• No results found

Zo was het niet toevallig dat hij juist op 12 mei 1964 de wet afkondigde, waarmee alle gmnd in handen van buitenlanders werd genationaliseerd.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Zo was het niet toevallig dat hij juist op 12 mei 1964 de wet afkondigde, waarmee alle gmnd in handen van buitenlanders werd genationaliseerd. "

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

POLITIEKE EN ECONOMISCHE PROBLEMEN IN TUNEsm

DOOR

DRS. J. G. LÀMBOOY *)

President Bourguiba van Tunesië houdt van spectaculaire gelegenheden.

Zo was het niet toevallig dat hij juist op 12 mei 1964 de wet afkondigde, waarmee alle gmnd in handen van buitenlanders werd genationaliseerd.

H et was immers ook op 12 mei, maar dan in 1881, dat het verdrag van Bardo Tunesië tot Frans pmtectoraat maakte, waarna spoedig veel grond al of niet gedwongen in Franse handen overging.

Aan het eind van de overheersing door Frankrijk, in 1956, hadden de ongeveer 3000 colons 750.000 ha van de beste gmnd in handen. Dit had als enig voordeel dat Tunesië daardoor een land werd waar de inheemse grootgrondbezitters een slechts geringe minderheid vorn1den. Maar de na- delen waren groter, althans voor de inheemse bevolking, die door gebrek aan grond aan de grens van het bestaansminimum leefde. Achteraf mag men echter op politieke grond de kolonisatie der Fransen als een voordeel beschonwen, omdat men juist in die landen als Perzië en India, waar een grote inheemse hezittersgroep aanwezig is, stuit op grote oppositie tegen de agrarische hervormingen. In Tunesië en ook Algerije, kan deze nu samengaan met de nationale revolutie en de onafhankelijkheid.

Onder de druk van deze beweging heeft TlLnesië moeten nationaliseren en zal Marokko gedwongen worden dit eveneens te doen, op straffe van grote binnenlandse spanningen en verlies van haar prestige in de Afrikaans- Aziatische vverelcl. Toch aarzelt Marokko vanwege de gevolgde "straf" van Frankrijk: het stopzetten van de Franse finaneÎële en technische hulp en de dreiging van het terugtrekken van de hij na h\;eeduizend leerkrachten; voorts werden ook de preferentiële rechten voor Tunesische tarwe en wijn inge- trokken. Dit betekent voor een land in ontwikkeling, aan het begin staand van een Tienjarenplan, een wel zeer zware boete voor de nationalisering van de 350.000 ha die de Fransen nog bezaten; het waren bovendien voornamelijk maatschappijen en dus niet "colons", die zelf de grond bewerkten, wat wel bet was met een kleine groep Italiaanse boeren.

N a de onafhankelijkheid was al een 400.000 ha door de Tunesische van de colo1ls opgekocht. En volgens een in ,het voorjaar van 1963 met Frankrijk gesloten verdrag zou de Tunesische regering ook de laatste opkopen, en wel in een tempo waarmee vele colons nog minstens jaar in het hezit van hun grond zouden worden gelaten. Het verbreken van dit verdrag door de nationalisatie .heeft vele vVesterlingen verontwaar- digd doen zeggen dat dit maar weer eens een bewijs te meer is van de ontrouw van de regeringen der onderontwikkelde gebieden. Deze willen slechts ontvangen en niets daarvoor in de plaats geven, menen deze vVester-

*) bezocht in 1962, 1963 en 1964 Tunesië om, met subsidie van Z.W.O.,

een te doen naar de agrari sehe hervormingen.

(2)

270 DRS. J. G. LAMBOOY

lingen. Het feit dat Frankrijk eerst het verdrag van 1963 schond door de invoercontingenten van Tunesische tarwe en wijn te verminderen, zonder de Tunesische regering te raadplegen, werd nergens in Europa met ver- ontwaardiging ontvangen en niet eens genoemd. Nog schijnheiliger wordt deze houding als we zien dat buurland Algerije na de nationalisatie der agrarische bedrijven geen enkele "straf" werd opgelegd. Het Arabische spreekwoord: "Een kapper leert zijn vak op het hoofd van een wees", krijgt wel bijzonder inhoud als we weten dat Tunesië een land is dat arm is aan grondstoffen, terwijl Algerije zich mag verheugen in een stroom van olie. De GaulIe zei niet voor niets in januari van dit jaar: "wij willen hen die ons niets teruggeven zelf ook niets geven". Dit is de achtergrond van de politiek der Fransen.

De nationalisatie was grotendeels slechts een voorwendsel van de Franse regering om de houding ten opzichte van Tu.nesië te wijzigen. Want al enkele maanden vóór de nationalisatie gingen er officiële Franse circulaires rond bij het Franse lerarencorps (2600 personen!) in Tunesië, met als inhoud dat de Franse regering zich genoodzaakt zag een aantal van hen terug te trekken. Dit omdat Frankrijk zijn hulp aan de onderontwikkelde wereld zo veel mogelijk wil spreiden en niet meer vooral op Noordafrika richten. Ook Algerije zal zijn inkomsten uit Frankrijk met ongeveer 25;10 zien verminderen.

In de Franse pers was de reaktie, behalve begrijpelijkerwijs in de rechtse pers, dan ook geheel anders dan die der regering. André Bidet protesteerde in "Le Populaire de Paris" heftig tegen de Franse maatregelen. En zelfs

"Le Monde" was zeer gereserveerd; haar medewerkster, Josette Ben Brahim, gehuwd met een Tunesiër, was vooral geschrokken, maar niet geschokt. Voor haar kwam de nationalisatie als een donderslag bij hel- dere hemel. En toch had men het kunnen zien aankomen. Heel de agrarische hervorming was gericht op een snelle overname van de Franse grond. In een officieel document, het Driejarenplan 1962-1964, dat in 1962 uitgegeven werd, staat op pg. 31 te lezen: "In 1964 is de overname van alle gronden der colons te verwachten, waardoor het Staatsgrondbezit vanaf nu met ongeveer 600.000 ha zal toenemen". Degene die de agrarische ontwik- keling nauwlettend volgde kon aanvoelen dat de nationalisatie zou worden afgekondigd op het eerste geschikte politieke moment in 1964, dat zich zou voordoen. Bourguiba had al voordien en heeft daarna herhaalde malen verklaard dat de nationalisatie een zaak \vas van leven of dood voor het Tunesische volle De achtergrond van het politieke gebeuren was voor een belangrijk gedeelte bepaald door sociaal-economische factoren, maar het moment was wel politiek gekozen, om de binnenlandse en buitenlandse politieke positie van Bourguiha te verstevigen. Vanaf 27 april 1964 hadden zijn gezanten in Parijs tevergeefs aangedrongen op onderhandelingen om het verdrag gewijzigd te krijgen; er werd zelfs niet naar hen geluisterd!

En Bourguiba had haast. Eind mei zou hij naar Algerije, in juli zou het

grote nationale congres van de N eo-Destourpartij plaatsvinden (waar zeker

kritiek geuit zou worden vanuit de progressieve vleugel), en in dezelfde

maand zouden ook de staatshoofden der Afrikaanse landen in KaÏro bijeen-

komen. Bourguiba's zeer grote prestige in het binnenland dreigde aangetast

te worden door dat van Ben Bella uit het veel fellere en dogmatisch socialisti-

sche Algerije; vooral de Tunesische jonge intelligentsia kijkt naar Ben Bella.

(3)

e e s

11 t

e e 2 e u n u

11

,t

11

,t

a.

POLITIEKE EN ECONOM rSCIIE PROBLEMEN IN TUNESIË 271

Het was dus nodig een daad te stellen voor al de zomercongressen zouden plaatsvinden: de nationalisatie. Bourguiba heeft het pokerspel echter min of meer verloren door de onverwacht felle reaktie van Frankrijk. De jonge en economie van het jonge land dreigt ernstig in gevaar te worden gebracht door de Franse maatregelen. Niet zozeer het stopzetten van de financiële hulp is ernstig (de U.S.A. is trouwens de grootste helper), maar vooral het terugtrekken van de technici dreigt op zijn minst een ver-

in de plannen van de agrarische hervorming te brengen. Hierdoor de snelle toename van het brutO' nationaal produkt (over 1963 zelfs 1) sterk kUJlnen verminderen. Door het verloren spel zag de Tune-

zich genoodzaakt grote activiteiten in de Arabische wereld ten toon te spreiden om van hen solidariteit te verkrijgen, in de vorm van en handelsverdragen. Inderdaad had dit enig succes: Koeweit van ongeveer 35 miljoen gulden toe en met Egypte en Syrië sloot men handelsverdragen; voorts stond ook de \Vereld- hank een lening toe. Toch kan dit alIes het wegtrekken van het kader

maken, alhoewel Tunesië vergeleken met andere onderontwikkelde een vrij behnorlijk inheems kader bezit.

Door de moeilijkheden gedwongen stelde Bourguiba zijn relS naar AI- uit en ook het congres van de N eo- Destour werd verdaagd tot

"tijdnood voor de organisatie".

lx)sitie in Tunesië aan de vooravond van de presidents- van november, waar hij de enige kandidaat zal zijn, werkelijk

zo zwak hij daardoor gedwongen zou zijn tot de nationalisatie? Het is zeer moeilijk hierover te oordelen, maar men kan zeker niet zeggen dat zijn zwak zou zijn. \Vel is er sprake van groeiende kritiek op zijn on- aantastbare positie. In ieder geval is het gewone volk in zeer grote meerder- heid min of meer vurig aanhanger van de president. Men vereert hem als de "Comhattant supn:~me", de vrijheidsstrijder en verlosser van Tunesië. Toch wordt zijn op verschillende groepen minder vast.

Het hl eek dit in laatste vastenmaand (de Ramadan), die door

\venl 1), terwijl Bourguiba het ten zeerste met name voor diegenen die werkten en studeer- den. Zelfs waren er officiële leerstukken va.n de groot-muft i verschenen 2), met dezelfde als door Bourguiba gevyild. In het eerste waren er zeer velen die de vasten rokend op straat kwamen. De recente opleving (luidt er wellicht op dat Bourguiha te snel en te veel moderniseringen wil invoeren, wat het volk psychologisch niet kan venverken en naar vertrouwd : de oude der Islaam, doet terugkeren.

Dit het mee dat de oude, meest conservatieve, gods- oppositie zouden kunnen gaan verstevigen, analoog in Algerije, die Ben HeIla er toe brachten de positie van en andere regels der I slaam met staatshulp te doen onder-

te zien dat Algerije, zowel voor de orthodoxe Muslim

Pal,,'as übrr das Pastcn im Ramadan. In: Dil' rVel1 des VII, 1961, nr. 1-4.

Socialisme ",usulman en AliJéric. In: L'Afriquc ct tAsie, 1964, blz. 21-44.

(4)

272 DRS. J. G. LA:\1BOOY

als0'ok voor de linkse jeugd als v0'orbeeld kan worden aangehaald. Algerije kampt met de, uit de vrijheidsstrijd stammende, paradox van een links- socialistische elite in een streng orthodox volk. \Vie het Algerijnse weekblad Révolution Africaine, met zijn linkssocialistische inslag leest, kan haast niet begrijpen dat het gepubliceerd en gelezen \vordt in een land waar de meeste vrouwen nog gesluierd rondlopen en waar onlangs een v0'orstel is gedaan om met een soort staatsinCjuisitie de regels van de Islaam te laten afd\vingen (door het genootschap Al-Qiyam op 5 januari te Algiers). Het Tunesische socialisme, officieel het Bourguibisme genoemd, is veel minder links dan het Algerijnse en is eerder een humanisme met staatsbem0'eienis te n0'emen. Zelfs het Tunesische weekblad J eune Afrique van de Tunesi- sche "angry young men" Ben Yahmed en Masmoudi, ademt een bezadigde geest uit vergeleken met hun Algerijnse collega. Veel studenten, met name diegenen die in Frankrijk studeren of hebben gestudeenl, oefenen felle kritiek uit op de regering die huns inziens niet links genoeg is. Deze kritiek viOrdt vaak duur betaald, met het door de regering niet verlengen hunner studiebeurzen; het is voor de student een teken van grote moed om toch kritiek uit te blijven oefenen. De meesten laten echter om reden van hetzij financiële aard of van idolen tie de kritiek achterwege; slechts een minder- heid van de studenten staat bewust achter de regeringspolitiek. Maar ook is de kritiek vaak onredelijk omdat studenten Tunesië in enkele jaren willen veranderen met Frankrijk als model. Bovendien heeft de regering veel kritiek (gedeeltelijk) ontkracht, door officieel, sedert 1961, haar politiek als socialistisch te kwalificeren. Voordien was het veeleer liberaal en, met Libanon als model, gericht 0'p economisohe ontwikkeling door privé-initia- tieven. Door de grote invloed van de voormalige secretaris-generaal van de vakvereniging U.G.T.T. Ahmed Ben Salah, is in 1961 een plan-economie ingevoerd naar socialistisch model, waarbij vooral Yougoslavië en Zweden als voorbeeld dienen. Bourguiba, die eerst fel gekant was tegen deze politiek, is als een blad aan een boom omgedraaid en beweert nu socialist te zijn.

Zijn socialisme, het Bourguibisme, bestaat voornamelijk uit het aanvaarden van Ahmed Ben Salah's tienjarenplan en het invoeren van de coöperatieve gedachte: de industrialisatie moet centraal aangepakt worden, de agrarische hervorming zal op wetenschappelijke wijze moeten worden ingevoerd en het hele economische leven dient op coöperatieve wijze te worden ge- bundeld. Geen enkel socialistisch principe dient volgens Bourguiba dogma- tisch te worden ingevoerd; alles moet vanuit de locale situatie voortvloeien.

Er moet een dogma-loos en pragmatisch socialisme komen 4). Dit bevredigt

4) Zie bv. het voorwoord tot het Tienjarenplan (1962-1971), waarin staat: Elke planning is een levensfilosofie. Onze planning zal geen enkele ideologie overnemen, wij zullen onafhankelijk onze eigen weg zoeken, die voor alles rekening houdt met de nationale tradities en de sociale en economische hehoeften. 'vVij hebben geen angst voor woorden. Als het socialisme inhoudt dat de mens bevrijd wordt van de nooddruft, de mens de mogelijkheid schept om zich door arbeid een bestaan te verwerven en zich te ontwikkelen, dan tekenen wij voor het socialisme. Voor ons houdt het socialisme in:

de dienst aan de behoeften van de meerderheid.

Zie ook Bourguiba's rede van 11-6-1961, waarin hij verklaart: "Het moderne leven

laat geen ongelimiteerde vrijheid toe. Het idee van de absolute eigendom, die tot ver-

keerd beheer leidt, heeft haar dagen gehad. De mens is niet langer vrij om naar wille-

keur met zijn goederen te handelen, of dat nu land, fabrieken of geld is, zonder

rekening te houden met de rede, met ervaring of technische kennis. De Staat, welke

voorbij het individu ziet moet tussenbeide komen voor de zaak van de nationale

solidariteit. 'vVat ons betreft, het is door het gebruik van de rede en de noodzaak van

het algemeen belang dat we tot wat we socialisme noemen gekomen zijn."

(5)

POLITIEKE EN ECONOMISCHE PROBLEMEN IN TUNESIË 273

--~~~--~ ~--- ---~---~---

vele intellectuelen niet, met name diegenen die met het communisme op de zijn (de communistische partij zelf is verhoden). Maar realistisch als vooral de oudere communisten zijn, zeggen ze: "De regering is theo- retisch dan wel niet zuiver in de leer, de resultaten zijn vaak toch wel goed". Dat de regering van deze kant weinig gevaar meer vreest blijkt uit het feit dat sedert juli 1964 ook de communisten weer paspoorten kun- nen krijgen.

Maar wordt clan Bourguiba's positie door niemand bedreigd? Dat zon een merk-waardige situatie zijn voor een Arabisch land. De "linksen" zijn dns niet zo gevaarlijk meer. Nationalisatie is voorts niet nodig om de orthodoxen tevreden te stellen. Hun handen worden voldoende gevuld met grote subsidies voor moskeebouw en het openlijk en actief deelnemen van Bourguiba zelf aan het gebed op feestdagen.

Toch wrijft er wel iets, want Bonrguiba wil een voml van de Islaam vinden, die geen enkele economische maatregel in de weg legt. Vandaar het al in 1957 afschaffen van de "habous" of "waqf" en de uitvaardiging van de leerstukken (fetwa's) tegen de vasten in de Ramadan. Maar de orthodoxe groeperingen hebben meer invloed clan ze vaak wordt toege- schreven; met name door de macht van de sociale controle, want er is maar één religie en deze is vaak het belangrijkste bindingsprincipe in de Isla- mitische wereld; de onafhankelijkheidsstrijd is dan ook vedal gevoerd in naam van de Islaam. I-Iet door Bourguiba bewust elimineren van de religie 31s invloedsfaktor op de economie en het politieke leven doet bij velen een ontstaan die men zoveel mogelijk tracht te vullen door een nationalis- tische ideologie op socialistisch-humanistische grondslag, die der Neo-

Destour.

\Vat cle verwerking door de bevolking van deze veranderingen hetreft kan worden opgemerkt dat sommigen juist uit reaktie terugvallen op een extreem naleven van de Islamitische wetregels, zonder dat dit betekent dat Bourguiba als de zondebok wordt hesohouwd die de Islaam tracht te ont- krachten; in wezen is het juist van mensen als hij waar de Islaam haar nieuwe levenshouding vandaan zal moeten halen. Maar door Bourguiba's omzw,k'1i naar het socialisme en zijn weinig dogmatisohe geloofshouding, hebhen toch velen enige moeite met het bewust aanvaarden van de door hem aangeraden nieuwe houding ten opzichte van de Koran, die Bourguiba rationeel ontleedt, met voorbijgaan van de in eeuwen gevormde wets- scholen.

Bourguiba heeft dezelfde houding tegenover het socialisme als tegenover de Islaam; beiden beziet hij volledig pragmatisch. Bourguiba heeft nooit aandacht gehad voor de klassiek socialistische geschriften van Marx, of Lenin. Zijn socialisme is "bevindelijk", uit de praktische noden voortvloeiend en betekent voor hem slechts, zoals voor vele voormannen in de onderontwikkelde wereld, de weg tot ontwikkeling, door middel van centrale organisatie van het economische leven, door het aanvaarden van een planeconomie.

Bourgniba's veranderde houding ten opzichte van het socialisme wordt duidelijk als men weet dat de huidige Minister voor "Plan et Finances"

Ahmec\ Ben Salah in 1956 door Bourguiba werd afgezet als secretaris-

van de Tunesische vakvereniging U.G.T.T. ondermeer om de

volgende uitspraak, gedaan in een rede waarin hij de planeconomie ver-

(6)

274 DRS. J. G. LAMBOOY

dedigde 5): "Zowel het individu of de burger, als de collectiviteit of het volk, kan slechts worden getransformeerd in het kader van een diepgaande omwenteling van economische structuren, want het is op deze structuren dat de maatschappij in wezen berust".

Het pleit voor Bourguiba dat hij deze voormalige tegenstander nu zijn belangrijkste ministerspost heeft gegeven. Hij heeft daarmee tevens de pro- gressieve jeugd en de arbeiders sterker aan zich gebonden. Maar de grote massa van Tunesië bestaat niet uit deze groepen: het zijn agrariërs, of misschien beter: een agrarisch proletariaat. Dit is de groep waar de grootste problemen om zijn; het is een essentieel verschil of het socialisme in een geïndustrialiseerde dan wel in een agrarische maatschappij wordt ingevoerd.

Tunesië is voor 750/0 agrarisch en heeft een grote massa landloos of land- arm proletariaat, van de vier miljoen inwoners was tot voor kort een groot gedeelte te werk gesteld op de werklozenkampen, waarbij getallen worden genoemd van 200.000 à 300.000 werklozen, wat neer zou komen op een werklozenpercentage van ongeveer 25 % ! Heeft het socialisme, dat de mees- ten niet eens bij name kennen, wel een kans op het platteland, of zal het eerst de stedelijke bevolking moeten veroveren en met de groeiende ver- stedelijking ook het platteland doordringen? De regering heeft besloten dit niet aan het toeval en de geleidelijke ontwikkeling over te laten; er wordt een hevige indoctrinatie gevoerd, vanaf de lagere school tot in kran- ten, bioscopen en radiouitzendingen toe. Op alle vergaderingen wordt het programma der Neo-Destour besproken en bijna elke dag wordt er wel een telegram met bijvalsbetuigingen aan Bourguiba gezonden. Tot in de verste uithoeken heeft de partij haar afdelingen, die sterke controle uitoefenen op alles wat gebeurt.

Zoals gezegd bestaat het socialisme in Tunesië uit twee stromingen: de theoretische en de pragmatische. Van de eerste zijn vooral de intellec- tuelen aanhanger. Ook de vakvereniging van het kleine aantal industrie- en mijnarheiders was geneigd tot het oorspronkelijke socialisme van Marxistisch stempel. Reeds in de twintiger jaren heeft de arbeidersvoor- man Mohammed Ali getracht de socialistische gedachte tot uitdrukking te brengen in coöperaties. Zijn poging werd gewantrouwd door de Tune- siërs en officieel tegengewerkt door de Fransen; zelfs door de Franse vakvereniging in Tunesië. Ze mislukte dan ook volledig.

Ook nu ziet het pragmatische socialisme, het Bourguibisme, de coöpera- tievorm als de kern van haar socialisme. De staat moet de landbouw, de industrie, het transportwezen en de distributie in coöperaties organiseren en deze organisaties beschermen en bevorderen. Maar de staat wil de coöperaties niet tot middel maken om de produktiemiclclele.n in hanclen te krijgen. \Vanneer de regering dan ook vrijwel van alle grote industriële en mijn bedrijven de meerderheid der aandelen opeist clan is het met de (officiële) bedoeling de bevolking niet te laten uitbuiten door de parti- culiere, meest buitenlandse, ondernemers. Het liberale systeem leidt daar onvermijdelijk toe, zoals minister Ben Salah kortelings in een rede tegen studenten zei. Deze opvatting leidt er toe dat de nieuwgestichte hedrijven en de grote industrieën door de staat worden gefinancierd of "overge-

5) Moncef Guen, La Tunisie indépendante face à son économie. Parijs 1961, blz. 184.

(7)

POLITIEKE EN ECONOMISCHE PROBLEMEN IN TUNESIË 275 der hedrijven is echter staatseigendom, maar

7).

ook in coöperaties georganiseerd. Men begint met de Franse hedrijven. Deze worden als kern genomen,

W;L;Ln i111heen een 30 tot 100 boeren worden gegroepeerd in één coöperatie.

Het is de bedoeling dat de kern, die nu nog staatshezit is, na enige jaren a;m (Ie verkocht of geschonken wordt. Sedert 1962 schieten de als paddestoelen uit de grond op, georganiseerd vol- i!el1S advies van Franse ingenieursbureaus. Het kader dat de coöperaties moet leiden wordt i.n snelcursussen opgeleid in de "Ecole Nationale de

; het heireft veelal jongens van 20-22 jaar en men staat dan ook als men ziet hoe veel gezag ze nog hebhen over de vaak individualistisch gezinde oudere hoeren.

Hoe dan men is er in geslaagd de graanproduktie na het vertrek der Fransen op peil te houden; in een groot aantal bedrijven is de opbrengst hectare zelfs vergroot, doordat men modernere methoden toepast dan meeste colons en ook de grond intensiever verzorgt. Voor de Fransen was een landbouwbedrijf veelal een industrie, voor de Tunesiërs een levens-

ha~is.

I>c landhouwcoöperaties worden in regionale verbanden verenigd, waar- van door de regering benoemde, president voor een goede exploitatie zor;.:; moet dragen en clan {Xlk de commerciële en financiële controle ver- zorgt. De directeuren der coöperaties moeten verantwoording aan hem

maar ook aan de vertegenwoordigende vergadering der coöpera- teurs onder leiding van een presi(lent, gekozen uit de coöperateurs. De

betreffende de exploitatie blijven theoretisch in handen van de vertegenwoonligd door de Raad van Beheer. Door drang van de regering, technische adviezen van staats ingenieurs en door financiële afhankelijkheid er zijn enon11e credieten verleend hlijft de coöperatie natuurlijk iu feite sterk afhankelijk van regeringsingrijpen. Het is echter de wel om de ooöperaties en cle regionale verbanden zoveel autonomie te verlenen. IIet socialisme moet van hovenaf ingevoerd maar van onderen af worden opgebouwd. Het zal ongetwijfeld worden als de regering alle klei.ne hoeren in coöperaties heeft en aan de groten zal gaan beginnen, met de bedoeling een maxi-

Hyrnnrrf' van het agrarisch particulier bedrijf in te voeren en het "af- gedeelte te verdelen onder het landhouwproletariaat. Een agra- hervorming met nationalisatie van grootgrondbezit ligt dan ook voor-

0111 reelen van binnenlandse politiek, niet in de lijn der verwachtingen.

ministers en ook de president zelf zijn daarvoor te sterk aan cleze groep, die overigens van geringe omvang is.

Op het Neo-Destourcongres, dat oorspronkelijk in juli zou worden ge- houden, maar is verschoven naar oktober, zal deze kwestie echter toch wel ter sprake worden gebracht door de meer linkse stroming. De nationali- satie van het Tunesisch grootgrondhezit is, na die van het huitenlandse, economisch en sociaal niet zO' noodzakelijk voor de herstructurering van

]. G. Lamhooy, De Industrialisatir in Tunesië. In: Tijdschrift voor Economische Geografie, 1964, blz. 122-128.

Ahmed Ben Salah. In: Action 15-8-1964.

(8)

276 DRS. J. G. LAMBOOY

het platteland. Maar politiek gezien ligt de zaak anders, vanwege het aan- vaarde socialistische principe, dat de linkervleugel van de partij nu grotere invloed geeft. De Neo-Destour, de enige partij in het land, is eigenlijk geen partij in de engere betekenis van een politieke groepering met één ideologie;

hei is veeleer een nationaal front, ontstaan in de strijd tegen de Fransen en nu nog slechts bijeengehouden door de grote persoonlijke invloed van Bourguiba. Nu de dékolonisatiepolitiek eigenlijk is afgesloten met de aftocht (Ier Fransen uit Bizerta op 15 oktober 1963 en met de nationalisatie der Franse landbouwbedrijven op 12 mei 1964, wordt de "strijd" officieel ver- plaatst naar het "front" van de sociaal-economische ontwikkeling.

Het is met de hulp van het tweede socialistische principe, de planecono- mie, dat men deze strijd hoopt te winnen. De hele economische politiek, de hele vernieuwing van de economische structuren wordt gepland in een Tienjarenplan (1962-1971). Een deel daarvan is het "Pré-plan" van drie jaar (1962-]964), daarna volgt een vierjarenplan dat op haar beurt weer wordt gevolgd door een afsluitend driejarenplan. Het is de bedoeling door dit plan cle sociale en economische structuren zodanig te wijzigen dat men spoedig daarna de laatste pogingen in het werk kan stellen om voorgoed uit het slop der onderontwikkeling te geraken. In deze tien jaar moet het inkomen per hoofd van de bevolking verdubbeld worden van 147 dollar tot 300 dollar. Men vvil dit bereiken door de landbouw te saneren en de indus- trialisatie zeer sterk te bevorderen. De methode waarmee men het doel wil bereiken is dus de planeconomie; deze is wetenschappelijk gefundeerd, waarbij zeer veel aandacht v\"ordt geschonken aan de theorieën van Keynes, Myrdal, Nurkse en Perroux. Er is een speciale studiegroep voor de econo- mische planning binnen het ministerÏ<.: voor "Plan et Finances" , waarin o.a.

prof. dr. Moncef Guen zitting heeft. Ook voor deze studiegroep geldt dat men niet theoretisch socialistisch te werk gaat, maar pragmatisch wetenschappe- lijk. Bourguiba heeft de planeoonomie alleen aanvaard om uit het slop van de onderontwikkeling te komen en zeker niet met theoretisoh-ideologische motieven. Hij laat zich steeds door de politieke en sociaal-economische situatie van het ogenblik leiden; misschien is dit een eufemisme voor oppor- tunisme. In zijn rede van 28 maart 1963 verklaarde hij zijn aanvaarden van de planeconomie als volgt: "Ten tijde van het kolonialisme waren wij geneigd om aan te nemen dat alles wat nodig was om tot nationale bloei te komen onze nationale soevereiniteit was. Maar dit liet het demo- grafische probleem buiten beschouwing, een probleem dat met de dag be- angstigender wordt. Dit deed ons beslissen om tot rationeler gebruik van de bestaansbronnen over te gaan." Dat zou alleen maar knnnen, aklus de president, wanneer Tunesië de planeconomie en het socialisme zou aan- vaarden.

De bevolkingsgroei, die volgens een rapport van mei 1964 het hoge getal van 2,770 haalt, is verontrustend. Vandaar dat men, behalve de plane- conomie ook, als eerste Arabische land, officieel intensief geboortecontrole propageert en ijverig door sociologen laat onderzoeken wat de meest effectieve wijze van propaganda is. De eerste, in 1963 geopende klinieken vertonen een onverwacht gunstig resultaat.

De grote groei der bevolking maakt een rationeler gebruik der bestaans-

bronnen meer dan noodzakelijk, en daar het socialisme de enige ideologie is

die de weg aangeeft ter systematische ontwikkeling, heeft Bourguiba daar-

(9)

POLITIEKE. E:-J ECO:-JOMISCHE l'ROBLE.:\1E:-J m TU:-JESIË 277 zij het met een geheel eigen interpretatie om de foute toe- der Oosteuropese landen te vermijden. Hoe dan ook, de gewone man van de straat en zelfs de hoeren en arbeiders in de verste uithoeken van het land nu over het socialisme als enige methode om uit de ellende te komen. Hierin ziet men de geweldige invloed van het wijdver- takte van de Neo-Destourpartij, de uitdrager van Bourguiba's

van de radio - in vrijwel iedere familie is tegenwoordig wel een transistor te vinden!

met deze politiek? \Vanneer we de uit- komsten zien van de van de eerste twee jaar van het Tienjaren- dan is het inderdaad verrassend positief. Het gestelde doel is eerder overtroffen dan gehaald, hoewel het programma vrij pretentieus is \Vel moet rekening worden gehouden met het feit dat de klimatologische de laatste twee jaar zeer gunstig zijn geweest (de land- nam dan ook in 1963 met 2570 toe). Dit gaf een Franse colon aanleiding om te stellen dat "Onze lieve Heer wel lid zou zijn van de want anders zou hij niet uitgerekend de eerste twee jaar zo hebben doen zijn."

mogen verduidelijken dat de van de Tunesische econo- althans, een goede start genomen.

van het Tienjarenplan is dat de investeringen gemiddeld 100 millioen per jaar bedragen (1 D f 8.67) en dat het groei-

van de brnto nationale produktie gemiddeld 6j{:, zal bedragen.

percentage der investeringen dat gedekt moet ,vorden door binnen- landse bespari.ngen moet toenemen van 7/v (in 1961) tot 2070 (in 1964) en tot 26'70 (in 1972) van het brnto nationaal inkomen.

De eerste twee jaren van het Tienjarenplan zijn zeer succesrijk geweest;

de doelstellingen zijn overtroffen. In 1963 bv. nam het brnto nationaal produkt toe met 12fi;, terwijl de investeringen voor 7470 door binnenlands kapitaal ,,-'erden gedekt. Van deze 74% kwam 28 % uit de privé-sector en 46'70 uit de publieke sector.

Van 1962 tot 1972 zullen de netto-investeringen volgens plan als volgt verdeeld moeten worden:

Infrastruktuur 1.042 millioen dollar

Landbouw en Visserij 553 millioen dollar

Industrie 333 millioen dollar

Onderwij s en Kadervorming 183 millioen dollar

Het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking is 147 dollar per , maar 70fi, van de hevolking komt daar zeker niet eens aan toe! Het zal moeten verdubbelen om de grote massa een leefbaar minimum te schen- ken; maar de moeilijkheid is, dat door de snel verbredende horizon de ver- gelijking met de ontwikkelde landen steeds ongunstiger uitvalt en zodoende de spanning tussen wens en inkomen vergroot is. Vandaar dat de regering haast heeft om de plannen tot een succesvol einde te brengen en het clan ook verklaarhaar dat het regeringsingrijpen groter moet zijn dan in de ontwikkelde landen, "les pays riches", zoals ze genoemd worden.

A. Micaud, L. C. Brown and C. H. Moore, Tunisia. Thc Polities of

Ncw York-London, 1964.

(10)

278 T. D. SMID

De nationalisatie van de 350.000 ha Franse grond was een noodzaak om de doelstellingen van het Plan te bereiken. En die zijn misschien pretentieus hoog gekozen, maar zelfs al zal men die bereiken, dan is men nog maar aan het begin van de ontwikkeling. De bevolki.ngsgroei gaat snel en Tunesië heeft weinig grondstoffen; er moet dus hard en planmatig gewerkt wor- den. De gekozen socialistische, zij het op eigen wijze pragmatisch ge- interpreteerde, weg is er één, of is misschien de enige, die uit het slop der ellende kan voeren. Men ziet duidelijk dat die weg berust op het socialisme als wetenschappelijke methode en niet zozeer op het socialisme als ideologie.

Tunesië heeft gekozen voor nationalisme en socialisme, maar benaderd vanuit de eigen regionale geschiedenis en cultuur, beïnvloed door de sociaal-geografische situatie van de bevolking. Het kan niet anders, volgens Bourguiba in zijn rede van 28 maart 1963, want: "de omstandigheden, met name de sterke bevolkingsdruk, dwingen ons daartoe. Het is een kwestie van leven of dood 1"

*

WILLEM HOVY (1840-1915) (11)

DOOR

T. D. SMID

Mede te werken aan de opbouw van het volksleven en daarbij te ge- tuigen van zijn Heiland achtte Hovy een groot voorrecht. Christus moest volgens hem niet maar beleden doch bij alle optreden naar buiten op de zielen inwerken. Van het begin af heeft hij gemeend zich aan het politieke leven niet te mogen onttrekken. Op de eerste vergadering van de nieuw opgerichte Amsterdamse kiesvereniging "Nederland en Oranje", gehouden op 28 oktober 1872, waren slechts zes mannen aanwezig, onder wie ook H ovy 31).

Bij de jongste verkiezingen voor de gemeenteraad had hij een groot aantal stemmen op zich verenigd, ook van niet-geestverwanten, zonder echter te zijn verkozen. Reeds op 2 november van hetzelfde jaar bevindt hij zich te Den Haag üm te spreken over de beste middelen, die daar konden worden aangewend om het petitionnement aan de Koning inzake de vaccinewet te doen gelukken. De volgende dag schrijft hij hierover aan Groen: "Zonder te willen treden in de al of niet wenschelijkheid van de algemeene toepassing der vaccine, komt het mij voor, dat deze wet degelijk inbreuk maakt op de gewetensvrijheid en daarom daartegen moet worden geprotesteerd, aal;; door de warmste voorstanders der vaccine; omdat het regt van het geweten wordt te kort gedaan, indien de Staat zich begeeft op een gebied, waarop hij niet behoort te treden." Over de vaccinatie dacht men onder de anti-revolutionairen destijds verschillend. Velen hadden geen

31) Het archief van deze kiesvereniging tot ongeveer 1895 wordt bewaard in de

bibliotheek der Vrije Universiteit. Zie hierover mijn artikel in A.R. Staatkunde,

driemaandelijks orgaan, 1940, blz. 166-188 + bijlage; verder van dr. J. C. van der

Does, De vrijheid voorgestreên. Gedenkschrift... 1851-1951. In bovengenoemd

archief bevindt zich ook nog correspondentie betreffende de bondskiesvereniging, waar-

van het bestuur werd geïnstalleerd op 19 februari 1897.

(11)

WILLE,,! HOVY (1840-1915) 279 bezvv<k'1r en lieten hun kinderen vrij willig inenten. Maar tegen te veel en met llame tegen consciëntiedwang verzette men zich Op 15 november schreef Kuyper aan Groe.n: "Van

\Vassenaar is tegen het petitionnement, züüals bleek uit een gesprek met ons Comité gehouden. In afwachting van meer al vast het Amsterdamsch adres met zijn adhesiën (dit eene adres hij de 30 duizend handteekeningen), per estafette naar het T JOO gezonden. Het is keurig in twee grote marokko foli,mten en beslaat 1200 pagina's" :l2).

Toen voorzitter yan de Amsterdamse kiesvereniging "Nederland en , Theoclorus Sanders jr., om gezondhei<lsredenen moest bedanken, werd op 25 mei 1881 in zijn plaats benoemd. Slechts korte tijd heeft deze functie waargellomen. Op 22 december 1883 kwam er een schrijven waar1l1 hij, wegens drukke werkzaamheden, als yoorzitter be- (lankte; in 1881 was hij namelijk reeds als lid van de gemeenteraad ver- kozen.

In de notulen van "X ederland en Oranje" viel het mij op, hoe Hovy de altijd i.nleidde met het voorlezen van een hoofdstuk uit de een psalm. Nog horen wij als in gedachten zijn stem in psalm 20: "Dezen beroemen zich op wagens en genen op paarden, maar wij roemen in den naam. van den Heere onzen God." Of in psalm 82:

"Richt den en den wees, doet recht den ellendige en den behoeftige, bevrijdt den geringe en den arme." Is zijn voorzitterschap van de Amster- damse kiesvereniging slechts van korte duur geweest, men heeft Hovy daar zeer gewaardeerd. In 1884 werclen vex)r de te houden Tweede Kamer-

ï kandidaten gesteld, waarvan Hovy als eerste. Tot 1899 was hij lid van de gemeenteraad van Amsterdam. Het is een zeer vruchtbare van zijn leven geweest. Als zakenman met een helder inzicht heeft veel in het belang van de hoofdstad kunnen doen. Samenwerking met was hier V,kïk een gebiedende eis. \Vormser, die van 895 en van 1897-E)07 raadslid is geweest, was zelfs van mening, dat het schadelijk kan zijn voor de belangen van een gemeente, wanneer in de Raad zich aaneensluiten tot een partij, die, met voor- van hun alle zaken hespreken, de te volgen gedragslij.n vaststellen en het daarheen leiden dat de stemmen vooraf he-

worden bij de vele ondenverpen die buiten beginselkwesties val- Op 1 juli 1899 schreef Hovy aan \Vormser: "Mijn laatste dehat zal ik wel j.l. \ Voensdag hebben gehouden in een interpellatie inzake de bor-

In het Groen-archief hevinden zich twee brieven van Hovv aan Groen. De eerste 27 sept. 1871. vraagt hierin onl geld Yüot' cvc~tudc Y;U1 ('cn te Amsterdam voor dr. Kuyper: zijn behoud bidden velen in lande;

want hij een kostelijke gave Cods." de tweede van :l noyember 1872 was l11ej. dra. J. L. van Essen zo mij een drukprod ter inzage te zenden met een uitvoerige annotatie betreffende vaccinatieproblcem en het petitionnement.

(c. Gerretson en A. Goslinga, Groen vat! Prins/erer; schrift "lijke nalatenschap, deel 5, deel 4, blz. 584 en 585). Mej. Van Essen dit deel spoedig te verder over Hovy het register van de

K~mpen, 19:17. Een brid "cm (;roen aan

lS

"(',')11,,,1/'('('

is gedateerd september.

A. A. van Schelven, Ln'cnsherirht J. A. a.w., blz. 23 en 24, hricf ge-

dateerd I') oktober 1903 van \Vormser aan J. ter Haar

(12)

280 T. D. SÎliID

deelkwestie, naar aanleiding van de klachten der Rokin-bewoners. De Burgemeester was weer treurig en verschool zich achter zijn onmacht."

Reeds meermalen was er in Amsterdam beroering geweest over deze trieste zaak. Zo bv. in 1895, toen er door elf raadsleden een voorstel werd gedaan om kraohtdadig in te grijpen. Bovy is er om bespot, toen hij met een he- paald "Iumineus idee" kwam en er in de Raad een "homerisch gelach" uit- brak. "Die goeie meneer Bovy, hij moet er nog heel wat over horen" 34).

Later, op 29 januari 1903, heeft hij in de Eerste Kamer met een heroep op de Bijhel de prostitutie nog eens openlijk bestreden. Trouwens alles wat be- vorderlijk kon zijn aan de publieke zedelijkheid vond bij hem steun. Zo was hij onder andere ook bestuurslid van de Nederl. Middernachtzendingsver- eeniging.

Van 1892-1901 is Bovy lid geweest van de Provinciale Staten van Noorcl- Bolland en van 1901 tot aan zijn dood in 1915 lid van de Eerste Kamer.

In de Staten-Generaal heeft hij zijn stem laten horen ten gunste van de zending, het christelijk onderwijs, de openbare zedelijkheid, maar evenzeer ten behoeve van allerlei andere belangrijke zaken, zoals bv. de droogmaking der Zuiderzee. In A.R. Staathunde, driemaandelijksch orgaan, jg. 3, 1929, blz. 218, vertelt Bovy's oudste zoon, mr. B. \V. Bovy, iets van de eigen visie, die zijn vader heeft gehad op de kwestie van de eed en ook, dat minister Cort van der Linden een oplossing in de geest van Bovy zou beproefd hebben, als de eedwet die in 1916 tot stand kwam opnieuw zou zijn verworpen.

De schoolkwestie, aldus dr. Kuyper, maakte aanvankelijk zo uiterst ge- ringe vorderingen, dat in 1869, buiten de Diaconiescholen, over geheel Nederland ternauwer.nood een tachtig christelijke scholen geopend waren:

en zo uiterst langzaam schreed dit voort, dat van 1871-1878 niet meer clan 26 scholen hierbij kwamen. Er ging, toen Groen gestorven was en Kuyper na langdurige ziekte in het land terugkeerde, in de christelijke kring een zucht door het land, alsof het pleit voor de ohristelijke school voorgoed verloren was. Juist in dit hachelijke moment viel het eerste decennium van flovy's optreden. Van Hovy ging een stoot uit, die metterdaad een keer in de toestand bracht 35). Voor hem werd de School met den Bijbel steeds meer een zaak van gebed, ijver en geldelijke offers. :Maar bovenal een zaak van geloof. Als gedeputeerde voor Noord-Holland is hij mede aanwezig geweest, toen bij gelegenheid van het volkspetitionement, op 3 augustus 1878, het smeekschrift, opgesteld door dr. A. Kuyper en voorgelezen door Elout van Soeterwoucle, de Koning werd aangeboden. Bovy was de eerste ondertekenaar. Tot 1878 was hij commissaris van "Barnabas" , een ver- eniging ter ondersteuning van weduwen en wezen van christelijke onder- wijzers. Van 1879-1880 en van 1903-1909 is hij hüofdbestuurslicl geweest van de Unie "Een schüol met den Bijbel". Bij ,het zilveren feest in 1904 hield hij een toespraak. Van 1885-1915 is Hovy lid geweest van het bestuur van de Vereeniging tot stichting en instandhouding eener Gereformeerde Kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen te Amsterdam, die hij jarenlang als peningmeester heeft gediend. De \Vil1em Hovy school voor

34) Brief in archief-Worm ser. Over Hovy en de beroering in 1895 te Amsterdam over de bordelen: G. Oznowicz, Amsterdam uit Naatjes tIjd, Amsterdam, N.V. De Arbeiders- pers, 1961, blz. 96 en 97.

35) ]. C. Rullmann, a.w., deel 3, blz. 412.

(13)

WILLEM HOVY (lR40-1915) 281 U.L.O., Jan van Riebeeckstraat 11, Amsterdam, is naar hem genoemd.

De school van de ,heer Vern1eulen, op de Heide, bij Velzen, werd bijzonder door hem Zijn groot geloof kwam wel sterk naar voren bij de oprichting van een christelijke school te Buiksloot. Terecht werd Hol- land boven 't IJ destijds wel het paradijs van het modernisme genoemd.

Dank zij de (Ie strijd en het gebed van enkelen kwam ook te Buik- sloot een locaal-comité van de Unie tot stand. Na twee jaar arbeid, op 23 oktober 1884, had men nog slechts f 4CXJ,- verzameld. Door een ge-

werd deze collecte bemoeilijkt en zelfs langs de huizen door de bt1rgemeester verboden. Deining ontstond ook door een inge- zonden ~tuk van ds. M. J. v. cL Hoogt, Chr. Geref. predikant te Zaandam, in De Standaard van 8 juli 1885. Ds. V. d. Hoogt was uiteraard een voor- stander van het christelijk onderwijs, maar helaas was er hij hem een tekort aan geloofsvertrouwen met hetrekki.ng tot de financiële moeilijk- heden. Hij wenste de broeders voor teleurstelling te vrijwaren en meende, dat het bezit van een kapitaaltje als waarborgfonds, waarvan de rente dan zou kunnen dienen om de jaarlijkse onkosten te bestrijden, onmisbaar zou zijn. En hem waren er in de gehele omtrek geen 20 kinderen tc' vinden, die van de christelijke school gebruik zouden maken. Hovy hierop door een ingezonden stuk in De ,)'tandaard van 9 juli Hij was het met ds. Van der tJoogt volkomen oneens en vertelde van een ervaring, die hij had opgedaan i.n zijn geboorteplaats Beverwijk.

Daar was in geen halve eeuw het Evangelie van Gods ontfen11ende genade in Jezus Christus zuiver gepredikt. Een oude predikant van de Groninger richting had er 40 j aar gestaan en was opgevolgd door een volslagen moderne dominee. In de Lutherse Kerk had ds. F. Domela Nienwenhuis niet ge-

maal' \\'el gelasterd. Toch waren er enkelen, die een christelijke school hegeerden. Hovy adviseerde om door te zetten en een schooltje met 15 kinderen werd geopend op 2 januari 1872. Na een half jaar waren er 50 en in 1880 klom het aantal tot 220. Het waren meest kinderen van en wereldse ouders. Zo moest het volgens Hovy ook in Bniksloot een geloofszaak zijn en stelde hij voor om enkel te helpen aan het voor de bouw doch geen kapitaal te verzamelen voor het onderhoud. "Laat ons," zo schreef hij, "niet traag zijn in het benaarstigen, doch van De J leere is met dege.nen, die Hem in oprechtheid willen dienen en nederig zoeken, en Hij maakt hun geloof nimmer be- ,;chaam<1." Op advies van Hovy werd C. F. Capelle tot hoofdonderwijzer ]lcnoerncl

Nu nog iets over J]ovy's grote verdienste voor het Christelijk Hoger (l<1t reeds vanaf 1867, zoals ik in het begin van dit artikel op- de aandacht had van dr. Kuyper. Na herstel van een ernstige zenuwziekte en mede als gevolg van de wet-Heemskerk van 1876 kwam deze ge(lachte, zoals men weet, weer met grote kracht naar voren. Sedert het einde van 1877 werden maandelijks ten huize van Hovy in een kleine geregeld besprekingen gehouden. Allerlei plannen werden be- sm'okf'll en verworpen, maar na een hoogst belangrijke en ernstige samen-

36) G. van Zeggelaar, Van den Heere geschied. Gedenkboek ... 25 jarig bestaan der

School met det~ Bijbel te Buiksloot, Oostzaan, z,j., (1912).

(14)

282 T. D. SMID

komst stond de vergadering, aldus dr. Rullma.nn, op het punt onver- richterzake uiteen te gaan. Men was reeds opgestaan van zijn zitplaatsen, met een gevoel van machteloosheid, toen een der aanwezigen plotseling de vraag opwierp: "Zouden wij ook zelf een Universiteit kunnen stichten?

Indien wij het eens met God durfden wagen!" 37).

Het gesprek kwam weer in volle gang, de gedachte kreeg een vaste vorm en op 5 december 1878 werd definitief tot oprichting van de Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerde grondslag overgegaan. De be- zielende circulaire, Aan de Gereformeerden in den lande, was mede door Hovy ondertekend. Tot plaats waar de Vrije Universiteit gevestigd zou worden, werd de hoofdstad gekozen. Voorlopig althans. Blijkens de notulen van een vergadering van Directeuren met Curatoren en hoog- leraren, gehouden op 25 januari 1883, had Esser bezwaar, dat de V.U.

definitief te Amsterdam zou worden gevestigd "op grond van de groote verleiding, waaraan de jongelieden daar zijn blootgesteld." Prof. Rutgers deelde deze bezwaren wel maar vond ze toch .niet doorslaggevend. Op 1 november 1879 verhuisde dr. Kuyper naar Amsterdam. De reis werd per schuit gemaakt, omdat de kinderen roodvonk hadden. Toen de schuit met op de boeg een groot plakkaat "Besmettelijke ziekte Roodvonk" in de Nieuwe Heerengracht langs het huis van Hovy voer, ging zijn vrouw, met een pan soep voor de zieken, de familie Kuyper verwelkomen 38).

Zonder de geestelijke en financiële steun van Hovy, die voor de stich- ting f 25.000,- had geschonken, en van de reeds meer genoemde Theo- dorus Sanders jr., had destijds de stichting van de Vrije Universiteit, naar de mens gesproken, niet tot stand kunnen komen. Nadat Sanders op 27 mei J 879 had bericht, dat hij vamvege zijn leeftijd, met name om gezondheids- redenen, de betrekking van directeur niet kon aanvaarden, werd Hovy op 4 juni van dat jaar tot president-directeur benoemd. Zeer veel heeft hij voor de V.U., die al de liefde van zijn hart .had, mogen doen. Bij de opening op 20 oktober 1880 las hij de officiële aktestukken voor en werd een groot eleel van de avond door een honderdtal gasten doorgebracht in een gezellig samenzijn ten zijnen .huize. Geregeld heeft hij verder de vergaderingen van directeuren geleid en na de dood van Esser in 1885 gaf hij wekelijks in De Heraut en in De Vriend van Oud en Jong verslag van wat er zich in de Vereeniging voordeed. Daarbij liet hij niet na keer op keer te wijzen op het rijke bezit van een eigen Universiteit: "Gelukkig komen velen tot de overtuiging, dat het gansch onhoudbaar is te zeggen, dat hooge re weten- schap niets met .het geloof heeft uit te staan," (De Heraut, 27 sept. 1885).

Zelf niet academisch gevormd, leefde hij hartelijk met de studenten mee.

Telken jare stelde hij op een avond meestal kort vóór of na de dies, de salons van zijn kapitale woning op de Nieuwe Heerengracht open ter receptie van de studenten. Later is Hovy, naar beweerd wordt, hiermee op- gehouden, toen er onder de studenten strijd was uitgebroken tussen de democraten en aristocraten. De democraten besloten om niet naar de receptie te gaan en schreven aan Hovy, dat ze uit de stad en dus ver-

37) J. C. Rullmann, De Vrije Universiteit; haar ontstaan en haar bestaan. Amsterdam, 1930, blz. 15-41. Ik heb me afgevraagd, of soms Bovy deze vergadering door zijn geloof heeft bezield, wanneer EuUmann althans de gang van zaken juist heeft weer- gegeven. Zijn bron heb ik helaas niet kunnen vinden.

38) J. C. Rullmann, Abraham Kuyper; een levensschets, Kampen, 1928, blz. 108.

(15)

WILLEM. HOVY (1840-1915) 283 hinderd waren. Op de bewuste avond zijn ze echter allemaal met de ketting- boot over het IJ gegaan om in het Tolhuis thee of iets anders te gaan drinken. ::\:lenigeen heeft er later spijt van gehad.

\Vie des zondagsavonds tegen het theeuur aanbelde, kon er zeker van met een hartdijk welkom te worden begroet in de gezellige opgewekte familiekring. Aan de hui~elijke dis die, met bijna meer dan Oosterse hospi-

altijd ook voor was gedek:i, heeft menig student :Hl). Op 1 februari 1 ging me11 vO'or 't eerst er toe over een van het corps te henoemen en wel de heer 'vVo Hovy, die vooral als directeur der V.U. zich verdienstelijk had gemaakt jegens 't corps bij het zoeken naar een lees- en conversatiezaal, namelijk de tegenwoordige senaatszaal van het gehouw aan de Keizersgracht 162. Reeds in het begin van 1885 men zich die toegewezen en tot 15 oktober 1890 is ze in het van corps gebleven, waarna ze ten behoeve van de senaat weer moest worden afgestaan. Toen zag men nieuwe perspectieven, nog onder de indruk van het in juni genomen corpsbesluit : "Het is niet in strijd met Gods 'vVoord, wanneer buiten ,het hospitium een lees- en conversatiezaal wordt opgericht." ::-Ja langdurige discussie werd nu een zaal in American Bar gehuurd, die echter O'p 13 oktober 1892 weer werd afgestemd. Onder een uitdrukking als: "Het zou een eeuwige schande voor ons Corps zijn om een vergunning te moeten aanvragen" bekoelde de ijver voor een sociëteit en pas in 1926 kreeg men een eigen corpsgehouw. Jarenlang is er in de studentenwereld aan de V.U. over gestreden, of het Corps of "speciaal" zou zijn. Als een Ariadnedraad liep deze tegen- door het lahyrint van de corpsgeschiedenis ~H). Men was het er over eens, dat het corps een gerefonneerd begi.nsel moest hebhen, maar de vraag was of iemand die dit beginsel niet kon onderschrijven als lid mocht worden toegelaten. De strijd heeft afmattend gewerkt en ook de buitenwereld bemoeide er zich mee. Blijkbaar werd er in die tijd in stu- dentenkringen al te veel gedisputeerd, niet alleen over beginselen en over wat men als heginselkvvestie opwierp, maar ook over punten van onderge- schikt of van soms zeer wei.nig belang. Dat lag Hovy niet, hoewel hij nooit

wanneer het inderdaad geloofszaken betrof. In 1893 schreef Sikkel: "De Universiteit die uit de gemeente des Heeren O'pkomt, moet ook het rechte studentencorps, ook dit lichaam vernieuwd door den Geest tot openbaring breng>en.En daarvoor behoeven de studenten den zegen en de kracht zoo die van de gemeente des Heeren uitgaat, zoo- wel als van de Universiteit zelve. Helaas, bet is er nog verre van af dat

studenten aan Kederland hehben getoond, wat een lIJ1iversiteits-sluden-

, dat 1Iit J e:::us' 0 pl?011l1, een studenten-

corps is, heteekellt en

crescunt. In: Almanak ,Jan het studenten- 14R->·>168. Zie ook het artikel van P. J. Ver- Over het huis 162 schreef C. A.

in de Vrije

Kampen, 1955. blz. 57-66. Plattegrond no. is echter zoverre niet juist, dat de toestand weergeeft zoals die werd in lR90. Van 1885--11\90 was de situatie anders en beschikten de weinige studenten over een lees- en conversatiezaal, ruimer dan sinds- dien ooit meer het geval

,11) Znid-H ollandsche jg. 5, no. 22, 29 Juli 1893.

(16)

284 T. D. SMID

In 1897 bedankte Hovy voor de benoeming tot erelid van het derde corps, maar in 1910 aanvaardde hij van het vierde, thans nog bestaande, corps dit lidmaatschap, waarna hij opnieuw werd geïnstalleerd als erelid van het eerste corps. Hovy achtte het van groot belang, dat niet alleen directeuren, curatoren en hoogleraren van de V.U., maar dat ook het hele christelijke volk met de studenten meeleefde en hen in hun gebed betrok, zodat ze zich niet isoleerden. Toen eind 1894 'vVormser als lid van de V.U. bedankte, was Hovy de aangewezen man om te trachten hem van dit besluit terug te brengen. Directeuren wilden ook graag de reden weten.

Een van de oorzaken schijnt te zijn geweest, dat Wormser zich gegriefd voelde omdat men aanmerkingen had gemaakt op de hoge drukkosten van het jaarverslag. Op 27 december 1894 schrijft Bovy hem, dat Directeuren de financiële steun niet kunnen missen, maar vooral ook niet de morele steun "van hen, die God meer in de voorste rijen heeft geplaatst. 'vVelk voorbeeld voor anderen, indien br. Wormser zich onttrekt. Breng de zaak nog eens voor den Heere. Hebben wij, Directeuren, U in een of ander gekrenkt, aanvaard dan onze bede om vergeving." In een schrijven ge- dateerd 29 december 1894, herhaalde Hovy zijn verzoek: "Is er onrecht geschied, dan moet dit beleden worden aan den eenen en vergeven aan den anderen." Inderdaad schijnt Wormser, die in een gesprek met een der directeuren, de heer 'vVentinck, als reden voor zijn bedanken een "ge- wichtig bezwaar" had genoemd, namelijk "de levenswijze van sommige studenten, hun groote wereldgelijkvormigheid," op zijn besluit te zijn teruggekomen 42).

In de loop van het jaar 1894 geraakte de Vrije Universiteit steeds nauwer betrokken bij de kwestie-Lohman, totdat straks het dieptepunt zou worden bereikt, wanneer op 12 oktober 1896 Hovy zich genoodzaakt zou zien als president-directeur zijn ontslag te nemen. Over deze droevige zaak en vooral over de strijd om kiesrechtuitbreiding tussen de Takkianen en de anti-Takkianen, is al veel geschreven, uitvoerig en hetrouwbaar door dr. L. C. Suttorp 43). Toch meen ik hieraan nog wel iets te kunnen toe- voegen, onder andere met behulp van stukken uit het archief van de Amsterdamse Kiesvereeniging "Nederland en Oranje" en uit dat van Directeuren der Vrije Universiteit. Evenals ook later vaak het geval is ge- weest met vergaderingen van kiesverenigingen, waren deze destijds te Amsterdam soms slecht of maar matig bezocht, tenzij er iets bijzonders aan de hand was. Maar op 22 maart 1894 was dat anders. Niet minder dan 164 leden waren opgekomen. Als gewoonlijk werd de vergadering met gebed geopend, doch het resultaat stond eigenlijk reeds bij voorbaat vast, zoals dit helaas wel meer is voorgekomen in kerkelijke en politieke samen- komsten, wanneer het gi.ng om gewichtige besluiten. De voorzitter deelde als de mening van het bestuur mede, dat het wenselijk was nu reeds "tot finale uitbreiding van het kiesrecht zonder voorafgaande Grondwetsher- ziening" te komen. Er was echter een kleine minderheid in het bestuur en de voorzitter wachtte op een resolutie uit cIe vergadering. Intussen lag er reeds een motie kant en klaar, die door Van Oversteeg namens negen heren werd ingediend. Hierin werd onder andere uitgesproken, dat de kiesver-

42) Archief-Directeuren V.U. en Archief-Wormser.

43) L. C. Suttorp, Jhr. Mr. Alexander Frederik de Savornin Lohman, 1837-1924 ... ,

's-Gravenhage, 1948.

(17)

WILLE~1 HOVY (1840--1915) 285 geen kandidaten zou stellen of steunen dan diegenen, die de voor- uitbreiding niet in strijd achtten met art. 80 van de Grondwet.

waren onder de aanwezigen enkelen, die hun bedenkingen naar voren brachten. Hovy, die er een interpretatie van de Grondwet in las, kon niet meegaan. Maar ook Th. Heemskerk had bezwaar, namelijk dat die leden werden, die van mening waren, dat Tak's ontwerp ongrond- was. Hij stelde een wijziging voor, doch onder andere de heer Bijle- veld verklaarde zich hier tegen. Tenslotte stelde \V. H. de Savornin Lohm<ln n06" een andere motie voor: "De Kiesvereeniging Nederland en te Amsterdam, overwegende dat het niet op de weg der A.R. Kies-

ligt zich onbeperkt te verklaren voor eventueel door de regeering in te dienen ontwerpen, spreekt het als haar gevoelen dat A. Revolutionairen moeten worden gesteund, die zich verklaren voor definitieve uitbreiding van het kiesrecht zonder schrijfproef." De motie werd verworpen en die van Van Oversteeg e. a. aangenomen met ,1echts acht stemmen tegen. De jonge prof. \V. H. de Savornin Lohman, schoonzoon van Hovy en evenals zijn vader hoogleraar aan de Vrije Lniversiteit, hedankte in een uitvoerig en goed gedocumenteerd schrijven, 1 april 1894, als lid van de Amsterdamse kiesvereniging. Prof.

F. de Savornin Lohman volgde hem hierin een dag later en bedankte in een kort briefje, terwijl Hovy op 5 april zijn lidmaatsohap opzegde 41).

Intussen werd aan en rondom de Vrije Universiteit de strijd voortgezet.

De bezwaren richtten zich vooral tegen Lohman's mening over het college- bezoek aan de overheidsl1niversiteiten, zijn gebruik van de termen anti- revolutionair, gereformeerd en calvinistisch, zijn opvatting over de cloocl- zijn opvatting over artikel 2 van de Statuten der Vrije Universiteit en methode van ondenvijs, meer bepaald zijn opvatting van de studie der Terwijl Hovy een objectief standpunt trachtte in te nemcn, alles deed om de tegenstellingen te verzachten en daarbij Lohman tot meer toegevendheid jegens Kuyper, brachten anderen met hun geschrijf Lohman hij het volk steeds meer in diskrediet. Reeds begin 1891 had Tiemen de Vries, die sinds het cursusjaar 1884/1885 theologie en rechten studeerde aan de V.U. en bovendien nog colleges volgde in de letterkunde, onder het motto "Niemand kan twee heeren elienen" een ge- schrift uitgegeven, getiteld De beoefening der reclztswetenscha.p aan Staats- academie of Vrije Universiteit, waarvoor hij veel lof oogstte bij elr. Kuyper en anderen. Ook Hovy gaf blijk van zijn grote waardering, maar toen men hem "an bevricnde zijde vroeg, of ,hij het in alles met de anonierne schrijver.

,.een rechtsgeleenIe" , eens was, schreef hij in De Heraut van 1 5 februari, dat de auteur op een bepaald punt zijns inziens wat te ver ging. Hovy van mening dat de studenten aan de V.U., tot zolang aan de graden nog geen effectus civilis was toegekend, principieel de vrijheid hadden aan andere universiteit colleges te volgen en naar de officiële graad te

"De IJerder," aldus Hovy, "zal Zijn jongeren die Zijn naam niet wenschen te verloochenen onder de 111ensohen, ook bewaren in de ure

Zie de notulen in Archief-Amsterd. Kiesvcreen. "l'\cderland en Oranje". Tn dit

hevinden zich ook de bedankbrieven van Lohman sr. en j r. De voorstelling

die dr. Van der Does in zijn Gedenkschrift over Bijleveld geeft is niet juist. De drie

brieven zijn als bijlage achter dit artikel afgcdrukt; evenecns ecn gedeelte uit het

schrijven van Kater over deze kwestie.

(18)

286 T. D. SMID

der verzoeking; tenslotte is toch de vreeze des Heeren het beginsel der wetenschap." Blijkbaar waren deze woorden van Hovy voor De Vries een dissonant te midden van al de lof die hem, met name door de vele kerkbode- redacteuren, was toegezwaaid. Onmiddellijk gaf hij een tweede brochure van niet minder dan 78 bladzijden in het licht, nl. De plaatsen der ver- zoeking, of: ons hart geneigd tot alle kwaad. Nog uitvoeriger ging hij nu op deze kwestie in, bestreed Hovy's opmerkingen en keerde zich, vol over- tuiging en naar ,vij mogen aannemen ook wel te goeder trouw, aan de hand van vele Bijbelteksten, tegen de moderaten en humanisten. Verder nam hij in deze brochure alle uitstekende recensies van zijn eerste geschrift op.

Prof. Fabius, die uiteraard niet zo sympathiek stond tegenover de lastige democratische jonge man, had hem zeer terecht cle publikatie van deze tweede brochure ontraden. Niettemin vond ze hier en daar toch bij val.

Hovy handhaaft zijn bezwaar bij alle waardering voor de rechtsgeleerde, die volgens hem de ere Gods zo ter harte ging. Zelfs Kuyper, blijkens zijn recensie in De Heraut van 26 april, vond dat De Vries wat te ver ging.

Dat was voor hem, die zeer aan Kuyper gehecht was, een grote teleur- stelling. Tweemaal schrijft hij hem in deze maand, waarna een onderhoud volgt. Blijkbaar heeft Kuyper hem toen gevraagd om in de zomer van 1891 enkele artikelen te schrijven voor De Stmvdaard. Gaarne zal De Vries hieraan voldoen en na zijn promotie wil hij zich \vel aan dit blad verbinden.

Later blijkt, dat Kuyper vvat ontstemd over hem is, omdat hij aan anderen had verteld deze artikelen te hebben gesohreven. De Vries biedt daarvoor zijn excuses aan. Intussen groeide de ergernis van de meer conservatieve prof. Fabius met de dag en in zijn diesrede had hij gelegenheid hieraan lucht te geven. Hij waarschuwde tegen wat hij noemde "doorhollen op beginselen". De Vries, die bij de rede aanwezig was, kon dit zo niet laten gaan en schreef een uitvoerig artikel in het intussen tot stand gekomen studentenblad V 0% C orporis van december 1891. Hij vond het een insinu- atie van prof. Fabius en wat dat "doorhollen" betreft, De Vries was van mening, "dat men zich ten opzichte van beginselen nooit moet stellen op het standpunt der matiging. Kan men door matiging er toe komen, dat 2 X 2 niet 4 maar 3% is? Met matiging geeft men hulde aan mannen van het humanisme als Erasmus. Men kan wel eten en drinken matigen maar zijn beginsel ook?" Zelfs Hovy, "een man van grooten invloed, maar die het studeeren aan de Staatsuniversiteit meende te moeten verdedigen," had hij opgemerkt onder de toehoorders van Fabius' rede. Grote deining ontstond in de studentenwereld en daarbuiten met als gevolg, dat het eerste studentenblad aan de V.U. na dit eerste nummer niet meer mocht ver- schijnen. Uit een brief van De Vries aan Kuyper, gedateerd 11 januari 1892, blijkt dat ook "de grote leider" bedenking had tegen zijn artikel in Vox C orj) 0 ris en het een "perfect failure" had genoemd. De Vries be- klaagde zich verder bij Kuyper over Fabius, die volgens hem vooral na de tweede brochure zijn actie tegen hem had ingezet; ook protesteerde hij tegen diens mondelinge examens. Kuyper stelt zich hierover met Fabius in verbinding maar waarschuwt toch De Vries, die in de laatste tijd blijk- baar de colleges van prof. Fabius niet meer had gevolgd, dat hij moet op- passen voor "een zich reeds vastzettende verkeerde plooi in zijn karakter."

De Vries ontkent dit, handhaaft zijn bez\yaren tegen prof. Fabius en eist

reahtvaardigheid. Tot grote verbazing edhter van iedereen zakt de be-

(19)

WILLEM IIOVY (1840-1915) 287 stndenl:, bij wie bescheidenheid nu niet bepaald een deugd was, voor tweede maal, hegill mei 1892, voor zijn doctoraal examen rechten.

\Vat nu? Aan een ~m(lere universiteit verder studeren ging niet voor iemand, die hiertegen zo consequent positie had gekozen. Op 29 mei hij aan Kl1yper, dat hij zijn studie wel moet opgeven. "Mijn familie niet meer in mij, ik 1110et een vaste positie hebben. Hovy, Fabil1s en de beide Lohman's, alle van dezelfde factie, zijn tegen mij." De Vries wil naar de christelijks pers en vraagt Kuyper's advies. Vóór zijn voor- lopig afsoheid van de V.U. had hij als rector corporis nog een diesrede gehotJ(lell, die in 1892 gedrukt werd onder de titel De academische vrijheid.

Hif'fill bepleit hij, "in verband met de grondbeginselen van het Calvinisme", onder meer de vrijheid der examina en van het collegebezoek. Goed ge- motiveerd traoht hij aan te tonen, dat het Engelse stelsel van schriftelijke examens verre te verkiezen en ook rechtvaardiger is clan het stelsel van examens op het Europese continent. Hij acht het fmtt, dat er zijn, die het organische verhand tussen hoogleraren en studen- ten, dat in hoogachting en liefde bestaat, voorbijzien en door een mecha- nische dwang tot collegebezoek en tot het bestuderen van eigen dictaten willen goedmaken wat Jmn aan innerlijke energie en toewijding ontbreekt.

H{){~ de kwestie van het stllderrll aan een openbare en aan een christe- universiteit destijds de gemoederen bezig hield, blijkt wel uit het feit Lohman hierover een rede ging houden op cIe jaarvergadering van cle V.t;, in 1892, met als gevolg 5 artikelen van Kuyper en 3 van Lohman in j)e Heraut van september en oktober lR92. Reeds zes jaar geleden, in De Heraut van 13 decemher lR85, had Bovy geschreven: ,,\Nat is natuur-

dan dat onze jnridische studenten ook eens gaan luisteren naar wat hoogleraren der Stedelijke Universiteit c!oceeren, voor wie ze straks ('xal1len moeten afleggen." Naarmate echter "het gereformeerde volk"

zioh keerde tege.n Lohman, distancieerde Fabius zich op dit punt meer van zijn collega. In 1892 begon hij ook bedenkingen te krijgen, evenzo l\lltgers. Laten de studenten het uit onze mond horen, zo zegt deze 0Jl de jaarvergadering, wat onze tegenstanders aanvoeren. Lohman had namelijk beweerd, dat er in dit opzicht geen principieel bezwaar bestond.

Eigenlijk staan wij nu verhaasd over deze onafgebroken strijd en krijgen we hijlla de indruk, dat men twistte om het gebruik van het woord

"principiëel". Immers luidde Lohman's slotsom op de hewuste jaarver- zeer terecht: "De studie aan de Vrije Universiteit blijft altijd de

. de grol1dslar;; het h()()ren van professoren aan een andere l1niver- is aamntlli11g; niet omgekeerd; alsof men aan de openbare Univer- siteiten een Christelijke opleiding zou kunnen ontvangen, mits maar een enkel als een vreemde eend in de bijt, aan het corps leeraren

" Toch is deze rede Lohman zeer kwalijk genomen.

een jaarvergadering van de V.U. hacJ ze ook heter achterwege kunnen Zelf heeft Lohman er later tr01l\\TllS spijt van gehad. Vanaf de cursus 1892/1893 t/111 1R()6/1R97 stond De Vries niet meer aan de V.U.

:\faar stil zitten was zijn aard niet. Als hoofdredacteur van de Volks(ourant van Appingedam kreeg hij gelegenheid zijn gedach- ten te uiten en te verspreiden. In 1894 ,'erscheen als overdruk uit dit blad

BI?é"Zearen tegen Jhr. J1v[y. A. F. de Savornin Lohman, die volgens

hem niet alleen in de sociale kwestie doch in alle opziohten fout ging. Een

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In naam was De Savornin Lohman hoofdredacteur van de krant, maar de dagelijkse leiding van de redactie was in handen van Jan van Boven, die De Geer nog kende uit zijn studen-

3p 28 Geef in de figuur op de uitwerkbijlage de verwerkers, instellingen en verbindingen aan die nodig zijn voor

- Want deze had zeer terecht begrepen, hoe zij in haar eigen belang nergens beter was bewaard dan bij haren bloedverwant Eduma de Witt, onder wiens vroom-voorname vleugels zij

Mijn arme moeder kon dan ook na dien tijd nooit meer een ezel zien, zonder in tranen uit te barsten, en ik herinner mij hoe mijn vader eens een kinderboekje, mij door een tante

Omdat zij immers zich zelf niet gemaakt hadden, voortgekomen waren uit vermenging van geslachten vóór hen, buiten hun eigen wil.’ En zij gaf haar verbeteren-willen op, kwam er

- En toen hij zweeg nu, en met de zenuwachtige beschaamdheid waarmede wij meestal na een oogenblik van vervoerdheid des geestes ons haasten iets héél alledaagsch te doen, zijn

Corona-loopbaan, dan krijgen ze hoogstwaarschijnlijk geene, of slechts armen- en bussen- en hospitaalpraktijk, meest nog hun bezorgd door de protectie van een professor of

En het was zoo'n aardig gezicht als zij naast hem trippelde, met haar lange blonde haren los over den rug hangend nog, en vol aandacht luisterde naar zijn verhalen uit de wereld