• No results found

Een exploratief onderzoek naar transsectorale innovaties en hoe deze te stimuleren vanuit de entrepreneur door middel van transsectorale innovatiesessies” “I ”

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een exploratief onderzoek naar transsectorale innovaties en hoe deze te stimuleren vanuit de entrepreneur door middel van transsectorale innovatiesessies” “I ”"

Copied!
86
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

“INNOVEREN OVER DE GRENZEN HEEN”

Een exploratief onderzoek naar transsectorale innovaties en hoe deze te stimuleren

vanuit de entrepreneur door middel van transsectorale innovatiesessies”

"It is not the strongest of the species that survives, nor the most intelligent, but the one most

responsive to change.” Charles Darwin

Auteur: M.Sijken S15878609 Rijksuniversiteit Groningen (RuG) Faculteit Economie & Bedrijfskunde Master Small Business & Entrepreneurship 1e Begeleider: dr. L. Maruster 2e Begeleider: dr. J.D. van der Bij

(2)

“INNOVEREN OVER DE GRENZEN HEEN”

“Een exploratief onderzoek naar transsectorale innovaties en hoe deze te stimuleren

vanuit de entrepreneur doormiddel van transsectorale innovatiesessies”

Master of Science in Business Administration Small Business & Entrepreneurship

Martine Sijken 2e Schuystraat 31 2517 XC Den Haag m.sijken@gmail.com 06-16046413 Maart 2010

Faculteit Economie & Bedrijfskunde Afdeling Economische Zaken

Landleven 5 Sint Jansstraat 4

9747 AD Groningen 9700 AP Groningen

1e Begeleider: Begeleider Provincie Groningen:

Dr. L. Maruster Drs. R. Postma

(3)

VOORWOORD:

Deze Master scriptie is de laatste stap in het afronden van de Master Business Administration – Small Business & Entrepreneurhip aan de Rijksuniversiteit Groningen. Tijdens het volgen van deze master werd ik al snel geïntrigeerd door het vak ‘Small Business Economics’, waar ter sprake kwam dat het kleine bedrijf niets onderdeed voor het grote bedrijf, zolang deze maar slim te werk ging. Dit thema had direct mijn interesse. De entrepreneur en het kleine bedrijf tussen de grote reuzen. Of zoals Baumol (2004), dit verwoordde, de Goliath innovatieve bedrijven hebben de rol van de ondernemende David niet geëlimineerd.

Desondanks had ik nog geen overtuigend onderwerp voor mijn scriptie. In die tijd was ik werkzaam bij de Provincie Groningen om mijn studie te kunnen bekostigen en besloot op een dag mijn stoute schoenen aan te trekken en een e-mail te sturen naar het hoofd van de afdeling Economische Zaken van de Provincie Groningen. Hierin stond de vraag of zij wellicht een interessant onderwerp hadden liggen voor mijn thesis. Vanaf dat moment werd ik afstudeerder bij EZ van de Provincie Groningen. Ik kreeg de taak om onderzoek te doen naar het concept transsectorale innovaties. Mijn geluk kon niet op, want ik kon direct een link leggen met mijn favoriete onderwerp: entrepreneurs die grootse dingen doen. De voortgang van het onderzoek verliep in eerste instantie niet soepel. Het onderwerp bleek schaars te zijn, waardoor ook de literatuur schaars bleek. Dit maakte het afbakeningsproces niet makkelijk. Tot op de allerlaatste dag bleek het afbakenen moeilijk, omdat het een totaal nieuw concept betrof midden in een zee van algemene innovatieliteratuur. Desondanks is het gelukt door onder andere de steun van heel veel mensen.

Ik wil daarom iedereen bedanken die mij mee heeft gesteund om deze scriptie af te ronden, ondanks de schrijvers blokkades, het vele werken en het oneindige literatuuronderzoek. Als eerste wil ik Laura Maruster bedankten voor haar steun, begeleiding en haar vertrouwen in mijn scriptie. Ten tweede wil ik Ruben Postma bedanken voor de goede tips en begeleiding. Ten derde wil ik Karen Zwart bedanken voor de goede tips en medewerking. Karen heel erg bedankt voor de opbeurende gesprekken en de gezellige tijd tijdens het schrijven van deze scriptie. Daarnaast wil ik alle entrepreneurs, experts en medewerkers van Economische Zaken bedanken voor hun bijdrage aan mijn onderzoek. En natuurlijk bedank ik mijn familie, vrienden en mijn vriend voor hun steun op momenten dat ik vastliep tijdens het schrijven van mijn scriptie, het geduld om mijn werk na te lezen en de vele opbeurende kaartjes en berichten om mij op het hart te drukken dat het tijd werd voor een afstudeerfeestje.

Ik hoop dat u geniet tijdens het lezen van dit complete, maar zeer interessante onderzoek. Martine Sijken

(4)

INHOUDSOPGAVE:

SAMENVATTING 6

HOOFDSTUK 1 INTRODUCTIE 8

1.1. AANLEIDING 8

1.2. DOELSTELLING &PROBLEEMSTELLING 10

1.1.1 Doelstelling 10

1.1.2 Probleemstelling 10

1.3. ONDERZOEKSKADER 11

HOOFDSTUK 2 THEORETISCH KADER 12

2.1 INNOVATIE & OVERHEID 12

2.1.1 Innovaties 12

2.1.1.1 Innovatie doelen 14

2.1.1.2 Radicale en incrementele innovaties 15

2.1.1.3 Exploratie & exploitatie 16

2.1.1.4 Open innovatie 17

2.1.2 Het belang van innovatie 17

2.1.3 De rol van de overheid 18

2.1.3.1 Het nationale innovatiebeleid 18

2.1.3.2 Het regionale innovatiebeleid 19

2.1.4 Ondernemerschap & innovatie 20

2.2 OVER GRENZEN KIJKEN: TRANSSECTORALE INNOVATIES 21

2.2.1 Het concept transsectorale innovaties 21

2.2.2 Definitie transsectorale innovaties 22

2.2.3 Determinanten van transsectorale innovaties 25

2.2.3.1 Determinanten van (radicale)innovaties 26

2.2.3.2 Determinanten van transsectorale innovaties 28

2.2.3.3 Model transsectorale innovatie determinanten 32

2.2.4 Transsectorale innovatiesessies 34

2.2.4.1 Transsectorale connecties 34

2.2.4.2 Kennis delen 34

2.2.4.3 Instrument: Transsectorale innovatiesessies 35

2.2.4.4 Vertrouwen 35

2.2.4.5 Kanttekeningen 36

2.3 DE ENTREPRENEUR 36

2.3.1 Definitie van de entrepreneur 36

2.3.2 Cognities van de entrepreneur 38

2.3.2.1 Creativiteit en intelligentie 39

2.3.2.2 Kansen herkennen en perceptie 39

2.3.2.3 alertheid en mentale processen 40

2.3.2.4 Heuristiek en mentale simulaties 40

HOOFDSTUK 3 ONDERZOEKSMETHODOLOGIE 42

3.1 ONDERZOEKSMETHODE 42

3.1.1 Transsectorale innovatiesessies (focusgroep) 42

3.1.1.1 Inhoud van de transsectorale innovatiesessies 43

3.1.1.2 Het aantal en de grootte van de sessies 44

3.1.2 Sample 44

(5)

3.2 DATA COLLECTIEMETHODE 46 3.2.1 Bureauonderzoek 46 3.2.2 Focusgroepen 46 3.2.3 Participerende observatie 47 3.2.4 Evaluerende interviews 48 3.3 DATA-ANALYSE 48 HOOFDSTUK 4 RESULTATEN 50

4.1 RESULTATEN TRANSSECTORALE INNOVATIESESSIES 50

4.1.1 Exogene determinanten 50

4.1.2 Endogene determinanten 52

4.1.3 Conceptueel model: Determinanten transsectorale innovaties 54

4.2 RESULTATEN OBSERVATIE EN INTERVIEWS 55

4.2.1 Resultaten participerende observaties 55

4.2.1.1 Deelnemers 55 4.2.1.2 Sessies 56 4.2.1.3 De moderator 57 4.2.1.4 Het doel 57 4.2.1.5 Opmerkelijke uitkomsten 58 4.2.1.6 De organisatie 60

4.2.2 Resultaten evaluerende interviews 60

4.2.2.1 Algemeen beeld transsectorale innovatiesessies 60

4.2.2.2 Contact met deelnemers 61

4.2.2.3 Het opdoen van kennis, inspiratie of ideeën 61

4.2.2.4 Transsectorale discussies 62

4.2.2.5 Persoonlijk nut 62

4.2.2.6 Transsectorale Innovatiesessies als instrument 62

4.2.2.7 De toekomst van de transsectorale innovatiesessies 64

4.2.2.8 Thema’s 64

4.2.3 Conceptueel model: Transsectorale innovatiesessie methode 65

HOOFDSTUK 5 CONCLUSIE EN DISCUSSIE 67

5.1 CONCLUSIE SUBONDERZOEKSVRAGEN 68

5.2 IMPLICATIES PROVINCIE GRONINGEN 70

5.2.1 De deelnemers 71 5.2.2 De samenstelling 71 5.2.3 De moderator 72 5.2.4 De organisatie 72 5.2.5 Onderwerpen 72 5.2.6 Andere methoden 73

5.3 THEORETISCHE IMPLICATIES EN TOEKOMSTIG ONDERZOEK 73

5.4 BEPERKINGEN 75

(6)

SAMENVATTING:

In opdracht van de Provincie Groningen (EZ) heb ik een exploratief onderzoek gedaan naar het concept transsectorale innovaties en hoe deze te stimuleren vanuit het individu, ter afronding van de Msc BA - specialisatie Small Business & Entrepreneurship aan de Rijksuniversiteit Groningen. In de Lissabon strategie van 2000, heeft de Europese Unie het doel gesteld dat Europa in 2010 de meest concurrerende en dynamische kennisintensieve economie van de wereld moet zijn. De Provincie Groningen heeft daarom het Innovatief Actieprogramma Groningen (IAG) 2 het leven in geroepen om de regionale concurrentiekracht te vergroten door financiële steun te bieden aan vernieuwende projecten, waaronder projecten die kunnen leiden tot transsectorale innovaties. Bij de Provincie Groningen is er een gebrek aan kennis over transsectorale innovaties, waardoor dit onderzoek niet alleen het concept transsectorale innovaties verkent, maar ook de mogelijkheden om transsectorale innovaties te stimuleren vanuit het individu in plaats van het inzetten van financiële middelen. De overheid zou hierin een faciliterende rol kunnen spelen, door het samenbrengen van entrepreneurs uit verschillende sectoren met behulp van transsectorale innovatiesessies. Om dit te onderzoeken is de volgende onderzoeksvraag opgesteld:

"Wat zijn transsectorale innovaties en haar determinanten en kan de Provincie Groningen transsectorale innovaties stimuleren vanuit de entrepreneur door het faciliteren van 'transsectorale innovatiesessies'?"

Om tot een uiteindelijk antwoord te komen op deze vraag zijn er drie subvragen beantwoord. Dit onderzoek is exploratief en omvat theoretisch onderzoek en kwalitatief onderzoek in de vorm van focusgroepen, participerende observaties en evaluerende interviews. Het theoretische onderzoek (hoofdstuk 2) weergeeft een literair overzicht van innovaties, transsectorale innovaties, transsectorale innovatiesessies en de entrepreneur. Het theoretische onderzoek vormt tevens de basis voor het kwalitatieve onderzoek (hoofdstuk 4) in de vorm van sample selectie en onderzoeksindicatoren. Een groot deel van het kwalitatieve onderzoek is gebaseerd op vier transsectorale innovatiesessies (focusgroepen) die zijn georganiseerd door de Provincie Groningen met 26 entrepreneurs, geselecteerd op basis van cognitieve criteria gevonden in de literatuur. De focusgroepen zijn geanalyseerd doormiddel van verbale data-analyse (verwerk in een tekstbestand), de observaties vonden plaats tijdens de focusgroep sessies en de evaluerende interviews werden een week later telefonische afgenomen.

(7)

ontstaan van transsectorale innovaties. Deze factoren kunnen worden gezien als determinanten van transsectorale innovaties en zijn onder te verdelen in exogene (i.e., maatschappelijke en sociale factoren, bedrijfsomgeving, technologische veranderingen, economische factoren, infrastructuur en institutionele veranderingen) en endogene determinanten (i.e., samenwerkingsverbanden, bedrijfscultuur, entrepreneur, externe netwerken en bedrijfsmiddelen) van transsectorale innovaties. De transsectorale innovatiesessies leken mogelijk een juiste methode om transsectorale innovaties te stimuleren vanuit het individu. Het doel van een innovatiesessie is naast het genereren van potentiële transsectorale innovaties in de vorm van ideeën, combinaties en discussies ook het creëren van relaties en netwerken tussen deelnemers. Uit het kwalitatieve onderzoek (participerende observaties en evaluerende interviews) viel op te maken, dat bij twee van de vier sessies er sprake was van een succesvolle innovatiesessie. Bij de twee minder succesvolle sessie leek het functioneren van de moderator en de samenstelling van de groep en de betrouwbaarheid van de sample invloed te hebben op dit succes. Dit leek tevens invloed te hebben op de synergie, participatie en interactie in de groep die van groot belang leken voor het succes van een transsectorale innovatiesessie. De sfeer en het vertrouwen leken ook van invloed te zijn op het succes van de sessies. Deelnemers leken eerder bereid te zijn om informatie te delen en stonden meer open voor andere ideeën, naarmate het vertrouwen in de sessie toenam. De introductie van de sessies bleek een opvallend belangrijke rol te spelen. Dit domineerde de sessie niet, maar had wel invloed op het tempo en afbakenen van het onderwerp. Door verschillende deelnemers werd een afbakening als gewenst ervaren. Desondanks werd er op het voorstel om thema’s te introduceren in de toekomst, gevarieerd gereageerd.

De uiteindelijke uitkomst van dit onderzoek is dat transsectorale innovaties te omschrijven zijn als nieuwe combinaties die radicaal en sectoroverstijgend zijn, gerealiseerd met behulp van minimaal een partij uit een andere sector die niet tot de dagelijkse bedrijfsomgeving behoort en veelal ontstaan na een ontwrichtende innovatie. Kwalitatief onderzoek naar de determinanten van transsectorale innovaties laten zien, dat sociale en maatschappelijke vraagstukken en problemen in het bijzonder invloed hebben op het ontstaan van transsectorale innovaties. Blijkbaar leiden maatschappelijk en sociale kwesties tot creatieve gedachten. Om transsectorale innovaties te stimuleren lijken transsectorale innovatiesessies een geschikte methode te zijn en kunnen daarom ingezet worden door de provincie Groningen om de regionale innovatiekracht en economie een stimulans te geven. De belangrijkste aanbevelingen zijn daarom:

 De provincie Groningen zet de transsectorale innovatiesessies voort, op voorwaarde dat deze worden aangescherpt en de diversiteit van de samenstelling wordt gewaarborgd.

 De provincie Groningen zou moeten sturen op enkele determinanten van transsectorale innovaties om de regionale innovatiekracht en economie te bevorderen.

 De deelnemers aan de sessies hoeven niet per definitie entrepreneurs te zijn. Specialisten, ondernemende mensen en creatievellingen kunnen ook van grote waarde zijn.

(8)

1 INTRODUCTIE

Een wereld zonder innovaties is eigenlijk niet in te denken. In de prehistorie wist de mens al te innoveren; stenen speren om dieren te doden; primitieve vishengels om vissen te vangen en het stenen wiel dat de basis vormde voor de huidige vervoersmogelijkheden. Volgens Baumol (2004) stonden vooral entrepreneurs achter de meest baanbrekende innovaties van de twintigste eeuw, zoals het vliegtuig, de contactlens, de computer en DNA sporen. Zoals Baumol (2004) het mooi verwoordde, hebben de Goliath1 innovatieve bedrijven de rol van de ondernemende David niet geëlimineerd, sterker nog ze hebben zich gespecialiseerd. Beiden, de grote innovatieve bedrijven als de innovatieve entrepreneurs spelen een belangrijke rol bij nieuwe (baanbrekende) innovaties. Innovaties worden ook wel gezien als een drijvende kracht achter de economische groei (e.g. Van de Graaf, et al., 2003; De Jong, et al., 2005; WRR, 2008), waardoor dus ook de innovatieve bedrijven en de innovatieve entrepreneurs een belangrijke rol krijgen in de economie. In tijden van recessie en hevige concurrentie speelt innovatie daarnaast ook een belangrijke rol bij het opvangen van werkgelegenheid (WRR, 2008). Innovatie staat daarom ook hoog op de agenda’s van de Europese Unie en van de Nederlandse overheid.

1.1 AANLEIDING

In de Lissabon strategie2 van 2000, heeft de Europese Unie een interessant doel gesteld. In 2010 moet Europa de meest concurrerende en dynamische kennisintensieve economie van de wereld zijn. In 2005 stelde de Europese Unie deze strategie bij en legde de nadruk op kennis, innovaties en menselijk kapitaal voor het verwezenlijken van de doelstelling die in 2000 was opgesteld (Europa.eu; De Jong, et al., 2005). Naar aanleiding van de Lissabon strategie hebben de Noordelijke provincies (i.e., Groningen, Drenthe en Fryslân), het Operationeel Programma Noord-Nederland opgesteld om de regionale concurrentiekracht te vergroten (SNN,2007). Noord-Nederland wil werken aan innovatie en kennisoverdracht en is daarom onder andere bezig met het stimuleren van innovatie. Om innovaties te bevorderen is onder andere het Innovatief Actieprogramma Groningen 2 (IAG 2) geïntroduceerd. Dit is een subsidieprogramma dat financiële ondersteuning biedt voor vernieuwende projecten. Het IAG 2 programma legt de focus op een viertal thema’s. Één van de thema's is transsectorale innovaties. Met transsectorale innovaties worden de verbindingen tussen verschillende sectoren beoogd. Een strategie om meer te halen uit sterkten door ze met elkaar te verbinden en te zoeken naar synergie daartussen. De term transsectorale innovaties is geïntroduceerd door Professor Baken en werd omarmd door de Nederlandse overheid, waardoor ook de Provincie Groningen deze term opnam in haar innovatieprogramma. Met het concept transsectorale innovaties hoopt de Provincie Groningen bedrijven en individuen te stimuleren om buiten de directe omgeving te kijken in de hoop dat dit leidt tot wederzijdse stimulering van innovatie en bedrijvigheid ten goede van de regionale economie (Provincie Groningen, 2007). Dergelijke innovaties en combinaties zijn vaak

1 Goliath, een Bijbelse reus die door David (een mens) gedood werd door een steen. David toonde creativiteit omdat hij fysiek

niet tegen de reus opkon.

2 Lissabon strategie, een actie- en ontwikkelingsplan van de Europese Unie, dat opgesteld is door de Europese Raad in

(9)

moeilijk te kopiëren in andere regio’s en daarom meer concurrentiebestendig. Echter is er weinig tot niets bekend binnen de provincie Groningen over het concept transsectorale innovaties waardoor het stimuleren en financieren van dergelijke innovaties lastig is. De wens van de provincie Groningen en in het bijzonder het voormalig hoofd van de afdeling Economische Zaken Joan Janssens was daarom het verkrijgen van meer kennis over het concept transsectorale innovaties en hoe deze te stimuleren door het samenbrengen van verschillende mensen uit verschillende sectoren. De wens van de provincie Groningen kort samengevat: ‘Wat zijn transsectorale innovaties en hoe kunnen deze innovaties worden gestimuleerd door het samenbrengen van verschillende mensen uit verschillende sectoren?”.

Het samenbrengen van mensen kan op verschillende manieren, waaronder het organiseren van een gezamenlijke activiteit, innovatiesessies, seminar of domweg door mensen te koppelen. Om er zeker van te zijn dat genodigden geïnteresseerd zijn, niet teveel afgeleidt worden, tijd vrij kunnen maken in hun agenda’s, hun creativiteit kunnen uiten en dat men zich op zijn gemak voelt is er in dit onderzoek gekozen voor het organiseren van transsectorale innovatiesessies tijdens een gezamenlijk informeel ontbijt. Het ontbijt houdt de bijeenkomst informeel en maakt ruimte in de agenda’s omdat bijna ieder mens moet ontbijten en er vrijwel geen vergaderingen zijn om half acht in de ochtend. Een innovatiesessie geeft de vrijheid om creativiteit te uitten en zorgt er tevens voor dat de deelnemers niet teveel afgeleid zijn door bijvoorbeeld een activiteit of een spreker.

Volgens een rapport van de Wetenschappelijke Raad (2008) moet de overheid zich richten op bedrijven en individuen en een faciliterende rol spelen bij het samenbrengen van deze partijen, want gunstige voorwaarden scheppen of het stimuleren van een enkele sector of een cluster is niet genoeg om het ontstaan van transsectorale innovaties te bevorderen. Toch zijn veel programma’s en stimulatie methoden van de overheid om innovaties te stimuleren gericht op een enkele sector of specifieke cluster (Baken & van Oirschot, 2006; WRR, 2008). Het nieuwe denken van de overheid zou zich dan ook volgens het WRR rapport (2008) moeten richten op inventie, innovatie en diffusie door interactie en samenwerking. Het WRR rapport (2008) benadruk daarnaast ook de rol van entrepreneur en de noodzaak om nieuwe contexten op te zoeken en het creëren van nieuwe waarden. Volgens Schumpeter (1934) zijn het de entrepreneurs die nieuwe contexten opzoeken en nieuwe waarde creëren doormiddel van nieuwe combinaties.

(10)

In deze scriptie wordt verkend in hoeverre de provincie Groningen, transsectorale innovaties kan stimuleren door het organiseren en faciliteren van transsectorale innovatiesessies met vooraf geselecteerde entrepreneurs. Het onderzoek is te typeren als verkennend en bevat theoretisch onderzoek en een kwalitatief onderzoek in de vorm van actieonderzoek met focusgroepen, participerende observaties en evaluerende interviews. Het theoretische onderzoek is gericht op de theorie achter de innovaties, transsectorale innovaties, entrepreneurs, cognities en interacties tussen mensen. Om de verschillende implicaties in het theoretische kader nader te bestuderen, heb ik vier innovatiesessies georganiseerd met entrepreneurs die zijn geselecteerd op basis van cognitieve aspecten. Door participerende observaties en de verbale data-analyse (focusgroepen) probeer ik te achterhalen of transsectorale innovatiesessies een mogelijke effectieve methode is om voort te zetten om transsectorale innovaties te stimuleren. Deze methode zal worden geanalyseerd door middel van evaluerende interviews.

1.2 DOELSTELLING &PROBLEEMSTELLING

Naar aanleiding van de wens vanuit de Provincie Groningen aangevuld met eigen inzichten is de volgende doelstelling en probleemstelling geformuleerd.

1.2.1 Doelstelling

De Provincie Groningen inzicht geven in het concept 'Transsectorale Innovaties' en hoe deze innovaties gestimuleerd kunnen worden vanuit de entrepreneur en de mogelijkheden om dit te faciliteren vanuit 'transsectorale innovatiesessies'.

1.2.2 Probleemstelling

De hoofdonderzoeksvraag die in dit onderzoek beantwoordt moet worden is als volgt:

"Wat zijn transsectorale innovaties en haar determinanten en kan de Provincie Groningen transsectorale innovaties stimuleren vanuit de entrepreneur door het faciliteren van 'transsectorale innovatiesessies'?"

De hoofdonderzoeksvraag zal ik proberen te beantwoorden door antwoord te geven op de volgende drie subvragen:

A. Wat zijn transsectorale innovaties en wat zijn de determinanten van transsectorale innovaties? B. In hoeverre speelt het instrument transsectorale innovatiesessies in op de determinanten van

transsectorale innovaties?

(11)

1.3 ONDERZOEKSKADER

In dit hoofdstuk zijn de doelstelling en probleemstelling opgesteld naar aanleiding van achtergrondinformatie en de wens vanuit de opdrachtgever, de Provincie Groningen. Om de lezer direct aan het begin van deze scriptie een overzicht te geven van het uitgevoerde onderzoek is het onderzoeksproces visueel weergeven in figuur 1.1. Om antwoorden te vinden op de onderzoeksvraag en de subvragen, begint dit onderzoek met een theoretisch onderzoek (hoofdstuk 2), waarin de theorie achter innovaties, transsectorale innovaties en de entrepreneur worden besproken, naar interesse van dit onderzoek. Naar aanleiding van de theorie wordt het theoretische model (hoofdstuk 2) en de lijst met cognities om entrepreneurs te selecteren (hoofdstuk 3) opgesteld, waarna de methodologie (hoofdstuk 3) kan worden gegeven voor het uitvoeren van het kwalitatieve onderzoek (hoofdstuk 4). Nadat de data van het kwalitatieve onderzoek geanalyseerd is (hoofdstuk 4), kunnen de resultaten worden gegeven, waarna de conclusies en implicaties kunnen worden besproken en de discussie kan worden gevoerd (hoofdstuk 5).

Figuur 1.1: Het onderzoeksproces

Doelstelling & Probleemstelling Achtergrond Proces Theoretisch Onderzoek  Innovaties  Transsectorale Innovaties  Entrepreneurs Stap 2 (H2) Methodologie Kwalitatief Onderzoek  Focusgroep  Participerende observatie  Evaluerende Interviews Conceptueel model Stap 5 (H3) Stap 4 (H3) Stap 6 (H4) Selectie focusgroep Stap 3 (H3)

Stap 7 (H4) Data analyse

Stap 8 (H4)

Stap 9 (H5) Stap 1 (H1)

Resultaten

(12)

2 THEORETISCH KADER

Om te onderzoeken wat transsectorale innovaties zijn en of transsectorale innovaties gestimuleerd kunnen worden door de entrepreneur te stimuleren met innovatiesessies gefaciliteerd door de provincie Groningen, worden deze onderwerpen uitgebreid besproken aan de hand van wetenschappelijk literatuur. In paragraaf 2.1 wordt het begrip innovatie en de rol van de overheid hierin uitgelegd, daaropvolgend wordt in paragraaf 2.2 besproken wat transsectorale innovaties zijn en wat de kenmerken en determinanten van deze innovaties zijn. In paragraaf 2.3 wordt de entrepreneur onderscheiden van de ondernemer door middel van cognitieve eigenschappen, want de echte entrepreneur wordt in dit onderzoek gezien als de uitdrager van transsectorale innovaties.

2.1 INNOVATIE &OVERHEID

Het stimuleren van innovaties klinkt makkelijker dan dat het werkelijk is, want wat is nou eigenlijk een innovatie, waarom zijn innovaties zo belangrijk, wat is de rol van de (regionale) overheid bij innovaties en welke rol speelt de entrepreneur hierin? In dit onderzoek ligt de focus op de innovatievorm transsectorale innovaties (zie paragraaf 2.2.). Om te kunnen begrijpen wat transsectorale innovaties zijn en hoe de provincie Groningen deze kunnen stimuleren, is het belangrijk te begrijpen wat innovaties zijn (2.1.1), waarom deze belangrijk zijn (2.1.2), welke rol de provincie Groningen nu heeft bij (transsectorale) innovaties (2.1.3) en waarom ondernemers belangrijk zijn voor de economie en innovatie (2.1.4).

2.1.1 Innovaties

Innovatie is een manier van waardecreatie en volgens veel auteurs, de belangrijkste manier (Wijnberg, 2004). De waarde dat gecreëerd wordt door innovaties, kan volgens de Jong en Den Hartog (2003) een positief effect hebben op bedrijven, belanghebbenden en de maatschappij. Innovaties kunnen daarom volgens Assink (2006) worden gezien als een sleutelfactor voor een bedrijf om te overleven en groeien op lange termijn. De grondlegger van innovaties, Schumpeter (1934) omschreef innovaties als de creatie en implementatie van nieuwe combinaties. Deze nieuwe combinaties kunnen nieuwe producten, services, processen, markten, systemen of beleid zijn (De Jong en Den Hartog, 2003). Bijna alle innovaties zijn een reflectie van bestaande kennis, maar dan gecombineerd op een nieuwe manier” (Lundvall, 1995 in Freel,2003).

(13)

Tabel 2.1: Definities innovatie

Definitie Bron

Het uitdragen van nieuwe combinaties: (1) de introductie van nieuwe goederen- dat waar consumenten nog niet mee bekend zijn of een nieuwe kwaliteit van een goed. (2) de introductie van een nieuwe productiemethode die nog niet is getest door ervaringen in de vervaardigingbranche, in geen geval moet worden gebaseerd op nieuwe wetenschappelijke ontdekkingen en kan ook bestaan op een nieuwe manier door een fysieke commerciële overdracht. (3) De opening van een nieuwe markt, dit is een markt waarin het desbetreffende vervaardigingbranche van het land nog niet eerder heeft betreden of deze markt nou al bestond of niet. (4) De verovering van een nieuwe bron van toelevering van ruwe materialen of halffabricaten, ongeacht of deze bron al eerder bestond of dat deze eerst gecreëerd moest worden. (5) Het uitdragen van de nieuwe organisatie van welke industrie dan ook, zoals het creëren van een monopoly positie of het afbreken van een monopoly positie.

Schumpeter, 1934 p 65-67

Een continu proces van op een uitvinding gebaseerde perceptie van kansen voor nieuwe markten of services, die leiden tot nieuwe ontwikkeling, producties en marketingtaken om de inventie commercieel te vermarkten.

Garcia & Calantone, 2002

Innovatie betekent vernieuwing. Het is een proces en ook de uitkomst daarvan. Innovatie als uitkomst is een nieuwe functionaliteit of een nieuwe manier om een bestaande functie te vervullen. Dit is breder dan een nieuw product of proces in de markt en omvat ook innovaties in de publieke sector. Het proces omvat de ontwikkeling van een nieuwe vondst (inventie), de succesvolle toepassing daarvan (innovatie als uitkomst) en de brede verspreiding van innovaties in de samenleving (diffusie).

WRR, 2008

Innovatie is het proces van het succesvol creëren van iets nieuws dat significante waarde heeft voor de desbetreffende eenheid van adoptie.

Assink, 2006

Een innovatie is iets nieuws dat wordt gepresenteerd op een manier dat de waarde wordt bepaald door de selecteurs.

Wijnberg, 2004

Innovatie kan worden gezien als een doorlopend proces van het verlaten, zoeken en exploreren resulterend in nieuwe producten, processen, organisatievormen en nieuwe markten.

Lundvall, (1992) in Bigliardi & Dormio, 2009 Innovatie is iets nieuws voor de sociale omgeving waarin het wordt geïntroduceerd. Alleen

bewuste pogingen vallen onder het begrip innovatie. Routinematige veranderingen zijn geen innovatie. Een idee is een noodzakelijke, maar geen voldoende voorwaarde.

King & Anderson, (2002) in De Jong et al., 2005 Innovatie (…) wordt algemeen opgevat als de succesvolle introductie van een nieuw ding of

methode (…) Innovatie is de belichaming, combinatie, of synthese van kennis in de originele, relevante, nieuwe gewaardeerd producten, processen of diensten

Luecke & Katz (2003)

Technologische innovatie is een transformatie activiteit waar een actor door het (her)combineren van heterogene middelen, ontwikkelen en introduceren van nieuwe of verbeterende producten of processen met de verwachting van een betere economische prestatie.

(14)

In dit onderzoek ligt de focus op de exploratiefase van een innovatie, waardoor de exploratiefase van een innovatie wordt benadrukt in de definitie die zal worden gebruikt in dit onderzoek. Op basis van bovenstaande definities, zal de volgende definitie in dit onderzoek worden gebruikt:

Innovatie is het proces van het succesvol creëren en introduceren van iets nieuws, door het uitdragen van nieuwe combinaties met als uitkomst een nieuwe functionaliteit of een nieuwe manier om een bestaande functie te vervullen.

Een idee is een noodzakelijke voorwaarde voor een innovatie. Het is een startpunt, maar kan zelf niet als innovatie worden gezien (King & Anderson, 2002; De Jong & Den Hartog, 2003). Het is eerder een onderdeel van een inleidend continu proces van het verkennen van kansen, het verzamelen van ideeën en het beoordelen van hun geschiktheid en potentie (De Jong, et al., 2002; Bigliardi & Dormio, 2009). Ook Schumpeter maakte in 1939 al onderscheidt tussen inventie en innovatie, door een inventie, idee en het werkelijke product, proces of technologie uit elkaar te houden. Dit voorstadium van het werkelijk introduceren van een product, proces of technologie wordt ook wel exploratie genoemd. Deze fase is in dit onderzoek van groot belang, omdat elke innovatie begint met een idee. 2.1.1.1 Innovatie doelen

Innovaties zijn te onderscheiden in het doel van de innovaties. Het doel van een innovatie kan worden aangemerkt als een ding (product en service) of als een verandering van de manier waarop men producten en services creëert en bezorgt (processen) (Assink, 2006). Naast product- en procesinnovaties worden in de literatuur nog enkele vormen van innovaties genoemd. Bigliardi en Dormio (2009) voegen bijvoorbeeld organisatie-innovatie en marktinnovatie toe aan de al veel gebruikte onderscheiding van proces- en productinnovatie. Organisatie-innovatie omvat de creatie of wijziging van bedrijfspraktijken tot het veranderen van het marketing beleid en een marktinnovatie omvat het exploiteren van nieuwe markten en het penetreren van nieuwe markt segmenten in bestaande markten (Bigliardi & Dormio, 2009). Gebaseerd op de theorieën van Lundvall in 1992, hebben Bigliardi en Dormio (2009) het volgende model ontwikkeld (figuur 2.1):

Figuur 2.1: De vier domeinen van innovatie (Bigliardi en Dormio, 2009)

(15)

2.1.1.2 Radicale en incrementele innovaties

Innovaties kunnen ook onderscheiden worden in de mate van nieuwheid. Een innovatie kan bijvoorbeeld nieuw zijn voor een individu, bedrijf, markt of voor de wereld (Crespi, 2004; de Jong, et al., 2005; Nooteboom, 2006; WRR, 2008), maar kan ook onderscheiden worden door het niveau van nieuwheid. Een radicale innovatie vertegenwoordigt een doorbraak met bestaande producten en processen, terwijl incrementele innovaties alleen een verbetering hiervan vertegenwoordigen (Crespi, 2004; Assink, 2006).

Radicale innovaties zijn te kenmerken als een nieuw principe, ontwerp of inzicht (WRR, 2008), die nieuw zijn voor de sector of zelfs voor de wereld (Tidd, et al., 2001; Harvard Business School, 2009) en gaan per definitie gepaard met nieuwe competenties en middelen volgens de Jong et al. (2005). Veel radicale innovaties hebben het vermogen om bestaande technologieën te vervangen of geheel nieuwe markten te creëren (Assink, 2006; Harvard Business School, 2009). Schumpeter (1934) noemt dit “creatieve destructie”, dat suggereert dat er nieuwe kennis, kunde, vaardigheden en informatie nodig is om nieuwe combinaties (lees innovaties) te kunnen maken, waardoor oude informatie overbodig is of veranderd. Incrementele innovaties zijn vaak een aanpassing van een bestaande innovatie (WRR, 2008; Harvard Business School, 2009) en beperken zich vaak tot innovaties die nieuw zijn voor alleen het ontwikkelde bedrijf (Tidd, et al., 2001). Ontwikkelingen van incrementele innovaties, blijven binnen de grenzen van bestaande markten en technologieën of processen van een organisatie en zijn daarom minder risicovol (e.g. financiën, marktacceptatie) dan radicale innovaties volgens Assink (2006). Het model van Abernathy en Clark (1985) onderscheidt innovaties door de mate van technologische kennis en marktkennis. Van de innovatievormen die Abernathy en Clark (1985) onderscheiden heeft de architectonische innovatie het meeste weg van transsectorale innovaties en nieuwe combinaties zoals Schumpeter (1934) deze omschrijft. Deze vorm van innovatie wijkt af van bestaande systemen of kennis en opent tegelijkertijd nieuwe markten (De Jong en Den Hartog, 2003). Volgens de Jong et al. (2005) veranderen door dergelijke innovaties de machtsverhouding tussen marktpartijen en anderen (figuur 2.2).

Figuur 2.2: Abernathy-Clarkmodel (Abernathy en Clark, 1985)

Ondanks de grote verschillen tussen incrementele en radicale innovaties, gaan deze vaak hand in hand. Een introductie van een radicale innovatie, wordt vaak opgevolgd door een periode met

(16)

Nieuwe combinatie Consolidatie Generalisatie Differentiatie Reciprocatie Exploratie Exploitatie Chaos Stagnatie Opening van variëteit in context

incrementele innovaties, die de prestaties verbeteringen of toepassingen uitbreiden (Tushman, et al., 1997; Harvard Business School, 2009).

2.1.1.3 Exploratie en exploitatie

Het ‘cycle of discovery’ model van Nooteboom (2000) en zoals in het WRR rapport (2008) omschreven cyclisch innovatiemodel omschrijven een vergelijkbare cyclus zoals de overgang van radicaal naar incrementeel, maar meer gericht op het idee zelf. Dit model symboliseert de wisselwerking tussen inventie, innovatie en diffusie (figuur 2.3) en geeft daarmee goed weer hoe exploitatie en exploratie elkaar opvolgen en uit elkaar voortkomen (Nooteboom, 2005; WRR, 2008). Nooteboom (2006) suggereert dat het nuttig is om innovaties ook te onderscheiden in exploitatie en exploratie. In dat geval vertegenwoordigt exploitatie incrementele verbeteringen op bestaande ontwerpen, terwijl exploratie staat voor radicale doorbraken die nieuw zijn ontworpen. In termen van het cyclische innovatiemodel, betekent exploitatie het toepassen en verbeteren van nieuwe ideeën, principes, concepten of logica, terwijl exploratie het proces is waarin deze ontstaan (WRR, 2008). Exploitatie begint als de ideeën die zijn voortgekomen uit de exploratie worden verfijnd en samengevoegd tot een dominant ontwerp (consolidatie). Het werkelijk toepassen van bestaande kennis en competenties in nieuwe contexten (generalisatie), leidt tot confrontaties met nieuwe eisen om te overleven en kan leiden tot aanpassing (Nooteboom, 2000). Dit geeft nieuwe openingen naar buiten, voor nieuwe uitdagingen en opening van buiten naar binnen, het toelaten van nieuwe uitdagingen (WRR, 2008).

Figuur 2.3: ‘Cycle of discovery’ (Nooteboom, 2000; WRR, 2008)

(17)

2.1.1.4 Open innovatie

Vandaag de dag kunnen organisaties in de huidige bedrijfsomgeving, niet meer zonder connecties om te innoveren en om vraagstukken op te lossen (Baken, et al.,2005), omdat in tijden van onzekerheid organisaties worden aangemoedigd zich te focussen op de kerntaken en daarmee minder kerncompetenties (Bougrain & Haudeville, 2001; Freel,2003). Vooral voor innovaties moeten bedrijven flexibel en snel reageren op veranderingen in markten en technologieën (Nooteboom, 2006). Samenwerken met andere bedrijven is een mogelijke oplossing om het gebrek aan middelen, kennis en kerncompetenties te compenseren en om risico’s te verspreiden (De Jong en Vermeulen, 2006; Nooteboom, 2006). Het idee, dat voor innovaties bedrijven zich moeten openstellen voor externe relaties heeft kort geleden een nieuwe label gekregen, “open innovatie” en is het gedachtegoed van Henry Chesbrough (Nooteboom, 2006). Chesbrough (2003) maakt onderscheid tussen “gesloten innovatie”, dat impliceert dat innovatie controle vereist en “open innovatie” dat impliceert dat bedrijven gebruik zouden moeten maken van externe en interne ideeën en interne en externe paden naar de markt. Chesbrough (2003) stelt dat het innovatieproces zich steeds meer openstelt, waardoor gesloten innovatie niet langer duurzaam is. Open innovatie kan worden gezien als het proces van gezamenlijke exploratie en of exploitatie van nieuwe ideeën door samenwerkende partijen (Van Assen, 2006). In dit onderzoek is de exploratiefase van belang, daar waar volgens het open innovatiesysteem zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van ‘externen’ om ideeën te genereren (Van Assen, 2006).

2.1.2 Het belang van innovatie

(18)

p104). De overheid zal zich daarom moeten inzetten voor het creëren van nieuwe ideeën, het stimuleren van samenwerking tussen organisaties met het oog op nieuwe en verassende combinaties (open innovatie) en het verspreiden en het gebruiken van innovaties (WRR, 2008).

2.1.3 De rol van de overheid

Het is een bekend fenomeen onder economen en beleidsmakers, dat de innovatiecapaciteit de sleutelfactor is voor het bepalen van het groeitempo van het economische systeem (Crespi, 2004; Keizer, et al,2002). Daarom stelt Crespi (2004) dat innovatie- en technologisch beleid een prioriteit moeten zijn op de politieke agenda. Om het innovatieproces op gang te houden en te verbeteren, is er een overheid nodig die condities schept voor creatie en behoud van diversiteit, voor instituties en markten die zowel selecteren als ook ruimte laten en paden bieden voor verandering van de selectieomgeving, voor de diffusie van innovatie en het scheppen van netwerken (WRR, 2008 p.107). 2.1.3.1 Het nationale innovatiebeleid

Het Nederlandse innovatiebeleid ondersteunt innovatie in het bedrijfsleven en financiert onderzoek en wetenschap die kunnen bijdragen aan innovaties. De overheid heeft enkele instrumenten die hiervoor worden ingezet. Enkele voorbeelden hiervan zijn:

1. Subsidies voor onderzoek en kennisoverdracht naar het midden- en kleinbedrijf 2. Garanties voor financiering door banken en financiering van R&D van kleine bedrijven 3. Het faciliteren van innovatief ondernemerschap en hulp bij obstakels in het innovatiesysteem

(zoals het innovatieplatform)3

4. Het reduceren van de complexiteit van het gebruik van octrooien, regelingen en programma’s Veel van deze instrumenten hebben ten doel om het bedrijfsleven te laten profiteren van de kennis die door wetenschappelijke- en onderzoeksinstellingen wordt ontwikkeld (WRR, 2008). De vraag luidt of dit voldoende is? In het nieuwe denken is volgens het WRR rapport (2008) het innovatiebeleid gericht op het innovatiesysteem in de vorm van inventie, innovatie en diffusie door interactie en samenwerking in ketens en netwerken die grenzen van landen, bedrijfstakken en technologieën overstijgen. Dit vergt opening naar nieuwe gebieden, naar verschil van inzicht, voor samenwerking, voor verassing, risico, onzekerheid en opening voor uitdagers.

De overheid zou moeten openstaan voor opening naar buiten, voor nieuwe contexten en toepassingen, zoals in het buitenland en andere sectoren. Dit geld voor zowel van binnen naar buiten als van buiten naar binnen en geeft daarmee opening voor nieuwe uitdagingen, inzichten en is een basis voor ontdekking. Dit kan leiden tot nieuwe prikkels en inspiratie voor innovatie en vraagt misschien om samenwerking met lokale partijen. Dit is van groot belang, omdat men door het geven

3 Het Innovatieplatform heeft tot taak de voorwaarden te scheppen, de verbindingen te leggen en de visie te ontwikkelen die

nodig zijn om een impuls te geven aan innovatie en ondernemerschap in Nederland, door het functioneren van het kennis- en innovatiesysteem kritisch tegen het licht te houden en voor doorbraken zorgen. Het platform bestaat uit verschillende sleutelspelers in de kenniseconomie (i.e. experts uit de politiek, bedrijfsleven, wetenschap en onderwijs).

(19)

van alleen subsidies, bedrijven vaak voor de verkeerde partner kiezen en niet de partner die werkelijk meerwaarde kan creëren. Er ligt een taak voor de overheid om een opening te geven voor samenwerking, zodat partijen kunnen profiteren van de kennisdiversiteit van andersdenkenden. Dit vergt open communicatie, gericht op wederzijds belang en vertrouwen, met vrijwillige transparantie. Samenwerking biedt een basis voor het verkennen van nieuwe combinaties, waardoor ook de inconsistenties en inefficiënte eigenschappen kunnen leiden tot nieuwe prikkels en inzicht, met mogelijke uitkomst een ander ontwerp. De overheid moet daarom ook opening kunnen geven voor verrassing. Dit vergt ruimte voor experimenten, voor afwijking en voor falen. Dit vereist een proces dat verrassing toelaat en waar de verantwoording pas achteraf hoeft worden gegeven op basis van wat er feitelijk is uitgekomen (WRR, 2008).

Er zijn genoeg mogelijkheden voor de centrale en regionale overheid om met het innovatiebeleid, innovaties een impuls te geven, maar alleen daar waar innovaties werkelijk ontstaan is in dit onderzoek van belang. Daar waar het idee ontstaat en daar waar creatieve gedachten samenkomen. Zo kan volgens het WRR rapport (2008, p.44) de overheid ‘reciprocatie’ stimuleren. Dat wil zeggen, het experimenteren met nieuwe combinaties van elementen uit verschillende praktijken. Dit maakt dat het bevorderen en begeleiden van interactie en samenwerking tussen organisaties en individuen een belangrijk beleidsinstrument is (Nooteboom,2004a). Door deze nieuwe benadering kan de overheid faciliteren en stimuleren, zonder zelf de inhoud te bepalen (WRR, 2008), want de overheid heeft nogal de neiging om innovatie te plannen en te programmeren in een selectie van speerpunten of sleutelgebieden en bedrijven (Nooteboom, 2004a).

2.1.3.2 Regionaal innovatiebeleid provincie Groningen

Het regionale innovatiebeleid speelt een belangrijke rol, omdat bedrijven in regionale netwerken minder makkelijk verplaatsbaar zijn naar andere regio’s of landen en omdat bronnen van lokale diversiteit van kennis en ervaring van belang zijn bij het van beneden af stimuleren van innovatieve initiatieven (WRR, 2008). In het WRR rapport (2008, p 118-119) wordt dan ook aanbevolen om als regionale overheid te streven naar terughoudendheid in ontwerp en sturing door de centrale overheid en om voldoende ruimte te laten voor regionale initiatieven en specialiteiten. De provincie Groningen wil zich dan ook aansluiten bij het nationale innovatiebeleid in de vorm van concrete activiteiten en de realisering van innovatieprojecten in Groningen in plaats van beleidsontwikkeling. Ze wil dit doen door het bieden van middelen aan innovatieve bedrijven, het initiëren en ontwikkelen van projecten en het regisseren, faciliteren en coördineren in de samenwerking tussen innovatieve partijen. (Provincie Groningen, 2005). Zoals Nooteboom (2004a) suggereert, is het als regionale overheid niet verstandig om zelf projecten te willen invullen, te regisseren en coördineren. Faciliteren en stimuleren daarentegen kan van grote waarde zijn, zolang de provincie Groningen zelf de inhoud maar niet bepaalt.

(20)

impuls te geven in de provincie Groningen. Dit programma biedt specifieke ruimte voor vernieuwende projecten op het gebied van innovatie, kennisoverdracht en netwerkvorming. Innovatie en experimentele methodieken en activiteiten worden door de drie noordelijk provincies (i.e., Drenthe, Friesland, Groningen) beschouwd als een instrument om nieuwe ideeën in de praktijk te kunnen testen (SNN, 2007). Het IAG 2 programma ondersteunt innovatieve projecten met een experimenteel karakter financieel, binnen vier thema’s (i.e., Life science, Creatieve industrie, Innovatie in de zorg, Transsectorale Innovaties) door subsidies te verstrekken aan deze voornamelijk kleine en risicovolle vernieuwende projecten. Een extra middel dat de provincie hiervoor inzet is het stimuleren van netwerken en clusters binnen de provincie Groningen om de regio minder afhankelijk te maken van innovatiebesluiten buiten de regio (Provincie Groningen, 2007). Naast het stimuleren van innovaties wordt ook het ondernemerschap gestimuleerd, omdat ondernemerschap en de wil om te investeren in nieuwe bedrijfsactiviteiten de basis vormt voor een innovatieve en vitale economie (SNN, 2007). De provincie Groningen zou in het kader van partijen samenbrengen zich kunnen richten op onverwachte partijen. Zoals al eerder gesteld bestaan innovatie vaak uit “nieuwe combinaties’ en dat geeft aan dat een belangrijke bron van innovatie ligt in samenwerking tussen mensen of bedrijven met verschillende kennis, competenties en middelen om samen tot nieuwe combinaties te komen (WRR, 2008-45). Het landelijke, maar ook regionale innovatiebeleid zou daarom meer gericht moeten zijn op de opstap naar grensoverschrijdende samenwerking. Innovatie kan opgevat worden als een systeem van verschillende actoren die met elkaar interacteren in het genereren en toepassen van ideeën, waarbij de verbindingen een centrale rol spelen (WRR, 2008). Als regionale overheid ligt er daarom een mooie taak om ‘voor elkaar nog onbekende’ actoren samen te brengen en deze met elkaar te laten interacteren en verbindingen te laten leggen in de hoop dat er creatieve ideeën gegenereerd worden of een mogelijke basis wordt gelegd voor een toekomstige innovatie. In het WRR rapport (2008) staat dan ook, dat innovatie op regionaal niveau kan worden bevorderd door verschillende soorten kennis en individuen bijeen te brengen, zodat de inspanning van afzonderlijke actoren gezamenlijk leiden tot meerwaarde.

2.1.4 Ondernemerschap en innovatie

(21)

2.2. OVER DE GRENZEN KIJKEN:TRANSSECTORAAL INNOVEREN

Het gezegde “Het gras is groener bij de buren”, is in sommige gevallen werkelijkheid, zo ook op het gebied van innovaties. Soms heeft een ander bedrijf of sector iets dat van revolutionaire waarde kan zijn voor een ander bedrijf en of sector. Door deze kennis, techniek of toepassing met elkaar te communiceren of fuseren, kunnen unieke combinaties ontstaan, ofwel innovaties. Schumpeter (1934) sprak in de jaren 30 al over nieuwe combinaties (innovaties) als een mogelijke oplossing om uit de economische recessie te komen. Zoals Schumpeter toen al sprak over nieuwe combinaties binnen de eigen sector, gaat dit onderzoek over nieuwe combinaties met inspiratie of misschien wel samenwerking buiten de eigen sector. Ook Burt (1992) zag in dat juist de interessante verbindingen die kunnen leiden tot interessante innovaties, zich voordoen daar waar geen natuurlijke band is. Hij noemde dit structurele gaten, maar dan in een netwerk. Een netwerk binnen een eigen sector of cluster is belangrijk, maar juist buiten je eigen netwerk bevinden zich de interessante contacten en zoals Schumpeter (1934) dit verwoordde, de nieuwe combinaties. Professor Baken, hoogleraar aan de Technische Universiteit Delft, introduceerde de term Transsectorale Innovatie, innovaties die door nieuwe combinaties gevormd worden, met onverwachte partijen uit een andere sector, ofwel daar waar een mogelijk structureel gat zich bevindt (Baken & van Oirschot, 2003; De Jong, et al.,2005). In deze paragraaf, die tevens de kern is van het theoretische kader zal de eerste deelvraag vanuit de theorie worden beantwoord: Wat zijn transsectorale innovaties (2.2.1 – 2.2.2) en wat zijn de determinanten (2.2.3) van transsectorale innovaties? Verder zal er een inleiding worden gegeven over de methode die zal worden toegepast in het kwalitatieve onderzoek om transsectorale innovaties te stimuleren, namelijk innovatiesessies (2.2.4).

2.2.1 Het Concept Transsectorale Innovaties

Transsectoraal innoveren gaat over de kansen die ontstaan op het moment dat organisaties uit verschillende sectoren samen aan sectoroverstijgende innovaties werken (Baken & Koudstaal, 2005; Baken & van Oirschot, 2006). Dit past in het thema ‘Open Innovatie’ van Chesbrough (2003) dat is omschreven in paragraaf 2.1. Het concept transsectorale innovaties betreft kennisdeling en samenwerking, alleen nu niet intrasectoraal, maar transsectoraal. Door op sector- of bedrijfsniveau kennis en kerncompetenties te combineren ontstaan er nieuwe interessante mogelijkheden (Baken & Koudstaal, 2005; Baken & van Oirschot, 2006). De meerwaarde van transsectorale innovatie ten opzichte van reguliere innovaties ontstaat dan ook doordat referentiekaders en kennisdomeinen van meerdere sectoren met elkaar gecombineerd worden om tot sectoroverstijgende producten, diensten of processen te komen, ofwel synergie (Baken & Koudstaal, 2005; Baken & van Oirschot, 2006). Zoals Baken, et al.,(2007) dit mooi omschreven: “Met het concept transsectorale innovaties liggen de vruchten van duizenden sectorcombinaties binnen handbereik”.

(22)

kwaliteitsverhoging eindig is (Baken & Koudstaal, 2005; Baken & van Oirschot, 2006). Ofwel de synergie tussen de sectoren ontbreekt. Het wordt tijd om transsectoraal te denken en te handelen. In figuur 2.4, is het verschil geschetst tussen intrasectoraal en transsectoraal innoveren.

Figuur 2.4: Intrasectoraal versus Transsectoraal

De pijlen staan voor de combinaties op het gebied van innovatie en de kleuren vertegenwoordigen een sector.

De term ‘transsectorale innovatie’ is geïntroduceerd door prof. dr. ir. Nico Baken, hoogleraar verbonden aan de TU Delft en KPN (Baken & van Oirschot, 2003; De Jong, et al.,2005). Ondanks dat transsectorale innovatie een vrij nieuwe term is, is dit niet een compleet nieuwe vorm van innovatie (De Jong, et al., 2005). Sterker nog, er bestaan al veel transsectorale innovaties die veel invloed hebben gehad op sectoren, branches en bedrijven. Baken en Koudstaal (2005) gaan zelfs uit van de stelling dat in alle sectoren transsectorale innovatie voorkomen. Ondanks dat transsectorale innovaties mogelijk in alle sectoren voorkomen en dat volgens Izushi en Aoyama (2006) de positieve invloed van transsectoraal denken en handelen op de regionale economische groei al lange tijd erkend wordt, is er nauwelijks academische literatuur over geschreven (Izushi & Aoyama, 2006; Baken & van Oirschot, 2006). Volgens Weller (2007) is er nog maar weinig bekend over transsectorale fusies van kennis en vaardigheden, omdat dit zich voordoet buiten de gesloten systemen van de ondernemingen, netwerken en ketens, die vaak de focus zijn van de meest recente onderzoeken in de economische geografie. De term ‘structurele gaten’ van Burt (1992) is hier van toepassing. Deze kansen liggen daar waar nog geen link is gelegd. Weller (2007) noemt transsectorale waardestromen daarom de bruggen tussen de (sub)systemen, netwerken en ketens. Omdat er nog maar weinig academische literatuur geschreven is over transsectorale innovaties, probeert deze thesis bij te dragen aan de wetenschappelijke literatuur op het gebied van transsectorale innovaties door naast een literatuurstudie tevens een kwalitatief onderzoek uit te voeren dat kan leiden tot eventuele interessante nieuwe inzichten rondom het concept transsectorale innovaties voor onderzoek in de toekomst.

2.2.2. Definitie Transsectorale Innovaties

Transsectoraal innoveren richt zich volgens Baken en Koudstaal (2005) op het combineren van producten, processen of diensten uit twee of meer sectoren tot een sectoroverstijgend nieuw product,

Sector A

Kennis & Competenties A

Sector B Sector C

Kennis &

Competenties B Kennis & Competenties C Sector A

Kennis & Competenties A

Sector B Sector C

Kennis &

Competenties B Kennis & Competenties C

(23)

proces of dienst; vaak wordt daarbij gebruik gemaakt van de ‘verbindende rol’ van de ict-sector. Baken en van Oirschot (2006) voegen hier aan toe dat bij transsectorale innovaties, nieuwe producten en of diensten tot stand komen dankzij de inzet van kennis, vaardigheden en technieken uit minimaal twee sectoren. Naast de bovenstaande definitie van Baken en Koudstaal (2005) suggereren zij tevens dat transsectoraal innoveren gaat over het kijken over eigen grenzen heen en daarmee een onverwachte partner aan de haak te slaan om zo tot vernieuwing te komen. Dit kan volgens Baken en Koudstaal (2005) bijvoorbeeld ook bij overheden op een transdepartementale manier en bij universiteiten op een transfacultaire manier. Hieruit kan opgemaakt worden dat het niet alleen een term is die toe te passen is tussen de bedrijfssectoren, maar ook in de non-profit sector en binnen een organisatie. Volgens het rapport van RICARDA (2006) komen dergelijke innovaties tot stand, daar waar de traditionele technologie overlap heeft en dat juist daar nieuwe diensten, producten en processen worden ontwikkeld. Ingelstam (2001) geeft geen specifieke definitie voor transsectorale innovaties ondanks dat hij de rol van dergelijk innovatie belangrijk vind, maar suggereert wel dat transsectorale innovaties in alle delen van de economie voorkomen en niet specifiek bij de technologische sectoren.

De definitie van de Jong, et al., (2005) is gebaseerd op de definitie van innovatie van King & Anderson (2002), zie paragraaf 2.1. King & Anderson zijn van mening dat er pas sprake van innovatie is, als het iets nieuws is voor de sociale omgeving waarin het wordt geïntroduceerd en als er sprake is van een bewuste poging tot innoveren. De Jong, et al., (2005) zijn van mening dat dit ook geldt voor transsectorale innovaties en definiëren transsectorale innovatie daarom als:

(1) Een risicovolle: Transsectorale innovaties zijn risicovoller dan andere innovatietrajecten, omdat het vaak gaat om een eerste toepassing van een bepaald(e) technologie, methode, werkproces of product in een sector. Dit vereist nieuwe kennis en vaardigheden, zonder succesgarantie.

(2) doelbewuste: Alleen bewuste pogingen vallen onder het begrip transsectorale innovatie.

(3) veelal technologische vernieuwing in bedrijven: De Jong, et al., (2005) hebben twee hoofdoorzaken geïdentificeerd: technologische ontwikkeling en institutionele veranderingen. (4) gebaseerd op de implementatie van ideeën: Een idee is nog geen innovatie ( zie paragraaf 2.1). (5) die zijn opgedaan buiten de eigen sector: Transsectorale innovaties vinden hun inspiratie buiten

de sector of keten waar het innoverende bedrijf actief is. Dit kan een bestaande technologie in een andere sector zijn, maar ook een volledig nieuwe technologie.

(6) gerealiseerd met behulp van partijen die niet tot de dagelijkse bedrijfsomgeving behoren: De andere sector moet een ongebruikelijke partij zijn om transsectorale innovaties te onderscheiden van andere innovaties.

(24)

Later in het artikel van de Jong, et al., (2005) wordt gesuggereerd dat transsectorale innovaties overlap hebben met radicale innovaties en architectonische innovaties zoals besproken in paragraaf 2.1. Volgens de Jong, et al., (2005) hebben transsectorale innovaties een radicaal vernieuwend karakter en verandert deze vorm van innovatie de technologische kennis en marktkennis en volgens Abernathy en Clark (1985) daarmee ook de markten en machtsverhoudingen. Volgens de Jong, et al. (2005), gaan radicale innovaties en daarmee ook transsectorale innovaties per definitie gepaard met nieuwe competenties en middelen om de innovatie uit te voeren. Volgens Schumpeter (1934) is nieuwe informatie (kennis, kunde, vaardigheden) zelfs nodig om nieuwe combinaties te maken. Daarnaast zijn de Jong, et al., (2005) van mening dat transsectorale innovaties te kenmerken zijn als een eerste toepassing van een bepaalde technologie, methode, werkproces of product in een sector en ontstaan veelal na een technologische discontinuïteit of ontwrichtende ontwikkeling.

Tabel 2.2: Karakteristieken

van transsectorale innovaties

Karakteristiek Bron

Het combineren van producten, processen of diensten Baken & Koudstaal (2005) Het combineren van kennis, vaardigheden, kerncompetenties en

technieken op bedrijf- of sectorniveau Baken & Koudstaal; (2005)Baken & van Oirschot (2006) Minimaal twee sectoren Baken & Koudstaal (2005); Baken & van Oirschot (2006) Tot een sectoroverstijgend nieuw product, proces of dienst Baken & Koudstaal (2005); RICARDA (2006) De ‘verbindende rol’ van de ict-sector Baken & Koudstaal (2005)

Niet specifiek bij de technologische sectoren Ingelstam (2001)

Risicovol De Jong, et al., (2005)

Doelbewust De Jong, et al., (2005)

Veelal technologische vernieuwing in bedrijven De Jong, et al., (2005); RICARDA (2006) Gebaseerd op de implementatie van ideeën De Jong, et al., (2005)

Opgedaan buiten de eigen sector De Jong, et al., (2005); Baken & Koudstaal (2005) Gerealiseerd met behulp van partijen die niet tot de dagelijkse

bedrijfsomgeving behoren De Jong, et al., (2005); Baken & Koudstaal (2005) Leiden tot een nieuw paradigma op de manier van produceren /

zakendoen in de sector en vergt daarom grote leerinspanning De Jong, et al., (2005)Clark (1985) ; Abernathy & Institutionele veranderingen kunnen leiden tot transsectorale innovaties De Jong, et al., (2005)

Radicaal vernieuwend en ontwrichtend karakter, ofwel geheel nieuw

voor de sector, bedrijfstak of bedrijf De Jong, et al., (2005) Ontstaan na een technologische discontinuïteit of ontwrichtende

(25)

Er is op te merken dat er overeenkomsten zijn tussen de verschillende definities. Daarom is in tabel 2.2 een duidelijk overzicht gegeven van de beschreven karakteristieken van transsectorale innovaties gebaseerd op de verschillende definities. De definitie die in dit onderzoek gehanteerd zal worden, is grotendeels gebaseerd op de definitie van de Jong, et al., (2005) aangevuld met karakteristieken uit de andere definities.

Ondanks de vrij complete definitie van de Jong, et al., (2005) ontbreken er enkele karakteristieken om de definitie compleet te maken voor dit onderzoek en kunnen er enkele onderdelen van de definitie van de Jong, et al. (2005) weggelaten worden. Zo wordt er in de definitie van de Jong e.a. (2005) alleen gesproken over vernieuwingen in bedrijven. Naar mijn mening kan het ook een vernieuwing zijn in een bedrijfstak of een sector. Daarnaast wordt er geen rekening gehouden met de eis, dat er minimaal 2 sectoren bij betrokken moeten zijn, zoals Baken en Koudstaal (2005) dat omschreven om tot sectoroverstijgende producten, diensten, processen en in de nieuwe definitie, sectoroverstijgende ideeën te komen. De Jong, et al. (2005) zijn van tevens mening dat transsectorale innovaties veelal technologisch van aard zijn, maar volgens Ingelstam (2001) hoeft een dergelijke innovatie niet technologisch van aard te zijn en komt het voor in alle delen van de economie. In dit onderzoek wordt er van uitgegaan dat dergelijk innovaties in alle vormen in de economie voorkomen en laten daarom technologische vernieuwingen buiten de definitie. Dit geld ook voor de institutionele veranderingen waar de Jong, et al., (2005) over schreven. In dit onderzoek wordt uitgegaan van de volgende definitie.

Transsectorale innovaties zijn risicovolle, doelbewuste vernieuwing in bedrijven, bedrijfstakken of sectoren, gebaseerd op de implementatie van sectoroverstijgende ideeën die zijn opgedaan buiten de eigen sector, gerealiseerd met behulp van partijen uit minimaal één andere sector die niet tot de dagelijkse bedrijfsomgeving behoren en leiden tot een nieuw paradigma op de manier van produceren / zakendoen in de sector en vergen daarom grote leerinspanning.

Naast de definitie van transsectorale innovaties is het van belang te definiëren wat een sector is. Baken en van Oirschot (2006) definiëren een sector als een verzameling van gelijksoortige activiteiten, die worden gekarakteriseerd door hun services, infrastructuur en de actoren in de sector. Deze definitie wordt ondersteund in dit onderzoek. De sectoren die worden gebruikt in dit onderzoek zijn gebaseerd op de internationale standaard van industriële classificaties van alles economische activiteiten van de Verenigde Naties4, zie appendix A.

2.2.3 Determinanten van Transsectorale innovaties

Door bestaande theorieën van innovatie determinanten naast de definities van transsectorale innovaties te leggen, komen er een aantal mogelijke determinanten van transsectorale innovaties naar voren. Determinanten van innovaties zijn volgens het onderzoek van Mel, et al., (2009) cruciaal voor

4 De verenigde Naties (VN) en in internationale termen, the United Nations (UN) is een intergouvernementele organisatie

(gericht door 51 landen)die samenwerkt op het gebied van internationaal recht, mondiale veiligheid, behoud van

(26)

overheidsbeleid om groei en ontwikkeling te stimuleren. Ondanks dat er legio determinanten te vinden zijn in de literatuur (Keizer, et al., 2002; de Jong & Vermeulen, 2006), wordt er in dit onderzoek de focus gelegd op de omgeving en het individu die de innovatie in gang zet. De focus van dit onderzoek ligt tenslotte op het stimuleren van innovatie vanuit een individu. Daarom moet er gekeken worden naar hoe een individu wordt geprikkeld om te innoveren en in dit geval transsectoraal innoveren. Literatuur met betrekking tot de adoptie van innovaties en exportresultaten worden uit dit onderzoek gehouden, omdat dit onderzoek gaat over de exploratiefase van innovaties en het onderzoek zich richt op Nederland. Gezien de geringe beschikbaarheid van wetenschappelijke literatuur over transsectorale innovaties, wordt er een beroep gedaan op de algemene innovatie literatuur. Ondanks dat transsectorale innovaties een innovatiesoort opzich zijn, kan deze vorm van innovatie zowel product- , dienst- of procesinnovaties zijn en komen transsectorale innovaties in grote en kleine bedrijven voor (Baken en Koudstaal, 2005). Er is dan ook geen expliciet onderscheid gemaakt tussen grote en kleine bedrijven en het soort innovatie.

2.2.3.1 Determinanten van innovaties

Assink (2006) bespreekt in zijn onderzoek de determinanten die invloed uitoefenen op het ontstaan van radicale en ontwrichtende innovaties. Volgens de Jong et al.(2005) zijn transsectorale innovaties radicaal van aard en ontstaan vaak na een ontwrichtende innovatie. De determinanten van Assink (2006) zijn daarom van belang voor dit onderzoek en vormen de basis van de determinanten die gebruikt zullen worden in dit onderzoek. Assink (2006) onderscheidt in zijn onderzoek exogene en endogene determinanten (zie figuur 2.5) en suggereert dat deze radicale innovatie exploratie bevorderen. Waar wel rekening mee gehouden moet worden is dat Assink (2006) zich vooral richt op grotere bedrijven.

Figuur 2.5: Exogene en endogene determinanten

van radicale en ontwrichtende innovaties (Assink, 2006)

Ook Crespi (2004) suggereert dat de politiek als determinant van innovaties gezien kan worden, alleen suggereert Crespi dat ook technologische veranderingen een belangrijke invloed hebben op innovaties. Dit komt overeen met de Jong, et al., (2005) die suggereren dat transsectorale innovaties voortkomen uit technologische en institutionele veranderingen. De determinanten die Crespi (2004) verder beschrijft zijn allemaal exogeen, zoals Assink (2006) dit omschrijft, respectievelijk;

(27)

marktstructuur, overheidsbeleid, onderwijs en vraag- en aanbod. Hoffman et al. (1998) spreekt in relatie tot innovaties over interne en externe factoren. Hoffman, et al., (1998) suggereren dat vooral de interne factoren belangrijke determinanten zijn van innovaties. Hoffman, et al., (1998) doelen hier vooral op gekwalificeerd personeel en een hoog opgeleide entrepreneur, omdat deze kennis, ideeën en inspiratie aanleveren voor R&D. R&D kan dan ook worden gezien als een belangrijke bron voor innovaties (cf. Oerlemans, et al., 1998; Keizer, et al., 2002). Freel (2003) vond in zijn onderzoek, dat de R&D uitgaven en het percentage technisch personeel sterk gerelateerd waren aan innovatiesuccessen en stelt daarom dat interne middelen van groot belang zijn als complement, maar ook als substituut van externe relaties en samenwerking. Toch stelt Freel (2003) ook dat er een mogelijke positieve relatie is tussen radicale innovaties en externe relaties, afhankelijk van de sector, het type organisatie en het type innovatie. Er zijn genoeg artikelen verschenen die het belang van externe netwerken juist benadrukken (cf. Oerlemans, et al., 1998; Keizer, et al., 2002; Freel, 2003; De Jong & Vermeulen, 2006; Dal Fiore, 2007) Volgens Keizer, et al., (2002) geldt het belang van externe netwerken vooral voor relaties met kenniscentra. Dal Fiore (2007) suggereert zelfs dat een netwerk de plek is waar grensoverschrijdend geleerd kan worden met als consequentie, radicale innovaties. Zoals eerder geschreven, is ook samenwerking met andere bedrijven of organisaties mogelijk positief gerelateerd aan innovaties (Freel, 2003; de Jong en Vermeulen, 2006; Radas en Bozic, 2009). Uit onderzoek van Radas en Bozic (2009) blijkt dat connecties met universiteiten en onderzoeksinstellingen in het bijzonder een determinant van radicale innovaties zijn, waardoor deze determinant mogelijk ook voor transsectorale innovaties geldt.

(28)

grootte van het bedrijf met betrekking tot determinanten. Volgens het onderzoek van de Mel, et al.(2009) speelt de grootte van het bedrijf wel een duidelijke rol op het soort innovatie. In dit onderzoek is dat geen probleem, omdat alle vormen van innovatie (proces- , product- , service- en organisatie-innovaties) transsectorale innovaties kunnen zijn.

2.2.3.2 Determinanten van transsectorale innovaties

Naar aanleiding van het concept (2.2.1) en de definities (2.2.2) van transsectorale innovaties, kunnen er enkele onderwerpen naar voren gehaald worden die mogelijke determinanten van transsectorale innovaties kunnen zijn. Deze mogelijke determinanten van transsectorale innovaties komen terug in de eerder besproken literatuur rondom innovatie determinanten. Echter, is de benadering voor enkele van deze determinanten anders dan in de innovatie literatuur naar voren komt. Al deze mogelijke determinanten van transsectorale innovaties zullen naar aanleiding van de literatuur rondom innovaties en transsectorale innovaties behandeld worden. In figuur 2.7 zijn deze determinanten samengevat in een model.

Economische factoren

Volgens Hoffman, et al., (1998) is er veel tegenstrijdige literatuur rondom de invloed van de economische factoren op innovaties. De een stelt dat innovatie en ondernemerschap juist toeneemt op het moment dat er een recessie gaande is en de ander stelt dat andere factoren meer invloed hebben op innovaties. Hoffman, et al., (1998) refereren aan artikelen die suggereren dat de marktconditie een mogelijke invloed uitoefent op innovaties in de vorm van concurrentie en barrières. Crespi (2004) daarentegen suggereert dat macro-economische condities waarschijnlijk het aantal innovatieve activiteiten beïnvloedt. Als de lonen toenemen of de grondstoffen duurder worden moeten bedrijven op kosten besparen of efficiënter gaan werken, dit leidt vaak weer tot creatieve oplossingen. Zoals trendwatcher Richard Lamb (2009) dit zei: “Recessie leidt tot creatieve burgers en innovatieve bedrijven”. Ook Baken en van Oirschot (2006) suggereren dat problemen zoals vastgelopen sectoren of zoals in het vorige voorbeeld recessie, vragen om creatieve oplossingen

Sociale en maatschappelijke factoren

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

* De benodigde gegevens voor het opstellen van een taktisch plan zullen vooral gegevens van het bedrijf uit het verleden zijn, terwijl daarnaast ook gegevens van andere

In Enschede, dat twee grote herinrichtingspro- jecten heeft net buiten de stad, is geprobeerd of het beleid voor het landelijk gebied niet nog verder gedecentraliseerd kon worden

Heeft u een glastuinbouwbedrijf, boomkwekerij of bloembollenbedrijf in de Greenport Duin- en bollenstreek met meerdere werknemers en u heeft interesse om aan dit onderzoek mee

de de laatste vijÍ jaar weinig of geen inzendingen meer ontving van door Dothichiza aangetaste populieren, met name uit kwe- kerijen, moet wel worden geconcludeerd dat

(2002) qualitative Unterschiede zwischen dem empirischen Usability Test und der expertenbasierten HE nachgewiesen, und zwar – bemerkenswerterweise – in einer

They used this to conclude that scalar cosine families are isolated points within the space of bounded strongly continuous cosine families acting on a fixed Banach space, equipped

Stellenbosch University’s Electronic Systems Laboratory (ESL) has already designed a horizon and sun sensor, called CubeSense, which is used in the STRaND CubeSat

The aim of this study was to synthesise simple rhodium stibine complexes and to react them with a range of phosphite ligands in order to determine the rate constants and