• No results found

II. JURIDISCH KADER I. VERLOOP VAN DE PROCEDURE BESLUIT

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "II. JURIDISCH KADER I. VERLOOP VAN DE PROCEDURE BESLUIT"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BESLUIT

Nummer: 100602/ 24

Betreft: Beslissing op de bezwaren van Intergas Netbeheer B.V. tegen het besluit van 12 november 2001, kenmerk 100602/ 6.B191, tot vaststelling van de gereguleerde gebruiksafhankelijk transporttarieven gas voor het jaar 2002, onderscheidenlijk tegen het besluit van 19 december 2001, kenmerk 100602/ 10 tot (voorlopige) vaststelling van de gereguleerde vastrechtcomponent van de transporttarieven gas voor het jaar 2002, zoals gewijzigd door het besluit van 28 augustus 2002, kenmerk 100784/ 73 (artikel 80 Gaswet)

I. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1. Bij besluit van besluit 12 november 2001, kenmerk 100602/ 6.B191, heeft de directeur van de Dienst uitvoering en toezicht Energie (hierna: directeur DTe) de gereguleerde

gebruiksafhankelijke maximum transporttarieven voor het jaar 2002, als bedoeld in artikel 80 van de Gaswet, voor Intergas Netbeheer B.V. (hierna: Intergas) vastgesteld.

2. Voorts heeft de directeur DTe bij besluit van 19 december 2001, kenmerk 100602/ 10, de gereguleerde maximum vastrechtcomponent van de transporttarieven gas voor het jaar 2002, als bedoeld in artikel 80 van de Gaswet, voor Intergas (voorlopig) vastgesteld.

3. Bij brief van 23 januari 2002 heeft Intergas een bezwaarschrift ingediend tegen het besluit van 19 december 2001 tot (voorlopige) vaststelling van de gereguleerde maximum

vastrechtcomponent voor het jaar 2002. Intergas heeft in de brief van 25 februari 2002 dit bezwaarschrift aangevuld met een nadere motivering. In deze brief wordt tevens bezwaar gemaakt tegen het besluit van 12 november 2001 tot vaststelling van de gereguleerde gebruiksafhankelijke transporttarieven voor het jaar 2002.

4. Bij besluit van 28 augustus 2002, kenmerk 100784/ 73, heeft de directeur DTe het besluit van 19 december 2001 tot (voorlopige) vaststelling van de gereguleerde maximum

vastrechtcomponent voor het jaar 2002 ambtshalve gewijzigd. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt het bezwaarschrift van Intergas geacht mede te zijn gericht tegen het besluit van 28 augustus 2002.

5. Op 10 oktober 2002 heeft een gemeenschappelijke hoorzitting plaatsgevonden waarbij Intergas - naast andere bezwaarmakers - is gehoord over haar bezwaar inzake de hiervoor onder de randnummers 1-4 vermelde besluiten.

II. JURIDISCH KADER

(2)

voor iedere netbeheerder de tarieven vast die deze ten hoogste mag berekenen voor het transport van dat gas en de daarmee noodzakelijkerwijs verbonden diensten, met

inachtneming van het belang dat door middel van marktwerking ten behoeve van afnemers een doelmatige bedrijfsvoering en kostenverlaging worden bevorderd, en met toepassing van de formule

pt= (1 + ((cpi – xt) / 100 )) pt-1 , waarbij: pt = de tarieven die zullen gelden in periode t;

pt-1 = de tarieven die golden in de periode voorafgaand aan periode t;

cpi = de relatieve wijziging van de consumentenprijsindex (alle huishoudens), berekend uit het quotiënt van deze prijsindex in de vierde maand voorafgaande aan periode t en van deze prijsindex in de zestiende maand voorafgaande aan periode t, zoals deze maandelijks wordt vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek;

xt = de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering door netbeheerders. 7. Voorts bepaalt artikel 80, vijfde lid, van de Gaswet1 dat de Minister de tarieven die zullen

gelden in de periode t kan corrigeren, indien de tarieven die golden in de periode of periodes voorafgaand aan periode t:

a. bij rechterlijke uitspraak of met toepassing van artikel 6:18 van de Algemene wet bestuursrecht zijn gewijzigd,

b. of zijn vastgesteld met inachtneming van onjuiste of onvolledige gegevens en Onze Minister, indien hij de beschikking had over juiste of volledige gegevens, tarieven zou hebben vastgesteld die in aanmerkelijke mate zouden afwijken van de vastgestelde tarieven.

8. Gelet op het hiervoor aangegeven wettelijk kader is de Minister bevoegd tot het nemen van de bestreden besluiten. De Minister heeft deze bevoegdheid evenwel gemandateerd. Daarbij is aan de directeur DTe mandaat, volmacht en machtiging verleend tot het nemen van besluiten en het verrichten van overige handelingen die verband houden met artikel 80 van de Gaswet2. De directeur DTe heeft met gebruikmaking van deze bevoegdheid de bestreden besluiten genomen.

9. Voorts heeft de Minister aan de directeur-generaal van de Nederlandse

Mededingingsautoriteit (hierna: d-g NMa) een mandaat verleend om te beslissen op een bezwaarschrift gericht tegen een besluit als bedoeld in artikel 80 van de Gaswet.3 De onderhavige beslissing op bezwaar dient derhalve te worden genomen door de d-g NMa.

1 Artikel 80, vijfde lid, Gaswet is ingevoegd bij de Wet van 3 juli 2003, Stb. 316.

2 Artikel 14 van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging EZ, d.d. 29 maart 2001, kenmerk WJZ 01017959, Stcrt. 2001, nr. 65, p. 8, zoals gewijzigd door het Besluit van 10 maart 2003, kenmerk WJZ 3000537, Stcrt. 2003, nr. 51, p. 9.

(3)

III. BEZWAREN

III.1 STANDPUNT INTERGAS

10. Het bezwaar van Intergas is gericht tegen twee afzonderlijke besluiten. Het aanvullend bezwaarschrift van 25 februari 2002 omvat een nadere omschrijving van de gronden van Intergas. Daarbij stelt de d-g NMa vast dat deze gronden niet zodanig zijn geformuleerd dat zij zijn terug te voeren op slechts één van beide besluiten. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat de gronden van het aanvullend bezwaarschrift van 25 februari 2002 zich richten tegen beide besluiten.

III.1.1 Doorwerking van splitsingsbesluit en x-factorbesluit

11. De bezwaren van Intergas zijn in de eerste plaats gericht tegen het splitsingsbesluit van 29 maart 2001, 100239/ 19, alsmede tegen het besluit van 27 augustus 2001 inzake de x-factor, kenmerk 100350/ 148. Intergas verzoekt deze bezwaren in de onderhavige procedure als herhaald en ingelast te beschouwen omdat het splitsingsbesluit en het x-factorbesluit doorwerken naar de thans bestreden besluiten.

III.1.2 Verwijderen van kosten van onderhoud en vervanging van meters en aansluitingen

12. In de tweede plaats brengt Intergas onder de aandacht dat in het besluit van 12 juli 2002, kenmerk 100784/ 30, de kosten van onderhoud en vervanging van meters en aansluitingen uit het splitsingsbesluit van 29 maart 2001, 100239/ 19, zijn verwijderd. Deze wijziging werkt door naar het jaar 2002. Dit is neergelegd in het besluit van 28 augustus 2002, kenmerk

100784/ 73, waarbij voornoemde kosten uit het besluit van 19 december 2001 tot vaststelling van de gereguleerde maximum vastrechtcomponent voor het jaar 2002 zijn gehaald. Intergas merkt op hiervoor geen draagkrachtige motivering te hebben ontvangen; met name is in de motivering naar de opvatting van Intergas ten onrechte geen rekening gehouden met het feit dat de tarieven die voor de regulering werd gehanteerd, niet waren gebaseerd op het

kostenveroorzakingsbeginsel.

III.1.3 Overige bezwaren

(4)

III.2 BEOORDELING

III.2.1 Ontvankelijkheid bezwaar inzake het besluit van 12 november 2001, kenmerk 100602/ 6.B191, tot vaststelling van de gereguleerde gebruiksafhankelijke maximum transporttarieven voor het jaar 2002

14. De d-g NMa merkt op dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift op grond van artikel 6:7 Awb zes weken bedraagt. Deze termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, zo bepaalt artikel 6:8, eerste lid, van de Awb.

15. Vast staat dat het bestreden besluit conform artikel 3:41 Awb op 12 november 2001 is bekend gemaakt, zodat de bezwaartermijn op 13 november 2001 is aangevangen en op

24 december 2001 weer is geëindigd. Intergas heeft echter eerst op 25 februari 2002 kenbaar gemaakt dat het bezwaarschrift van 23 januari 2002 mede is gericht tegen het besluit van 12 november 2001. Ten tijde van het doen van deze mededeling was de termijn om bezwaar te maken reeds verstreken. Dit wordt zelfs niet anders indien - hoewel het karakter van artikel 6:7 Awb zich eigenlijk daartegen verzet - conform de mededeling in de brief van 25 februari 2002 in casu zou worden uitgegaan van het tijdstip dat het bezwaarschrift van 23 januari 2002 werd ingediend. Immers, ook op dat tijdstip was de termijn om bezwaar te maken inmiddels al verstreken.

16. Ingevolge artikel 6:11 Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. In de brief van

5 september 2003 is aan Intergas gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding. In reactie daarop heeft Intergas in de brief van 16 september 2003 erkend dat het bezwaarschrift te laat is ingediend. Daarbij heeft zij gewezen op de samenhang met eerdere besluiten. 17. De d-g NMa merkt op dat van verschoonbaarheid als bedoeld in artikel 6:11 Awb alleen sprake kan zijn indien de indiener van het bezwaarschrift verhinderd is geweest om tijdig bezwaar te maken en hem daarvan geen verwijt kan worden gemaakt. Van verschoonbaarheid in vorenbedoelde zin kan derhalve alleen worden gesproken indien procedurele redenen ten grondslag liggen aan de termijnoverschrijding. Inhoudelijke argumenten, zoals Intergas thans aanvoert, kunnen daarom nimmer leiden tot het oordeel dat de termijnoverschrijding als verschoonbaar moet worden aangemerkt.

(5)

100602/ 6.B191, tot vaststelling van de gereguleerde gebruiksafhankelijke maximum transporttarieven voor het jaar 2002, niet-ontvankelijk moet worden verklaard. 19. Ter vermijding van eventuele misverstanden merkt de d-g NMa tot slot op dat het

vorenstaande er niet aan in de weg staat dat de directeur DTe bij het nemen van een ander tariefbesluit ten aanzien van het maximum transporttarief 2002 ambtshalve toepassing geeft aan artikel 80, vijfde lid, van de Gaswet.

III.2.2 Ontvankelijkheid bezwaar inzake het besluit van 19 december 2001, kenmerk 100602/ 10, tot vaststelling van de gereguleerde maximum vastrechtcomponent van de transporttarieven gas voor het jaar 2002

20. Het bezwaarschrift is tijdig ingediend en voldoet aan de eisen die artikel 6:5 Awb daaraan stelt. De d-g NMa verklaart Intergas derhalve ontvankelijk in haar bezwaren.

III.2.3 Inhoud van de bezwaren

III.2.3.1 Algemeen; grondslag en reikwijdte bestreden besluit

21. Aan de orde is thans de vraag of op grond van het bezwaarschrift van 23 januari 2002

aanleiding bestaat om het besluit van 19 december 2001, kenmerk 100602/ 10, tot vaststelling van de gereguleerde maximum vastrechtcomponent van de transporttarieven gas voor het jaar 2002, te herroepen. Ter beantwoording daarvan moet eerst worden vastgesteld wat de grondslag en reikwijdte is van dit besluit.

22. Het maximum transporttarief wordt ingevolge artikel 80 Gaswet vastgesteld met

inachtneming van de in deze bepaling neergelegde tarievenformule. De wet biedt geen ruimte om bij de jaarlijkse vaststelling van het maximum tarief rekening te houden met andere feiten en omstandigheden dan die zijn opgenomen in de tarievenformule, behoudens toepassing van artikel 80, vijfde lid. Dit betekent dat de grondslag en de reikwijdte van het tariefbesluit niet verder gaat dan de (juiste) toepassing van deze formule. Daarom staat thans in bezwaar alleen ter beoordeling van de d-g NMa of de directeur DTe op een juiste wijze gebruik heeft gemaakt van deze strikt gebonden bevoegdheid. Andere bezwaren treden buiten de grondslag en de reikwijdte van het in deze procedure bestreden besluit en kunnen derhalve niet leiden tot een herroeping van dit besluit.

23. De d-g NMa stelt vast dat de directeur DTe in het bestreden besluit van 19 december 2001, is uitgegaan van het voor Intergas geldende splitsingsbesluit van 29 maart 2001 met kenmerk 100239/ 19, alsmede de voor Intergas geldende x-factor ingevolge het besluit van

(6)

maximum vastrechtcomponent van de transporttarieven gas voor het jaar 2002. De directeur DTe heeft aldus op een juiste wijze toepassing gegeven aan de wet. In zoverre kan het bezwaar van Intergas derhalve niet slagen.

III.2.3.2 Doorwerking van splitsingsbesluit en x-factorbesluit

24. Het vorenstaande neemt echter niet weg dat in artikel 7:11 van de Awb een volledige heroverweging van het bestreden besluit is voorgeschreven. In dat kader is van belang dat Intergas ook bezwaar heeft gemaakt tegen het splitsingsbesluit van 29 maart 2001 met kenmerk 100239/ 19, zoals gewijzigd door het besluit van 12 juli 2002 met kenmerk 100784/ 30. Op dit bezwaarschrift is onlangs opnieuw een beslissing genomen. In het laatstbedoelde besluit is bepaald dat voor Intergas een gewijzigde splitsing, omvattende een gewijzigd transporttarief 2001, van kracht wordt. Voor de overwegingen die daaraan ten grondslag liggen, wordt verwezen naar het besluit van 15 juni 2004 met kenmerk 101666/ 17. 25. Het splitsingsbesluit werkt conform de formule, neergelegd in artikel 80 van de Gaswet, door

naar de maximum transporttarieven voor de daaropvolgende jaren. Het gewijzigde

splitsingsbesluit heeft daarom tot gevolg dat de gereguleerde maximum vastrechtcomponent voor het jaar 2002 opnieuw moeten worden berekend.

26. Voorts is bij besluit op bezwaar van 17 november 2003, kenmerk 100636/ 152, een nieuwe x-factor transport vastgesteld voor de periode 2002-2004. Deze is voor alle netbeheerders vastgesteld op 3,8 procent. Ook de gewijzigde x-factor werkt door naar de gereguleerde maximum vastrechtcomponent voor het jaar 2002.

27. De in artikel 7:11 van de Awb voorgeschreven volledige heroverweging impliceert dat in het kader van het thans te nemen besluit op bezwaar rekening moet worden gehouden met de in de randnummers 25 en 26 genoemde gegevens. Met inachtneming van deze gegevens dient de gereguleerde maximum vastrechtcomponent voor het jaar 2002 conform de formule als bedoeld in artikel 80 Gaswet opnieuw te worden berekend. De d-g NMa stelt echter vast dat het kalenderjaar 2002 inmiddels is verstreken. Om deze reden zal de uitkomst van deze berekening met toepassing van artikel 80, vijfde lid, Gaswet worden verdisconteerd in het te nemen besluit op bezwaar inzake het transporttarief 2004.

III.2.3.3 Verwijderen van kosten van onderhoud en vervanging van meters en aansluitingen

(7)

30. Van belang is dat de kosten inzake onderhouden en vervangen van meters en aansluitingen tot het vrije domein behoort omdat, in tegenstelling tot de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet geen aansluitplicht kent voor de netbeheerders. Het plaatsen van gasmeters is daarom geen exclusieve taak van netbeheerders. Om die reden behoren ook de kosten van onderhoud en vervanging van meters en aansluitingen tot het vrije domein. Derhalve zijn de oorspronkelijke splitsingsbesluiten gecorrigeerd voor de kosten van onderhoud en vervanging van meters en aansluitingen. Omdat het splitsingsbesluit doorwerkt naar het transporttarief 2002 zijn bij besluit van 28 augustus 2002, kenmerk 100784/ 73, voornoemde kosten tevens uit het besluit van 19 december 2001 tot vaststelling van de gereguleerde maximum vastrechtcomponent voor het jaar 2002 gehaald.

III.2.3.4 Overige bezwaren

31. De strekking van het bezwaar van Intergas inzake het niet kunnen verhalen van kosten en het beroep op artikel 10 Gaswet komt er in de kern op neer dat Intergas de in de wet neergelegde, imperatief voorgeschreven, kortingsmethodiek ten principale ter discussie stelt. De wettekst biedt echter geen ruimte om te komen tot de belangenafweging die Intergas voorstaat, wat daarvan verder overigens ook zij. De d-g NMa stelt dan ook vast dat deze bezwaren buiten de grondslag en reikwijdte van het bestreden besluit treden, zodat zij ongegrond moeten worden geacht.

32. Tot slot merkt de d-g NMa op dat hij ervan uit gaat dat de grief van Intergas inzake de tariefswijziging lopende het kalenderjaar 2002 op een misverstand berust. Kennelijk is Intergas de opvatting toegedaan dat een zodanige wijziging onwenselijk is omdat dit zou doorwerken in de relatie met haar klanten.

33. Aan Intergas moet worden toegegeven dat het besluit van 28 augustus 2002, kenmerk 100784/ 73, strekt tot wijziging van het besluit tot vaststelling van de

(8)

IV. BESLUIT

34. De d-g NMa verklaart het bezwaar van Intergas Netbeheer B.V., gericht tegen het besluit 12 november 2001, kenmerk 100602/ 6.B191, tot vaststelling van de gereguleerde gebruiksafhankelijke maximum transporttarieven voor het jaar 2002, niet-ontvankelijk. 35. De d-g NMa herroept het besluit van 19 december 2001, kenmerk 100602/ 10, tot vaststelling

van de gereguleerde maximum vastrechtcomponent van de transporttarieven gas voor het jaar 2002, zoals gewijzigd door het besluit van 28 augustus 2002, kenmerk 100784/ 73. 36. De d-g NMa stelt voor Intergas Netbeheer B.V. voor het jaar 2002 de vastrechtcomponent

vast zoals opgenomen in bijlage 1.

37. De d-g NMa bepaalt dat de nacalculatie die voortvloeit uit de gewijzigde vaststelling van de vastrechtcomponent voor het jaar 2002 met toepassing van artikel 80, vijfde lid, Gaswet zal worden verdisconteerd in het maximum transporttarief voor het jaar 2004, conform het te nemen besluit op bezwaar inzake het maximum transporttarief 2004.

Datum: w.g. 24 juni 2004

De directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, voor deze:

Drs. R.J.P. Jansen Plv. directeur-generaal

(9)
(10)
(11)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Besluit van de Autoriteit Consument en Markt tot het wijzigen van de tenaamstelling op de vergunning voor het leveren van gas aan kleinverbruikers 1 van Raedthuys Energie B.V..

Besluit van de Autoriteit Consument en Markt op grond van artikel 95d, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 tot het verlenen van een vergunning voor de levering van

De Minister van Economische Zaken en Klimaat (hierna: de Minister) verleent op grond van artikel 45, eerste lid, van de Gaswet een vergunning aan een aanvrager die voldoende

De Minister van Economische Zaken en Klimaat (hierna: de Minister) kan een op basis van artikel 95d van de Elektriciteitswet 1998 verleende vergunning voor het leveren

In artikel 3, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van het Bve is bepaald wanneer de aanvrager beschikt over de benodigde organisatorische, financiële en technische kwaliteiten

De ACM is van oordeel dat AllureNRG heeft aangetoond te beschikken over de benodigde organisatorische, financiële en technische kwaliteiten voor de goede uitvoering van zijn

Bij ‘Besluit mandaat, volmacht en machtiging ACM’ heeft de Minister mandaat, volmacht en machtiging verleend aan de ACM tot onder andere het nemen van besluiten die verband houden

De Minister besluit de vergunning voor het leveren van elektriciteit aan kleinverbruikers van Bergop Beheer in te trekken op grond van artikel 95f, eerste lid, onder a, van