d
y
n t:
Is n
A
ie
;e
lS
<t
1-
s8Lo9 '993
Nederland weet
slecht raad met zijn eigen verleden.De druilerige zomer-affaire rond
'Pon
cke' Princen liet het weer eens zien.De oud- strijder
s reageerden alsof ze liveuit de desa's kwamen getijgerd
. Term enuit het Polygoon-journaal gingen nu in kleur door het beeld
: landverra-der, orde en rust brengen voor God, koningin en vaderland. Het gew
ee-klaag om erkenning, het gefru
streerd opeisen van een plek in de geschie-denis door veteranen en dienstweigeraars, allemaal
symptomen van een onverwerkt verleden. Het is alsofNederland wat 'Indie' betreft mentaal in de late jaren veertig is blijven steken. De lotgevallen van N
ederland inde Oost hebben bepaald nog geen 'genormaliseerde' plek gevonden in het collectief vaderlands geheugen
.Oat geldt voor meer d
onker getintepagina's uit
onsnationaal ge- schiedenisboek. Neem d
e ongemakkelijke discussies over Nederland inde Tweede W
ereldoorlog. Duitse ambassadeurs moeten op hun knieendoor ons medialandschap, bij de Fransen inform
eren we onbekommerdnaar hun verwerking van de Vichy-collabo ratie; zelf zijn we blij
ven ste-ken in de goed/ fout-categorieen
van Herrijzend Nederland.Want ook de boeken van De Jong vormen toch meer
een vanuit de geest van dejaren vijftig geschreven ver
zoeningspoging met het Kwaad,dan
eennuchter
e, evenwichtige balans.De levenservaringen en littekens die Nederland in de loop der tijden heeft opgedaan maken geen actief dee! uit
van de basisvorminBvan de Nederlander
.Dramatische perioden uit de Nederlandse geschied
eniszijn onv
oldoende en onvolledig verwerkt.Daardoor is de collectieve herinnering te roo
skleurig uitgevallen en wordt een a! te florissant zelf-beeld gekoesterd
. Nederland ziet zichzelf als onbevlekte maagd ternid-den van zijn Europese partners.
Een tabula rasadat zijn handen moreel vrij heeft om te o
ordelen en te moraliseren.Het maakt Nederland tot
een onuitstaanbaar land: 'bei uns ist allesbesser'. Nederland heeft het beste verzorgingsstelsel. N
ederland kent in verhouding geen racisme-probleem
. Nederlanders zijn verlichte geesten ...Het maakt Nederland tot
een weinig fidele partner inverdergaande Europese samenwerking. Want hand in hand m
et het eigen positievezelfbeeld gaan hardnekkige oordelen over de Europese verdragsgeno- ten. Belgie is
een corruptebananenrepubliek
.Voor Frankrijk mag Jacques Attali model staan
: een zich met f!larmer omringende praatjes-maker (neen, dan de degelijke Ruding). Het beeld van Duitsland behoeft geen commentaar en ook de karikaturen van de Zuid-Europeanen zijn oud en vertrouwd.
Nu Nederland op het
Procrustesbed van EMu en OESOwordt gelegd,
ende Nederlandse ver
zorgingsstaat geknipt en geschoren wordt naar hetEuropees gemiddelde, zal N
ederland uit zijn exclusiviteit worden wak-ker geschud. Het zal het eigen positieve zelfbeeld meer en meer gecon- fronteerd
zien met defeitelijke situatie in de omringend
eIanden
.Nederland zal Europese r worden. De collectieve herinnering
en hetzelfbeeld zullen tot hun ware proporties worden teruggebracht. En dan
zal duidelijk worden: een vleugjeVlaamse bescheidenheid,
een mes-puntje Frans stijlgevoel, een wolkje Britse humor
, eenavondje Italiaansepassie, een dosis Duitse onverzettelijkheid, het zal ons land geen kwaad doen.
Nationaal geheugen-
verlies
,.
RENE CUPERUS
Redacteur vans &.P
373
374
S&._D9199J
Het debat over
de sociale
zekerheid:
Het
w A o-debacle van deverhitte zomer
van I 99 Ivormde d
e aanleiding tot een (hernieuwde) discussieover de houdbaarheid van
een tussenstand
het
congres van GroenLinks met
enkelekleine wijzigingen aangenomen
.Ten slotte bracht in juni de projectgroep Sociale Zekerheid van het W
eten-de verzorgingsstaat. Op
het PvdA
-congres van sep-tember
I 99 I stelde Wim Kokvast, dat we ons in
eenovergangsfase 'van
een verzorgingsstaat naar eenw
erkzame, naar een parti-cipatiesamenleving' bevin-
PATRIEK KERKHOFF
/schappelijk Bureau van
o66, onder voorzitter-
schap van
M. Enswirda,h
etrapport
'Arbeid, sociale zekerheid
en inkomens'uit
.4 Dealgemene leden-
PAUL DE BEER
De eerste auteur is student politicolosie aan de UvA, de tweede is economisch medewerker van de WBS
den. De kabinetsmaatrege-
len met betrekking tot de
wA o mochten dan electo- raal op ee n drama dreigen uit te !open, ze zouden in ieder geval de aanzet moeten vo rmen tot een funda- mentele discussie over de sociaal-democratische uit- gangspunten en beginselen. Het vertrouwen van de sociaal-democraten in de zegeningen van ons socia- le-zekerheidsstelsel bleek ni
et meer in blakendegezondheid te verkeren
.De specialist prof.
D.j.Wolfson
werd ingehuurd
om een grondigediagnose te stellen
en een behandeling voor testellen
.Het rapport ' Niemand aan de kant'
1,dat in januari
I 99 2door
een comrnissieonder zijn voorzitterschap werd uitgebracht, was daarvan het resultaat.
De PvdA was zeker niet de enige partij di
ein d
ew A o
-perikelen aanleidingzag om zich op de toe- komst van het sociale-zekerheidsstelsel t
e bezinnen.In een tijdsspanne van minder dan een half jaar kwa- m
en ook het CDA, Groen Links en o66m
et rappor-ten over de sociale zekerheid.
In april
I992w
erd de discussienota 'Sociale Ze-kerheid
en Verantwoordelijkheid'gepresenteerd door de CDA
-werkgroep SocialeZekerheid onder voorzitterschap
van prof. A.H.J.J. Kolnaar. 2Een resolutie di
e door het partijbestuur op basis van ditrapport werd
opgesteld,werd
eind november vanhet jaar door de c DA-partijraad aangenomen.
Voor Gro
en Links bracht decommissie Sociale Zekerheid onder voorzitterschap van
M. Spierinssin mei het rapport 'Tijd voor Zelfstandigheid
' uit.l Dehierop gebaseerde r
esolutiewerd in oktober door
vergadering van o
6 6nam de tekst
eind novemberI 99 2
nagenoeg integraal over
.Gezien de heftige menings
verschillen over dekabinetsvoornemens ten aanzien van de w A o is het opmerkelijk hoezeer bij
een vergelijking van de vierbovengenoemde rapporten de overeenstemming op
een aantal hoofdlijnen in het oog springt. In aile rap-porten wordt
sterkenadruk gelegd op verhoging van de arbeidsparticipatie, wordt verlaging van de uitkeringen of een zogeh
eten ministelsel alsoplos- sing voor de probl
emen van het sociale-zekerheids- stelsel in principe afgewezen, en wordt vee! belanggehecht aan verbetering van de uitvoeringsorganisa- tie van de sociale zekerheid. Hoewel
er op tal vanpunten duidelijke verschillen zijn aan te wijzen tus- sen de rapporten, do
et deze overeenkomst ophoofdlijnen toch vermoed
en, dat er momenteel inNederland
een redelijke consensus bestaat over debelangrijkste feil
en van ons sociale-zekerheidsstelsel en de wegen waarlangs daarvoor een oplossing moetworden gezocht. De verschillen van m
ening lijkenvooral b
etrekking te hebben op de concrete uitwer-king van de verschillende oplossingsrichtingen. Na aile emoties die de w A
o-ingreep
van het kabinet-Lubbers / Kok had losgemaakt, zou dat toch een op- merkelijke constatering zijn.
De vraag is dan ook gewettigd, of er daadwerke-
lijk zoveel overeenstemming bestaat tussen de poli-tieke partij
en over de aanpak van de problemen vand
esociale zekerheid, of dat
er slechts sprakeis
van
een schijnbare, oppervlakkige eenstemmigheidwaarachter vee! fundamenteler meningsverschillen
g
n
p
n e
~I
~t
n
Ia
t-
)-
i- m is id
~n
5&_09 I993
schuil gaan. Deze vragen waren voor de Wiardi Beckman Stichting aanleiding om op
27 november
I 99 2
een studiedag te houden met vertegenwoordi- gers van de verschillende partijen, alsmede van vak- beweging
enondememersorganisaties,
enonder- zoekers
en beleidsmakers op het terrein van socialezekerheid. Onderstaande artikel is mede op de inlei- dingen en discussie van deze studiedag gebaseerd.
Opvallende afwezige in de rij rapporten over de sociale zekerheid is de vvo. K. Groenveld, directeur
~an de liberale Teldersstichting, gaf daarvoor op de
studiedag een even simpele als plausibele verklaring.
De Teldersstichting had in
I 984 en I 990al rappor- ten uitgebracht over de toekomst van de sociale zekerheid,5 die anna
I 992nag steeds geldingskracht hadden. Anders dan voor de andere partijen, was er voor de vvo dus geen aanleiding om haar standpunt
over de sociale zekerheid aan te passen ofte herzien.
Hieronder zullen we eerst de belangrijkste punten van overeenkomst in de probleemanalyse
vande vier rapporten bespreken. We proberen nate gaan
inhoeverre de richting waarin oplossingen worden gezocht,
voldoende perspectief hi eden en constate-ren dater vooralsnog een aantal onopgeloste proble- men is blijven liggen. Tot slot wijzen we op enkele oplossingsrichtingen die tot nag toe merkwaardig weinig aandacht hebben gekregen, hoewel ze rede- lijk aansluiten bij de aanpak waarvoor de verschillen- de partijen hebben gekozen.
Arbeidsparti ci pa tie
Het
stelselvan sociale zekerheid in Nederland berust in hoge mate op de veronderstelling, dat vol- ledige werkgelegenheid realiseerbaar is. In
I985,toen de werkloosheid juist een naoorlogs hoogte- punt had bereikt, nam de W etenschappelijke Raad
voorhet Regeringsbeleid (w R R) in zijn rapport
'Waarborgenvoor zekerheid' afstand van dit axio- ma6. Een
structured te !age werkgelegenheid, diehet onmogelijk maakte iedereen die daartoe in staat
enbereid was betaald werk te bieden, werd aan- vaard.
In de
vijf jaar die op 'Waarborgenvoor zeker- heid' volgden groeide de werkgelegenheid in Ne-
derland echter sneller dan ooit te voren. In 1990 stelde de WRR in een nieuw rapport, 'Een werkend perspectief', vast, dat met de onzekerheid over de haalbaarheid
vanvolledige werkgelegenheid in de voorgaande jaren ten onrechte ook twijfel was gere-
zenover de rol van arbeid in onze samenleving.7 Deelname aan produktieve arbeid is
echter nag altijd een van de belangrijkste voorwaarden voor volledigburgerschap
.De raad acht opvattingen, waarin het streven naar volledige werkgelegenheid ter discussie wordt gesteld, nu onaanvaardbaar.
Naast het belang van betaalde arbeid voor het individu legt dew R R oak vee! nadruk op de sociaal-
economische noodzaak van een hogere arbeidsparti-cipatie. De !age arbeidsparticipatie wordt als de 'achilleshiel'
vanhet Nederlandse sociaal-economi-
schebestel aangemerkt. Enerzijds leidt de !age arbeidsparticipatie tot een groat beroep op de socia- le zekerheid en daarmee tot omvangrijke collectieve uitgaven, anderzijds versmalt ze het produktieve draagvlak van de economie, dat de collectieve lasten moet torsen. Op den duur komt daardoor de houd- baarheid van ons relatief genereuze sociale-zeker- heidsstelsel in gevaar. Verhoging van de arbeidspar- ticipatie client in het sociaal-economisch beleid dan oak centraal te staan.
Dit w RR-rapport uit
I 990zette de toon voor de sociaal-economische discussie van de afgelopen ja- ren. Aile genoemde rapporten van de politieke par- tijen benaderen de problematiek van de sociale ze- kerheid dan oak zeer sterk vanuit het gezichtspunt van de tekortschietende arbeidsparticipatie.
'Omdat betaald werk de meest directe weg is naar zelfstandigheid en maatschappelijke betrokken- heid van mensen', legt Wolfson uit. 8 Oak o66 en
CDA
kennen
een centralerol toe aan bevordering van de arbeidsparticipatie. Remtegratie in het ar-
·beidsproces wordt in het rapport van het
CDA,bezien vanuit de welzijnssituatie van de uitkerings- gerechtigde, essentieel genoemd.9 Door
D6 6 wordt het uitgangspunt gehanteerd, dat een uitkeringsge- rechtigde
'-geheel of gedeeltelijk- door arbeid in haar of zijn levensonderhoud kan voorzien.' I 0 In het rapport van Groen Links wordt uit dit uitgangspunt de consequentie getrokken, dat elk individu dan oak recht heeft op betaalde arbeid. I I
I. Commissie-Wolfson,
Niemand aan de kant,Amsterdam: PvdA, januari I
992 (hiema te noemen: PvdA). De tweede auteur van dit artikel was overigens lid van deze commissie.(hierna:
Groen Links). I984en I990
.2. Den Haag:
CDA, aprilI992 (hierna:
CDA).
3·
Amsterdam: Groen Links, mei I
9924· Den Haag: Stichting weten-
schappelijk Bureau o66, juni I992 (hierna:o66).
5.
Resp.
Grenzen aan de sociale zekerheid (Geschrift 52) en Over ontaroeninB en verarijzina (Geschrift 7 I), Den Haag:Prof.Mr. B
.M. Teldersstichting,6. WRR, Waarboraen voor zekerheid,
Den Haag, I985, p.7/8 en p.2o.
7. w R R, Een werkend perspectiif,
Den Haag,
I990, pp.
32, 33.8.
PvdA, p. I o.
9· CDA, p.lo.
Io
. o66, P·3·37 5
s&_091993
Als
(betaalde)arbeid
een voorwaardeis
voor een zinvol bestaan, dan is de logische consequentie daar-van, dat het maatschappelijk onaanvaardbaar is
omlangdurig onvrijwillige werkloosheid en andere vor- men van 'inactiviteit' te accepteren. Alle partijen
willen zich dan ook inspannen om de arbeidspartici-patie te
verhogen enin het komende decennium
weer volledige werkgelegenheid te verwezenlijken.Alleen
zokan het beroep
opde
sociale zekerheid - endaarmee de financiele problematiek - binnen de perken worden gehouden en het
stelsel ook oplangere termijn houdbaar zijn.
Prijsbeleid: .financie1e prikkels
Vermindering
vande
sociale-zekerheidsuitgavendoor het beroep op de sociale uitkeringen te vermin- deren, kan globaallangs twee wegen
worden nage- streefd,die kunnen
worden aangeduid als volume-beleid
enprijsbeleid. Volumebeleid bestaat uit maatregelen die direct gericht zijn op vermindering
vanhet aantal uitkeringsgerechtigden door preven- tie, hogere toelatingsdrempels tot het
stelsel enrei"ntegratie
vanuitkeringsgerechtigden in het
ar-beidsproces. Prijsbeleid bestaat uit maatregelen om hetzelfde effect langs de indirecte weg van financiele prikkels te realiseren: verlaging
vande uitkerings- hoogte, sanctiebeleid, fiscale
stimulansen en hoogte van de premie.In de
vier in 199 2 verschenenrapporten blijkt
een duidelijke voorkeur te bestaan voor volumebe-leid ten opzichte van prijsbeleid. Zoals Wolfson het aanduidt:
je kunt beter de sociale-zekerheidsuitga- ven terugdringendoor de
Q-tjes (het volume)te verminderen dan door de P-tjes
(de prijs) te verla- gen.12Aileen de vvo kiest nadrukkelijk voor een bena- dering
viade prijscomponent. Dat
ziet zijals de
enige mogelijkheid om de zogeheten sociale-zeker-heidsval op te heffen. Als door een exteme oorzaak (bijvoorbeeld
eenintemationale
conjuncturelein-
zinking) de werkloosheid oploopt, stijgen de uitga- ven voor de werkloosheidsuitkeringen endaarmee de
socialepremies. Deze leiden
weertot hogere loonkosten, hetgeen
op zijnbeurt nieuwe uitstoot
van arbeid veroorzaakt.Door de
wettelijk geregelde sociale zekerheidtot
een minimum te beperken (onder meer door een zogeheten ministelsel in te voeren) worden de men- sen geprikkeld om zo min mogelijk een beroep op1
1. Groen Links, p. 15. Hieraan zij overigens toegevoegd, dat in dat rap- port onbetaalde arbeid ook in staat geacht wordt die betrokkenheid te bewerkstelligen.de sociale zekerheid te doen
. Aileen langs deze wegkan de
vicieuze cirkel worden doorbroken en kun-nen de uitgaven
voorde
sociale zekerheid, ook in economisch slechtere tijden, inde hand
worden gehouden.De andere partij
en wijzen een ministelsel van socia-le
zekerheid echter af (om redenen diehiema nog
aande
orde komen) enhopen door
een effectief volumebeleid te kunnen voorkomen dat de uitkerin- gen (opnieuw)moeten
worden verlaagd.Daarbij
willen zij echter wei gebruik maken vanfinanciele prikkels om het gewenste gedrag te stimuleren. De
overheidmoet verborgen maatschappelijke kosten
voor werkgevers en werknemers zichtbaarmaken door 'microbeslissingen
en macrobelangen meer inelkaars
verlengdete brengen'
.1
3Analoog aan het principe 'de vervuiler betaalt', dat in het milieube- leid op vee! steun kan rekenen, moet ook degen
e diekosten
afwentelt op de gemeenschapdoor
eente hoog beroep op de sociale zekerheid te doen, daar-
voor gaanbetalen. Hiervoor worden uiteenlopende instrumenten voorgesteld. Het in dienst nemen van kansarme werklozen kan met een premie aantrekke- lijk
worden gemaakt. Afvloeiingnaar de w
A okan
wordengestraft met
eenboete. Ook
werklozen kunnen met een premie worden aangemoedigd om werk te aanvaarden of activiteiten te ontplooien diehun kansen op de arbeidsmarkt vergroten.
Het toepassen
vanfinanciele prikkels
om de arbeidsparticipatie te bevorderen is echter niet zon-der problemen. In het algemeen loopt men het
gevaar datprikkels
aande
aanbodzijde en aande
vraagzijde elkaartegenwerken. Zo wordt er regel- matig voor gepleit om de afstand tussen netto-uitke- ringen en netto-loon te vergroten om uitkeringsge- rechtigden aan te moedigen werk te
accepteren.V
erhoging vanhet netto-loon
zaldoorgaans
echtertot hogere loonkosten leiden, hetgeen weer ongun-
stigis
voor de vraag naar arbeid.Verlaging van de loonkosten door de lonen te verlagen werkt daaren- tegen
ontmoedigend ophet
arbeidsaanbod. Sub- sidies en premies vormen niet werkelijk een uitweguit dit dilemma, doordat
ze ofwel tijdelijk zijn, ofwel leiden tot eenlastenverschuiving naar andere
groepen.De enige
echte oplossing voor dit dilemma lijktde benadering van de vvo te zijn. Door de uitkerin-
gen te verlagen wordt de afstand tot het netto-loon12.
D.J.
Wolfson, 'P-tjes en Q-tjes;een reactie op Weitenberg', in:
Openbare Uitaaven, 1992
nr.s,
pp.2J7-2J8.1 3. PvdA, p. 2 2
s &.o 9 '993
vergroot zonder de loonkosten te verhogeno Boven-
dien scheppen lagere uitkeringen de financiele ruim- te
omde
collectieve lasten te verlichteno Voor wiedeze
weg afwijst,zullen financiele prikkels
slechts een beperkte betekenis kunnen hebbenoHoewel de verschillende partijen
(behalvede
vvo) er de voorkeur aan gevenhet beroep op de
sociale zekerheidterug te dringen zonder in de uit- keringsaanspraken zelf in te grijpen, sluiten zij deze mogelijkheid niet bij
voorbaat uit voor het geval het volumebeleid mocht mislukkeno 'Normenmet be- trekking tot de collectieve lastendruk in
samenhangmet volume-ontwikkelingen kunnen ingrepen in de
sociale zekerheid,hetzij aan de
'prijs' -kant ( ..0), hetzij aan de 'volume' -kant (o oo)
onvermijdelijk rna-ken',
steltKolnaar
0'4 En Wolfson kan
'geen goud gerande garanties' geveno I 5Volumebeleid: een activerend arbeidsmarktbeleid
Als prijsbeleid in de
vorm vanlagere uitkeringen
wordt afgewezen,moet met des te meer kracht
wordeningezet
op volumebeleidoAileen dan kan het uitgangspunt van de commissie- Van Rhijn, die in de Tweede Wereldoorlog de regering in balling-
schap adviseerde over de toekomstige inrichting vande
sociale zekerheid,in
ere wordenhersteld:
'De gemeenschap, georganiseerdin den
Staat,is aan-
sprakelijk voorde
sociale zekerheid en vrijwaringtegen gebrek van al haar !eden, op voorwaarde, dat deze !eden zelfhet redelijke doen om zich die socia- le
zekerheid en vrijwaringtegen
gebrekte
ver- schalfen' 0Om
dit doe!
te verwezenlijken vindt de com-missie- Wolfson, dat een 'verharding' van de verzor-
gingsstaatis
'toe te juichenvooi
zover hierdoor detoegang tot de sociale zekerheid zorgvuldiger wordt bewaakt'
0 I 6Een belangrijk winstpunt van de 'w A o-zomer' van 199 1 was
de
sterktoegenomen
aandacht voorde uitvoeringsorganisatie van de sociale zekerheido Na- dat jarenlang de aandacht was geconcentreerd op de
structuurvan het
stelsel ende uitkeringen, drong plotseling tot beleidsmakers
enpolitici door, dat
ook deuitvoering
vande sociale zekerheid veel te
wensen overlaat en mede schuldig is aan het groteberoep dat erop wordt gedaano De uitvoeringsorga- nen
vande
sociale zekerheidhadden jarenlang als
eenuitkeringsfabriek
gefunctioneerd,met
alsbe- langrijkste doe! iedere uitkeringsgerechtigde op tijd
I4o
CDA,po24o I
50PvdA, poI 2o I6oPvdA,poi5o
de juiste uitkering te
verstrekken, en waren erin het geheel niet
opingesteld
omreintegratie
vanuitkeringsgerechtigden in het arbeidsproces te be-
vorderenoDit is ook de reden geweest om een parle- mentaire enquetecommissie in te stellen om de uit-
voering van de werknemersverzekeringen te onder- zoekenoTerecht is de afgelopen twee jaar dan
ook vee) energie gestoken in plannen om de uitvoeringsorga-nisatie beter te Iaten functionereno De nadruk ligt daarbij in de eerste plaats op meer en betere afstem- ming,
coordinatie en samenwerkingtussen de verschillende uitvoeringsorganisatieso In
eengeza- menlijk
voorstel, 'Naar eennieuwe uitvoeringsor-
ganisatie van de sociale verzekering', hebben GroenLinks,
D 6 6 en vv
D ervoor gepleit, dat er uiteinde-lijk nog
slechts eenuitvoeringsorganisatie is
waar (potentiele) uitkeringsgerechtigden en werkzoeken-den zich hoeven meldeno
PvdA en
CDA willen niet zover gaano Zij vrezendat
een grootscheeps reorganisatieproces het func-tioneren van de uitvoeringsorganen voorlopig aileen maar zal verslechteren, terwijl de nieuwe organisa- tie een 'moloch' zal vormen, die meer zal uitblinken door
een omvangrijkebureaucratie dan door
effi- cientie en flexibiliteito W el wordt door deze partijende
wenselijkheidbenadrukt
vanmeer
samenwer-king en coordinatie op regionaal niveauo
In de tweede plaats
wordtdoor aile partijen
gewezen op de wenselijkheid het interne functione-ren te verbeteren door de aandacht te verleggen van het verstrekken van uitkeringen naar het (terug)ge- leiden van clienten naar werko
Er moet meer sprake zijn van 'maatwerk' en 'integraletrajectbegelei- ding'
0In dit verband wordt vaak gesproken over een
gewenste 'cultuuromslag'in de organisatieo Hoe moet echter worden bevorderd dat deze cultuurom-
slag daadwerkelijk zijn beslag krijgt? Ook in dit ver-band wordt gewezen op de mogelijkheid financiele prikkels uit te delen,
opdat de uitvoeringsorganisa-ties zelfbelang krijgen bij het succesvol relntegreren
vanuitkeringsgerechtigdeno Er wordt
gesprokenover 'afrekenen op resultaat'
en'budgetfinancie- ring'
0Of dergelijke financiele instrumenten daad-
werkelijk het gewenste effect zullen sorteren is ech-ter nog de vraago Het probleem is immers dat de
'prestaties'
van uitvoeringsorganisaties, voor zover die
wordengemeten aan de uitstroom
vanuitke- ringsgerechtigden naar werk,
slechtsten dele door de organisaties zelf worden bepaald en in vee! ster-
3 77
s&_o9 I993
kere mate door externe factoren die zij niet in de hand hebben: de econornische conjunctuur, demo- grafische samenstelling van het hestand uitkerings- gerechtigden (aandeel ouderen, vrouwen, allochto- nen), de regionale economische structuur (diensten
of industrie), enzovoort. Hoevoorkom je dan dat
eenorganisatie financieel wordt
'gestraft'voor het feit dat de extem
efactoren
zich inde betreffende regio ongunstig hebben ontwikkeld?
In dit verband is misschien m
eeraandacht ge- wenst voor suggesties (van
Van lperen en Fortuyn)om verschillende uitvoeringsorgani
satiesmet
elkaar teIaten concurreren. Fortuyn stelde op de wss-confe- rentie zelfs dat de uitvo
eringsorganisatiesmoeten gaan functioneren als
'warenhuis van dienstverle-ning
'waar de clienten meer van hun gading kunnen krijgen
.Aile terechte aandacht voor d
e uitvoeringsorga-nisatie mag ons niet de ogen doen sluiten voor het feit, dat een betere uitvoering aileen succes kan heb- ben indien er ook voldoende banen zijn om de uitke- ringsgerechtigden te werk te stellen
.Bij de sterke werkgelegenheidsgroei in de tweede helft van de jaren tachtig
en het tegelijkertijd groeiende aantal vacatureswas wellicht de stelling gerechtvaardigd, dat niet Ianger de beschikbaarheid van banen de grootste belemmering vormde om meer mensen aan het werk te krijgen, maar de slechte (kwalitatieve) aansluiting tussen vraag en aanbod. Nu r
ecent,on- der invloed van
een neergaande conjunctuur,de werkgelegenheidsontwikkeling
stagneert ende werkloosheid weer snel oploopt, is het de vraag wat
een goed functionerende uitvoeringsorganisatie kanuitrichten
.Pluriformiteit en individualiserinB
Een geheel
ander
complexaan problemen hangt
sam en met het feit,dat het sociale-zekerheidsstelsel nog altijd in belangrijke mate is afgestemd op 'tradi- tionele' samenlevingsverbanden en arbeidsrelaties.
Oorspronkelijk was de sociale zekerheid vooral be- doeld als verzekering tegen inkomen
sderving van demannelijke kostwinner met
een vaste, regelmatigebaan
. Deze alleenverdiener komt echter steeds min-der overeen met d
e'doorsnee-werknemer'. Het
stelselvan
socialezekerheid blijkt onvoldoende in
staatom op de steeds grotere pluriformiteit in
arbeidsrelaties en leefvormen in te spelen.T wee ontwikkelingen die vaak onder de noemer
van'individualisering' worden gevat, zijn van groot belang voor het
stelsel van sociale zekerheid. In de
I].CDA,p.29. I8.PvdA,p.I4.
eerste plaats de emancipatie:
steeds meer (gehuw- de) vrouwen participer
en opde arbeidsmarkt
enverwerven economische zelfstandigheid. W eliswaar wordt in de werknemers-
en volksverzekeringentegenwoordig van het individu uitgegaan, in de bij- stand (inclusief
Rww) is dit niet het
geval.Eco- nomische zelfstandigheid die men via betaalde ar- beid heeft
verworven kan,als m
enwerkloos wordt
en uiteindelijk in de bijstand belandt, dus weer ver-loren gaan.
Een ander aspect van emancipatie is, dat m
ensenmondiger worden en meer hun lot in
eigen handenwillen nem
en.Zij accepteren steeds minder dat an- der
en, in het bijzonder de overheid, hen voorschrij- venwat zij dienen t
e doen. Het verplichte en unifor-me karakter
van het sociale-zekerheidsstelselbiedt
echter geen ruimte voor individuele afwegingen tus-sen risico's en zekerheid
envormt daarmee een belemm
ering voor individuelekeuzevrijheid en
ei-gen verantwoordelijkheid.
Een tweede belangrijke ontwikkeling, die volgens sommigen de keerzijde is van emancipatie en andere vormen
van individualisering,is
'atomisering'. De moderne 'calculerend
e'burger zou in
sterkemate zijn gericht
opzijn/haar
eigenbelang, een consu-mentistische en hedonistische instelling hebben, als gevolg waarvan solidariteit, gemeenschapszin
ennaastenliefde verloren dreigen te gaan. Vooral in christendemocratische kring wordt
sterkop deze negatieve aspecten
van deindividualisering
gewe-zen. lndividualisering zou de solidariteit hebben
'geanonimiseerd' en het 'appel' op de persoonlijke verantwoordelijkheid is 'zeker niet optimaal', stelt de commissie-Kolnaar m
et gevoel voor understate-ment
. I 7Maar ook in de PvdA bestaat er be- zorgdheid over d
enegatieve maatschappelijke ge- volgen
van individualisering. Zo meent de commis- sie-Wolfson dat ze tot
'eenverzwakking
van hetsociale draagvlak van zorgrelaties' he
eft geleid. I 8In relatie met de sociale zekerheid zou de calcu-
lerend
eburger zich
enerzijds schuldig maken aanmisbruik
enfraude in d
e sfeervan
'zwarte' en 'witte'neveninkomsten
en de samenlevingsvorm,en anderzijds zou de bereidheid om bij te dragen aan
de financiering van d
e sociale zekerheid voor dege-nen di
e daarop echt zijn aangewezen, in de vorm vanprernie- en belastingafdracht,
afbrokkelen.De be-
staandeinrichting
van het sociale-zekerheidsstelselzou dergelijke vormen van onwenselijk gedrag ee r-
d
er aanmoedigen dan ontrnoedigen.s&.o9•993
Er bestaat tussen de verschillende partijen geen ver- schil van
mening
over, dathet
sociale-zekerheids- stelsel onvoldoende opde hoven beschreven
ont- wikkelingen entendenzen
isingesteld.
Overde vraag welke tendenzen het belangrijkste zijn en hoe het stelsel daaraan moet worden aangepast, bestaan
echter grate verschillen van inzicht.Voor
Groen Links staat, zoals a! uit de titel van
zijnrapport blijkt, het
strevennaar
economische zelfstandigheid centraal. Het gehele stelsel, inclusiefde bijstand,
zoumoeten
worden afgestemd ophet
individu door de invoering van een Wet op de Alge-mene lnkomensvoorziening. Die wet zou iedereen,
ongeacht samenlevingsvorm en partnerinkomen, een eigenuitkering moeten
garanderen.Wei
vvil GroenLinks
onderscheidblijven maken tussen sa- menwonenden
enalleenwonenden. Daarnaast
zietdeze partij in de toenemende maatschappelijke plu- riformiteit aanleiding
ommeer ruimte te bieden
voorindividuele keuzemogelijkheden
(onder meerten aanzien van korter werken).
Ook PvdA en D 6 6
besteden vrij vee! aandacht
aande
wenselijkheid van verzelfstandiging,maar hun
concrete voorstellen gaanminder
verdan die
vanGroen Links: zowel de PvdA als o
6 6 pleit voor verlenging van de vervolguitkering van de ww (zo-dat wie
eenrnaal viabetaalde
arbeid economische zelfstandigheidheeft verworven deze niet meer hoeft te verliezen) en afschaffing
vande overheve- ling van de basisaftrek in de inkomstenbelasting van de
afhankelijkepartner naar de kostwinner. Over
verdergaandemaatregelen
oplangere termijn blij-
ven beide partijen tamelijk vaag.Het
CDAkiest
een duidelijk andere invalshoek.Het ziet in de individualiseringstrend geen reden tot
verzelfstandiging vanuitkeringsrechten. In de be- langrijkste regeling
waarinhet uitkeringsrecht af- hankelijk is
vanhet partnerinkomen, de bijstands- wet, client dit te worden gehandhaafd, omdat de bij-
stand bedoeld is voor het voorkomen van behoeftig-heid. Weliswaar signaleert het
CDA,dat de samenle-
vingsvorm steeds moeilijker objectief is vast te stel-len, maar het verbindt daaraan geen consequenties.
Vee! meer
aandachtheeft het
CDA voorhet pro- bleem
van oneigenlijk en onverantwoordelijk ge-bruik van de sociale zekerheid, zowel door individu-
en alsdoor de sociale partners.
'Eigen verantwoor-delijkheid ging
overin
anonimisering en collectivi- sering', constateerthet c
D A. 1 9De oplossing voor dit probleem wordt vooral gezocht in een eenvoudi-
ger enhelderder
opzet vanhet
stelsel enmeer
financiele prikkels. Wat aan de voordeur verketterd19. CDA, p.24.
wordt, wordt
daarmee
echteraan de achterdeur
gepredikt.Maatregelen die
viafinanciele prikkels
('incentives')proberen te
sturen gaanimmers uit
van een calculerendeburger. Juist het
calculeren vande burger wordt echter gezien als belangrijke
oorzaak vanhet
overmatigeberoep
opde
sociale zekerheid.Ook andere partijen
ontkomen niet ge-heel aan deze tweeslachtigheid.
Overzien we het bovenstaande, dan moet worden
geconstateerd,dat de politieke partijen niet
echtraad weten met de trends van toenemende plurifor- miteit
enindividualisering. Het duidelijkst
zijn Groen Links, PvdA en o6 6ten aanzien van de wen-
selijkheid van verzelfstandiging vanuitkeringsrech- ten, a! blijft in ieder geval bij de laatste twee partijen
wazigin hoeverre dit ook voor de Algemene Bij-
standswet (ABW)moet gaan gelden. De
ABWis ech- ter juist de belangrijkste inkomensregeling waarin
verzelfstandiging nog niet is gerealiseerd.Opmerkelijk is, dat de partijen
voorbijgaan aanhet feit, dat de laatste jaren juist in de volksverzeke- ringen
steeds meer bijstandsachtige elementen zijn opgenomen. Levelt Overmars wees er op dew ss-con-ferentie op, dat zowel in de
AOWals in het voorstel
voorde nieuwe nabestaandenwet middelen-
enpartnertoetsen zijn ingevoerd, waardoor in deze wetten juist afhreuk wordt gedaan aan zelfstandige uitkeringsaanspraken en ze bovendien beduidend ingewikkelder worden. Je zou verwachten, dat par- tijen die v66r verzelfstandiging zijn deze ontwikke- ling nadrukkelijk afwijzen, maar
o66,PvdA
enGroen Links zwijgen erover. Aileen het
CDA consta-teert dat de
volksverzekeringen steedsmeer bij-
standsachtige trekken krijgen, maar maakt zich daar- over verder geen zorgen.Op het probleem
vande
verscheidenheidaan
samenlevingsvormen blijven de partijen vooralsnoghet antwoord schuldig. Aileen de PvdA komt met het voorstel om een geregistreerd partnerschap in te
voeren, waardoor controle van de feitelijke samen-levingsvorm
zoukunnen worden
vervangendoor
een formeel criterium.Dit zal de controle aanmer- kelijk vereenvoudigen, maar het is minder zeker dat het ook 'calculerend gedrag' zal tegengaan, al wordt beoogd om de voordelen van wei en niet als samen-
wonend geregistreerd staan met elkaar in evenvvichtte brengen
.Het is bovendien de vraag of het pro- bleem
vande grote pluriformiteit kan worden aan-
gepakt door nog slechtstwee
samenlevingsvormente
onderscheiden.De andere partijen
constaterenhet probleem wei, maar gaan bij hun concrete voor-
379
stellen
vrijwelgeheel aan deze problematiek voor-
bij.Op
langere termijn is het devraag of er een andere structurele oplossing denkbaar is dan volledi-
geindividualisering van
uitkeringsaanspraken, datwil zeggen dat noch m
et het partnerinkomen, noch met desamenlevingsvorm wordt
rekeninggehou-
den. De creativiteit die burgers aan de dag leggen bij het 'bedenken' van nieuwe samenlevingsvormen zal immers altijd groter zijn dan dievan
de politici die het stelsel proberen aan te passen aan de maatschap- pelijke werkelijkheid. Pas als men deze pogingen zalstaken,
lijktwerkelijk vooruitgang te kunnen wor-
dengeboekt met het streven naar vereenvoudiging van
hetstelsel waaraan aile
partijen lippendienstbewijzen. Vooralsnog moet worden geconstateerd,
dataile
politieke partijen totop
heden eenonbe-
dwingbare neiging hebbengetoond om
het stelsel juist steeds verder te verfijnen om aan telkens nieu-we wensen en omstandigheden van specifieke groe-
pen tegemoet te komen.Individuele verantwoordelijkheid en ministelsel De enorme toename
van
dewelvaart en het geste- gen opleidingsniveau van d
e bevolking invergelij-
king met de tijd waarin het stelsel van sociale zeker- heidvorm
heeftgekregen,
lijktde conclusie
te rechtvaardigen dat veel van het vroegere overheids- paternalismeoverbodig
isgeworden
en de keuze-vrijheid van de burgers onnodig in de weg staat.
De moderne mondige burger mag geacht worden ver-antwoordelijk te kunnen omspringen met de onze-
kerheden en risico's met betrekking totzijn/haar eigen
inkomenop de lange termijn. Afgedwongen 'horizontale' solidariteit,
door het risicovan
loon-derving te
spreidenvia verplichte werknemersver- zekeringen,
kan niet meerworden gerechtvaardigd
met de beschermende werking ervan voor het indi-vidu.
Dit vormt een belangrijk
argument voor de
in-voering van
eenzogeheten 'ministelsel' van sociale zekerheid, waarin de overheid aileen nog een uitke-
ring op sociaal minimumniveau bij wet regelt en de bovenminimale uitkeringen overlaat aan het particu- lier initiatief. De commissie-Wolfson erkent dit ookals zij als argument voor een ministelsel de opvatting aanhaalt, dat 'mondige mensen hun eigen aanvullen-
deverzekeringsvorm
kunnen kiezen,op
basisvan
een publiekevoorziening op
minimumniveau'. Tochwijst
decommissie-Wolfson
een ministelsel20. Zie voor een nadere beschouwing over deze argumentatie: P. de l:leer, 'Solidariteit en verzorgingsstaat',
af,
en zij wordt daarin gesteund door de commissies van Groen Links, o66 en
CDA.Aileen voor de vvo geeft
dit argument de doorslag om al sinds jaar en dagde
invoeringvan
een dergelijk ministelselte
bepleiten, alsonderdeel
van haarconcept van
de'waarborgstaat'.
Bovendien,zo
merkten wij reedsop,
hecht de vvo veel belangaan de financiele sti-
mulansen die van een laag wettelijk uitkeringsniveau uitgaanom
het beroepop
desociale zekerheid te
beperken.Door de andere partijen
worden de bezwaren tegen
privatiseringvan
het bovenminimale dee)van
desociale zekerheid echter groter geacht dan de voor-
delen. Dit hangt in belangrijke mate samen met het bijzondere karaktervan
de teverzekeren
risico's.Een calamiteit waarop
de risicodrager invloed kan uitoefenen of waarvan de kans afhangt van de econo- mische conjunctuur(zoals werkloosheid)
kan niet particulier worden verzekerd.Een ander argument om verplichte werknemers- verzekeringen te handhaven is, dat keuzevrijheid de
'verticale' solidariteit tussen'sterken' en
'zwakken'ondergraaft en daarmee uiteindelijk ook het maat- schappelijk
draagvlakvoor
hetstelsel van sociale zekerheid kan aantasten.
20 Het verplichte karaktervan de verzekeringen, met premies die aileen afhan
-gen van de hoogte van h
et loon, garandeert de soli- dariteitvan de
'goede risico's'(degenen die
een kleine kans !open op het optreden van de calamiteit) met de'slechte
risico's'(degenen
met eengrote
kans). Zonder deze 'premiesolidariteit'zouden de- genen
met een hoog risico eenonevenredig
hoge premie moeten betalenof zelfs van
verzekeringworden uitgesloten. o 6 6 concludeert op grond van deze overwegingen:
'Maar dewenselijkheid van algemene
toegankelijkheidvan
hetstelsel vereist
behoud van solidariteit en van het collectiefkaraktervan sociale verzekeringen' .
2 1Een
bezwaar tegenverplichte verzekeringen
iswei, dat ze geen prikkel bieden om h
et risico te ver- kleinen. Bovendienzal
de neiging bestaanom
de kostenvan de verzekering af te wentelen op ande-
ren. Individuele werknemers noch werkgevers heb- ben er belang bij om het gebruik dat zij van de verze- keringen maken tot een minimum te beperken.Dit is de reden
waarom de
partijen dieeen
mi- nistelsel afwijzen, zich een voorstander betonen van het opnemen van financiele prikkels in dewerkne-
mersverzekeringen. Deze kunnen bestaan uit een s&.Pnr. 7/8, 1992.21. o66p.24.
eigen risico (wachtdagen in de Ziektewet voor werknemers, de eerste zes weken Ziektewet ten laste van de werkgever), premiedifferentiatie (tus- sen bedrijven of bedrijfstakken met vee) en weinig arbeidsongeschikten) en boetes en beloningen ('ma- lus' respectievelijk 'bonus') voor werkgevers die werk:nemers naar de w A o Iaten afvloeien of juist w A o 'ers in dienst nemen.
VerantwoordelijkheidsverdelinB
Het overmatige beroep op de sociale zekerheid is, zo luidt vrij algemeen de opvatting, niet aileen het gevolg van een gebrek aan financiele prikkels die sti- muleren tot een 'zuinig' gebruik, maar ook van de onheldere verantwoordelijkheidsverdeling ten aan- zien van het stelsel van sociale zekerheid. Er is spra- ke van een ingewikkelde verstrengeling van verant- woordelijkheden tussen overheid en sociale part- ners. Hoewel de overheid formeel verantwoordelijk is voor de regelgeving, oefenen de sociale partners daarop, onder meer via hun positie in adviesorganen als de SER en de Sociale Verzekeringsraad (S·VR),
een belangrijke invloed uit. De uitvoering van de werknemersverzekeringen wordt gedelegeerd aan de sociale partners (waar de lokale overheden ver- antwoordelijk zijn voor de uitvoering van de bij- stand), terwijl tot voor kort ook de controle op die uitvoering een zaak van de door de sociale partners gedomineerde s v R was.
Deze ondoorzichtige verantwoordelijksverde- ling is volgens verschillende critici de belangrijkste oorzaak van het feit dat met name het beroep op de w A o volkomen uit de hand is gel open. In de jaren zeventig en tachtig zouden met (stilzwijgende) in- stemming van vakbonden en werkgeversorganisaties honderdduizenden overtollige werknemers naar de w A o zijn afgevloeid.
In de 'w A o-zomer' leken aanvankelijk de gees- ten rijp om de sociale partners grotendeels uit het stelsel van sociale zekerheid te bannen en de verant- woordelijkheid voor regelgeving, uitvoering en controle geheel in handen van de overheid te leggen.
Uiteindelijk bleken echter toch aile partijen het belang te onderkennen van directe betrokkenheid van de sociale partners bij het stelsel van sociale zekerheid. Wellijkt er eensgezindheid over te be- staan, dat een vee! duidelijker afbakening van de ver- antwoordelijkheden is geboden.
Het verst in het terugdringen van de rol van de sociale partners gaan vvo, o66 en Groen Links in hun gezamenlijke voorstel voor een nieuwe uitvoe- ringsorganisatie. Niettemin blijven ook in dit voor-
stel de sociale partners een rol spelen bij de imple- mentatie van het, door de overheid vast te stellen, beleid doordat zij een (minderheids-)positie zouden innemen in het bestuur van een nieuw Zelfstandig Bestuursorgaan Sociale Verzekering, dat in de plaats zou komen van het huidige GA K, de bedrijfsvereni- gingen en de GMD.
De PvdA kent een grotere rol toe aan de sociale partners en stelt dat een collectieve verantwoorde- lijkheid onontbeerlijk is voor een meer op relntegra- tie gerichte uitvoering van de sociale zekerheid.
Het CDA kiest evenwel (zoals op de studiedag werd geschetst door J.P. Balkenende, medewerker van het Wetenschappelijk lnstituut van het CDA) een andere weg, doordat het op het gebied van de werk- nemersverzekeringen juist meer verantwoordelijk- heid aan de sociale partners wil geven. De loonder- vingsverzekeringen zijn in zijn visie een onderdeel van de arbeidsvoorwaarden en dienen dan ook in samenhang daarmee te worden bezien. Dit kan het beste worden vormgegeven door de verantwoorde- lijkheid daarvoor geheel aan de CA o-partijen over te dragen. Daarnaast zouden de individuele werkne- mer en werkgever ook meer eigen verantwoorde- lijkheid moeten dragen. De overheid zou tenslotte verantwoordelijk moeten blijven voor de essentiele bestaansvoorwaarden die worden gegarandeerd door de volksverzekeringen en de bijstand.
De benadering van het CDA enerzijds en de overige partijen anderzijds hoeven niet geheel strijdig met elkaar te zijn, bijvoorbeeld als het gaat om de verant- woordelijkheid van de overheid voor de volksverze- keringen en de bijstand. Niettemin zijn beide bena- deringen op het terrein van de werknemersverzeke- ringen moeilijk met elkaar te verzoenen. Voorals- nog is het onzeker welke benadering het
zal
winnen.Het is niet denkbeeldig dat zich hierover, als de resultaten van de enquetecommissie over de uitvoe- ring van de sociale zekerheid bekend worden en door het parlement een nieuwe Organisatiewet So- dale Verzekeringen (osv) moet worden vastge- steld, een heftig debat zallosbarsten. Te vrezen valt dat langdurige touwtrekkerij over de dikte van de vingers van overheid en sociale partners in de socia- le-verzekeringspap, de broodnodige vernieuwing van de uitvoeringsorganisatie geen goed zal doen.
T oekomstscenario 's
Zoals we a! aan het begin opmerkten, bestaat er over een aantal hoofddoelstellingen van het beleid ten aanzien van de sociale zekerheid tussen de verschil- lende partijen een grote mate van overeenstem-
ming. Het beroep op de sociale zekerheid moet worden verminderd door de arbeidsparticipatie te verhogen. De uitvoeringsorganisatie moet worden omgevormd van
een passieve uitkeringsfabriek toteen actieve, op relntegratie gerichte organisatie.
Fi-nanciele prikkels moeten gewenst gedrag aanmoedi- gen
enongewenst gedrag ontmoedigen
.De maat- schappelijke trends van grotere pluriformiteit
enindividualisering nopen tot aanpassing
envereen-
voudiging van het stelsel.Toch kan op grand van bovenstaande beschou- wing niet worden geconcludeerd, dat de verschil- lende partijen een heldere,
samenhangende en con-sistente visie hebben op de gewenste inrichting
enuitvoering van het
stelselvan sociale zekerheid.
Daarvoor is
erteveel sprake van hap-snap beleid voor deelproblemen, waarvan het enerzijds maar de vraag is of dat het betreffende probleem voldoende
effectiefkan aanpakken, en anderzijds onduidelijk ishoe het met andere voorgestelde maatregelen valt te rijmen. De 'calculerende' burger wordt tegelijker- tijd bestraffend toegesproken en met financiele prik- kels aangemoedigd zich
calculerendte gedragen.
Terwijl mogelijkheden worden onderzocht om in de bijstand zelfstandige uitkeringsaanspraken te realise- ren, worden de zelfstandige uitkeringsrechten in de volksverzekeringen steeds meer aan voorwaarden gebonden
.Terwijl uitkeringsgerechtigden worden geprikkeld om actiever werk te zoeken, ontbreekt
een beleid om banen voor hen te creeren.Het gebrek aan
eensamenhangende
en consis-tente visie op het sociale-zekerheidsstelsel werd op de w
Bs-conferentie door verschillende aanwezigen als het belangrijkste manco van het huidige debat over de sociale zekerheid en de plannen van de ver- schillende politieke partijen aangemerkt.
Het Centraal Planbureau heeft in haar rapport 'Nederland in Drievoud'
een drietal mogelijke sce-nario's voor de sociaal-economische ontwikkeling in de komende vijfentwintig jaar geschetst.
2 2Het beleid dat de andere partijen dan de vvo voorstaan lijkt het beste aan te sluiten bij het 'European Renaissance' -scenario. Een hervorming van de ver- zorgingsstaat met een sterke
accentver~chuivingvan inkomensgaranties naar
eenactief
enactiverend arbeidsmarktbeleid staat hierin
centraal.Een ver- gaande revitalisering van de
coordinatie tussen ailepartijen
-overheid, werknemers en werkgevers
-is
2 2. c P B, Nederland in Drievoud. Een sce- nariostudie van de Nederlandse economie, 1990-201,-, Den Haag: sou Uitgeverij Plantijnstraat, 1 99 2. Zie voor een uit-
hiervoor een absolute voorwaarde. In feite vertoont dit scenario vee! overeenkomsten met wat tot voor kart met het nodige ontzag werd aangeduid als
'hetZweedse model'. Het is niet aileen de teloorgang van dit model in het land van herkomst zelf, die het twijfelachtig maakt of de positieve ontwikkelingen die het
c P Bin European Renaissance beschrijft, werkelijkheid zullen worden. De belangrijkste voorwaarde voor het succes van dit model is im- mers, dat er een hoge mate van
consensusbestaat over een samenhangende aanpak van de sociaal-eco- nomische problemen en dat de verschillende partij-
enbereid zijn daaraan hun
eigen(dee!- )belangen ondergeschikt te maken. Uit bovenstaande beschou- wing bleek
echter,dat, ondanks
eensgezindheidover een aantal hoofddoelstellingen, een samenhan- gende visie op de toekomstige inrichting van het sociale-zekerheidsstelsel ontbreekt. Ten aanzien van de concrete maatregelen die nodig zijn om op rela- tiefkorte termijn een aantal problemen het hoofd te bieden, is
consensus tussen alle betrokken partijen(inclusief de sociale partners) vooralsnog ver te zoe- ken.
Het gevaar lijkt dan ook niet gering dat zich
eenander scenario van het
CPBzal opdringen, het
'GlobalShift'
-scenario.Dit biedt een weinig roos- kleurig toekomstbeeld in het geval de internationale ontwikkeling voor Nederland ongunstig is
enook binnenslands geen doeltreffend beleid voor sanering van de verzorgingsstaat tot stand komt, maar het jarenlang aanmodderen blijft. De problemen zullen dan in het komende decennium blijven oplopen tot uiteindelijk
-zo rond
2oo5schat het
CPB-de wal het schip zal keren en wei heel rigoureuze ingrepen in het sociale-zekerheidsstelsel onafwendbaar zullen worden. Daarmee vergeleken zou de weg die de vv
Dwenst af te leggen nog als betrekkelijk vriende- lijk kunnen worden gekenschetst.
Ongetwijfeld streven aile partijen ernaar om een ontwikkeling als in het Global Shift-scenario af te wenden, maar helaas kunnen we
er niet a! te zekervan zijn dat zij, indien de huidige koers wordt voort- gezet, daarin zullen slagen
.In dit Iicht bezien lijkt het wenselijk ook serieus aandacht te besteden aan het perspectief dat het c
P Bschetst in het derde scenario, het 'Balanced Growth'
-scenario.In dit scenario staat een flexibele marktwerking centraal. De verzorgingsstaat wordt
gebreider bespreking van de c P a-sce- nario's bv. P. de Beer, 'Darwin of Kafka', ins&_pnr.12, 1992.
s &_o 9 •993
ingrijpend gereorganiseerd om de
'tuchtvan de markt' optimaal tot
zijn recht te Iaten komen. Tegende achtergrond van een gunstige internationale ont-
wikkeling Ievert dit resultaten op die nog iets beterzijn dan in European Renaissance.
Ogenschijnlijk sluit dit scenario het beste aan bij de visie van de vvo. Oat deze partij tot nog toe geen blijk heeft gegeven van groot enthousiasme voor dit
scenario, valt weilicht te verklaren uit het feit, datde invoering van
een mimstelsei en duchtig kappenin het woud van
subsidiesin dit
scenariogepaard
gaat met de invoering van een gegarandeerd basisin-komen in de vorm van een negatieve inkomstenbe- lasting.
Het zou echter jammer zijn, indien de andere partijen het Balanced Growth-scenario, vanwege de forse ingrepen in de verzorgingsstaat, geheel 'links'
zouden Iaten liggen. Het scenario bevat immers weidegelijk eiementen die we
ookterugvinden in de
opvattingen vande partijen 'ter linkerzijde' van de
vvo, zoals aandacht voor financiele prikkeis en eenbetere marktwerking. Bezien
zoumoeten worden of van het Balanced Growth-scenario niet een aantal
scherpe kantjes kunnen worden afgevijld, opdat hetook
voor sociaal-democratenuit
sociaal oogpuntaanvaardbaar zou zijn, zonder dat de positieve effec- ten
vanhet marktgerichte beieid daardoor groten- deels verloren zouden gaan
. Om deze mogelijkheidte
concretiseren gaanwe tot slot
wat nader in optwee elementen van het Balanced Growth-scenario
(de negatieve inkomstenbeiasting en het ministeisel) envoegen daar
eenderde aan toe
( eenandere financieringsgrondslag
voorhet sociale-zekerheids-
stelsel).Neaatieve inkomstenbelastinB en .financierinas- B'ondslaa
Het
'onderste'dee! van de sociale zekerheid wordt in Balanced Growth vormgegeven als een negatieve inkomstenbeiasting
(N 1 B).Bij
een N 1 B ontvangt ie-dere ingezetene
een vast bedrag vande fiscus in de
vorm van een 'negatievebeiastingaanslag'
.Wie
geen andere inkomsten heeft wordt langs deze wegdus van
eenuitkering
voorzien.Over aile overige verdiensten is men belasting verschuldigd die met het negatieve basisbedrag wordt verrekend.
Ook in het rapport van
Groen Links is voorge-
steld om de huidige beiastingvrije voet in de inkom-stenbelasting om te zetten in
een dergelijke NIB. 23 Daarbij wordt de mogelijkheid opengehouden, dat deze
N 1 B geieidelijkwordt verhoogd tot een voile- dig basisinkomen. Het
CPBvolgt in Balanced Growth in feite dezelfde weg, zij het dat de
NIB(of het basisinkomen) in dit scenario uiteindelijk wordt beperkt tot het
huidiaereele inkomensniveau
van alleenstaanden. Aangezien in dit scenario het gemid-delde reele inkom
entot
2 o 15 bijna
verdubbelt,betekent dit
eenaanmerkelijke verslechtering van de
relatievehoogte van het sociaal minimum.
Denkbaar is
echterook een scenario waarin de
N 1 B
uiteindelijk ofwel wat hoger wordt, ofwel kan
wordenaangevuld met
eenandere uitkering, die
wei voorwaardelijk is met betrekking tot de bereid-heid om te werken of andere maatschappelijk zin- voile activiteiten te ondernemen.
24Ook een dergelijk 'partieei' basisinkomen heeft in ieder geval het voordeel, dat de armoedeval aan-
zienlijkwordt
verkleind.Bij het aanvaarden
vanbetaalde arbeid vervalt immers met de gehele uitke- ring, want het recht op de
NIBblijft bestaan.
Aangezien deze aan ieder individu wordt toegekend, mag er tevens van worden verwacht dat ze emanci- perend werkt. Tevens kan de
NIB een stimulans zijn voor korter werken, doordat met meer het geheleinkomen van het arbeidsloon afhangt. En tenslotte kan de
NIB eenredelijke vergoeding bieden voor vrijwilligerswerk. Met
enkeleuren a.anvullende
(betaalde)arbeid is het mogelijk om daarvoor te kiezen
.Aangezien
er bij eennegatieve inkomstenbelasting geen sprake meer is van
eenverzekering tegen inkomstenderving, maar
van eenbasisvoorziening
voor iedereen, ligt het voor de hand ook de finan- cieringhieraan aan te passen. Daardoor kan ook worden bevorderd, dat de financiele prikkels die van het sociale-zekerheidsstelsel uitgaan in de juiste richting werken, zoals de verschiilende partijen voorstaan. In de rapporten van PvdA en Groen Links wordt wei op de mogelijkheid
van eenandere fi- nancieringsgrondslag gewezen, maar er wordt toch betrekkelijk weinig nadruk op gelegd.
Een alternatieve basis voor de financiering van de sociale zekerheid zou energieverbruik kunnen zijn.
De prikkel die hiervan zal uitgaan is
vanuit rrnlieu- oogpunt(broeikaseffect) gunstig. Maar het 'risico'
23. Een recent voorstel van de Tweede-Kamerfractie van de PvdA om de belastingvrije voet om te zetten in een heffingskorting zou je ook als een stap in deze richting kunnen beschou-
wen, zij het dat deze heffingskorting uitsluitend verrekend wordt met de verschuldigde belasting en, voor wie geen eigen inkomen heeft, nooit tot een negatieve aanslag kan lei den.
24. Vergelijk B. van Stokkom, De republiek der weerbaren, Houten:
Bohn Stafleu Van Loghum /
wss,
'992.s &.o 9 '993
bestaat dat daardoor het ongewenste gedrag afneemt
endus ook de financieringsbasis
voorde
socialezekerheid wordt ondergraven. Een meer duurzame financieringsbasis wordt gevormd door de totale waarde van de produktie, dat wil zeggen de toege- voegde waarde. Diverse berekeningen duiden erop, dat
eendergelijke financieringsgrondslag relatief gunstige
effectenheeft op de werkgelegenheid.
Deze mogelijkheid verdient dan ook beslist meer aandacht dan ze tot nog toe heeft gekregen.
Ministelsel
Hoewel de argumenten die
eerder, op basis vande
verschillenderapporten, tegen
een ministelsel zijnaangevoerd hun geldingskracht behouden, is er toch reden om wat Ianger bij dit idee
stilte staan. De belangrijkste bezwaren tegen een ministelsel zijn de onverzekerbaarheid van bepaalde risico' s ( zoals werkloosheid) en de risicoselectie die het gevolg zal zijn
vanindividuele particuliere bijverzekering.
Zouden deze bezwaren kunnen
worden ondervan-gen, dan zou het ministelsel echter belangrijke voor- delen hebben. De bij
wet geregelde sociale zeker-heid zou dan kunnen worden beperkt tot aileen de hierboven geschetste
N 1 B,plus
eventueel eenaan- vullende uitkering tot sociaal minimumniveau.
Erzouden grotere financiele prikkels
zijnvoor
eenterughoudend gebruik van de sociale zekerheid en in beginsel zou er ook meer ruimte zijn voor individu- ele keuzevrijheid.
De bezwaren van onverzekerbaarheid en risicoselec- tie
zoudenvervallen indien iedere werknemer onder een
collectieve,maar privaatrechtelijke aanvul- lende verzekering zou vallen die bijvoorbeeld wordt
overeengekomen in de c Ao-onderhandelingen (en
viade algemeen verbindend verklaring
ookaan anderen wordt opgelegd). Dit is de weg die momen- teel wordt bewandeld om het zogeheten w A
o-gat,dat wordt veroorzaakt door de verlaging
vande langlopende w AO-uitkeringen, op te vullen. We worden daarbij
echtertevens met de nadelen van deze oplossing geconfronteerd:
eris vrijwel geen ruimte
voorindividuele keuzevrijheid, terwijl
on- vermijdelijk forse groepen werknemers niet onder eendergelijke
collectieveregeling bij
c A ozullen vallen.
Het is echter niet uitgesloten dat er andere vor-
men van bijverzekering zijn die deze bezwaren niet hebben. Twee altematieven lijken een nadere studie waard. De
eerstemogelijkheid is, dat ieder
zichindividueel en vrijwillig bij de overheid kan bijverze- keren voor bovenminimale inkomstenderving. Als de overheid van iedere verzekerde, ongeacht diens risico
(bij eenzelfde hoogte van het
verzekerdeloon), een even hoge premie vraagt en tegelijkertijd
concurrerend wil zijn met particuliere verzekerings-maatschappijen,
zalde verzekering voor de
slechterisico's niet kostendekkend kunnen zijn. De tekor- ten die daardoor ontstaan zouden dan moeten wor- den aangezuiverd uit de algemene middelen. In- direct- namelijk via de betaling van belasting
- zou-den vooral de hogere inkomens dan dus meebetalen aan de verzekering van de slechte risico's, 66k als zij
zichzelf niet bij de overheid zouden verzekeren.Een tweede
alternatiefis het
verzekerenvan
'objecten' in plaats van 'subjecten'. Een particuliere verzekeringsmaatschappij zouin dat geval een pre- mie vaststellen
voor een bepaalde functie in plaats van voor eenpersoon. Ieclere werknemer die die functie gaat
vervullen, zou zich dan tegen dezelfdepremie kunnen
verzekeren.Zodoende accepteert de verzekering aile werknemers, ongeacht verschil- len in persoonlijke kenmerken als leeftijd
enge- zondheidstoestand. Het
verhoogderisico
voorde
verzekeringsmaatschappijenwordt dan gespreid over aile verzekerden.
Er zitten ongetwijfeld
de nodige haken
en ogenaan beide voorstellen. Zou een nadere studie niette- min uitwijzen dat zij een begaanbare
weg vormen,dan zouden daarmee de belangrijkste bezwaren te-
gen een ministelsel zijn weggenomen.Willen we aan een aantal belangrijke verworvenhe-
den van het sociale-zekerheidsstelsel vasthouden en
tegelijkertijd de houdbaarheid van het stelsel veilig
stellen, dan hoeven we dus niet per se, zoals aile par-
tijen behalve de vvo tot nog toe doen, binnen de
smalle marges van de huidige inrichting van het stel-
sel te blijven. Zouden we de moed hebben om meerafstand te nemen tot het bestaande stelsel en het op
een nieuwe leest te schoeien, dan zou dat meer per- spectief bieden op een sociaal acceptabel sociale- zekerheidsstelsel dat ookin de volgende eeuw nog
houdbaar zal blijken.
s &.o 9 '993
Nationale verarm1ng:
De Nederlandse
economie staat aande vooravond van
een moeilijke periode.De intemationale
conjunctuuris
verflauwd,waarbij
onzeDe keerzijde van de loonmatiging
deze bijwerkingen, alsme- de
opde mijns inziens belangrijkste kwaal van de Nederlandse
economie:een structured
achterblij- vende welvaartsgroei.
Vervolgens
wordtinge- gaan op de maatregelen die in mijn
visiede hoogste prioriteit dienen te krij- gen.
belangrijkste handelspart- ner Duitsland een emstige recessie doormaakt. Alles duidt er op dat
onzeOos- terburen aan het begin
van een langere periode vanlaagconjunctuur staan.
WIM BOONSTRA
Hoifd Internationaal Onderzoek bij de Suifnroep Economisch Onderzoek van Rabobank Nederland'
De
Nederlandse eco-nomie is
weliswaartot dusver nog aardig doorge-
groeid,maar
ookhier dienen
slechteretijden
zich aan.Beleidsruimte hebben
wijin Nederland echter nauwelijks. Het monetaire beleid is immers
sterkafgestemd op het Duitse, terwijl op de overheidsbe-
grotingin feite
geen mogelijkheden tot het voerenvan een minder restrictiefbeleid aanwezig zijn. Hier
wreekt zich dat in de jaren tachtig, toen ons land een vande langste periodes
vanopgaande
conjunctuurdoormaakte, in
onvoldoende mate orde op zaken is gesteld in de overheidsfinancien.Nu het
economische klimaat guurder wordt ende prognoses
vanhet
c P Bduiden
op zwaarweer, met name voor wat betreft de werkloosheid, wordt het beproefd
emedicijn
vande loonmatiging weer
van stal gehaald.Onze concurrentiepositie staat im- mers onder druk en de economische gezondheid van
Nederland als sterk exportafhankelijkland
staat of valt toch bij onze concurrentiepositie?Het medicijn
van deloonmatiging kent echter een aantal minder plezierige bijwerkingen,
zeker in de variant waarop het in Nederland wordt toegediend.Als tijdelijke rem
edie tegen verliesaan
concurren-tiekracht moge het zijn merites hebben; bij langduri-
ge toediening gaat niet aileen de effectiviteit van hetmedicijn verloren, maar kunnen bovendien de bij-
werkingen gaan overheersen. Dit komt tot uiting in een structurele verslapping van de patient, c.q.de Nederlandse economie, die bovendien
verslavings- verschijnselen gaat vertonen.In dit artikel wil ik nader ingaan op een aantal van
lnternationaal perspectiif
Nederland raakt langzaam maar zeker achterop. De-
ze conclusiedringt
zichonontkoombaar op als de lange-termijngroeiprestatie
vande Nederlandse
economie wordt vergeleken met die in de rest van Europa.Allereerst kan worden gekeken naar de ontwik- keling van de welvaart. In
I 970was Nederland, ge- meten naar koopkracht per inwoner, nog een van de rijkste Ianden van West-Europa. In de daarop vol- gende decennia werd Nederland echter door meer- dere
EG-lidstatengepasseerd, waardoor ons land
zichinmiddels in de onderste
helft vande EG-wel-
vaartsranglijst bevindt.Een