• No results found

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst · dbnl"

Copied!
205
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Anna de Savornin Lohman

bron

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst. H. Honig, Utrecht 1897

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/savo001leve01_01/colofon.php

© 2016 dbnl

(2)

Levens-ernst.

‘Ik blijf er bij, ik begrijp niet, hoe u dat goed vinden kunt,’ zei George bijna boos.

‘Het is wat anders voor meisjes, die haar eigen brood moeten verdienen. Maar Hélène doet het uit vrije verkiezing.’

Hij sprak over het gewone onderwerp sinds de laatste weken op Kastanieën-oord, - sinds het vaststond dat Hélène in een inrichting zou gaan om het ziekenverplegen te leeren, - zooals haar wensch was.

Voor hem was dat besluit, en de bereidwillige toestemming harer ouders, een dagelijks weerkeerende ergernis, - met zijn jongensachtige theorie dat een meisje thuis behoorde te blijven. Hij redeneerde er dagelijks tegen; en gaf nog steeds

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(3)

de hoop niet op, dat hij ten slotte het plan zou verijdelen.

Mevrouw Rendell legde Julies schoolblouse waaraan zij verstelde, - want als een echte huismoeder was zij zelden ledig, - geduldig in haar schoot, om haren pleegzoon te antwoorden op zijn argumenten, en, terwijl zij hem met hare kalme, lieve oogen vriendelijk aanzag, zei zij rustig:

‘Je weet wel dat ik er nu eenmaal anders over denk, George. Ik ben integendeel overtuigd, dat Hélène veel gelukkiger zal zijn door een nuttigen werkkring in tijds te kiezen, dan door op te gaan nu in dat leven van nietsdoen, dat ten slotte de meeste meisjes gaat vervelen, - wanneer het hun eerst tot iets beters heeft ongeschikt gemaakt.

- En nu hare keuze gevallen is op zulk een edel en opofferend vak als het

ziekenverplegen is, verheug ik mij dubbel over haar besluit, en ben er trotsch op, dat mijn oudste dochter den moed en de zelfverloochening bezit, voor anderen te willen leven.’

George werd er nog heftiger om, om dien tegenspraak.

‘Dat zijn allemaal niets dan mooie woorden,’ viel hij uit. ‘Van die nieuwerwetsche, geëman-

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(4)

cipeerde ideën, die Hélène zelve óók verkondigt. “Een vrouw moet zich nuttig maken.” - “En waardoor? - Door examens doen, en een vak leeren, en al die dingen meer! Alsof een meisje niet nuttig kon zijn in haar eigen huis. Hebben wij b.v. Hélène niet noodig, om òns het leven gezellig te maken? -; maar dat komt er niet op aan; dat is niet verheven genoeg. Zij moet wegloopen, en zich gaan wijden aan vreemden, in plaats van aan hare huisgenooten. Het is niets dan hoogmoed en aanstellerij.”

“Meen je dat nu werkelijk, die oppervlakkige dingen, die je daar zegt?” vroeg mevrouw, half schertsend.

Maar George werd zoo heftig, dat hij het niet eens opmerkte, in zijn drift over Hélène's haar eigen weg gaan, - onbekommerd om zijn afkeuring. “Ja natuurlijk meen ik het”, verzekerde hij. “Ik vind het al heel jammer van Hélène.”

Toen wees zijn pleegmoeder hem terecht, - een beetje streng geworden.

“Je hebt niet de minste reden zoo hard te oordeelen zonder goede gronden,” zeide zij. “En Hélène verdient allerminst dat je haar zoo miskent. Je weet heel goed dat haar besluit niet overijld is genomen, maar dat mijn man

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(5)

en ik haar een half jaar wachtens hebben opgelegd, vóór wij onze eind-toestemming tot haar vertrek gaven. En ik vind het vrij zelfzuchtig van je, dat je haar hier wilt houden alléén om ons het leven te veraangenamen. En haar eigen leven dan? - Wat moet er van haar worden over eenige jaren, als wij, hare ouders, er niet meer zijn, en het gezin uit elkander gaat? Dan is zij een van die beklagenswaardige, ongetrouwde vrouwen, die niet weten wat met haar tijd aan te vangen, omdat zij alleen geleerd hebben dien te verbeuzelen. Neen, voor zulk een toekomst van onbevredigd-zijn heb ik mijn kind te lief. Dan sta ik gaarne het genot van haar gezelschap af, om haar de gelegenheid te geven zich voor een nuttige, mooie levenstaak te bekwamen. Denk je dat het mij ook niet veel moeite gekost heeft jou te moeten missen, toen je voor je opvoeding jaren lang het huis uit ging, of dat ik geen strijd zal doormaken als de tijd van Frits en Henri komt daarvoor? Moet ik dan ten opzichte van mijn jongens mij verloochenen, en Hélène zelfzuchtig aan mij opofferen, omdat zij maar een meisje is?”

“U zal toch niet willen beweren, dat jongens en meisjes op dezelfde wijze moeten worden

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(6)

opgevoed,” riep George met manlijke behendigheid van taktiek veranderend uit.

Mevrouw schudde het hoofd. “Ik beweer alleen, dat meisjes even goed plichten hebben te vervullen in het leven als jongens, en dat de meesten het zich te laat beklagen, wanneer zij door een kortzichtige en oppervlakkige opvoeding verhinderd worden door hun ouders, die plichten te zien. Denk eens, jij die zelf op de fabriek zulk een mooie en drukke betrekking hebt, hoe ongelukkig jij je zoudt voelen, als je niets te doen hadt hier in dit stille dorpsleven, dan je zelf wat bezig te houden met amusementen en kennissen; en wat pianospelen, of lezen of schilderen. En toch wil je dat ik zulk een doelloos bestaan opleg aan Hélène, die in zich een frissche, ongebroken jonge kracht voelt, zoo goed als jij zelf. Er zijn omstandigheden, waarin de oudste dochter bovenal thuis noodig is, - wanneer de moeder oud wordt of ziekelijk, - of bij een heel groot gezin, - of onder bekrompen finantieele omstandigheden. Bij ons is dat echter niet het geval. Ik gevoel mij volkomen in staat het toezicht over ons klein, geregeld huishouden zelf te voeren; niet, omdat ik haar als hulp noodig heb, zou ik haar

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(7)

hier houden, maar voor mijn eigen gezelligheid. En, zooals ik je reeds zeide, ik wil haar daaraan niet opofferen; ik mag haar niet dwingen, om mijnentwil een

nietsdoenerig leventje te leiden, wanneer zij zelve verlangt naar iets beters.”

George, die minder diep over de questie had nagedacht dan mevrouw Rendell, en zich enkel liet leiden door zijn vooroordeel van man tegen het zelfstandigheid zoekende meisje, voelde zich door deze argumenten in het nauw gebracht, en gaf er dus de voorkeur aan voor 't oogenblik te zwijgen. Hij wierp zijn eindje sigaar, - want met hare goedige moederlijkheid stond mevrouw hem toe in hare tegenwoordigheid te rooken, - schouderophalend in het aschbakje, haalde zijn horloge uit, en zei to en:

't Wordt intusschen mijn tijd voor de fabriek; ik zal maar gaan.’ Daarop knikte hij mevrouw even tot afscheid toe, en ging dan met zijn vluggen tred en veerkrachtige gestalte, loslenig, de warandatrappen af, nageoogd door zijn pleegmoeder met een trotsch welgevallen, waarin zich een beetje onwil mengde, om zijn onhandelbaarheid ten opzichte van Hélène, met wie hij het vroeger zoo goed had kunnen vinden.

Want zij had hem lief als een van haar eigen

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(8)

jongens, en juist dáárom hinderde het haar dubbel, dat hij met zijn oudste zuster zoo gedurig kibbelde in den laatsten tijd. 't Was vroeger zoo heel anders geweest, in hun gemeenschappelijke kinderjaren, toen zij, als de beide oudsten, altijd samen waren geweest, en zoo'n aardig paar vormden, hij een paar jaar ouder dan zij, groot en sterk, en haar een klein beetje beschermend; terwijl zij, blond en zacht, zich dat zoo graag liet doen, en huilde als hij een van zijn driftige, onhandelbare buien had om de straf die hij kreeg. - Zes jaar was hij geweest toen zijn vader hem in zijn droevig rouwpakje op Kastanieënoord had gebracht, waar hij voor goed zou blijven na den dood zijner moeder, die zoo heel onverwachts aan koorts was gestorven. - Want dat was de beste oplossing geweest. - De heer Ruijsdael had niet kunnen besluiten een vreemde in huis te nemen, - een juffrouw te zien op de ledig geworden plaats zijner vrouw; en evenmin had hij den moed, zich volkomen van zijn kind te scheiden, door het naar een andere plaats te zenden, naar familie of kostschool. Toen had mevrouw Rendell, - haar man en hij waren samen eigenaars van de fabriek, - hem voorgesteld zijn

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(9)

kleinen George met haar eigen kinderen groot te brengen, zoodat hij hem toch dagelijks kon zien en gadeslaan. Haar moederlijk gevoel kwam in opstand tegen het denkbeeld, dat de arme jongen alleen in de somber geworden weduwnaars-woning zou opgroeien, zonder andere vrouwelijke zorg dan van onverstandige en

onbeschaafde meiden. En het was haar nooit uit het geheugen gegaan hoe

kinderlijk-dankbaar de knaap haar aanzag, toen zij hem vroeg of hij geen lust had voortaan altijd bij haar te blijven op Kastanieënoord, waar hij met ‘Lena’ kon spelen, en zij elken avond samen naar bed zouden gaan. ‘O als het u blieft’ had hij

geantwoord, ik ben zoo bang alleen in de kamer 's avonds, want het is zoo stil in huis sinds maatje op reis is. En ik vraag elken avond aan onzen lieven Heer, of Hij haar toch maar gauw wil terugsturen. Maar zij heeft het zeker zoo prettig bij Hem, dat zij papa en mij heeft vergeten.’

Met een glimlach verwijlden mevrouw Rendells gedachten weer bij dien lang vervlogen tijd. Zij had zelve toen nog geen jongens gehad, alleen maar hare twee meisjes Hélène en Julie. En Hélène had de komst van den grooten, ouderen broer, die al veel meer wist dan zij,

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(10)

met veel grooter vreugde begroet, dan vroeger de geboorte van het nieuwe zusje, dat in haar oogen al een heel dom, onnoozel wezentje was, dat altoos maar schreeuwde als het iets hebben wou, en nog niet eens wist te antwoorden op haar naam Julie. Zij verklaarde plechtig, dat zij veel meer hield van broer George, die zoo prettig met haar kon spelen, en allerlei mooie dingen wist te maken, dan van het onverstandige kindje in de wieg. En zoo was het ook gebleven, - later, - toen op dien grooten broer nog een paar kleinere, in het genre van Julie, volgden. ‘Dat zijn maar “de kleintjes”

zei Hélène, als zij van hen sprak. “Maar George is altijd groot geweest.”

Later was ook de heer Ruijsdael gestorven; hij had den heer Rendell tot voogd over zijn kind benoemd, en de knaap werd van toen af geheel als oudste zoon beschouwd, en gewende er zich aan zijn pleegouders papa en mama te noemen, even als de overige kinderen dat deden. - Het was op den avond van de begrafenis geweest, toen hare moeder haar kwam goedennacht zeggen in haar bedje, dat Hélène de armen om haar hals geslagen en gevraagd had: “Niet-waar mama, nu is George heelemaal van

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(11)

ons, nu kan zijn papa hem nooit meer wegnemen?”

Want voor haar kinderlijke voorstelling was de heer Ruijsdael, met zijn droefgeestig gelaat en stilzwijgende manieren, altijd als een schrikbeeld geweest, dat dreigde te komen tusschen George en haar, - wanneer hij, George, haar, half in gekheid, half in ernst, bedreigde: “Als ik volwassen ben ga ik weer bij papa wonen, natuurlijk.” - En nu kon dat nooit gebeuren, want de heer Ruijsdael lag daar buiten op het

dichtbesneeuwde kerkhof; maar George's verdriet gaf Hélène een gevoel van schuldige bewustheid, dat zij niet zoo bedroefd was als zij, om zijnentwil, had wenschen te zijn. - En dàt ook biechtte zij dien avond, als een groote zonde die haar drukte, aan het trouwe moederhart, dat haar begreep en geruststelde, zooals alleen een

liefhebbende moeder dat kan haar kind.

Ja, in die schooljaren waren Hélène en George altijd goede vrienden geweest samen. Hij speelde den baas over haar een klein beetje, maar het lag in háár zacht karakter toe te geven, opdat hij maar niet driftig zou worden. Want hij was zooveel ouder dan zij, dat zij tegen hem opzag, en hem bewonderde, en zij was nog te jong om

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(12)

te begrijpen dat hij ook dikwijls ongelijk had, en zich vergiste in zijn oordeel. Vooral toen hij naar Delft ging studeeren, en in de vacantie's thuis kwam met al zijn eerste studenten-wijsheid, kwam hij haar, die nog maar een bakvischje was met het vooruitzicht van de kostschool vóór zich, al heel volkomen en volmaakt voor. En het was zoo'n aardig gezicht als zij naast hem trippelde, met haar lange blonde haren los over den rug hangend nog, en vol aandacht luisterde naar zijn verhalen uit de wereld buiten haar dorp, die zij nog niet kende, dat mevrouw Rendell, terwijl zij hen nakeek, wel eens als een illusie door haar hart voelde gaan van later jaren, wanneer George zijn plaats op de fabriek zou hebben ingenomen, wanneer hij misschien verlangen zou naar een eigen thuis en een lieve jonge vrouw om dat voor hem gezellig te maken, - en wanneer Hélène óók volwassen zou zijn, en wellicht die lieve jonge vrouw voor hem worden. Maar als zij zich gaan liet in zulke toekomst-droomen, en haar man tot haar vertrouwde maakte daarbij, dan antwoordde hij, half schertsend, half waarschuwend: “Verlang maar niet zoo vooruit. De tijd waarop de kinderen groot zijn zal gauw genoeg dáár

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(13)

zijn, en wie weet hoe anders het dan alles komt!”

En het was anders gekomen, heel anders.

Gedurende een paar jaar zagen George en Hélène elkander slechts weinig. Hij vertrok na zijn studies in Delft voltooid te hebben nog een tijdlang naar Duitschland, om, vóór hij naast den heer Rendell als mede-bestuurder van de fabriek optrad, nog eerst onder vreemden de praktijk van zijn vak te beoefenen; en zij voltooide intusschen hare opvoeding, eerst op kostschool, later nog in 't buitenland. Zoo stonden zij bij hun thuiskomst als vreemden bijna tegenover elkander. Hij vond, in plaats van het onvoltooide kostschoolmeisje dat hij het laatst gezien had vluchtig in een vacantie, een volwassen jonge vrouw, wier geest zich onder verstandige leiding had gevormd tot ernst en nadenken en zelfstandigheid; zij echter was door méér ondervinding nu minder eenzijdig in haar oordeel over hem. Zij zag nu zéér goed zijn fouten, zijn hoogmoed en drift, en, in plaats van zooals vroeger zich door hem te laten leiden, stelde zij háár oordeel tegenover het zijne.

Toen was de wrijving tusschen die twee jonge, onafhankelijke naturen begonnen.

Hélène was vol idealisme voor de breedere

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(14)

opvatting van een vrouwenleven zooals haar die door haar verkeer in allerlei kringen langzamerhand was bijgebracht. Zij was thuis gekomen, verlangend niet alleen haar vrijheid te genieten, maar ook haar jonge krachten nuttig te gebruiken ten dienste van anderen. En, terwijl zij zich vol enthousiasme liet gaan in haar plannen voor de toekomst, die nog ongevormd woelden in haar hoofd, stond tegen haar over George, met zijn jongensachtig vooroordeel tegen nieuwerwetsche meisjes-ideeën, en geëmancipeerde vrouwen, die, volgens hem, alle onuitstaanbaar waren, en de mannen nadeden, - met zijn jeugdig egoisme, dat hem in een meisje alleen een aardig voorwerp om mee te spelen deed zien, in plaats van een wezen met dezelfde rechten en dezelfde plichten aan het leven als de zijne. - Toen Hélène van lieverlede de fabrieksarbeiders begon op te zoeken, en zich moeite gaf onder hen van eenig daadwerkelijk nut te zijn, verzette George zich daartegen met al de heftigheid van zijn karakter. Hij vond zulke dingen maar overdreven, en beweerde dat zij vooral voor Hélène verkeerd werken zouden, en haar nog “exentrieker” maken. Maar toen zich daaruit ontwikkelde haar be-

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(15)

sluit zich geheel aan de ziekenverpleging te wijden, en zij aan hare ouders vroeg naar een gasthuis te mogen gaan, om daar een leertijd te kunnen dóórmaken, toen brak de storm eerst recht los.

“Daar hadt je het nu al,” zei hij. “Nu was het nog niet mooi genoeg, dat zij het grootste deel van den dag buitenshuis doorbracht, nu moest zij er heelemaal uit loopen om een vrije verpleegster te worden. Dat was goed voor meisjes die er een

broodwinning van moesten maken. Maar zij, Hélène Rendell, kon toch wel iets anders doen nog.”

“En wat dan?” vroeg Hélène.

Van het leven genieten wat. Zij was immers jong en rijk en had een gezellig thuis.

Wat zij nú deed voor de armen was waarlijk al mooi genoeg; zij behoefde haar leven toch niet geheel aan hen op te offeren.’

Maar zij weerlegde hem, dat zij geen half werk wilde doen. Wat zij deed wilde zij goed doen, - kennen. En dát was juist hare tegenwoordige zwarigheid. Wanneer zij wilde helpen, handelen bij den aanblik van ziekte en leed, voelde zij voortdurend haar onkunde en onervarenheid. Zou hij zich gelukkig voelen op de fabriek, indien hij zich bewust was niet

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(16)

voor zijn werk te zijn berekend. Waarom wilde hij dan niet begrijpen, dat zij ook verlangde iets wezenlijks te doen in het leven; iets waarvan zij voelde dat het wat beteekende?

En George kwam dan met zijn geliefkoosd argument: ‘Nu ja, maar hij was een man en zij was een vrouw, en dáárin lag het verschil.’ Zoo draaiden zij in hunne discussies in een cirkel rond, en overtuigden elkander toch niet. George, met zijn driftig karakter, eindigde gewoonlijk met héél gauw zich boos te maken, vooral ook omdat het hem in zijn hoogmoed hinderde, dat Hélène onder zijn invloed weg was en voor zich zelve oordeelde thans. En zij, zoo flink als zij zich tegenover hem hield, zoo bitter bedroefd huilde zij in stilte om zijn onhandelbaarheid. Het deed haar pijn, dat hij, aan wiens oordeel zij zooveel placht te hechten, zoo tegen haar plannen was en haar ernst zoo heelemaal niet waardeerde; - maar, in haar enthousiasme, stelde die eenzijdigheid van karakter haar in hem teleur, en deed haar anders dan vroeger over hem denken.

Mevrouw Rendell echter bemerkte dat alles in stilte; - en zij begroef zwijgend hare illusie van hun toekomstig één worden.

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(17)

In haar vroolijk-kleurig zomerjaponnetje, op haar blond haar een wit matelot-hoedje, kwam Hélène Rendell vlug de kastanje-laan af, waaraan Kastanieënoord zijn naam ontleende. Aan haar arm hing het mandje; dat, vol en zwaar toen zij haar wandeling begon, leeg en licht was geworden, zooals gewoolijk na volbrachte armen-bezoeken.

Want Hélène had altijd veel gehouden van arme, zieke, of hulpbehoevende menschen. Dat lag zoo in haar zachte natuur, dat zij graag troostte en verpleegde.

Het plan liefdezuster te worden was daardoor in haar gerijpt, dat zij zich zoo dikwijls onmachtig, onwetend voelde, wanneer zij helpend en handelend zou willen optreden.

En zij verheugde er zich zoo op, dat zij nu een werkkring tegemoet ging, waarin zij zich in dat opzicht héél nuttig zou kunnen maken. Maar het moeten heengaan van haar prettig, gelukkig thuis was toch héél hard. En al dacht George dan ook dat het haar niet schelen kon, en dat zij uit eigenzinnigheid handelde, - in haar hart had ze een heelen strijd moeten dóórstrijden, vóór zij zeker wist dat zij den moed zou hebben vol te houden, en zich te wijden aan de mooie, maar moeilijke levenstaak. En

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(18)

telkens als ze zoo keek naar de juist in vollen bloei staande kastanje-boomen, of onderweg een welbekend gezicht tegenkwam, van een arbeider die haar vriendelijk groette, dan sprongen haar de tranen in de oogen wanneer ze bedacht, hoe gauw zij nu in een heel andere, vreemde omgeving zou zijn, in een groote stad waar niemand haar kende, waar zij hard en vermoeiend zou moeten werken in een dagelijkschen sleurgang van strenge regels en getrouw na te komen plichten, ademend in een atmospheer van ziekte en leed, en zonder hare lieve, verstandige ouders, zonder de gezellige, hartelijke Julie, en de levendige broertjes Henri en Frits; zonder George ook, die als hij maar niet begon te kibbelen over hunne levensbeschouwing, toch zoo heel hartelijk en vroolijk kon zijn.

Ja zij zag er, nu de tijd zoo naderbij kwam, heusch erg, och zoo erg, tegen op. Zij had wel eens oogenblikken van groote zwakheid, waarin zij lust kreeg hare armen om moeders hals te slaan, en te zeggen: ‘Laat me toch maar liever hier blijven, hier bij u waar ik het zoo heel goed heb.’ Maar dan kwam eerst haar hoogmoed haar een beetje te hulp. Zij had nu eenmaal gezegd dat zij wilde gaan, en zij zou

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(19)

zich geschaamd hebben het niet althans te probeeren ten slotte. En dan George!

George, voor wien zulk een halfheid de grootste voldoening zou zijn! En vervolgens redeneerde er een betere, lievere stem in haar hart mede, en deed haar geestdrift weer ontvlammen. Als zij nu eenmaal door dien moeilijken eersten tijd héén was, zou het dan niet heerlijk zijn zooveel voor anderen te kunnen doen, te weten dat zij haar leven nuttig besteedde, in plaats van zich, zooals zoovele jonge meisjes in hare omstandigheden, te vervelen!?

Daar kwam uit het hek van ‘Rustheuvel’, waar zij juist voorbijging, een heel troepje op haar af: Louis Rahden met zijn zusters, Annie en Bertha, en George; zij hadden getennist, en waren nog heelemaal verdiept in een gesprek daarover, toen Bertha haar in 't oog kreeg, en riep:

‘Kijk daar heb je Lena ook! - Waarom ben je niet met George meegekomen?’

‘Ja’ zei Annie, dat had je nu ten minste wel mogen doen, nu je al zoo gauw weggaat.

Wat is het toch ongezellig van je. Niet George?’

George haalde de schouders op. ‘Och tegen Hélène behoef je op dat punt niet te redenee-

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(20)

ren, die doet toch haar eigen zin,’ zei hij onvriendelijk, zoodat ze er allemaal wat verlegen onder werden. - Louis Rahden vond het ook maar het best zijn zusters tot spoedig naar huis gaan aan te manen. Zij woonden in het dorp, en moesten dus den anderen kant uit van Kastanieënoord. - ‘Nu tot ziens dan’ zei Bertha. ‘Je moet toch nog eens komen eten vóór je weggaat; daar rekenen papa en mama op.’ En zij trippelde achter haar broer en Annie aan, die al vooruit gingen.

George liep een oogenblikje zwijgend met Hélène mee. - En toen zij ook niets zei, begon hij:

‘Zeg, je bent toch niet boos, omdat ik dat daareven zei.’

‘Heel vriendelijk was 't anders niet,’ antwoordde Hélène, half lachend, want zij was gauw bereid tot vergeven. ‘Ik begrijp niet waarom je dezen laatsten tijd nu nog bederft door met me te kibbelen. 't Zou zulk prettig heengaan voor mij zijn, als wij goede vrienden waren.’

George kon aan dat heengaan nog maar altijd niet gelooven, als iets dat zij meende uit een heilige, ernstige overtuiging. Hij bleef in haar besluit een meisjes-gril zien, voortgekomen uit

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(21)

behoefte aan afwisseling. En, in zijn haar zoo verkeerd beoordeelen, was hij op een heel overmoedigen inval gekomen. Want hij giste wel zoo'n beetje, dat mevrouw Rendell, in de toekomst, hem een geschikten man vond voor Hélène, en hij had zelf ook wel eens gedacht, dat zij heel goed bij hem passen zou. Maar zij waren zoo heelemaal als broer en zuster opgegroeid, en hij was nog zoo jong, en had zoo weinig over een huwelijk gedacht, dat het hem niet in den zin zou zijn gekomen Hélène over zoo iets te spreken, als hij er niet een volkomen afdoend middel in gezien had, haar van haar dwaas plan terug te houden. Een engagement was immers voor een jong meisje het heerlijkste wat er bestond, dacht hij. Als ze eenmaal geëngageerd waren, dan gaven ze al die geëmancipeerde ideën van nuttig zijn dadelijk op. - Wat kon het hem ook schelen, of 't wat vroeger of wat later gebeurde, - op den langen duur waren zij toch voor elkaar bestemd. En hoe eerder hij haar nu maar vroeg, hoe eerder hij zijn recht van haar zulke dingen te verbieden zou kunnen laten gelden. Hij liep al een paar dagen met dat denkbeeld rond, maar juist dat hij niet wist hoe het uit te voeren, maakte

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(22)

hem nog korzeliger en meer uit zijn humeur.

Hij sloeg met zijn stok tegen de boomstammen, zoekend naar een begin; en hij had juist gemompeld: ‘Lena, luister nu eens,’ - toen een van de fabrieksarbeiders om den hoek van den weg kwam, en door Hélène werd staande gehouden.

‘Zeg eens Gerrit,’ zei ze vriendelijk, ‘hoe gaat het thuis!’ Ik had van middag nog eens bij je moeder willen aankomen, maar er was geen tijd meer. Zeg haar maar, dat ik stellig morgen of overmorgen kom.’

De man, die een ruw, onvriendelijk uitzicht had, kwam verlegen aan zijn pet. -

‘Dank u juffrouw, moeder is nog al goed voor háár doen, - maar mijn broer gaat hard achteruit. Dat duurt niet lang meer.’

Hij sloeg nog eens aan, en liep toen gauw door, want hij was niet heelemaal nuchter, en had nog genoeg bezinning om zich daarover te schamen. - Hélène had het ook niet eens gemerkt, maar George wel, en, in eens, deed die toevallige omstandigheid hem woorden vinden.

‘Zie je Lena,’ zei hij verontwaardigd. ‘Als ik nu maar macht over je had, dan zou ik je

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(23)

wel verbieden met zoo'n half dronken kerel te praten. De vent is het niet waard.’

‘Als iedereen er zoo over denkt, dan zal er zeker niets van hem terecht komen.

Juist met zulke menschen moet men dubbel geduld hebben,’ beweerde zij. En, half schertsend, voegde zij er aan toe: ‘Wat ben ik blij, dat jij dan heelemaal geen macht over me hebt.’

‘Zoo’ begon hij, ‘dat spijt me. Ik zou je juist willen vragen mij een beetje macht over je te geven. Ik dacht dat je toch wel iets van mij hield.’

Zij zag verwonderd op, niet vermoedend wat hij bedoelde. Want voor haar sprak het van zelf, dat zij, die als zijn zuster met hem was opgegroeid, véél van hem hield.

Maar dat stilzwijgen bracht hem in de war, deed hem, met zijn ondervinding van een paar jaren ouder, aan coquetterie denken.

- ‘Zeg nu eens,’ zei hij weer. ‘Je hebt er toch wel eens over nagedacht, dat wij geen broer en zuster zijn eigenlijk, - en dat dus’ - Zij begreep er niets meer van: ‘En wat wil je daar dan eigenlijk mee zeggen,’ vroeg zij, glimlachend, - onschuldig.

En nu glimlachte hij ook, heel overmoedig -

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(24)

zeker, dat hij maar had te vragen om zijn zin te krijgen.

‘Daar wil ik mee zeggen, dat je toch eigenlijk bestemd ben mijn vrouwtje te worden op den langen duur. Ik ben zeker, dat je ouders zich dat ook zoo hebben voorgesteld.

Toe doe mij nu het plezier, dat dwaze pleegzuster-plan op te geven, en een beetje op mij te wachten, tot wij samen trouwen kunnen. - Niet? - je wilt immers wel,’? - en hij wou zijn arm om haar middel slaan.

- Maar zij stootte hem, heel boos in eens, terug. - Een oogenblik had zij niet geweten, of hij gekheid ging maken, of in ernst was. Maar nu begreep zij hem ten volle. De overmoedige zekerheid die in zijn stem klonk maakte haar woedend, en tegelijk sprongen de tranen van spijt haar in de oogen, omdat er nu op eens door zijn woorden een einde was gemaakt aan de ongedwongenheid van hun verhouding, voor altijd.

‘O hoe durf je dat zeggen, hoe durf je dat zeggen!’ riep zij heftig, en haast schreiend.

George werd er in eens van opgeschrikt uit zijn overtuiging, dat Hélène natuurlijk met zijn aanbod héél in haar schik zou zijn.

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(25)

‘Maar wat heb ik je dan gedaan?’ vroeg hij, verlegen met zijn houding. ‘Ik dacht toch dat jij ook wel eens over de toekomst nagedacht had. Kom nu Lena, je meent het niet, dat je niets van me weten wilt.’

Maar zij, hoe langer hoe meer gegriefd door zijn lichtvaardige manier van doen, schudde het hoofd. ‘Ga als je blieft weg, - ik wil alleen zijn,’ zei zij zoo vastberaden, dat George begon in te zien, hoe veel hij bedorven had. - En nu speet hem dat zelf verschrikkelijk, en voelde hij plotseling dat hij jongensachtig gehandeld, en haar fijn gevoel onrecht aangedaan had.

‘Lena,’ zei hij nu veel ernstiger. ‘Eerst moet je mij antwoorden. Ik meen wat ik daareven zei; ik heb al lang gehoopt, dat je van mijn zusje, mijn vrouwtje zoudt worden. - Wil je dat dan niet beloven?’

Zij was nu bedaard genoeg om te kunnen spreken. - Hij had haar door zijn brusque handelwijze groot verdriet aangedaan. Het was haar zulk een bewijs, hoe volkomen verkeerd hij haar begreep, hoe weinig ernstig hij over haar karakter had nagedacht.

En tegelijk werd haar nu ook de klove duidelijk die tusschen hen lag, de klove van hun geen broer en zuster

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(26)

zijn. - ‘Ik kan je niet zeggen, hoe het mij spijt dat je zoo gesproken hebt,’ zei zij langzaam. ‘Er was niet de minste aanleiding toe. Dat ik van je hield weet je wel, maar natuurlijk niet anders, dan zooals ik ook van Henri en van Frits houd. Op een andere manier is het onmogelijk, want wij verschillen in heel onze levensopvatting.

Je hebt geen sympathie voor mijn liefste denkbeelden, je hebt er nooit over nagedacht.

- Je heele wijze van spreken is een bewijs, dat je mij niet ernstig meent, en zelf niet weet wat je mij voorstellen durft. - ‘En,’ voegde zij er ietwat boos bij, ‘als jij zoo lichtzinnig je toekomst aan een ander durft verbinden; ik bedank daarvoor. Ik ken je veel te weinig, om op een andere manier van je te houden, dan als mijn broer.’

Hare woorden stelden hem pijnlijk teleur, vernederden hem bijna in zijn eigen oogen. Hij had geen oogenblik vermoed, dat zijn kibbelarijen met haar zulk een verwijdering tusschen hen beiden hadden kunnen teweegbrengen. En nu hij zag hoe groot die was, voelde hij ook op eens hoeveel hij toch van haar hield, en hoe het hem speet, een zaak die hij zoo weinig had overdacht, zoo onhandig te hebben be-

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(27)

dorven voor goed. Hij had haar tot hiertoe maar zoowat als een half kind beschouwd, die zich leiden liet door een oppervlakkig enthousiasme, gepaard aan een zucht naar verandering, geboren uit onvoldaanheid. Uit dat oogpunt had hij haar van een engagement gesproken, als een middel om haar tevreden te stellen, weer aan zich te binden, zonder heel veel over de gevolgen na te denken, omdat hij meende dat een engagement voor een meisje het hoogste ideaal is, en omdat hij zelf nog te weinig levens-ernst bezat, om de gevolgen van zijn daad voor zijn persoon te berekenen.

Nu, op eens, begreep hij hoe hij zich had vergist, hoe zij beter wist wat zij wilde, en van het leven verwachtte, dan hij. En nu begreep hij ook te laat, dat hij een groote fout had begaan, door haar als het ware te beleedigen. Hij had gemeend zeker van haar te kunnen zijn; en nu hij haar juist dáárdoor verloor, zag hij eerst hoe jammer dat was voor hem.

‘Ik had er niet zoo in eens over moeten beginnen Lena,’ zei hij berouwhebbend.

‘Ik heb je verrast misschien. Maar wil je er nog niet eens over nadenken? Je antwoord is dan wellicht toch nog anders.’

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(28)

Maar zij was geen oogenblik onder den indruk van dat verzoek. ‘Ik geloof integendeel dat het beter is, wanneer ik er zoo weinig mogelijk meer om denk,’ antwoordde zij.

- ‘Je heele wijze van doen, bewijst dat je mij al heel weinig kent; - en dat ik mij in jou vergist heb ook. Want ik had nooit kunnen denken, dat je mij op zoo'n wijze verrassen zoudt, na alles wat er tusschen ons is voorgevallen. Hoe kan je denken, dat er een innige verhouding zou kunnen bestaan tusschen twee menschen, die zoo verschillend denken als jij en ik?’

‘Maar Lena,’ verdedigde George zich. ‘Na het huwelijk worden de meeste meisjes heel anders, en dan laten ze al die ideën, van nuttig zijn en zoo, gewoonlijk wel varen, en luisteren naar hun man. Zoo had ik het mij met jou ook voorgesteld.’

‘Dan spijt het mij, dat je je hebt vergist,’ zei Hélène een beetje uit de hoogte. ‘Als ik trouw wil ik een man hebben, met wien ik het vóór het huwelijk eens ben, en niet alleen na dien tijd. Maar voorloopig denk ik er heelemaal nog niet aan, en ik blijf er bij, ik wou dat je er niet over gesproken hadt.’

George was nu langzamerhand ook een beetje

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(29)

beleedigd, en zei niets meer. Ze liepen stil naast elkander voort onder de mooie, bloeiende kastanjeboomen. En het was maar een gelukkige afleiding toen Julie, een mooi helderoogig bakvischje, hen, met de twee jongens achter zich aan hollend, tegemoet kwam loopen: ‘Zeg ben jullie daar eindelijk? Mama begreep al niet waar jullie toch bleeft. 't Eten staat lang op tafel.’

George begon dadelijk een héél druk gesprek met haar, over ‘Missie,’ den fox-terrier, dien zij bij zich had, en die, volgens hem, veel te dik werd, en méér moest loopen. Hij was altijd heel goede vrienden met haar, - zooveel ouder dat mevrouw Rendell haar heelemaal aan hem toevertrouwde, en, daar zij een wilde meid was, het rustig vond haar onder zijn hoede te weten. Hij zorgde ook voor haar met een groote teederheid, trotsch op haar mooi gezichtje en innemende manieren. Zij hing aan zijn arm, heel druk babbelend, en hem bewijzend met vele woorden, dat ‘Missie’ heusch

‘snoezig’ was, en volstrekt niet door haar verwend werd. Onwillekeurig dacht Hélène, met Henri en Frits achteraankomend: ‘Eigenlijk past Julie véél beter bij hem dan ik.

Als zij volwassen is zal hij háár wel vragen zijn vrouw te worden, en dat hoop

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(30)

ik maar, dan is het met-een tusschen ons beiden weer in orde.’

Want het gebeurde speet haar vreeselijk. Al waren zij in den laatsten tijd dan ook hoe langer hoe meer van elkaar vervreemd, het was toch jammer, dat zij nu zóó van hem scheiden moest, met een bepaalde aanleiding tot verwijdering. - En toch voelde zij zich zóó door hem gegriefd. - Zij zager bleek van, toen ze op de waranda in eens vlak voor hare moeder stond, die naar hare kinderen uitzag, en haar onderzoekend in de oogen keek.

‘Ben je niet wel kind?’ vroeg zij bezorgd. ‘Je bent zoo lang uitgebleven; je hebt je zeker te veel vermoeid in die hitte.’

Hélène schudde het hoofd. ‘Wel neen mama,’ zei zij met gemaakte vroolijkheid.

‘Ik had zooveel te doen, maar het heeft me niets vermoeid, al zie ik er misschien naar uit. George en ik zijn elkaar tegengekomen, en daardoor hebben we wat langzamer geloopen; - en’ -, ze zweeg op eens, want de tranen kwamen haar verradelijk in de oogen. - Mevrouw zag het wel. - George was zonder een woord te zeggen naar binnen gegaan, en Julie en Henri en Frits liepen den tuin in, met ‘Missie.’

- Toen ging mevrouw Rendell een licht op. - ‘Lena,

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(31)

kind’ zei zij zacht. ‘Je hebt verdriet gehad.’

- En Hélène wierp zich zonder bedenken in de trouwe moederarmen. - Want, met al hare zelfstandigheid, behoorde zij volstrekt niet tot dat wijze soort van moderne jonge meisjes, dat meent alles voor zich zelve te kunnen beoordeelen, zonder den raad der ouderen nog van noode te hebben.

‘Mama, o mama’ snikte ze - En, zonder er eerst iets bij te voegen, herhaalde zij bitter bedroefd ‘o mama.’

Mevrouw liet haar uitweenen, zonder veel te vragen. Met fijnen takt vermoedde zij iets van de waarheid. - Na een poosje kwam het heele verhaal dan ook, in afgebroken uitdrukkingen. - Het speet mevrouw Rendell zeer om hen beiden. Zij had wel al lang gevreesd, dat er niets komen zou van haar plannetje; - maar nu had George, door zijn onhandig doen, de broeder- en zuster-verhouding ook nog bedorven. Het was jammer dat de laatste tijd van Hélènes thuis zijn daardoor zoo gedwongen zou worden. - En zij was nog bezig haar dochter er over te troosten, toen haar man op de waranda verscheen, en verwonderd vroeg:

‘Waar blijven jullie van avond toch allemaal?

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(32)

Eerst komen Hélène en George niet thuis. - En nu staan jullie beiden hier maar te praten. Het is een half uur over etenstijd, en ik moet van avond nog eens naar de fabriek.’

Hélène streek gauw heur haar wat glad, en kwam met een vrij gewoon gezicht aan tafel. Zij wond zich op om maar natuurlijk te schijnen, maar George, bij wien de reactie was ingetreden, zei geen woord meer. Ook mevrouw Rendell voelde zich te veel door het gebeurde vervuld, om zoo opgewekt als anders met allen te praten, en zij keek zoo dikwijls van den een naar den ander, dat haar man het merkte, en haar na het eten ter zijde riep met de vraag:

‘Hebben die twee jongelui, ik meen Lena en George, weer gekibbeld.’

Toen, met een zacht, vertelde mevrouw hem alles, - hoe onverstandig en

ondoordacht George gehandeld had; en hoe Lena het zich aantrok, en voor goed boos op hem was. - En haar man speet het ook. Hij had zijn lieve oudste dochter, en zijn flinken pleegzoon wel graag een paar zien worden. Maar hij was te verstandig om Hélénes besluit niet te billijken. En toen zij hem dien avond goedennacht knikte, trok hij haar even na zich toe, en zei op een toon dien zij wel begreep:

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(33)

‘Je bent een flinke meid Lena.’

- - - - - - - -

De laatste veertien dagen van haar thuis-zijn gingen nu onder een pijnlijk gespannen toestand voor Hélène voorbij. George, met zijn eigen figuur wat verlegen, ontzag haar wel zoo veel mogelijk, maar juist dat maakte de verhouding niet gemakkelijker, wanneer het samenzijn onvermijdelijk was. Ook vermoedde hij wel, dat de heer en mevrouw Rendell van het geval wisten, en was daardoor tegenover hen minder op zijn gemak dan anders. Zoo was het maar goed, dat de drie jongere kinderen er waren, Julie en Frits en Henri, die, in hun onbevangenheid, een opgewekten, natuurlijken toon bleven bewaren, en allerlei plannen en verrassingen smeedden voor de laatste dagen.

Frits, die sterk was in het figuur-zagen, beijverde zich de laatste hand te leggen aan zijn afscheids-cadeau, dat hij altijd heel geheimzinnig onder een zakdoek wegstopte, als Hélène de leerkamer binnenkwam. Het was een hangertje, om haar boeken op te zetten, waaraan hij heel wat tijd en moeite besteedde. Trouwens, Henri, met zijn levendige jongens-natuur, offerde ook

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(34)

een groot deel van zijn vrijen tijd op, geduldig stilzittend om een vloeiboek te beschilderen, waarop Hélène beloven moest, dat ze hem lange brieven zou schrijven.

Want, minder standvastig dan Frits, had hij zijn geheim niet kunnen bewaren, en liet haar telkens met zelfvoldoening zien, hoe zijn werk vorderde. - Het drukst van allen echter had Julie het. Haar vlugge vingertjes stikten aan heel fijne zakdoekjes, waarop ze een sierlijken H. had geteekend, en borduurde. ‘Eigenlijk waren zij haast te mooi om te gebruiken’, zei zij met welbehagen, terwijl zij nu en dan over het batist streek, en haar arbeid van zich afhield om die te bewonderen. ‘En als het ook niet om Lena was--’

Want allen hielden zij veel van hun lieve, hartelijke, oudste zuster. Hélène was niet een dier meisjes, die meenen, dat men alleen in groote dingen zelfopofferend en plichtgetrouw behoeft te zijn. Zij had zich altijd thuis moeite gegeven, voor haar ouders en broers en zuster aardig en zacht in den omgang te wezen, en zich, ook waar haar dat soms eigen wil verzaking kostte, naar hun wenschen te schikken. - George dacht bij zich zelf, dat hij haar deugden nooit zoo had gewaardeerd, als nu hij, door zijn eigen schuld, met haar op zulk een vreemden, koelen

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(35)

voet stond, die hem van alle intimiteit afsloot.

- Het was dan de laatste dag. - Hélène had hare twee koffers met behulp van haar moeder gepakt, en een verstolen traan was er wel eens ingevallen daarbij, als zij bedacht, dat die zelfde handen haar niet weer helpen zouden het uitpakken te ordenen.

- De eene moest nog open blijven staan, want het vloeiboek van Henri, eerst op het allerlaatste oogenblik klaargekomen, lag nog te drogen. Maar de andere cadeautjes, netjes in vloeipapier gepakt, waren allen zorgvuldig weggeborgen. Daar was het voltooide hangertje van Frits, en het dozijn zakdoeken van Julie. Daar waren ook boeken door de vriendinnen gegeven. ‘De erfgenaam van Redclyffe’ in prachtband, en een pracht-uitgave van de Genestet, en een van de Camera Obscura, en Annie Rahden, die dweepte met ‘Misunderstood’, was dat ook nog komen brengen, ofschoon zij nog een ander cadeau gemaakt had: een nachtzak. Haar zuster Bertha had ook een eigen handwerkje gezonden: een heel elegant speldekussen. - En van de overige kennissen waren er andere doelmatige kleinigheden. Ja zelfs ‘Missie’ had zijn geschenk gebracht. Julie had hem aan een blauw lint een fleschje eau de cologne om den hals gebonden;

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(36)

en daarmee was hij met groote drukte op Héléne's schoot gevlogen. Maar het liefst waren haar de twee kleine doosjes, die hare ouders met vochtige oogen in haar hand gedrukt hadden, dien morgen aan het ontbijt. Van haar moeder een gouden ring, met een enkel pareltje erin, van binnen heur haar, en haar naamcijfer er in gegraveerd, en van haar vader een fonkelnieuw, gouden remontoir-horloge, in plaats van het zilveren, dat ze al als kind gekregen had. ‘Dat zal nu wel zoo langzamerhand zijn tijd gehad hebben’, zei hij lachend, toen zij hem met groote blijdschap bedankte. ‘En een pleegzuster moet altijd heel nauwkeurig weten, hoe laat het is, voor 't innemen van haar zieken. Heb er maar veel dienst van.’

Alleen George had niets gegeven, en dat was onder deze omstandigheden misschien ook maar het beste. - Maar het had haar toch pijn gedaan, toen hij haar onvriendelijk en knorrig had toegevoegd: ‘Van mij zal je wel geen souvenir begeeren. Je hebt aan mij immers toch een hekel.’ - Intusschen, zijn portret had zij toch. Hare ouders hadden een familie-groep voor haar laten maken, om op haar slaapkamertje boven haar bed te hangen, opdat zij hen allen veree-

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(37)

nigd bij elkaar had. En daarop stond George naast Julie, met haar mooi, zorgeloos gezichtje. - En Hélène vroeg zich af, toen zij de photographie bekeek, of daar niet iets van een profetie in lag, - in dat naast elkander staan. Zij vond dat heusch nu maar de beste oplossing.

Nu ging zij den tuin in, om nog enkele bloemen te plukken, die zij, als een laatste afscheid aan Kastanieënoord, wilde droogen in de bladen van haar bijbel. En het was haar onaangenaam, dat zij daar nu juist tegen George aanliep, die er rondslenterde.

Zij wou in huis teruggaan om te wachten tot hij weg was, maar hij hield haar staande door brusque te zeggen:

‘Ben je zoo bang voor me Lena?’

Zij schudde haar hoofd met een glimlachje, van plan om dezen laatsten dag vriendelijk tegen hem te zijn. ‘Neen volstrekt niet, wil je mij helpen een paar bloemen afsnijden?’ zei zij, zoo onbevangen mogelijk.

Hij nam zijn zakmes, en deed wat zij verlangde, zwijgend nevens haar gaande, in een soort van aarzeling hoe te beginnen met wat hij zeggen wou. Hij was half boos op haar, omdat zij nu werkelijk heenging; en half verlangde hij toch in vrede te scheiden.

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(38)

‘Lena,’ zei hij eindelijk. ‘Het spijt mij, wat er gebeurd is. Je moet er nu maar niet meer over denken.’

Het deed haar plezier, en zij bedoelde een vriendelijk antwoord te geven, toen zij zeide: - ‘Welzeker, ik vind het ook maar het best, als goede vrienden van elkaar te gaan. Voortaan loopen onze wegen nu toch zoo uiteen, dat wij geen last meer van elkaar zullen hebben.’

Maar dat maakte hem nu juist boos. - ‘O ja,’ zei hij bitter: ‘Jij wordt nu heel zelfstandig, net zooals je het gewild hebt. Je hebt ons niet meer noodig. Ik hoop dat je er nooit berouw van zult krijgen.’

Dat was nu weer zoo onaardig, dat Hélène ook boos werd, en koeltjes antwoordde:

‘Dat zal ik zeker niet.’ - En daarop voelden ze alle beiden, dat hun gesprek verkeerd was afgeloopen, en George trok ongeduldig een mooie roos af, en ontbladerde die met zulke heftige rukken, alsof zij het helpen kon, dat hij kwaad was. Maar Hélène versnelde zenuwachtig haar pas, omdat zij hare moeder in de verte zag aankomen, en naar hare beschermende tegenwoordigheid verlangde.

Mevrouw Rendell kwam hen roepen voor het déjeuner. Deze laatste dag was zoo bui-

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(39)

tengewoon, dat hij als een soort afscheidsfeest werd gevierd. ‘Want Lena ging immers uit vrije verkiezing, niet om een treurige aanleiding weg,’ had Julie gepleit. Dus moesten zij en de broers vacantie hebben ter eere daarvan, om haar mee naar het station te brengen. En mama moest de algemeen geliefde zandtaart bakken, en chocolade koken, in plaats van koffie. - Mama had glimlachend toegegeven, en de opgewondenheid der drie kinderen hielp hen allen door die pijnlijke uren vóór het afscheid nemen heen. George was op den gewonen tijd naar de fabriek gegaan, een koelen, handdruk, een ‘'t Ga je goed,’ dat was alles tusschen hen geweest. - Maar de heer Rendell bleef thuis, om die laatste oogenblikken nog bij zijn kind te kunnen zijn. - En toen kwam het rijtuig voor, en Hélène voelde dat er een floers voor hare oogen kwam, toen zij de laan van Kastanieënoord uitreden, en zij voor 't laatst het vriendelijke witte huis zag, waar zij was geboren en opgevoed, - met op den voorgrond de groote rozenperken, omvat in klimopranken. Maar het ergste oogenblik volgde nog; toen zij ze allen had omhelsd, en weer omhelsd, en de trein haar meevoerde; en ze in eens zich zoo

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(40)

heelemaal verlaten en alleen voelde, terwijl al haar lieven op het perron achterbleven, en ze hen nog zoo graag eens even had willen zoenen een laatste maal, en wist dat het niet meer kon. Daar stond haar lieve moeder, schreiend in haar zakdoek, en daar naast papa met zijn ernstig gelaat, dat nu zoo héél ernstig was, onder den indruk van 't oogenblik. Daar waren ook Julie en de broers, wuivend als gold het op nimmer wederzien. - Zij viel snikkend in de zachte coupé-kussens achterover, toen zij hen geen van allen meer kon onderscheiden. Maar toen, in eens, richtte zij zich weer op, want zij wist dat zij straks, bij 't overgaan van 't kleine riviertje, nog even de fabriek zou kunnen zien, de welbekende, geliefde fabriek. En zij glimlachte tegen het berookte, vierkante gebouw daar in de verte, als tegen een oud vriend. - Al haar gelukkige herinneringen weefden er zich immers mee samen, uit hare zorgelooze kindsheid. Als klein meisje placht zij haar vader daar van zijn bureau te komen afhalen, en met George verstoppertje te spelen achter de groote balen en kisten op de ruime pakzolders. Ze wist nog best, hoe prettig ze het dan vond als sommige vriendelijke werklieden haar glimlachend

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(41)

toeknikten, terwijl zij hen voorbij trippelde; en later werd zij nog meer bevriend met hen, toen ze, ouder geworden, hare moeder op hare liefdadigheidsbezoeken

vergezelde, en door deze zoodoende werd bekend gemaakt met de groote

verantwoordelijkheid, die op den rijke rust tegenover den arme en minder bedeelde.

- Want de heer Rendell beschouwde zijn werklieden niet alleen als betaalde arbeiders, met wien hij verder niets had te maken, maar ook als van hem afhankelijke

medemenschen, wier geluk en welvaart hij kon bevorderen, door niet alleen hun patroon, maar ook hun vriend te zijn. Zijn vrouw en hij voedden hun kinderen op, niet in een geest van hoogmoed en op anderen neerzien, maar leerden hen belang te stellen in die huisgezinnen rondom hen, met wier bestaan het eigen zoo nauw samenhing. Zoo was in de zachte, nadenkende Hélène van zelve de behoefte geboren iets nuttigs te leeren, waardoor zij op ruime schaal voor armen en zieken van dienst zou kunnen zijn. De gedachte aan hare vele groote voorrechten boven hen werd haar een prikkel, het eigen leven niet nutteloos te laten voorbijgaan. - Zij verheugde zich er op, door het grondig kennen van een zoo nood-

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(42)

wendig vak als dat van ziekenverpleegster, later onder vele menschen tot een rijken zegen te zullen zijn. - En de voorstelling van dat einddoel brak als een zonnestraal van blij levensgeloof door de wolken op haar bedroefd gezichtje. - Volhouden maar, de moeilijkheden en plichten van het leven moedig onder de oogen zien, en - eindelijk overwinnen! - Zij nam haar van tranen nog natten zakdoek, en wuifde er mee, als een groet, naar den vuilen, hoogen schoorsteen, als ware hij een mensch geweest.

Want op dat oogenblik was hij haar als een herinnering, waaruit zij kracht en troost putte voor de toekomst, een herinnering aan de heilige taak van zelfverloochening, die zij op zich nemen wilde met hare jonge, moedige levenskracht.

- - - - - - - -

Op ‘Rustheuvel’ was een buitenpartij; en Julie Rendell, in een wit zomerjaponnetje, heel eenvoudig, - want hare moeder hield niet van duren opschik, - maar heel smaakvol gekleed, stond op de waranda, en trok met een vroolijk gezichtje hare peau-de suède handschoenen aan.

- ‘Toe George’, zei zij, met haar aardig, vleiend stemmetje, waarvoor haar pleegbroer

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(43)

heel toegankelijk was. ‘Wees jij nu eens lief, en breng mij even met den dogcar weg.’

Hij zat in de serre in een boek te lezen, dat hem interesseerde; moe van de fabriek thuisgekomen, was hij eigenlijk niets tot op nieuw uitgaan gestemd; maar toch sloot hij zijn roman met de gewilligheid, waarop Julie altijd bij hem kon rekenen, en zei vriendelijk als gewoonlijk:

‘Moet ik nu juist den dog-car mennen? Waarom ga je niet met Peter?’

Maar zij schudde het hoofd. En, lachend, de handen op zijn schouder leggend.

‘Net of ik Peter op één lijn stel met jou! Dat weet je ook wel beter. Komaan, wees nu niet lui! Je moest eigenlijk heel vereerd zijn, dat je mij rijden moogt.’

En George gaf toe. ‘Je bent toch een kleine dwingeland,’ zei hij goedig, opstaand om zijn orders voor het inspannen van het rijtuig te geven. ‘Eigenlijk bederf ik je.

Maar enfin; - ik kan 't niet laten’ - en hij keek met broederlijk welgevallen neer op haar slank, jong figuurtje van pas volwassen meisje.

Want er was daar iets van waar. Hij bedierf haar werkelijk een klein beetje, op een goedhartige, onschuldige manier, met een behoefte

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(44)

zich zelf jong te voelen door hare zonnige, lieve vroolijkheid, die, sinds zij, nu een paar maand geleden, van kostschool was thuis gekomen, het heele huis met een bezielenden, verwarmenden invloed doortrok. - Het was een tijdlang heel stil geweest op Kastanieënoord, terwijl Hélène druk leerde in de ziekeninrichting, en Julie op de buitenlandsche school voor een jaar achter elkaar was gedaan, ter voltooiing harer opvoeding. Alleen de twee kleine jongens gaven leven en drukte, want George was stil gebleven en in zich zelf gekeerd, na hetgeen tusschen Hélène en hem was voorgevallen; en bij de enkele gelegenheden waarop zij voor een paar dagen naar huis overkwam, ontweek hij haar ontmoeting, door zoolang bij den een of anderen vriend te gaan logeeren.

Toen, - dat was in den vorigen zomer geweest, - verkreeg zij haar eind-diploma als verpleegster; en dacht er over voorloopig in het ouderlijk huis terug te keeren.

Het had den heer en mevrouw Rendell plezier gedaan, dat George bij de feestelijke ontvangst tegenwoordig was gebleven, en haar zoo gewoon mogelijk had begroet.

Alleen, na een dag of veertien vernamen zij wat de aanleiding was geweest tot dat besluit.

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(45)

Hij had Hélène opnieuw gevraagd zijn vrouw te willen worden. Hij had haar gezegd, dat zij nu immers haar doel bereikt had, en haar diploma verkregen, en dat zij dus thans, zonder aan haar zelfstandigheid te kort te doen, op hare eerste weigering kon terugkomen. - Maar Hélène bleef heel beslist daarbij.

‘Ik houd niet genoeg van je, en ik ken je niet genoeg’, zei zij eenvoudig, maar nadrukkelijk: ‘Wij zijn samen opgegroeid, en daardoor kennen wij elkaars uiterlijke gewoonten; maar innerlijk zijn wij elkaar vreemd geworden. - Het spijt mij vreeselijk, dat je er op terugkomt; want onze verhouding wordt daardoor onmogelijk’.

En zij voelde dat zóó, dat zij hare ouders vroeg, naar de ziekenverpleging, waar men haar heel graag houden wilde, te mogen terugkeeren. - Toen George van dat plan hoorde wilde hij zelf heengaan, bezwaard door de gedachte, dat hij, de pleegzoon, de eigen dochter nu ten slotte uit haar thuis verdreef.

‘Ik kan immers gemakkelijk op een andere fabriek geplaatst worden’, zeide hij knorrig, en dan zal je geen last meer van mij hebben; dat beloof ik je’.

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(46)

Maar Hélène, zachtzinnig, hield hem, vooral ter wille van haren vader, die zeer op George in de zaken gesteld was, terug.

‘Je zoudt mij daardoor een heel groot verdriet doen’ antwoordde zij, ‘want nu je met Papa de fabriek bestuurt, zou hij je natuurlijk erg missen als je heenging, en niet gemakkelijk een ander plaatsvervanger vinden. - Ik daarentegen ben nu toch al een paar jaren van huis geweest, zoodat mama gewoon is zich zonder mij te redden.

Daarenboven komt Julie ook spoedig thuis voor goed. Ik ben dus volstrekt niet noodig hier, en zal mijn werk ook wel elders vinden. Maar dat van jou is hier op onze fabriek, waar je een steun bent voor papa, dien hij niet missen kan.’

Toch had George pas toegegeven, toen de heer Rendell zelf hem er over gesproken had. - ‘Het spijt mij, dat het tusschen Hélène en jou zoo is afgeloopen,’ had zijn pleegvader hem gezegd. ‘Ik had het graag anders gezien. Maar Hélène heeft gelijk:

Je moogt daarom je plaats op de fabriek niet verlaten. Ik heb je noodig mijn jongen, nu ik een dagje ouder word. En dan, zie eens, ik heb de fabriek, die je vader en ik samen oprichtten, liefgekregen van lieverlede. Het is mij veel waard, te weten, dat zij

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(47)

later in zulke goede handen als die van jou zal overgaan, wanneer ik er niet meer ben.’

Zoo was Hélène weer vertrokken, en het gewone kalme leven ging op

Kastanieënoord zijn gang. Maar George was veel ernstiger en nadenkender geworden.

Mevrouw Rendell, die hem zorgvuldig gadesloeg, zag hoe hij als het ware rijpte in levensernst, hoe hij begon te strijden tegen zijn gebreken van drift en hoogmoed, en hoe hij zijn best deed toe te geven, waar hij vroeger heftig op zijn stuk zou zijn blijven staan. Vooral openbaarde zich die verandering sinds de thuiskomst van Julie, die met haar achttienjarigen overmoed wel eens veel van zijn geduld vergde. Maar het was alsof hij zijn best deed, aan haar goed te maken, wat hij door zijn kibbelen met Hélène bedorven had. En hare onschuldige, gezellige dartelheid werkte aanstootelijk op zijn gewoonlijk wat in zich zelf gekeerde stemming. Met háár kon hij bijna zoo levendig en opgewekt zijn als in vroeger dagen. En zoo was het ook gekomen, dat de heer Rendell al eens tot zijn vrouw gezegd had: ‘Ik geloof, dat Julie bij George de plaats begint in te nemen van Hélène. Wie weet of alles nog niet zoo terecht komt.’

Mevrouw had stil voor zich heen geglimlacht.

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(48)

Ook bij haar was, nu de eene droom was vervlogen, langzamerhand een nieuwe illusie ontstaan over het geluk harer kinderen. - Julie was zoo'n flinke, lieve meid, en George had zich in den laatsten tijd zoo degelijk en zelfbeheerscht getoond. - Onwillekeurig dacht zij er nu aan, wat een goed paar zij toch vormden, toen zij hen op de waranda naoogde, terwijl zij in den dog-car wegreden: zij, in haar wit

mousseline japonnetje, zoo echt jong en levenslustig, en genietend van het heden;

hij, met zijn ouder voorkomen en zorgzame manieren voor haar, als bestemd haar te beschermen en te leiden. Zij knikte hen, moederlijk glimlachend, tot afscheid toe, en riep Julie nog na: ‘Heb maar veel plezier kind tot van avond’, weinig vermoedend, terwijl zij dat zeide, hoe heel anders Julie's thuiskomst zijn zou, dan zich nu aanzien liet. -

Want het ongeluk is een geheimzinnig ding. dat onbemerkt altijd in onze nabijheid is, en soms zijn nadering door voorboden aankondigt; maar soms ook in eens ons overvalt, midden in de kalme zekerheid van ons dagelijksch leven. - Toen Julie dien avond, met verhitte wangen, en een beetje verkreukt japonnetje, opgewonden van

‘Rustheuvel’ thuis kwam, vond zij enkel George

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(49)

in de huiskamer, in plaats van den gewonen, gezelligen aanblik, van haar moeder achter het theeblad met een handwerk of een boek, en haar vader die zijn couranten las, of ook wel met George zat schaak te spelen.

‘Hé, hoe ben jij hier zoo alleen?’ vroeg zij hem. ‘Zijn papa en mama nog uitgegaan?’

George zat op haar te wachten, om haar het nieuws zoo onbevangen mogelijk mee te deelen. ‘Je papa is al naar bed, omdat hij zich niets wel voelt van avond,’ zei hij rustig. ‘En nu zit je mama bij hem boven.’ -

- De waarheid was, dat de heer Rendell hevige koorts had, zoodat de terstond ontboden dokter voor longontsteking vreesde. - Maar het scheen zoo hard, Julie, wier oogen nog schitterden van de pret, die zij op haar buitenpartij gehad had, dadelijk met zulk een verontrustende tijding te verschrikken, dat George haar voorloopig maar onwetend daarvan liet.

‘Hé’ - zei zij, meer verwonderd dan ook, dan beangst. - ‘Papa niet wel! Dat gebeurt niet dikwijls. Wat scheelt hem?’ Is de dokter er geweest?’

‘Ja. - Hij kan er nu nog niets bepaalds van zeggen. Het is misschien enkel gevatte koude;

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(50)

morgen laat het zich beter bepalen. In elk geval moet je maar niet naar binnen gaan om goeden nacht te zeggen. Je papa slaapt nu juist, en dan zou je hem licht kunnen wakker maken.’

- Nu kreeg Julie de tranen in de oogen. Zij had haar moeder juist zoo heel veel te vertellen gehad over den heerlijken dag op ‘Rustheuvel.’ Zij was een groote vriendin van Lous Rahden, een zuster van Annie en Bertha; en zij was voor den komenden winter in de stad te logeeren gevraagd, want de Rahden's woonden alleen zomers buiten. - En dan was er nog iets anders gebeurd ook; Charles Rahden, die adelborst was, had haar een uniform-knoop gegeven voor een philippine, en gezegd dat zij daarvan een broche moest laten maken, en dan die altijd dragen, en daarbij aan hem denken. - En als mevrouw Rendell dien avond maar de gelegenheid gehad had, haar opgewonden dochtertje aan te hooren, zij ware dan genoeg te weten gekomen, om voor de toekomst verstandige maatregelen te kunnen nemen, die heel wat misverstand en verdriet hadden kunnen vermijden. Maar ongelukkig kon Julie, noch op dat oogenblik, noch gedurende vele volgende dagen, over zich zelve en hare

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(51)

aangelegenheden spreken. - En zoo werd zij, zonder het eigenlijk te willen,

geheimzinnig en achterhoudend. - Want de eerste stap op een verkeerden weg kost altijd het meest. En, voordat zij het zelf wist, vond zij het eigenlijk heel natuurlijk haar intiemste gedachten voor hare moeder, die haar toch het best had kunnen raden, te verbergen.

Er volgde een droevige tijd. Als een van die onweerswolken, die op zonnige zomerdagen in eens een helderen lucht zwart overtrekken, zoo plotseling trad het somber leed die tot hier toe zoo door het geluk bezochte woning binnen. - De heer Rendell was ziek, héél ziek; dat wisten ze nu allen, zelfs de kleine, zorgelooze jongens.

En op hun allen deed die plotselinge kennismaking met den ernst van het leven zijn invloed gelden; Julie ging met verweende oogen door huis en leerde zich oefenen in zelfbeheersching. Want op haar rustte nu plotseling de geheele huishouding, terwijl hare moeder boven bij den zieke bleef, en George zijn tijd verdeelde tusschen dezen en de fabriek, waarover hij nu geheel alleen het beheer had te voeren. - Hij gaf zich de uiterste moeite om tegelijkertijd zijn plicht dáár te vervullen, en mevrouw zooveel

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(52)

mogelijk met het oppassen en waken van dienst te zijn. Frits en Henri slopen den trap op als zij van school kwamen, en gedroegen zich zoo bedaard en ordelijk, dat Julie volstrekt geen moeite had het haar tijdelijk toevertrouwde gezag over hen te handhaven.

Toen de dokter den toestand gevaarlijk achtte, werd ook Hélène, die men eerst op verlangen van den zieke niet had mogen verontrusten, omdat zij juist geschreven had een paar ernstige ziektegevallen onder hare zorg te hebben, telegraphisch naar huis ontboden. - Dat was voor haar een droevige terugkeer, zoo anders dan een jaar geleden, toen zij, na het verkrijgen van haar diploma, was over geweest en zij haar zoo gezellig-feestelijk hadden ontvangen. - Papa en de jongens, - want Julie was toen op kostschool, - hadden haar van den trein gehaald, en thuis op de waranda stond mama, en begroette haar met een bouquet harer lievelingsbloemen: blauwe violen.

- En daarna hadden ze een vroolijken, feestelijken avond, waarbij ook Frits en Henri ter eere der oudste zuster mochten opblijven; en zelfs George had zijn best gedaan hartelijk en onbevangen te wezen. En nu; - alleen Peter was aan het station, met het

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(53)

rijtuig, - en op haar angstig vragen: ‘Hoe gaat het toch met papa?’ zei hij

hoofdschuddend: ‘'t Is niets goed juffrouw -; ik geloof dat het heelemaal niet goed is.’ - De rit door het dorp, en dan door de kastanjelaan was haar nog nooit zoo lang gevallen; anders keek zij graag eens uit naar de welbekende huizen en groette de voorbijgangers, die ze meest allen van kind af kende. Maar thans dook zij in de kussens achterover om maar niets of niemand te zien. 't Was of het haar pijn deed, dat alles rondom haar zoo gewoon was, terwijl op Kastanieënoord een zoo droevige verandering was ingetreden. - In den gang vloog Julie haar weenend tegemoet, en huilde zich uit in haar armen. De jongens waren al naar bed, en mevrouw Rendell, die in den afgeloopen dag zich oververmoeid had, en zelve dreigde ziek te worden, lag op de logeerkamer een paar uren uit te rusten. Zoo was enkel George bij den patient, toen Hélène binnentrad in de schemerige kamer, waarin zij haren vader nauwelijks herkende, zoo bleek en uitgeput in de kussens liggend, met van

vermoeienis gesloten oogen. - De gedachte aan hem en zijn toestand vervulde haar zoo geheel, dat zij alleen aan hem dacht,

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(54)

en de gedwongenheid van het wederzien van George er door weggenomen werd.

Want, zij wist het wel, sinds haar tweede weigering, in het vorig jaar, voelde George zich dubbel gegriefd. Zijn eerste aanzoek was een onbedachte lichtzinnigheid geweest; zijn tweede bewees, dat hij haar niet had vergeten toch. En hij kon haar niet vergeven, dat zij daarvoor ongevoelig gebleven was, en aan hare meening vasthield, dat zij hem niet genoeg kende om haar leven hem te willen toevertrouwen. Hij had van toen af een koele, onvriendelijke houding tegen haar aangenomen, die

voornamelijk aanleiding geworden was tot haar besluit spoedig naar de

zieken-inrichting terug te keeren, opdat de overige huisgenooten niet onder deze pijnlijke vijandschap zouden meelijden. En, na het stijve afscheid, dat eigenlijk geen afscheid geweest was, want noch George, noch zij hadden iets te zeggen gehad, - vroeg zij zich dikwijls af hoe het bij een weder-ontmoeting op den een of anderen tijd, toch wel tusschen hen gaan zou. Maar, zooals zoo dikwijls in het leven, nu was die zoo heel anders gekomen, dat zij, beiden van zorg en leed vervuld, geen tijd hadden aan zich zelven te denken, en elkaar natuurlijk en

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(55)

kalm in de oogen zagen, en onverschillig een hand gaven als iets dat van zelf sprak.

De heer Rendell was heel, heel zwak, nadat hij zooeven een hevige benauwdheid had gehad. Maar hij vestigde zijn vermoeide oogen met langen, teederen blik op zijn oudste kind.

‘Nu is het goed,’ - zeide hij - ‘Ik was daareven zoo bang dat je niet meer bij tijds zoudt komen; - maar nu is alles in orde.’ - Zij begreep hem, wat hij bedoelde. - En de kracht tot antwoorden ontbrak haar; de tranen verstikten hare stem. Zij boog zich over hem, en kuste hem lang en innig. -

Ach, haar ernstig beroep had haar reeds met den dood vertrouwd gemaakt. Aan menig aandoenlijk sterfbed had zij geleerd haar zelfbeheersching te bewaren. Maar hier, waar het gold afscheid te nemen van een leven haar zoo dierbaar als dat van haar vader, vermocht ook zij zich niet goed te houden. Zij was geen pleegzuster meer, enkel kind.

En zacht wilde George de kamer verlaten. Hij voelde zich te veel. Met een smartelijk besef van een vreemde thans te zijn, al had de heer Rendell hem ook steeds als een zoon behandeld, zeide hij zich dat hij in dit plechtig oogenblik

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(56)

niet behoorde bij vader en dochter. - Maar toen hij voorzichtig opstond om heen te gaan, hoorde de zieke die beweging met zijn verscherpt gehoor van kranke:

‘George, - blijf;’ - zeide hij, en strekte de hand naar hem uit. ‘Kom dichter bij mij - zoo -’

Want de jonge man knielde nevens het ledikant, naast Hélène. - En de heer Rendell, met de kracht der zenuwoverspanning, trachtte hunne handen in elkaar te leggen.

‘Hélène, - George -: mijn twee oudste kinderen,’ sprak hij. ‘Laat het weder zijn tusschen u beiden als vroeger; - wees broer en zuster voortaan, - vergeet wat er later gebeurd is, - om mijnentwille, en om die van uw moeder, die u beiden voortaan noodig heeft om op te steunen.’

Hélène snikte zacht in haar zakdoek, en George boog het hoofd in deemoed. - Beiden deden zij op dat oogenblik afstand van hun zorgelooze jeugd, begrepen, dat zij geen recht meer hadden aan een eigen persoonlijk geluk te denken, zoolang zij plichten hadden te vervullen aan de moeder en zuster en broers wier toekomst hun vader stervend hun aanvertrouwde.

- - - - - - - -

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(57)

Wie zich door die bleeke, eenzame vrouw die Smart heet, niet laat verbitteren maar leiden, die ontvangt van haar veel kostelijke gaven terug voor de offers die zij van hem vordert. Ondervinding, en zelfverloochening, en plichtbesef zijn de vruchten van haar ernstig onderwijs, en zelfzucht en oppervlakkigheid vertreedt zij onder haar voet. -

Op Kastanieën-oord had zij haar somberen intocht gehouden, en met vele, vele tranen was zij ontvangen; - maar niet met onwil om de levensles die zij te leeren had aan te hooren.

Want, ieder op zijne wijze, toen de slag was gevallen, en de geliefde vader was ter ruste gelegd op het vreedzame dorpskerkhof, deed zijn best het leed den ander te helpen dragen en te vergemakkelijken. - Allen om strijd wilden zij de moeder sparen en troosten, wier verlies het grootst was, en wier zenuwgestel een zwaren schok had ontvangen. - Julie bleef moedig haar taak als huishoudster vervullen; een echt zorgend moedertje voor de jongens, hen met hun schoolwerk terecht helpend, en hun kleeren verstellend als een scheur moest geheeld, of een knoop gauw aangezet worden. En de jongens zelf gingen zoo stil en geregeld hun gang, en gaven

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

(58)

zoo weinig aanleiding tot klachten van school over vorderingen of gedrag, dat men hunne anders heel voelbare aanwezigheid nu nauwlijks bemerkte. - George had natuurlijk het bestuur van de fabriek geheel op zich genomen, terwijl hij bovendien de particuliere zaken van den heer Rendell regelde, die hem ook als voogd over de minderjarige kinderen had benoemd. En nevens hem stond Hélène, nu eens de noodzakelijke correspondentie bijhoudend, of rekeningen vereffenend, of andere dingen van dien aard van hem overnemend, dan weer haar tijd wijdend aan hare moeder, die veel gezelschap, troost, en soms verpleging behoefde. Niemand dacht onder den indruk van het gemeenschappelijk verlies aan eigen ik en eigen kleine verdrietelijkheden, want allen deelden in elkanders leed. En dáárom, omdat de smart dat leeren wil, dat zich zelf vergeten ten behoeve van anderen, daarom kan haar ongewenscht bezoek zoo dikwijls toch een boodschap ten goede zijn; - indien wij ons maar niet verbitterd afwenden, maar trachten te verstaan wat zij ons te zeggen heeft.

- Het was Hélène, die in dezen tijd een groot bewijs van zelfverloochening, in stilte, door niemand vermoed, en daarom juist te grooter

Anna de Savornin Lohman, Levens-ernst

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

4. Vanaf dat m oment wordt Newman daarmee de belangrijkste auteur en onderz oeker op het terrein "criminaliteit en gebouwde omgeving". Zij n produktie en

wegw zer vervangen door elektrische verlichting, maar toch worden ze op veel plaatsen nog steeds symbolisch opgehangen om de donkere winternachten te verlichten... Ieder jaar tussen

- Want deze had zeer terecht begrepen, hoe zij in haar eigen belang nergens beter was bewaard dan bij haren bloedverwant Eduma de Witt, onder wiens vroom-voorname vleugels zij

Omdat hi wilde dat niet bederve Sijns vaders lant ende sine stat, Daer al Grieken voren sat.. Darijs sprac, diene kende, 70 Dat alle weelde

Ei, lieve wolk, hebt u soms mijn luchtballon gezien.. Mijn broeder heeft er juist

Mijn arme moeder kon dan ook na dien tijd nooit meer een ezel zien, zonder in tranen uit te barsten, en ik herinner mij hoe mijn vader eens een kinderboekje, mij door een tante

Door deze stress komt de band tussen ouders en kinderen soms onder druk te staan, bijvoorbeeld doordat ouders minder aandacht voor hun kinderen hebben, hun kinderen

Het ministerie voor Gezinnen en Toekomstige Generaties kreeg de systeemverantwoordelijkheid voor gezinszorg, maar ook mandaat ten aanzien van het beleid van flankerende