandacht aan moet worden geschonken, want niet in alle studies wordt hier rekening mee gehouden. Toch levert deze groep soms een verschil op, zoals in de studie van Hicks (1993). Deze studie heeft de studie van Coren (1989) herhaald alleen zijn er nu drie in plaats van twee groepen gemaakt, namelijk ook nog een ambidexter groep. Hier kwam uit dat, in tegenstelling tot de studie van Coren, linkshandigen geen grotere kans hadden op het krijgen van een ongeluk in vergelijking met rechtshandigen. Maar bij ambidexter werd er wel een grotere kans gevonden.

Ook wordt de ambidexter groep soms bij links- en rechtshandigheid opgeteld (Fasmer et al. 2008; Chemtob & Taylor 2003). Hierdoor is niet meer te bepalen of zonder het optellen van de ambidexter groep ook nog een significant effect te vinden is. Desalniettemin bevestigd dit wel dat er een verschil is tussen de groepen.

Puntentelling

De manier waarop de punten voor linkshandigheid zijn verzameld is ook één van de onderwerpen die meer genuanceerd dient te worden. Zo wordt aan een significante kans van p<0,05 1 punt gegeven en wordt bij een kleinere significante kans van p<0,01 2 punten gegeven. Echter in sommige studies wordt geen onderscheid gemaakt tussen de kans p<0,05 en p<0,01. Het kan dus best zo zijn dat een resultaat met een significant verschil van p<0,05 eigenlijk een verschil van p<0,01 had moeten zijn. Hierdoor zijn er dan te weinig punten aan een item toegekend. Toch zal dit niet het positieve of negatieve effect op linkshandigheid veranderen, waar meer naar gekeken is. Daarnaast geeft de p- waarde wel iets aan over de sterkte van het verschil tussen de groepen, maar niet hoe groot het effect op zichzelf is. Er is voor deze methode gekozen, omdat de verschillende effecten heel divers zijn en het lastig is om appels en peren op te tellen. Op deze manier kan er wel iets kwalitatiefs gezegd worden over de verschillen tussen links- en rechtshandigheid.

Er zou wellicht rekening gehouden moeten worden met de intensiteit van het effect per item. In de studie van Peters (Peters et al. 2006) wordt er bijvoorbeeld gekeken naar dyslexie en in twee studies van Ramadhani (2005;

2007) wordt respectievelijk gekeken naar het vaker voorkomen van borstkanker en kanker als oorzaak van overlijden bij linkshandigen. De studies van Ramadhani geven ernstigere gevolgen weer dan de studie van Peters. Toch is de studie van Peters wel opgenomen in de punten analyse en de studies van Ramadhani niet, omdat deze laatst genoemde studies geen significantie niveaus lieten zien.

(17)

17 Sekse verschillen

In deze review komt ook naar voren dat linkshandigheid soms alleen bij mannen of bij vrouwen een effect oplevert. Dit komt voor bij de domeinen sport prestaties, sociaal-economische status en ziekte/gezondheid. Bij het laatste domein is er sprake van alleen mannen of vrouwen als proefpersoon en hierdoor wordt de aandoening alleen bij dat type sekse gevonden. Op die manier wordt er in de studie van Chemtob & Taylor (2003) alleen oorlogsveteranen gebruikt, wat in die tijd alleen mannen waren. En in de studie’s van Ramadhani (2005; 2007) worden alleen vrouwen gescreend op borstkanker. Bij sport prestaties komt bij één studie naar voren dat linkshandige vrouwen significant geen betere prestaties leveren (Holtzen 2000). Echter dit is alleen maar gebaseerd op wereld top tien tennissters aan het einde van 1999. Terwijl er wel significant meer linkshandige vrouwen te vinden zijn op top niveau tennis over meerdere jaren. Waarschijnlijk is het jaar 1999 een jaar geweest waarbij met toeval minder linkshandige vrouwen waren die op top niveau speelden. Bij sociaal-economische status komt naar voren dat linkshandige mannen meer verdienen dan vrouwen (Ruebeck et al. 2007). In de inleiding werd al gezegd dat dit mogelijk verklaard kan worden door het feit dat linkshandige mannen beter zijn in divergent denken dan rechtshandige mannen en dit verschil niet voorkomt bij vrouwen (Coren 1995).

De andere twee studies van Faurie (2008; 2006) zijn tegenstrijdig. De eerste studie laat zien dat vrouwen met een hoger opleidingsniveau significant vaker linkshandig zijn. In tegenstelling tot de tweede studie worden linkshandige meisjes op de basisschool door de leraar slechter op hun school performance beoordeeld. Mogelijk is dit resultaat ontstaan door de geringe reacties van de scholen, zoals de auteur zelf al aangeeft. Hierdoor kan er een vertekend beeld zijn ontstaan van de werkelijkheid, wat tot dit resultaat heeft geleid. Ook kan hierbij sprake zijn van een interpretatie fout door de leraar. Over het probleem met betrekking tot de interpretatie wordt later in de discussie uitgebreid op in gegaan.

Andere verschillen tussen links- en rechtshandigheid

Het feit dat linkshandigheid geassocieerd is met betere studie performance en hogere lonen wil niet meteen zeggen dat dit ontstaat door een speciale kwaliteit.

Het kan ook mogelijk zijn dat mensen met een hoge sociaal-economische status zelf ook zijn opgegroeid in een familie met een hoge status (Faurie et al. 2008).

Wellicht waren die families toleranter ten opzichte van linkshandigheid en werden de kinderen ook naar een vrijere school gestuurd. Hierdoor lag er minder druk op het switchen naar rechtshandigheid. Met andere woorden: het meer voorkomen van linkshandigheid bij een hogere sociaal-economische status kan het gevolg zijn van een tolerantere opvoeding en omgeving.

Niet alleen een verschil in opvoeding en omgeving kan de resultaten hebben vertekend, maar mogelijk ook de persoonlijkheid. Bijvoorbeeld het feit dat linkshandigen de ene keer wel meer verwondingen oplopen bij een ongeluk dan rechtshandigen en de andere keer niet, kan onstaan door het herinneren en interpreteren van het ongeluk (Porac 1993). Linkshandigen zouden een ongeluk

(18)

18 beter kunnen onthouden en het daarom vaker noemen en/of ze zien hun verwondingen vaker als gevolg van een ongeluk. Ook de manier waarop linkshandigen worden beoordeeld kan de resultaten vertekenen. Zo worden linkshandige kinderen vaker dan rechtshandige kinderen als onhandiger dan gemiddeld bestempeld door hun ouders (Graham et al. 1993). Hierbij is niet naar het inschattingsvermogen van de ouders gekeken. Daarom is het niet te zeggen dat linkshandige kinderen vaker ongelukken hebben door hun onhandigheid dan rechtshandige kinderen. Het interpretatie probleem zou ook kunnen voorkomen bij andere domeinen, zoals ziektes. Hierbij zouden linkshandigen mogelijk eerder denken dat ze ziek zijn dan rechtshandigen, waardoor ziekte meer bij linkshandigheid wordt geconstateerd.

Ook een fysiek verschil kan wellicht een verschil tussen links- en rechtshandigen veroorzaken. Bij studies over Alzheimer werd in tegenstelling tot alle andere studies in het domein ziekte een positief effect gevonden voor linkshandigen. Denkbare oorzaak hiervoor is dat Alzheimer bij linkshandigen al in een vroeg stadium aanwezig is en ze al zijn overleden voordat ze in de zogenaamde sterftegroep zitten (Deleon et al. 1986). Doordat de sterftegroep de onderzoeksgroep is, worden er minder linkshandigen met Alzheimer geconstateerd dan er werkelijk waren. Een andere oorzaak kan zijn dat Alzheimer wel eerder ontstaat bij linkshandigen, maar dat bij deze mensen de ziekte een minder snelle progressie heeft (Doody et al. 1999).

Samengevat:

Het is nog niet precies duidelijk wat linkshandigen in deze samenleving houdt.

Duidelijk mag zijn dat ze meer ziektes en ongelukken krijgen, waarvan het domein ziektes/gezondheid een sterk negatief effect heeft en het domein ongelukken een zwak negatief effect heeft op linkshandigen. Echter ze hebben wel betere sport prestaties, waarschijnlijk door een negatief frequentie voordeel en/of een spatio-motor voordeel. Dit heeft een sterk positief effect op linkshandigheid, waardoor linkshandige mogelijk in deze samenleving blijven behouden. Ook de betere school performance en hogere lonen van linkshandigen, een positief maar niet heel sterk effect, kan een reden zijn voor selectie op dit type mens. Vooral voor vrouwen kan een man met hoge sociale- economische status aantrekkelijk worden gevonden, aangezien het kunnen zorgen voor je gezin in deze tijd meer door de sociaal-economische status wordt bepaald en minder door de vechtcapaciteiten. De voordelen van linkshandigheid zijn waarschijnlijk de redenen waarom de frequentie van linkshandigheid nu nog steeds rond de 10% schommelt. Om exact te bepalen wat de voor- en nadelen van linkshandigheid zijn, moet er een studie komen die naar verschillende domeinen kijkt en daarbij steeds op een constante en correcte manier de handigheid bepaalt. Hierbij moet ook rekening gehouden worden met de sterkte van links- en rechtshandigheid, want de ambidexter groep blijkt ook wel eens de oorzaak te zijn van een effect. Ook zou het moeten gaan om een longitudinale studie, zodat er geen verkeerde conclusies kunnen worden getrokken door slechts één jaar te meten (Clotfelter 2008; Holtzen 2000).

(19)

19

Referenties

Bhushan, B. and S. M. Khan. 2006. Laterality and accident proneness: A study of locomotive drivers. Laterality, 11: 395-404.

Biehl, K. F., A. F. Frese, M. F. Marziniak, F. A. U. Husstedt IW and S. Evers. 2008. Migraine and left-handedness are not associated. A new case-control study and meta-analysis. Cephalalgia, 28:

553-557.

Bonvillian JD, F. A. U., F. A. U. Orlansky MD and J. B. Garland. 1982. Handedness patterns in deaf persons. Brain and Cognition, 1: 141-157

Brooks, R., L. F. Bussiere, M. D. Jennions and J. Hunt. 2004. Sinister strategies succeed at the cricket World Cup. Proceedings of the Royal Society of London Series B-Biological Sciences, 271:

S64-S66.

Cairney, J., L. A. Schmidt, S. Veldhuizen, P. Kurdyak, J. Hay and B. E. Faught. 2008. Left- Handedness and Developmental Coordination Disorder. Canadian Journal of Psychiatry-Revue Canadienne de Psychiatrie, 53: 696-699.

Canakci, V., H. M. Akgul, N. Akgul and C. F. Canakci. 2003. Prevalence and handedness correlates of traumatic injuries to the permanent incisors in 13-17-year-old adolescents in Erzurum, Turkey. Dental Traumatology, 19: 248-254.

Canakci, V., Y. Cicek, C. F. Canakci, T. Demir, F. Kavrut, C. Kara, M. Ozgoz, A. Dilsiz and E.

Canakci. 2004. Effect of handedness on learning subgingival scaling with curettes: A study on manikins. International Journal of Neuroscience, 114: 1463-1482.

Canakci, V., U. Tan, R. Orbak and A. Tezel. 2002. Right- and left-handed dentists in periodontal therapy. International Journal of Neuroscience, 112: 1-14.

Chemtob, C. M. and K. B. Taylor. 2003. Mixed lateral preference and parental left-handedness possible markers of risk for PTSD. Journal of Nervous and Mental Disease, 191: 332-338.

Choudhary, C. J. and R. E. O'Carroll. 2007. Left hand preference is related to posttraumatic stress disorder. Journal of Traumatic Stress, 20: 365-369.

Cicek, Y., V. Canakci, M. Ozgoz, U. Ertas and E. Canakci. 2004. Prevalence and handedness correlates of recurrent aphthous stomatitis in the Turkish population. Journal of Public Health Dentistry, 64: 151-156.

Clotfelter, E. D. 2008. Frequency-dependent performance and handedness in professional baseball players (Homo sapiens). Journal of Comparative Psychology, 122: 68-72.

Corballis, M. C. 2003. From mouth to hand: Gesture, speech, and the evolution of right- handedness. Behavioral and Brain Sciences, 26: 199-+.

Coren, S. 1989. Left-Handedness and Accident-Related Injury Risk. American Journal of Public Health, 79: 1040-1041.

Coren, S. 1995. Differences in Divergent Thinking As A Function of Handedness and Sex.

American Journal of Psychology, 108: 311-325.

(20)

20

Coren, S. and D. F. Halpern. 1991. Left-Handedness - A Marker for Decreased Survival Fitness.

Psychological Bulletin, 109: 90-106.

Corey, D. M., M. M. Hurley and A. L. Foundas. 2001. Right and left handedness defined - A multivariate approach using hand preference and hand performance measures. Neuropsychiatry Neuropsychology and Behavioral Neurology, 14: 144-152.

Cornish, K. M. and I. C. McManus. 1996. Hand preference and hand skill in children with autism.

Journal of Autism and Developmental Disorders, 26: 597-609.

Dane, S. and A. Erzurumluoglu. 2003. Sex and handedness differences in eye-hand visual reaction times in handball players. International Journal of Neuroscience, 113: 923-929.

Dane, S. and K. Gumustekin. 2002. Handedness in deaf and normal children. International Journal of Neuroscience, 112: 995-998.

Daniel, W. F. and R. A. Yeo. 1994. Accident Proneness and Handedness. Biological Psychiatry, 35: 499.

Deleon, M. J., M. E. Laregina, S. H. Ferris, C. I. Gentes and J. D. Miller. 1986. Reduced Incidence of Left-Handedness in Clinically Diagnosed Dementia of the Alzheimer Type.

Neurobiology of Aging, 7: 161-164.

Doody, R. S., J. L. Vacca, P. J. Massman and T. Y. Liao. 1999. The influence of handedness on the clinical presentation and neuropsychology of Alzheimer disease. Archives of Neurology, 56:

1133-1137.

Dutta, T. and M. K. Mandal. 2006. Hand preference and accidents in India. Laterality, 11: 368-372.

Elneel, F. H. F., F. Carter, B. Tang and A. Cuschieri. 2008. Extent of innate dexterity and ambidexterity across handedness and gender: Implications for training in laparoscopic surgery.

Surgical Endoscopy and Other Interventional Techniques, 22: 31-37.

Fasmer, O. B., H. S. Akiskal, K. Hugdahl and K. J. Oedegaard. 2008. Non-right-handedness is associated with migraine and soft bipolarity in patients with mood disorders. Journal of Affective Disorders, 108: 217-224.

Faurie, C., S. Bonenfant, M. Goldberg, S. Hercberg, M. Zins and M. Raymond. 2008. Socio- economic status and handedness in two large cohorts of French adults. British Journal of Psychology, 99: 533-554.

Faurie, C., D. Pontier and M. Raymond. 2004. Student athletes claim to have more sexual partners than other students. Evolution and Human Behavior, 25: 1-8.

Faurie, C., N. Vianey-Liaud and M. Raymond. 2006. Do left-handed children have advantages regarding school performance and leadership skills? Laterality, 11: 57-70.

Geschwind, N. and P. Behan. 1982. Left-Handedness - Association with Immune Disease, Migraine, and Developmental Learning Disorder. Proceedings of the National Academy of Sciences of the United States of America-Biological Sciences, 79: 5097-5100.

Ghirlanda, S., E. Frasnelli and G. Vallortigara. 2009. Intraspecific competition and coordination in the evolution of lateralization. Philosophical Transactions of the Royal Society B-Biological Sciences, 364: 861-866.

(21)

21

Graham, C. J. and E. Cleveland. 1995. Left-Handedness As An Injury Risk Factor in Adolescents.

Journal of Adolescent Health, 16: 50-52.

Graham, C. J., R. Dick, V. I. Rickert and R. Glenn. 1993. Left-Handedness As A Risk Factor for Unintentional Injury in Children. Pediatrics, 92: 823-826.

Grouios, G., H. Tsorbatzoudis, K. Alexandris and V. Barkoukis. 2000. Do left-handed competitors have an innate superiority in sports? Perceptual and Motor Skills, 90: 1273-1282.

Gursoy, R. 2009. Effects of left- or right-hand preference on the success of boxers in Turkey. Br.

J. Sports Med, 43;142-144.

Halpern, D. F., M. G. Haviland and C. D. Killian. 1998. Handedness and sex differences in intelligence: Evidence from the medical college admission test. Brain and Cognition, 38: 87-101.

Hicks, R. A., K. Pass, H. Freeman, J. Bautista and C. Johnson. 1993. Handedness and Accidents with Injury. Perceptual and Motor Skills, 77: 1119-1122.

Holtzen, D. W. 2000. Handedness and professional tennis. International Journal of Neuroscience, 105: 101-119.

Kopiez, R., N. Galley and J. I. Lee. 2006. The advantage of a decreasing right-hand superiority:

The influence of laterality on a selected musical skill (sight reading achievement).

Neuropsychologia, 44: 1079-1087.

Llaurens, V., M. Raymond and C. Faurie. 2009. Why are some people left-handed? An

evolutionary perspective. Philosophical Transactions of the Royal Society B-Biological Sciences, 364: 881-894.

Newland, G. A. 1981. Differences Between Left-Handers and Right-Handers on A Measure of Creativity. Perceptual and Motor Skills, 53: 787-792.

Noroozian, M. F., J. F. Lotfi, H. F. Gassemzadeh, H. F. Emami and Y. Mehrabi. 2002. Academic achievement and learning abilities in left-handers: guilt or gift? Cortex, 38: 779-785.

Perelle, I. B. and L. Ehrman. 2005. On the other hand. Behav. Genet., 35: 343-350.

Peters, M. and R. Perry. 1991. No Link Between Left-Handedness and Maternal Age and No Elevated Accident Rate in Left-Handers. Neuropsychologia, 29: 1257-1259.

Peters, M., S. Reimers and J. T. Manning. 2006. Hand preference for writing and associations with selected demographic and behavioral variables in 255,100 subjects: The BBC internet study.

Brain and Cognition, 62: 177-189.

Porac, C. 1993. Hand Preference and the Incidence of Accidental Unilateral Hand Injury.

Neuropsychologia, 31: 355-362.

Porac, C. and A. Searleman. 2006. The relationship between hand preference consistency, health, and accidents in a sample of adults over the age of 65 years. Laterality, 11: 405-414.

Ramadhani, M. K., S. G. Elias, P. A. H. van Noord, D. E. Grobbee, P. H. M. Peeters and C. S. P.

M. Uiterwaal. 2005. Innate left handedness and risk of breast cancer: case-cohort study. British Medical Journal, 331: 882-883.

(22)

22

Ramadhani, M. K., S. G. Elias, P. A. H. van Noord, D. E. Grobbee, P. H. M. Peeters and C. S. P.

M. Uiterwaal. 2007. Innate handedness and disease-specific mortality in women. Epidemiology, 18: 208-212.

Raymond, M. F., D. F. Pontier, F. A. U. Dufour AB and A. P. Moller. 1996. Frequency-dependent maintenance of left handedness in humans. Biological Sciences, 263: 1627-1633.

Ruebeck, C. S., J. E. Harrington and R. Moffitt. 2007. Handedness and earnings. Laterality, 12:

101-120.

Schaafsma, S. M., B. J. Riedstra, K. A. Pfannkuche, A. Bouma and T. G. G. Groothuis. 2009.

Epigenesis of behavioural lateralization in humans and other animals. Philosophical Transactions of the Royal Society B-Biological Sciences, 364: 915-927.

Tezel, A. F., R. F. Orbak and V. Canakci. 2001. The effect of right or left-handedness on oral hygiene. International Journal Neuroscience, 109: 1-9.

Wood CJ, F. A. U. and J. P. Aggleton. 1989. Handedness in 'fast ball' sports: do left-handers have an innate advantage? Britisch Journal of Psychology, 80: 227-240.

Wright, P., J. Williams, C. Currie and T. Beattie. 1996. Left-handedness increases injury risk in adolescent girls. Perceptual and Motor Skills, 82: 855-858.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het nieuwsbericht Grote fouten ontdekt in wiskundige software (NRC Handelsblad, 14 novem- ber) meldt dat er softwarefou- ten in Mathematica zitten, een programma dat vooral

Het antwoord dient de volgende strekking te hebben (twee van de volgende onderwerpen):.. − Techniek (en economische welvaart), deelnemende landen toonden resultaten van

Wethouder Poos de gemeenteraad op 12 januari mededeelde het contract met stichting Jong te beëindigen per 1 april 2021 omdat het jongerenwerk niet langer voldoet aan de

“Regels die nu niet worden gehandhaafd moeten worden afgeschaft of de handhaving van die regels dient te worden veranderd”.

Daarom heb ik een buitengewoon Jubileum van de Barmhartigheid afgekondigd als een gunstige tijd voor de Kerk om het getuigenis van de gelovigen sterker en

Ik beschouw het vriend-vijandonderscheid echter niet als de kern van het politieke, want het gaat er in mijn opvatting juist om polarisatie in de samenleving zoveel mogelijk tegen

Bestemmingsplannen en andere (infrastructurele) projecten zijn alleen toegestaan als op grond van een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan de

• Uitspraak 1 volgt niet uit de figuur, omdat het voor grote getallen ook mogelijk is dat ze heel vaak als antwoord worden gegeven, maar daarbij. even vaak door links- als