• No results found

Commentaar vanaf de zijlijn… Onderzoek naar de Nederlandse verslaggeving van de Gaza-oorlog in de winter van 2008/2009 Sytske Jellema en Ben Meindertsma

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Commentaar vanaf de zijlijn… Onderzoek naar de Nederlandse verslaggeving van de Gaza-oorlog in de winter van 2008/2009 Sytske Jellema en Ben Meindertsma"

Copied!
75
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Commentaar vanaf de zijlijn…

Onderzoek naar de Nederlandse verslaggeving

van de Gaza-oorlog in de winter van 2008/2009

(2)

Voorwoord

Hoe gaat het met je scriptie? Het is de meest gehoorde vraag in de afgelopen maanden. Wat een rotvraag, dacht ik lange tijd. Het gaat helemaal niet goed met mijn scriptie. Ik heb er al maanden niets aan gedaan en m’n hoofd staat op dit moment totaal niet naar die ellendige Gaza-oorlog. Maar op een zekere dag veranderde dat. De bladzijdes stapelden zich op, met plezier fietste ik naar de bibliotheek en soms werd ik zelfs ’s nachts wakker, omdat ik ineens een goede ingeving kreeg.

Hoe-gaat-het-met-je-scriptie werd langzamerhand een leuke vraag, die aanleiding gaf voor een kritisch gesprek over de onafhankelijkheid van de journalistiek, de dilemma’s van een

correspondent en het mediabeleid van Israël om uiteindelijk te ontaarden in een discussie over het eeuwig voortslepende conflict tussen Israël en de Palestijnen.

Ik moet u teleurstellen, deze scriptie zal niet gaan over tweestatenoplossingen,

terroristische Palestijnse organisaties en orthodoxe kolonisten, noch over de schuldvraag. Wel hoop ik met dit document inzicht te geven in de vraag hoe er verslag gedaan kon worden van de Gaza-oorlog, zonder dat ook maar één Nederlandse correspondent zich in de Gazastrook bevond. En daarmee hoop ik op een mooie manier mijn Masteropleiding Radio- en Televisiejournalistiek aan Rijksuniversiteit Groningen te kunnen afsluiten. Met ontzettend veel plezier heb ik deze master doorlopen en daarvoor wil ik graag een aantal mensen bedanken.

Allereerst gaat mijn dank uit naar Homme Wedman, onze begeleider en docent. Dank dat je ons altijd in zo’n korte tijd van repliek bediende, en dank voor je geduld. Ook dank aan Huub Wijfjes, Sanna Buurke en Marcel Broersma, die een belangrijke rol tijdens respectievelijk mijn scriptie en opleiding hebben vervuld. Dank uiteraard voor mijn ouders, Wim en Lamkje Jellema, voor hun bijzondere interesse in mijn studie en scriptie, hun stimulans bij het maken van mijn keuzes en hun rotsvaste geloof dat het allemaal wel goed ging komen. Dank voor tante Sytske en in nagedachtenis ome Bart, bij wie ik heel wat keren in Wehe den Hoorn ben aangeschoven voor het eten na een lange dag studeren. Mijn dank gaat ook uit aan Karin, die tot diep in de nacht mijn scriptie op taalfouten heeft doorlopen. Tot slot bedank ik Ben Meindertsma, zonder wie dit

ambitieuze project nooit geslaagd was. Onze samenwerking was zeker niet altijd makkelijk, maar zonder de ruzies, discussies, flauwe taalgrappen en diepgaande gesprekken met jou, had mijn scriptie lang niet zoveel (persoonlijke) meerwaarde gehad. Dank je wel.

(3)

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave

Inleiding

Inleiding

Inleiding

Inleiding

55

5

5

1

11

1. Theorie en geschiedenis van de oorlogsjournalistiek

. Theorie en geschiedenis van de oorlogsjournalistiek

. Theorie en geschiedenis van de oorlogsjournalistiek

. Theorie en geschiedenis van de oorlogsjournalistiek

11

11

11

11

11

1.1

1

.1

.1

.1

Van brieven van het front tot aanwezigheidsjournalistiekVan brieven van het front tot aanwezigheidsjournalistiek Van brieven van het front tot aanwezigheidsjournalistiekVan brieven van het front tot aanwezigheidsjournalistiek 1212 1212

1

11

1.2

.2

.2

.2

Israël en Palestina: “Als je van beide zijdes kritiek Israël en Palestina: “Als je van beide zijdes kritiek krijgt, doe je Israël en Palestina: “Als je van beide zijdes kritiek Israël en Palestina: “Als je van beide zijdes kritiek krijgt, doe je krijgt, doe je krijgt, doe je het goed.”

het goed.”het goed.”

het goed.” 2222 2222

11

1.3

1

.3

.3

.3

Beren op het oorlogspadBeren op het oorlogspad Beren op het oorlogspadBeren op het oorlogspad 27272727

2

22

2. De onaanraakbare oorlog

. De onaanraakbare oorlog

. De onaanraakbare oorlog

. De onaanraakbare oorlog

32

32

32

32

2

22

2.1

.1

.1

.1

De aanloop naar de GazaDe aanloop naar de Gaza----oorlogDe aanloop naar de GazaDe aanloop naar de Gaza oorlog oorlogoorlog 3232 3232

2

22

2.2

.2

.2

.2

Commentaar vanaf de zijlijnCommentaar vanaf de zijlijn Commentaar vanaf de zijlijnCommentaar vanaf de zijlijn 34343434

222.2.1 Journalistieke bronnen2.2.1 Journalistieke bronnen.2.1 Journalistieke bronnen.2.1 Journalistieke bronnen 3535 3535 222.2.22.2.2.2.2.2.2 Framing Framing Framing Framing 3737 3737 222.2.3 Journalistieke werkwijze2.2.3 Journalistieke werkwijze.2.3 Journalistieke werkwijze.2.3 Journalistieke werkwijze 3939 3939

(4)

2

22

2.3

.3

.3

.3

Analyse beschieting VNAnalyse beschieting VN----schoolAnalyse beschieting VNAnalyse beschieting VN school schoolschool 4242 4242

2 22

2.3.1 De feiten over de beschieting van de VN.3.1 De feiten over de beschieting van de VN.3.1 De feiten over de beschieting van de VN.3.1 De feiten over de beschieting van de VN----schoolschoolschoolschool 4242 4242 2

22

2.3.2 Analyse reportages correspondenten.3.2 Analyse reportages correspondenten.3.2 Analyse reportages correspondenten.3.2 Analyse reportages correspondenten 4646 4646

222.3.2.1 2.3.2.1 .3.2.1 .3.2.1 De Telegraaf 47 222.3.2.2.2.3.2.2..3.2.2..3.2.2.De Volkskrant 49 222.3.2.3 2.3.2.3 .3.2.3 .3.2.3 NOVA 50 222.3.2.4 2.3.2.4 .3.2.4 .3.2.4 RTL Nieuws 55 222.3.2.5 2.3.2.5 .3.2.5 .3.2.5 BNR Nieuwradio 60

Conclusie

Conclusie

Conclusie

Conclusie

62

62

62

62

Bronnen

Bronnen

Bronnen

(5)

Inleiding

Inleiding

Inleiding

Inleiding

Tijdens een reis naar Jordanië vier jaar geleden ontmoette Sytske in de lounge van het Hyatt Hotel een Nederlandse oorlogscorrespondent. Hij werkte voor de Wereldomroep en was bezig om in Amman een appartement te kopen, zodat hij niet zo ver meer hoefde te hoeven reizen voor het verslaan van de ene brandhaard na de andere in het Midden-Oosten. Ze raakten aan de praat en hij vertelde spectaculaire verhalen over zijn werk, voorzien van indrukwekkende foto’s. Aan het eind van de avond, de lounge was verlaten en de veel te dure biertjes leeg, concludeerde hij: “Ik heb het allermooiste vak dat er bestaat…”

Het allermooiste vak wellicht, maar waarschijnlijk ook het allermóeilijkste vak.

Oorlogsjournalisten dienen in een oorlogsgebied aanwezig te zijn om verslag te kunnen doen van de gebeurtenissen, tegelijk moeten ze genoeg op afstand blijven omwille van de veiligheid. Ze moeten zo gezagvol zijn dat ze zich van betrouwbare informatie kunnen voorzien, tegelijk dienen ze bedacht te zijn op de waarheidsclaims die beide strijdende partijen opleggen. De

oorlogscorrespondent wordt geacht gepassioneerd te zijn over het menselijke lot dat getroffen wordt, gelijktijdig moet hij of zij onpartijdig zijn en genoeg afstand houden om oorlogsstrategieën te doorzien.1 En dan is er nog de grote stress, angst en andere emoties waar de journalist mee

kampt, en, niet te vergeten de culturele kloof tussen de correspondent en de strijdende partijen. Het is dan ook niet geheel verrassend dat de meeste correspondenten in de stellige

overtuiging zijn dat de notie van objectiviteit niet samengaat met oorlogsverslaggeving. “The first casuality when war comes is truth ”, luidt de beroemde uitspraak van de Amerikaanse senator Hiram Warren Johnson tijdens de Eerste Wereldoorlog waar het standaardwerk over

oorlogsverslaggeving van Philip Knightley naar werd vernoemd.2 Verrassender is dat subjectiviteit

ook niet als schadelijk wordt gezien. De Britse oud-oorlogsverslaggever Martin Bell ziet objectieve verslaggeving als “bystander journalism”.3 Objectieve verslaggeving is volgens hem mogelijk bij

het verslaan van de landelijke politiek, maar past niet bij gepassioneerde oorlogsjournalistiek temidden van een menselijke oorlog. De vaak geciteerde oorlogsverslaggever James Cameron (1911-1985) zei dat objectiviteit in bepaalde journalistieke situaties onmogelijk en betekenisloos is. Hij wist niet hoe je verslag kon doen van een ethisch conflict met zo’n neutraliteit dat het aan het

1 Stuart Allan en Barbie Zelizer, Reporting war (Londen: Routledge, 2004) 4.

2 Phillip Knightley, The first casualty (Londen : Prion, 2000). 3

(6)

willekeurige concept van objectiviteit kon voldoen.4 Ook de Nederlandse Israël-correspondent

Conny Mus beaamt dat emoties een fundamenteel onderdeel van het vak vormen: “Je bent een mens, dat kan je niet verbloemen en dat hoeft ook niet.” 5 Dat je berichtgeving daardoor gekleurd

wordt, is onvermijdelijk, maar kennelijk niet schadelijk.

Vaak ligt de subjectiviteit van de verslaggeving ook aan factoren buiten de macht van de oorlogscorrespondent. Aan de beperkte en propagandistische informatie van overheden en legerwoordvoerders van de strijdende partijen bijvoorbeeld, aan gebrek aan tijd en overzicht om de oorlogssituatie te analyseren en in een context te plaatsen en aan logistieke obstakels als kapotte wegen, gebrek aan brandstof of omdat telefoonlijnen zijn afgesneden.

Hoe vanzelfsprekend deze issues ook mogen zijn voor correspondenten zelf, het

Nederlandse publiek wist maar nauwelijks van het bestaan van deze problemen af. In zijn boek

Het zijn net mensen legt Joris Luyendijk bovenstaande en andere dilemma’s bloot, waar hij tegenaan liep als beginnend Midden-Oostencorrespondent. 6 Het boek werd een bestseller,

Luyendijk werd Journalist van het Jaar en een golf van verontwaardiging deed de ronde door Nederland. Het boek werd als een ware eye-opener gezien: ongelooflijk dat we zo worden opgelicht als nieuwsconsument. Hoe kunnen journalisten dingen vertellen die we helemaal niet zeker weten? Uit de discussie die hierover volgde, ontstond het boek Het Maakbare Nieuws, waarin collega-correspondenten reageerden op de kijk van Luyendijk over het

(oorlogs)correspondentsschap en zijn pessimistische visie afzwakten. Luyendijk reageert zelf ook in het boek. Naast het uitspreken van zijn verbazing over de impact van zijn boek, doet hij het voorstel om de “onvermijdelijke beperkingen” van de journalist te omarmen. “We overzien niet de hele wereld, we weten niet zeker wat er allemaal gebeurt, en we kunnen niet objectief zijn. (…) Waarom betrekken we ons publiek niet in onze twijfels, en nodigen we hen uit om mee te denken?”

Vanuit deze gedachte - dat meer openheid en eerlijkheid in de journalistiek een positieve bijdrage kan leveren aan de kwaliteit van de berichtgeving – hebben wij onderzoek gedaan naar de werkwijze van correspondenten. Aangezien conflictsituaties bij uitstek gecompliceerde situaties zijn om verslag van te doen, willen we onderzoek doen naar het correspondentschap in een van de meest complexe conflictgebieden van dit moment: Israël en Palestina.

4 Greg McLaughlin, The war correspondent, 162.

(7)

Hoewel het beeld is ontstaan dat joden en Arabieren al eeuwen op gespannen voet met elkaar leven en het conflict tussen Israël en de Palestijnen vele generaties teruggaat, is het tegendeel waar. Historici zijn het erover eens dat Arabische en Joodse inwoners van het Midden-Oosten tot in de negentiende eeuw in relatieve vrede naast elkaar hebben geleefd. Pas aan het einde van de negentiende eeuw komt er langzaam een einde aan de vreedzame relatie tussen joden en

Arabieren als de Zionistische beweging in het Westen op gang komt en tienduizenden joden uit vooral Oost-Europa emigreren naar Palestina, dat op dat moment onderdeel uitmaakt van het Ottomaanse Rijk. In dezelfde periode, waarin het nationalisme in opkomst is, neemt ook onder Palestijnse Arabieren het nationale bewustzijn toe. Op dat moment is slechts een paar procent van de bevolking in Palestina van Joodse afkomst. Onder Brits mandaat, tijdens het interbellum, wordt de joden een eigen staat beloofd, krijgen joden in Europa het steeds moeilijker en neemt de

emigratie van joden naar Palestina toe. Het leidt tot een samenleving waarin de

bevolkingssamenstelling in korte tijd sterk verandert en ontwricht raakt: twee bevolkingsgroepen komen tegenover elkaar te staan. De spanningen lopen hoog op en kosten nog voor het begin van de Tweede Wereldoorlog honderden joden en Arabieren uit Palestina het leven.

De oprichting van de Joodse staat in 1948 en de burgeroorlog die daar aan vooraf ging vormen waarschijnlijk de belangrijkste oorzaken van het conflict zoals we het nu kennen. Nadat de Verenigde Naties in 1947 akkoord zijn gegaan met resolutie 181 – een tweestatenoplossing waarin de joden 56% van het land in handen krijgen – ontstaat er oorlog tussen de joden en de Palestijnse Arabieren en in hun kielzog de omliggende Arabische landen. De joden winnen de oorlog en krijgen uiteindelijk 78% van het land in handen. Rond de 700.000 Palestijnen vluchten naar Libanon en de nog overgebleven gebieden die door de Verenigde Naties aan de Palestijnen waren toegewezen: de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever. Honderdduizenden Palestijnen die geen actieve rol speelden in de oorlog worden vanaf dat moment een partij in het conflict. Niet langer delen ze met joden hetzelfde land: ze verblijven in vluchtelingenkampen in omliggende gebieden. De Arabieren die nog wel in Israël wonen zijn plotseling een minderheid na

eeuwenlang het land als meerderheid te hebben bevolkt. Terwijl de joden ernaar streven te behouden wat ze hebben, streven de Palestijnen ernaar terug te krijgen wat ze verloren hebben. Of zoals historicus Gregory Harms het beschrijft: “Israël was a permanent reality, Palestinian sovereignty was a dream lying in ruin.”7

7

(8)

Tijdens de Zesdaagse-oorlog in 1967, waarbij de omliggende Arabische landen opnieuw de aanval openen op Israël, verovert Israël de Westelijke Jordaanoever en Gaza, en komen een miljoen Palestijnen te leven onder Israëlisch gezag. Het gevolg is dat honderden Israëlische kolonisten hun kans grijpen nederzettingen te bouwen in beide gebieden en de complexiteit van het conflict fors toeneemt. Tegelijkertijd wordt aan de Palestijnse kant, onder leiding van de

Palestine Liberation Organization (PLO) het Palestijnse verzet georganiseerd. Vanuit omliggende landen beginnen de Palestijnen een

strijd om de gebieden terug in Palestijnse handen te krijgen, waarbij geweld niet wordt geschuwd. Eind jaren tachtig verplaatst het centrum van het conflict zich van de omliggende landen naar Gaza en de Westelijke Jordaanoever als de eerste Intifada uitbreekt: de Palestijnse

volksopstand die een paar jaar duurt en waarbij duizenden Palestijnen zich op alle mogelijke manieren verzetten tegen de Israëlische bezetting. In de periode die volgt draagt Israël, als resultaat van de vredesbesprekingen in 1993, gefaseerd de autoriteit over de gebieden over aan het Palestijns bestuur. De overdracht wordt

afgerond in 2005, als het Israëlische leger zich volledig terugtrekt uit het gebied. In 2000 breekt opnieuw een opstand uit. Vanaf dat moment worden vanuit de strook raketten afgevuurd op Israël.

Nadat er in 2007 een machtswisseling heeft plaatsgevonden in Gaza – de gematigde Fatah maakte in de Gazastrook plaats voor de radicalere, maar democratisch gekozen Hamas - laait het geweld in de Gazastrook weer op. Israël reageert hierop door Gaza volledig af te sluiten, waarna de

1. Kaart van Israël en de Palestijnse gebieden.

(9)

beschietingen aanhouden. Pas als in juni 2008 een zes maanden durende wapenstilstand tot stand komt, wordt het voor het eerst in jaren rustig. In november komt er echter een einde aan de wapenstilstand – volgens Hamas heeft de Israëlische regering het bestand geschonden – waarna er in een maand tijd weer honderden raketten vanuit Gaza op Israël worden afgevuurd.

Op 19 december laat Hamas weten de wapenstilstand niet te willen verlengen. Op 27 december voert Israël een grootschalige luchtaanval uit waarbij tweehonderd doden vallen, en waarbij de Israëlische regering aangeeft door te zullen gaan totdat het de infrastructuur van Hamas heeft verwoest en de dreiging van raketten is verdwenen. Hamas antwoordt met tientallen

raketten en mortiergranaten. Op 3 januari gaat Israël een stap verder door met grondtroepen Gaza binnen te trekken. Het is het begin van een grondoorlog die duurt tot 18 januari, de dag dat zowel Israël als Hamas onder druk van de internationale gemeenschap een eenzijdig staakt-het-vuren afkondigen. In de dagen die volgen, trekt Israël zich terug uit het gebied. Als de schade is opgemaakt blijkt dat er meer dan duizend Palestijnen zijn gedood, waaronder een groot deel burgerslachtoffers, en dat dertien Israëli’s om het leven zijn gekomen.8 Daarmee kwam een

voorlopig einde aan het voortslepende conflict.

Dit laatste Gaza-offensief vormt het schouwtoneel voor ons onderzoek. De Gazastrook was tijdens de 23 dagen durende strijd gesloten voor journalisten. De correspondenten stonden vanaf de grens met de Gazastrook verslag te doen en konden niet rechtstreeks waarnemen wat er binnen de grenzen van Gaza gebeurde. In deze scriptie zullen we daarom antwoord proberen te vinden op de vraag:

Op welke wijze zijn Nederlandse correspondenten in Israël en de Palestijnse gebieden ten tijde van het Gaza-offensief omgegaan met het gegeven dat zij het conflictgebied niet in konden, en op welke manier heeft dit de berichtgeving over het conflict beïnvloed?

Het eerste hoofdstuk bestaat uit een studie naar oorlogsverslaggeving en correspondentschap en de (technologische) ontwikkelingen die daarin hebben plaatsgevonden aan de hand van enkele belangrijke conflicten. Speciale aandacht zal hierbinnen zijn voor de Nederlandse verslaggeving in het Midden-Oosten.

Het tweede hoofdstuk bestaat uit een analyse van het geschreven, geluid- en

beeldmateriaal van drie RTV- en twee dagbladcorrespondenten. Welk beeld van het conflict is

8

(10)

ontstaan door hun berichtgeving, en wat vertelt het materiaal ons over hun werkwijze? Daarnaast bestaat dit hoofdstuk uit de uitwerking van interviews die we hebben gehouden met de

correspondenten over hun eigen werkwijze ten tijde van het conflict. Wie waren hun bronnen? Welke instructies kregen ze vanuit Nederland? Hoe gingen ze om met het gegeven dat het conflictgebied onbereikbaar was? In de conclusie geven we antwoord op de onderzoeksvraag en formuleren we een bescheiden aanbeveling voor toekomstige correspondenten in Israël.

Deze scriptie vormt een aanvulling op een radiodocumentaire die we over dit onderwerp hebben gemaakt.9 Hierbij hebben we met drie Nederlandse RTV-correspondenten teruggeblikt op

hun verslaggeving van de Gaza-oorlog, aan de hand van voor hun bepalende reportages, personen en plekken. De interviews in deze documentaire zijn gebruikt in dit onderzoek, maar beide producten zijn onafhankelijk van elkaar gemaakt.

9 De documentaire met als titel Ben en Sytske ontwarren een media-war is terug te luisteren op

(11)

1.

1.

1.

1. Theorie en ge

Theorie en ge

Theorie en ge

Theorie en geschiedenis van de oorlogsjournalistiek

schiedenis van de oorlogsjournalistiek

schiedenis van de oorlogsjournalistiek

schiedenis van de oorlogsjournalistiek

Oorlogsverslaggeving gaat gepaard met vele dilemma’s, moeilijkheden en obstakels. Kan je

onafhankelijk iets verslaan dat onlosmakelijk verbonden is met emoties, politieke, diplomatieke en militaire belangen? Hoe kan je je authenticiteit bewaken als je maar een beperkte toegang tot bronnen hebt en hoe kun je een duidelijk gestructureerd verhaal maken als overzicht ver te zoeken is in een oorlogssituatie? Maar om bij het begin te beginnen, alleen al de term

oorlogsverslaggeving roept de nodige vragen op. Is een twitteraar die bericht over de opstanden in Iran na de presidentsverkiezingen een oorlogsverslaggever? En kan je van een oorlogsverslaggever spreken bij een militair die een blog bijhoudt over zijn ervaringen aan het front? Valt een

journalist die vanuit Hilversum verslag doet van de oplopende spanning tussen twee bevolkingsgroepen in China onder de term?

In het verdrag van Genève uit 1949 staat over oorlogsverslaggevers geschreven dat zij “deel uitmaken van de strijdkrachten van hun land en verplicht zijn een legeruniform te dragen met een epaulet waarop staat ‘war correspondent’. Ze vallen onder de militaire strafrechtsspraak en

kunnen, in tegenstelling tot ‘gewone journalisten’ aanspraak maken op het recht met eenheden mee te reizen. Oorlogsverslaggevers committeren zich aan militaire doelen, zijn het bij voorbaat eens met mogelijke censuur en brengen met hun verslaggeving de operatie niet in gevaar.”10

Dergelijke oorlogsverslaggevers zijn echter niet te vinden onder de huidige westerse verslaggevers. Het verslaan van conflicten wordt door ‘gewone journalisten’ gedaan, die zich niet voegen naar het leger van hun land en ook niet onder de militaire rechtspraak vallen. Het zijn journalisten die, volgens de in 1979 opgestelde definitie van de term door UNESCO “a pour profession de

rechercher, de recevoir ou de communiquer régulièrement des informations, y compris des opinions, idées ou commentaires, destinés à des publications quotidiennes ou périodiques, à des agences de presse, à des services d’informations radiodiffusées, téléviséés ou d’actualités filmées”.11

Wat onderscheidt de gewone journalist dan nog van de oorlogsverslaggever? Onderzoeker

Sebastian van der Lubben beargumenteert dat voor dit antwoord de duur van de aanwezigheid van een journalist in een conflictgebied, de geografische positie van de journalist tijdens het conflict en zijn vermogen de gebeurtenissen in een context te plaatsen bepalend zijn. Hierbij stelt hij dat de aanwezigheid van de journalist de belangrijkste factor is in de bepaling van de definitie van het

10 Sebastian van der Lubben, ‘De onzichtbare oorlog’, Skript Aflevering Media en Oorlog (2002), 16.

11 Marijke De Rouck, Journalistiek tijdens gewapende conflicten: een verloren strijd? (Antwerpen: Universiteit

(12)

begrip oorlogsverslaggever.12 Arnold Karskens omschrijft de term in zijn boek Pleisters op de Ogen

mijn inziens het volledigst: “Een persoon die uit hoofde van zijn of haar beroep werkzaam is in een oorlogsgebied als verslaggever, tekenaar, fotograaf, cameraman, voor het vergaren van informatie voor publicaties, persagentschappen, radio- of televisie-uitzendingen of

filmnieuwsdiensten.” 13 Daar voegen wij het Internet nog aan toe als medium om voor te

publiceren. De twitteraar of blogger vallen in deze definitie dus buiten het begrip

oorlogsverslaggever, de buitenlandcorrespondent valt er binnen, ondanks dat hun journalistieke werkveld breder is dan het verslaan in conflictgebieden.

Met een definitie van het begrip is oorlogsverslaggeving nog steeds geen vaststaand gegeven. Elke oorlog bracht weer nieuwe ontwikkelingen in de verslaggeving met zich mee. Technologische vernieuwingen in communicatie, veranderde journalistieke visies en stijlen en informatiecontrole door autoriteiten hebben de oorlogsjournalisten telkens weer voor nieuwe uitdagingen en keuzes gesteld.

1

11

1.1. Van brieven van het front tot aanwezigheidsjournalistiek

.1. Van brieven van het front tot aanwezigheidsjournalistiek

.1. Van brieven van het front tot aanwezigheidsjournalistiek

.1. Van brieven van het front tot aanwezigheidsjournalistiek

Oorlog is sinds het begin van de gedrukte pers een geliefd onderwerp voor journalisten. Al in de zestiende eeuw berichtten pamfletten, couranten, nouvellesen tijdinghen over het wel en wee aan het front.14 Toen de Tachtigjarige Oorlog uitbrak, gaf dat een goede impuls aan de

oorlogsverslaggeving. Tientallen scribenten liepen mee in de zomermarsen tegen de Spaanse overheersers om te schrijven over de overwinningen van Willem van Oranje. Nederlagen werden niet vermeld, daar zag Willem van Oranje persoonlijk op toe door elk verslag te controleren. De loyale courantiers leverden daar zelf ook een bijdrage aan: een kritische houding ten aanzien van het vaderland was niet aan de orde. Hoogdravend waren deze eerste oorlogsverslagen evenmin. Behalve dat feiten werden verdraaid of achterwege werden gelaten, ontbrak het de

oorlogsjournalisten aan interesse en ervaring om waar te nemen en te noteren wat er gebeurde. Bovendien was journalist een weinig prestigieus beroep, dat veelal naast een ander ‘écht’ vak werd beoefend, als notaris of drukker. Karskens noemt in het bijzonder de drukkers Broer Jansz. en Casper en Jan van Hilten.15 De uit Amsterdam afkomstige heren schreven aan het begin van de

12

Sebastian van der Lubben, ‘De onzichtbare oorlog’, Skript Aflevering Media en Oorlog (2002), 16.

13 Arnold Karskens, Pleisters op de ogen, pleister op de mond: de geschiedenis van de Nederlandse

oorlogsverslaggeving van Heiligerlee tot Kosovo (Amsterdam: Meulenhoff, 2001) 22.

14 Ibidem, 35. 15

(13)

zeventiende eeuw voor respectievelijk de Tydinghen uyt verscheyde Quartieren en Courante uyt ltaliën ende Duytschlandt over de veldslagen tussen Spanje en de Hollandse geuzen. Daarmee vormen zij volgens Karskens “de bakermat van de westerse oorlogsverslaggeving”.16

“Men is alhier eenighe daghen in groote vreese gheweest

Door het aencomen van den Geneael Papenheym ende Coninghshuysen Die hun met de Garnisoenen uyt ’t Landt van Bruynswijck

Met 9 a 10000 mannen hebben versterckt

Schooningen ende Helmstadt ingenomen ende uytgheplundert.”17

In de tweede helft van de negentiende eeuw veranderde er veel in de pers: het dagbladzegel werd afgeschaft, waardoor de kosten van kranten aanmerkelijk daalden, de nieuwe grondwet

garandeerde de vrijheid van meningsuiting en de uitvinding van de telegraaf zorgde voor een directere en snellere nieuwsvoorziening. De oplages van kranten stegen enorm en het medium bereikte een breder publiek, met een lagere politieke interesse. Om de krant voor de massa toegankelijk te maken, werd het nieuws dicht bij de belevingswereld van de lezer gebracht via simpele narratieve structuren, illustraties en het beschrijven van emoties. Kranten scoorden als ze een gevoel uitten van bedreiging door onvoorspelbare krachten als oorlog, natuurgeweld,

epidemieën en moordmysteries.18

‘War sells’, is een veelgehoorde uitspraak, die tot op de dag van vandaag blijkt te kloppen. Tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog tussen 1861 en 1865 werd in de Verenigde Staten een enorme omzet gemaakt in de journalistiek. Een grote krant uit New York verkocht gemiddeld vijf keer zoveel kranten als er nieuws over de Burgeroorlog in stond.19 Journalisten werkten dag en

nacht met honderden tegelijk om zoveel mogelijk nieuws te scoren. Dankzij de telegraaf waren zij in staat om de kranten in korte tijd van nieuws te voorzien. Voor gedetailleerde analyses en beschrijvingen van militaire strategieën was geen ruimte door deze nieuwe technologie. In plaats daarvan werd het de taak van de journalist om zo snel mogelijk nieuwtjes te scoren en te

entertainen via dramatische, sensationele en overdreven verhalen. Dat dit nog al eens ten koste van de waarheid en betrouwbaarheid van de reportages ging, werd niet als hinderlijk ervaren.

16 Ibidem, 17.

17

Jan van Hilten, Courante uyt Italien ende Duytschlandt & c., No 6., 7 februari 1632.

18 Bernadette Kester en Huub Wijfjes, ‘Inleiding Media en Oorlog’, Tijdschrift voor Mediageschiedenis 2

(1999), 2: 6.

19

(14)

Objectiviteit als journalistieke norm was nog niet geïntroduceerd en journalisten hadden dan ook geen enkele moeite met het beschrijven van nederlagen als overwinningen als dat de verkoop van de krant ten goede kwam.20 Illustratief is de opdracht die de eindredacteur van de Chigago Times,

Wilbur F. Storey, gaf aan zijn verslaggevers aan het front tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog: “Telegraph fully all news you can get and when there is no news, send rumours”.21 Ondanks de

lage betrouwbaarheid en slechte kwaliteit van de reportages, was oorlogsjournalistiek bijzonder populair in de Verenigde Staten. De oorlogscorrespondent kreeg dankzij deze nieuwe

journalistieke stijl de status van held.

In Nederland was dat anders. Liep twee eeuwen eerder Nederland nog voorop in de verslaggeving vanaf het front, tegen het einde van de negentiende eeuw werd reizen naar oorlogsgebieden als overbodig, gevaarlijk en kostbaar gezien. Daarnaast speelde het praktische bezwaar dat er op dat moment zoveel oorlogen woedden, dat het praktisch gezien onmogelijk was

om in al die brandhaarden correspondenten te stationeren. Verslaggeving van het front werd vooral verkregen via buitenlandse kranten en brieven van militairen. Deze gaven een verre van volledig en vaak eenzijdig beeld; de militairen hadden bovendien weinig kaas gegeten van journalistiek en een slecht gevoel voor ‘nieuws’. De verslaggeving van de

Boerenoorlog tussen Zuid-Afrika en Engeland in 1898 werd door slechts één Nederlandse correspondent gedaan. Engeland had op dat moment maar liefst driehonderd oorlogscorrespondenten in dienst. Wel kregen kranten in hun oorlogsberichtgeving steeds meer oog voor de humanitaire gevolgen van de oorlog. De komst van film en fotografie droeg daar aan bij. Foto’s van vrouwen en kinderen in concentratiekampen

20 De objectiviteitsnorm wordt pas aan het einde van de negentiende eeuw in de journalistiek geïntroduceerd. Tot

die tijd was het volstrekt legitiem om als oorlogsverslaggever te oordelen over ‘kwaad’ en ‘goed’. Greg McLaughlin, The war correspondent, 153.

21

Phillip Knightley, The first casualty, 23.

(15)

en platgebrande huizen brachten een golf van protest tegen de Engelse regering teweeg bij de lezer.22 Filmbeelden van vechtende boeren tegen Engelse militairen – weliswaar geënsceneerd bij

gebrek aan gevechten in het open veld door de guerrillamethodes die de boeren toepasten – hadden een enorme impact op het thuisfront.

Hoewel de vraag naar smeuïg en dramatisch oorlogsnieuws bij het publiek onverminderd blijft, is het aanbod in Nederland dus schraal. Een verklaring hiervoor schuilt in de verzuiling die in die tijd zijn intrede in ons land doet. Journalisten berichtten vanuit hun eigen geloof en achtergrond, met een smal blikveld tot gevolg. Maar die verklaring is niet afdoende. Ook binnen de Nederlandse pers deed men er alles aan om popularisering van het medium tegen te gaan en geen Amerikaanse sensatiejournalistiek te krijgen. De massapers bracht binnen de journalistiek de behoefte om het publiek te ontwikkelen en een kritisch denkvermogen bij te brengen. Dit

verlangen paste bij Nederlandse deugden als fatsoen, beheersing, tolerantie en maatschappelijke inzet.23 Daarbij hoorde een beheerst-afstandelijke journalistieke stijl en een neutrale positie in

oorlogen. De dagbladen die zich hier niet aan hielden - De Telegraaf was hier het meest prominente voorbeeld van - werden als onverantwoordelijk bestempeld. De Telegraaf toonde emoties en koos partij in de Eerste Wereldoorlog, iets waar andere kranten zich niet aan waagden. Volgens critici was De Telegraaf uitsluitend bezig met winstbejag en dat leidde tot sensatiezucht. Het doel van de krant was vermaken, prikkelen en inspelen op het gevoel van de lezer door commentaren, reportages en interviews. De angst bij critici leefde dat de emotioneel-betrokken stijl in de journalistiek de overhand zou nemen, aangezien deze goed scoorde. Deze angst werd bevestigd. De nieuwshonger van het publiek naar de oorlog net over de grens was zo groot dat steeds meer kranten elementen van de emotioneel-betrokken stijl van De Telegraaf over gingen nemen. Nieuws, samengevat en voorzien van een dikke kop, sierde de voorpagina van steeds meer kranten en ook nam de hoeveelheid afbeeldingen in kranten toe. Wel bleef het aantal Nederlandse oorlogscorrespondenten gering.

De toenemende populariteit van de massamedia bij de lezer drong langzamerhand door in de politiek en het leger. Hoewel de invloed van de massapers achteraf gezien nog wel eens als overdreven wordt bestempeld, was men aan het begin van de twintigste eeuw overtuigd van een bijzonder grote macht van de media: “Inderdaad is de pers de koningin der aard, zij en zij alléén

22 Bernadette Kester en Huub Wijfjes, ‘Inleiding Media en Oorlog’, Tijdschrift voor Mediageschiedenis 2

(1999), 2: 7.

23 Marcel Broersma, ‘Botsende stijlen. De Eerste Wereldoorlog en de Nederlandse journalistieke cultuur’,

(16)

regeert de tegenwoordige wereld. (…) Wij kunnen ons geen lichaam in den staat denken, dat zooveel invloed uitoefent, waarvan zooveel kracht uitgaat, als van de pers en wel in het bijzonder van de dagbladpers”, sprak de Leidse ambtenaar ter secretarie H. Quast in 1915.24 De behoefte de

macht van de pers te beperken en te controleren ontstond in de Verenigde Staten na de Spaans-Amerikaanse Oorlog van 1898. Deze oorlog, ook wel de ‘journalistenoorlog’ genoemd, vormde het hoogtepunt van de sensationele roddelpers. Journalisten stonden midden op het slagveld en hadden vrij spel te schrijven wat men wou. Dit leidde tot grote onwaarheden, die dankzij de telegraaf ook nog in hoog tempo konden worden verspreid. Het leger reageerde op de

journalistieke excessen door een strengere censuur toe te passen en berichten van Havana naar New York via Madrid te laten verlopen, om zo een vertraging in de berichtgeving te veroorzaken. Gelijktijdig kampte Engeland met een negatief imago door de beelden van de Boerenoorlog die de onvrede van de lezer op de hals hadden gehaald. Ook Engeland reageerde door in te grijpen en de media aan banden te leggen.25

De lessen van deze oorlogen werden meegenomen naar de twee grote oorlogen die volgden: de Eerste en Tweede Wereldoorlog. Er heerste in deze oorlogen een strikt censuurbeleid omwille van de ‘staatsveiligheid’. Verslaggevers werden tot 1915 buiten de frontlinies gehouden. Na flinke druk werden officieel zes Franse en Britse reporters op het slagveld toegelaten onder strikte begeleiding van het leger en onder strenge censuur. Ook in de Tweede Wereldoorlog kreeg een beperkt aantal correspondenten toestemming tot de frontlinies onder waakzaam toezicht van de Franse en Britse regeringen. Hoewel de pers klaagde dat het nieuws door alle strikte procedures en censuur veel te laat de bevolking bereikte, werkte ze mee met de geallieerde legers. Er werd geen onvertogen woord over de legers gerept. De censuur had ogenschijnlijk het doel om het publiek op de hoogte te houden van de ontwikkelingen in het leger en ervoor te waken dat de vijand geen informatie onder ogen kreeg. Volgens Knightley26 was de censuur echter vooral bedoeld om de publieke

opinie te beïnvloeden om de oorlog te steunen en om mensen te werven voor het leger. Ook in Duitse media was geen sprake van persvrijheid; de media stonden onder de directe controle van het Ministerie van Propaganda. Zelfs neutrale buitenlandse media werden in Duitsland

nauwlettend in de gaten gehouden. Journalisten die negatieve berichten verspreidden, werden geïntimideerd of gearresteerd vanwege spionage.27 Naast geschreven media werd tijdens de

24 Arnold Karskens, Pleisters op de ogen. 25 Greg McLaughlin, The war correspondent, 29. 26 Ibidem, 68.

27

(17)

Tweede Wereldoorlog ook een nieuw medium ingezet in de oorlogsverslaggeving: de radio. De realiteit van de oorlog kon nu rechtstreeks de huiskamer worden ingebracht. Dat effect wordt nog veel groter als twee decennia later de televisie zijn intrede doet in de oorlogsverslaggeving tijdens de Vietnamoorlog.

In de jaren zestig werd de televisie de primaire nieuwsbron voor veel mensen. Dankzij de nieuwste filmtechnologie werd het mogelijk om beelden van de oorlog in Vietnam binnen twee dagen op televisie te kunnen zien. Hoewel satellietverbindingen technisch gezien al wel mogelijk waren, was dit nog veel te duur. En dus werden dagelijks banden ingevlogen. De beelden van de oorlog waren weinig schokkend: bijna nooit werden gevechtsbeelden getoond en als dat wel zo was, dan gebeurde dit uit de context en hadden de beelden weinig te maken met de

oorlogsontwikkelingen van dat moment.28

De Vietnamoorlog kende een grote persvrijheid. Ervaringen uit het verleden hadden inmiddels bewezen dat de media zeer patriottistisch waren en weinig negatieve publiciteit over het leger verspreidden. De media fungeerden “als doorgeefluik van regeringsstandpunten”.29

Daarnaast zou censuur indruisen tegen de democratische vrijheden en die was Amerika nou juist aan het bevechten in Vietnam.30 Om toch enige invloed op de media uit te oefenen, werd elke dag

rond vijf uur een persconferentie over de laatste oorlogsontwikkelingen gehouden. De

optimistische toonzetting en positieve stand van zaken tijdens de persconferenties bleken niet overeen te komen met de waarnemingen die de correspondenten zelf deden. Journalisten namen de legerverklaringen steeds minder serieus en de persconferentie kreeg de bijnaam Five O‘Clock Follie. Er ontstond een credibility gap tussen de officiële berichtgeving en die van de pers.31

Het Tet-offensief van januari 1968 wordt als kentering gezien in de verslaggeving van de oorlog. Dit offensief was militair gezien een grote mislukking, maar werd gepresenteerd als een geslaagde aanval. Na het offensief nam de publieke steun voor de oorlog af. Het publiek zag in dat er een hoge prijs betaald werd voor de oorlog zonder dat veel resultaten werden geboekt.

Daarnaast stond de oorlogsstrategie van uitputting en het gebruik van chemische middelen als napalm ter discussie bij het publiek. Deze werden als immoreel bestempeld. De maatschappelijke weerstand leidde uiteindelijk tot het einde van de oorlog. De media werden als schuldige

28Ibidem, 39.

29 Jan Schoeman, ‘Oorlog op Twee Fronten. Media-invloed op Vredes- en Veiligheidsbeleid’, Tijdschrift

voor Mediageschiedenis 2 (1999)2: 18.

30 Roy de Ruiter, ‘Militaire mediacontrole. Waarom journalisten de oorlog nooit zien’, Skript Aflevering Media

en Oorlog (2001), 49.

31 Roy de Ruiter, ‘Militaire mediacontrole. Waarom journalisten de oorlog nooit zien’, Skript Aflevering Media

(18)

aangewezen voor de nederlaag in Vietnam. Hoewel er op het eerste gezicht inderdaad een

oorzakelijk verband lijkt te zijn tussen de televisieberichtgeving en de steun voor de oorlog, komt men hier later op terug. “De media hebben (…) de politiek, de publieke opinie en het verloop van de oorlog niet zozeer beïnvloed, maar veel meer weerspiegeld”, blijkt uit een studie van Jan Schoeman.32 Toch blijkt het Vietnamsyndroom “een van de hardnekkigste mythes” in de

geschiedenis van de Amerikaanse journalistiek te zijn. 33 De verslaggeving van de Vietnamoorlog is

bepalend geweest voor het politieke en militaire beleid ten aanzien van de media.

In de jaren zestig en zeventig was Nederland nog altijd terughoudend in het verslaan van buitenlandse oorlogen. Van de circa 5000 journalisten die de Vietnamoorlog versloegen, waren er 25 afkomstig uit Nederland. Daaronder waren er slechts enkelingen die het gevaar echt durfden te trotseren en voor langere tijd met de legertroepen optrokken. Deze journalisten waren overigens vooral werkzaam voor buitenlandse media. Buitenlandreportages waren nieuw en journalisten moesten wennen aan het medium televisie bij de verslaggeving van de oorlog. De Vietnamoorlog was een goede leerschool voor de buitenlandverslaggevers, maar onervarenheid was troef. Een gebrek aan kennis van zaken en de te sterke persoonlijke mening van de journalist in de

reportages verhinderden een onafhankelijke, kritische verslaggeving. Karskens ziet het grootste manco van de berichtgeving van de Vietnamoorlog in “de blinde vlekken”.34 Daarmee doelt hij op

het feit dat de grote persvrijheid die de journalisten kreeg niet voldoende werd benut. Zo werden journalistieke maatstaven als vrijheid van nieuwsgaring wel aan Amerikaanse zijde toegepast, maar niet aan communistische zijde gebruikt. Hierdoor ontstond een eenzijdig beeld van de oorlog.

Eenzijdigheid is iets wat in de westerse berichtgeving van de daaropvolgende oorlogen nog vaak terugkomt. In de Falklandoorlog in 1982 tussen Engeland en Argentinië over de Argentijnse eilandengroep bijvoorbeeld, toen de Britse regering – besmet door het Vietnamsyndroom – besloot dat slechts een klein groepje journalisten toegelaten mocht worden in de militaire expeditie naar de eilandengroep. In dit zogenaamde poolsysteem waren journalisten, uitsluitend afkomstig uit Groot-Brittanië, sterk afhankelijk van de militairen voor communicatie, accommodatie en proviand. Zogenaamde ‘minders’ oftewel censoren moesten er bovendien op toezien dat de verslagen geen gevoelige informatie bevatten over strategie en uitrusting van het Britse leger. Van

32 Jan Schoeman, ‘Oorlog op Twee Fronten. Media-invloed op Vredes- en Veiligheidsbeleid’, Tijdschrift

voor Mediageschiedenis 2 (1999) 2: 21

33 Marijke De Rouck, Journalistiek tijdens gewapende conflicten: een verloren strijd?, 7. 34

(19)

tegenwerking mocht geen sprake zijn, al had het Britse militaire apparaat geen zware taak aan de controle op de verslaggeving. De chauvinistische Britse journalisten hadden nauwelijks kritiek.

Het poolsysteem werd door de Verenigde Staten met interesse bestudeerd en ingezet bij de Amerikaanse inval in Panama in 1989. Hoewel het voor journalisten op deze manier mogelijk werd om het oorlogsgebied te betreden, vergrootte het poolsysteem ook de controle van het leger op de media. Het poolsysteem bleek in de praktijk tegen te vallen. De autoriteiten hielden zich niet aan de afspraken en het leger sloot de media opnieuw buiten. Dat bleek toen na de opheffing van de controle op de media een heel ander beeld van de oorlog werd gepresenteerd als het leger had voorgespiegeld.

Gezocht werd naar een methode om de oorlog te verslaan die voor zowel het leger als de media acceptabel was. Informatiemanagement is een term die tijdens de Golfoorlog in de jaren negentig hiervoor wordt geïntroduceerd.35 Er werd besloten dat journalisten wederom in een pool

mee mochten reizen met het leger. De journalisten kregen een uitzonderlijke positie met vrije toegang tot de commando’s. Wel werd het aantal journalisten in de pool beperkt tot 132 en waren zij bovendien uitsluitend van Britse, Franse en Amerikaanse afkomst. Daarnaast bepaalde het systeem van informatiemanagement dat journalisten alleen met militairen mochten praten in het bijzijn van een officier en dat hun reportages alleen na een ‘veiligheidsonderzoek’ vrijgegeven mochten worden. Journalisten die niet in de pool zaten, moesten genoegen nemen met persconferenties van het leger; het op eigen houtje bezoeken van het oorlogsgebied was ten strengste verboden. De afhankelijkheid van het leger maakte dat de journalisten zich gingen vereenzelvigen met de militairen. Een kritische, afstandelijke blik en houding verdween bij deze

embedded journalisten. Freelance journaliste Minka Nijenhuis: “Een embedded journalist vertelt maar een deel van het verhaal. Bij berichten van journalisten die bij het leger verblijven, ligt het accent op de militaire situatie en de belevenissen van de soldaten van wier bescherming ze

afhankelijk zijn. Hoe gruwelijk de oorlog echt is en wat de gevolgen zijn voor de bewoners van het land, kunnen embedded journalisten niet laten zien.”36 Toch werkte het poolsysteem deze keer tot

tevredenheid van beide partijen. De journalist kreeg toegang tot de oorlog, in ruil daarvoor kregen de autoriteiten invloed op wat het publiek te zien en horen kreeg. De kijker kreeg uitsluitend

35 Marijke De Rouck, Journalistiek tijdens gewapende conflicten: een verloren strijd?, 54.

36 Minka Nijenhuis, ‘Berichten van het front’, in Het maakbare nieuws, Monique van Hoogstraten en Eva Jinek,

(20)

beelden te zien van een ‘schone oorlog’: er was geen bloed te zien en de nadruk lag op de precisie van wapens.37 Beelden van dode militairen werden niet getoond.

Het embedded journalism werd doorgezet tijdens de burgeroorlog in Joegoslavië. Wel kregen de journalisten hier veel meer vrijheid in de frontlinies. De burgeroorlog was een harde oorlog met sluipschutters, mortierinslagen en mijnen, in niets te vergelijken met de hi tech oorlog in de Golfstaten. Verhoudingsgewijs veel verslaggevers raakten gewond of werden gedood tijdens de burgeroorlog. De oorlog, relatief dicht bij huis, werd met grote interesse in Nederland gevolgd en een hoop Nederlandse verslaggevers reisden af naar de Balkan. Doordat het vrijwel onmogelijk was om de grenzen tussen Bosnië, Kroatië en Servië te doorkruisen, kende de verslaggeving maar een beperkt aantal standplaatsen met wederom een eenzijdige verslaggeving tot gevolg.

Deze eenzijdigheid kwam ook voort uit de zelfcensuur die de Nederlandse journalisten zich uit overtuiging oplegden. De gruwelijkheden die de strijdende volkeren elkaar aandeden, beroerden de verslaggevers zodanig dat ze veelal voor een partij kozen. Sommige feiten werden achterwege gelaten of pas na veel aarzeling gepubliceerd.38 Op de thuisredacties barstten ethische

discussies los of de journalist partij mag kiezen. Herman van Gelderen, verslaggever tijdens de Joegoslavië-oorlog voor het RTL Nieuws, meent achteraf dat hij de oorlog weliswaar niet objectief, maar wel “naar eer en geweten” heeft verslagen.39 Hij koos partij voor de underdog, de moslims,

die volgens hem het meest te lijden hadden onder de etnische uitmoording. Karskens zegt hierover: “Keuzes maken in een conflict – en zeker de keuze voor de underdog heeft iets fraais, iets verhevens. Maar zelden leidt het tot een goede oorlogsverslaggeving.”

De komst van de satelliet had grote invloed op de verslaggeving. De Golfoorlog was de eerste oorlog waarbij gebruik gemaakt werd van satellietverbindingen. Het bood verslaggevers de mogelijkheid om eerst live verslag te doen van de gebeurtenissen tijdens zogeheten stand uppers.40

Aangezien CNN voorop liep in het gebruik van live verslaggevers tijdens hun nieuwsuitzendingen, wordt gesproken van het ‘CNN-effect’, door Mc Laughlin uitgelegd als “live instant news appears to lead to instant decision making, instant diplomacy, by the world’s most powerful countries.”41

De snelheid en rechtstreeksheid van nieuwsverspreiding door deze technologie legde druk op de

37 Stuart Allan en Barbie Zelizer, Reporting war, 53. 38

Arnold Karskens, Pleisters op de ogen, 263.

39 Idem.

40 Een stand upper is volgens de definitie van Van Dale een onderdeel van een rechtstreeks op televisie

uitgezonden nieuwsitem, waarbij de verslaggever staande in beeld verslag uitbrengt.

41

(21)

traditionele taken van de journalist: het waarnemen en vastleggen van gebeurtenissen.42 Het

gevaar lag op de loer dat de journalist routineus te werk gaat: een paart uurtjes filmen, stand-uppen, filmen, stand-uppen. Doordat er geen tijd was voor echte research - immers, bij elk nieuwsuitzending moest er weer live verslag worden gedaan, dreigde het gevaar dat de journalist verkeerde conclusies trok en vage, soms zelfs onjuiste informatie gaf.43 Tijdens de oorlog in Kosovo

eind jaren negentig was het gebruik van satellietverbindingen ook in de Nederlandse journalistiek volledig geïnstitutionaliseerd. Iedere avond versloegen journalisten voor de camera de oorlog vanuit Macedonië en Montenegro. Het simpele feit dat de journalisten konden laten zien dat ze zich in het oorlogsgebied bevonden, was al een journalistieke prestatie. Het waarnemen en noteren van gebeurtenissen aan de frontlinies en het speuren naar nieuws werd verruild voor het afwachten op locatie tot er wat gebeurde. Deze ontwikkeling krijgt de naam

‘aanwezigheidsjournalistiek’ .

De oorlogsjournalistiek wordt, hoe paradoxaal dit ook mag klinken, niet vereenvoudigd door de komst van nieuwe technologieën en informatiemanagement. De grens tussen propaganda, censuur en oorlogsjournalistiek is vaag en de taak van de oorlogsverslaggever om deze scheiding te maken, lijkt niet alleen een onmogelijke opgave, maar brengt ook grote risico’s met zich mee. Gelijktijdig vormt deze taak de grootste uitdaging voor een journalist in het voortdurend

veranderende journalistieke veld. Deze uitdaging is nog groter in een land als Israël, waar als sinds haar oprichting spanningen zijn die journalisten voortdurend voor keuzes stelt.

42 Ibidem, 40.

43

(22)

1

11

1.2 I

.2 I

.2 Israël en Palestina: “Als je van beide zijdes kritiek krijgt, doe je

.2 I

sraël en Palestina: “Als je van beide zijdes kritiek krijgt, doe je

sraël en Palestina: “Als je van beide zijdes kritiek krijgt, doe je

sraël en Palestina: “Als je van beide zijdes kritiek krijgt, doe je

het goed.”

het goed.”

het goed.”

het goed.”

Op 4 mei 1921 schrijft Palestina-correspondent Jacob Israël de Haan het volgende voor de avondeditie van het Algemeen Handelsblad:

“Het Land in onrust. En Jaffa in opstand. Meer dan dertig van onze doden hebben wij reeds te Tel Aviv begraven. Nog iedere dag sterven de gewonden. (…) Natuurlijk zullen onze vijanden wel weer zeggen dat het de schuld is van de Joodsche socialistische arbeiders.”44

En verderop in het bericht:

“Het is héél moeilijk te weten, wat er te Jaffa gebeurt. Er mag door particulieren niet worden getelefoneerd. Er is censuur op de couranten. Over de oorzaken van den opstand mogen ze niet schrijven, zoolang het officiële rapport daarover niet verschenen is.”45

De Haan was een joodse, felle nationalist, die na een turbulent leven in 1919 naar Palestina vertrekt om voor het Algemeen Handelsblad verslag te doen van het werk en leven van de zionistische joden. Als scherp observant en met een groot gevoel voor rechtvaardigheid sprak hij met vele verschillende mensen en doorzag hij al gauw het probleem met de niet-Joodse Palestijnse bevolking. Hij sloot Arabische

vriendschappen en was soms kritisch naar de zionisten. Dat werd hem niet in dank afgenomen: in de ogen van de zionisten pleegde De Haan volksverraad. Ook de redactie van het Algemeen Handelsblad werd bestookt met brieven die

44 Ludy Giebels, ed., Jacob Israël de Haan: correspondent in Palestina, 1919-1924 (Amsterdam: de

Engelbewaarder, 1981) 126.

45 Ibidem, 127.

(23)

haat en agressie over De Haan uitspraken, wat ertoe leidde dat zijn stukken steeds minder vaak in de krant verschenen. Uiteindelijk werd de Haan vermoord door een fanatieke zionist op 30 juni 1924.

Zij het in een minder extreme vorm, maar ruim tachtig jaar na De Haan krijgen

correspondenten in Israël, zoals Palestina na de stichting van de Joodse staat in1948 gedoopt werd, nog steeds kritische berichten toegestuurd van joden: de verslagen van de correspondenten zijn pro-Palestijns, de joden worden onderdrukt. Evengoed ontvangen de correspondenten kritische brieven van Arabische zijde: de correspondenten bekommeren zich niet genoeg om het lot van de Palestijnen, de verslaggeving is pro-Israëlisch. Kortom, als correspondent in Israël kan je het nooit goed doen. Radiocorrespondent voor BNR en de Wereldomroep David Poort zegt hierover: “Als je evenveel kritiek krijgt van de Israëlische als van de Palestijnse kant, dan weet je dat je het goed doet.”

Het citaat van De Haan is niet alleen opvallend omdat het aantoont hoe lang er al strijd is tussen beide volkeren, het geeft met name weer hoe ingewikkeld het is om verslag te doen van de strijd. Ontzegging van toegang tot nieuwsbronnen, strikte censuur en een geraffineerd

propagandabeleid maken onafhankelijke, kritische en laat staan objectieve verslaggeving onmogelijk. Echter, in de geschiedenis van de verslaggeving van het conflict tussen Israël en Palestina is dit niet altijd als hinderlijk ervaren.

Tot het begin van de jaren tachtig was de berichtgeving van het conflict bijzonder in het voordeel van de joden. Al direct na de oprichting van de Joodse staat werd in de Nederlandse kranten sympathie gekoesterd voor het kleine landje. Israël was omringd door Arabische staten en moest de vijand te lijf gaan, zo kort nadat de inwoners een andere vijand te lijf hadden moeten gaan tijdens de Tweede Wereldoorlog. De getraumatiseerde joden hadden familieleden verloren in de Duitse concentratiekampen en hen werd dan ook rust gegund in hun eigen staat. De

(24)

dagblad Trouw over de verovering schreef, verscheen pas twee weken laten in de krant, voorzien van een kader dat de door de Britse en Franse opgestelde censuur de vertraging had veroorzaakt. Volgens Van Bruggen was dit doorgestoken kaart en heerste er bij zijn opdrachtgevers antipathie tegen de Arabieren.46

Tijdens de Zesdaagse Oorlog in 1967 bleef de sympathie voor Israël blijft onverminderd. Zowel linkse als rechtse politieke partijen bewonderden het Joodse staatje openlijk, de

journalistiek volgde kritiekloos. Tijdens deze oorlog kregen de Nederlandse verslaggevers ook te maken met de geoliede propagandamachine van de Israëliërs. In een persbericht van het leger lazen de journalisten dat “Israël door vijandige vliegtuigen was aangevallen.”47 In werkelijkheid

was het Israël zelf dat Egypte had aangevallen en Gaza had veroverd. De verslaggevers werden al op de tweede dag in Israëlische bussen door het veroverde gebied geleid, waarbij de verslaggevers afhankelijk waren van Israëlische radioberichten. Deze stonden lijnrecht tegenover de berichten die in Caïro te horen waren.

Ook de Israëlische censuur was de Nederlandse verslaggevers in Israël niet vreemd. Toen correspondent voor het NRC Handelsblad Salomon Bouman in 1973 een artikel over telex wilde verzenden over de aanval van Egypte en Syrië op Israël tijdens Grote Verzoendag werd deze onderbroken door de militaire censor met de vraag: “Did you submit this article?”48 Bouman werd

na een conversatie via de telex met de censor gedwongen een passage uit zijn artikel te halen. Nederland bleef echter Israël zowel politiek als journalistiek Israël steunen. De verslaggeving was eenzijdig: er werd geen hoor-wederhoor toegepast, kritische vragen ontbraken en de verslagen vormden uitstekende propaganda voor Israël.

De kentering kwam in de jaren tachtig. Volkskrant-verslaggever Jan Keulen berichtte vanuit Amman en Beiroet om ook de Arabische kant van de zaak te belichten. De verslaggeving was in zijn ogen te eenzijdig. Afgezien van enkele freelance collega’s was Keulen jarenlang de enige correspondent in de hele Arabische wereld met z’n tweehonderd miljoen inwoners.

Langzamerhand veranderde de journalistieke houding evenals de publieke opinie ten aanzien van Israël in Nederland. De oorlog tegen Libanon in 1982 werd voor het eerst vanaf Israëlische èn Arabische kant verslagen. Israël verloor de strijd en vanaf dat moment ontstond een vijandige houding van Israël naar de media. RTL-correspondent Conny Mus: ‘Vooral als ze weten dat je niet-joods bent. Dan ben je een verrader, een antisemiet. Je schildert het land verkeerd af en bent

46 Arnold Karskens, Pleisters op de ogen,160. 47 Ibidem, 161.

48

(25)

pro-Arabier.”49 Tijdens de eerste Intifada, de Palestijnse volksopstand in 1987, kregen journalisten

alleen een perskaart als ze schriftelijk toezeiden dat alles wat de media produceerden met betrekking tot de veiligheid aan de censuur werd voorgelegd.

Ondanks de strikte censuur is en blijft Israël een populaire standplaats voor

correspondenten vanwege de westerse oriëntatie van het land. Israël is een democratie met – relatieve – persvrijheid, er zijn goede wegen, telefoonverbindingen en de PR van de Israëlische overheid is goed georganiseerd. Dagelijks krijgen de correspondenten te maken met manipulatie van de media. Conny Mus: “Ik word overstelpt met e-mails, gemiddeld twintig à dertig per dag. Van overheidsinstanties en ambassades, vredesbewegingen en van de talloze internationale organisaties die in het Midden-Oosten werken. (…) Achter elk persbericht dat je ongevraagd krijgt, schuilt een agenda, soms verborgen, soms niet.”50

Er woedt een ware media-oorlog om de aandacht van de pers, al is de propaganda aan de Palestijnse zijde beduidend minder strak georganiseerd. De laatste jaren zijn de Palestijnen hard bezig een inhaalslag te maken door, net als de Israëliërs, publiciteitsreisjes te organiseren,

persmappen en –berichten te maken en Engelssprekende woordvoerders naar voren te schuiven. De strijd om aandacht van de media gaat om de sympathy vote. Beide partijen manoeuvreren zich in de slachtofferrol om zo als de underdog de sympathie van het publiek voor zich te winnen. De eigen doden en gewonden worden benadrukt en beide partijen doen hun best de tegenstander zwart te maken.51 De Palestijnen krijgen daarbij onbedoeld steun van grote

ontwikkelingsorganisaties als het Rode Kruis of Artsen zonder Grenzen. Deze NGO´s hebben de Palestijnse gebieden als hun werkterrein. Serieuze rapporten, voorzien van cijfers en percentages en toegelicht door een Engelssprekende voorlichter maken de Palestijnse zaak nog sterker.

De strijd om aandacht van de media, de censuur tijdens conflicten en de propaganda maken het werk als correspondent in Israël ongelooflijk moeilijk.52 Toch ziet Mus, in tegenstelling

tot Luyendijk het niet als een onmogelijke taak. Zolang je je niet van de kaart laat brengen door emoties en beledigingen van nieuwsconsumenten en zoveel mogelijk met je eigen ogen observeert – ondanks soms noodzakelijke tussenkomst van fixers – kan je best als journalist werken in het

Midden-Oosten.5354 Een goede kennis van de geschiedenis van een land maakt het verslaan volgens

49

Ibidem, 168.

50 Conny Mus ‘Emotie is nieuws’ in Het maakbare nieuws Monique van Hoogstraten en Eva Jinek, 121 51 Joris Luyendijk, Het zijn net mensen, 137.

52 Jo Glanville, ‘False Truths’, Index on Censorship 36 (2007) 03: 1. 53

(26)

Robert Fisk van The Independent ook eenvoudiger. Door je bewust te zijn van het feit dat de strijd tussen de Israëliërs en omliggende Arabische landen niet alleen gaat om twee kleine stukken land, maar onlosmakelijk is verbonden met de Tweede Wereldoorlog, en de verdeling van het Midden-Oosten door de geallieerde staten na de Eerste Wereldoorlog, kan je beter beide kanten van het conflict verwoorden.55

Die kennis van de geschiedenis was aanwezig toen vanaf november 2008 de grenzen naar Gaza op onregelmatige tijden gesloten werden voor journalisten. Twee jaar daarvoor had de oorlog tussen Israël en Hezbollah in Libanon gewoed en de Israëlische overheid was niet te spreken geweest over het beeld van Israël dat door de media was geschetst. Israël werd veel te negatief neergezet en er was te weinig aandacht en begrip voor de Israëlische motivatie voor de oorlog. Dit maal, tijdens operatie Cast Lead, zoals de oorlog in Gaza in de winter van 2009 werd gedoopt, zou de pers daarom buiten de frontlinies gehouden worden. Op die manier konden journalisten alleen de oorlog verslaan vanuit het Israëlische perspectief en daarmee hoopte de Israëlische regering invloed uit te oefenen op de weergave van de oorlog.

54 Een stringerof fixer is een lokale tussenpersoon die contacten legt voor correspondenten en soms ook als tolk

optreedt.

55

(27)

Buitenlandcorrespondenten en journalisten, verenigd in de buitenlandse persvereniging, namen hier geen genoegen mee. De persvrijheid die altijd in Israël gold, kon niet zomaar aan banden worden gelegd. Er werd een rechtszaak aangespannen door de FPA – Foreign Press Association – en gewonnen. Helaas kwam dit oordeel een dag na de wapenstilstand en was de media voor de Gaza-oorlog genoodzaakt om de oorlog te verslaan vanaf een heuvel zo’n 800 meter van de grens met Gaza. Schandalig, zo oordeelde de buitenlandse pers vanaf deze heuvel bij Sdrot. De heuvel kreeg voor altijd de bijnaam de Hill of Shame.

1

11

1.3 Beren op het oorlogspad

.3 Beren op het oorlogspad

.3 Beren op het oorlogspad

.3 Beren op het oorlogspad

Het idee dat het beeld van een oorlog maakbaar is en bepaald wordt door vele personen en organisaties met ieder een eigen verborgen agenda, is niet nieuw in de geschiedenis van de

oorlogsjournalistiek – al in de Tachtigjarige Oorlog zetten scribenten de Opstand immers naar hun eigen hand in hun geschriften uit loyaliteit naar hun legerleiders – maar wordt meer dan ooit duidelijk vanaf het einde van de twintigste eeuw. Autoriteiten weten steeds beter hoe je een beeld van een oorlog kan creëren. In de Irak-oorlog aan het begin van de 21e eeuw komt de nadruk op

de ‘perfecte oorlog’ te liggen: een humanitaire, schone oorlog met vreedzame doeleinden – het brengen van vrijheid en democratie – zonder bloedvergieten. De voortdurende nadruk op deze perfecte oorlog doet Zelizer en Allan de vergelijking maken met George Orwells bestseller 1984:

(28)

“The trend in journalism as in politics, and probably now in the political use of intelligence, is away from the facts and toward a neo-Orwellian world of manufactured reality.”56 Spottend wordt

de oorlogsjournalistiek van het einde van de twintigste eeuw wel eens Hiltonjournalistiek genoemd.57 Hiermee wordt gedoeld op groepen journalisten die samenkomen in grote hotels en

daar vandaan reportages maken over het conflict. ’s Avonds aan de bar bespreken ze hun ervaringen met collega’s en bepalen ze gezamenlijk wat het nieuws is dat ze die dag aan hun redacties zullen doorsturen.

Collega-journalisten en autoriteiten zijn niet de enige partijen die invloed hebben op de maakbaarheid van het oorlogsbeeld. Grote persbureaus en mediaconglomeraten hebben ook een bepalende rol door hun monopoliepositie in de nieuwsvoorziening. Deze bedrijven kunnen door hun plaats in de mondiale economie en politiek een grote stempel drukken op de vorm, focus en inhoud van het nieuws. 58 De nieuwsorganisaties bepalen de agenda en dus ook wat de relevante

nieuwsfeiten zijn. Zij plaatsen het nieuws in een kader: ze framen het nieuws door bijvoorbeeld de nadruk te willen leggen op korte verhalen, of op persoonlijke verhalen van het slagveld. Deze verhalen hoeven niet per definitie de grootse nieuwswaarde te hebben, maar zijn wel commercieel interessant of in overeenstemming met de ideologie van een organisatie.59

Illustratief is het artikel van Amira Hass, journaliste voor de Israëlische krant Ha’aretz over de keuzes van haar redactie. Dagelijks vinden zo’n 200 incidenten plaats in de Palastijnse gebieden die de Israëlische media niet halen.60 Volgens Hass is dat niet alleen een technisch, logistiek of

objectief gebrek, maar vooral desinteresse of gebrek aan durf van de redacties. Hass beweert dat de in het Hebreeuws publicerende media zich niet gedragen als monitor van de overheid, maar als hun representant. De Israëlische media zijn niet uitzonderlijk in hun weinig afstandelijke houding ten aanzien van autoriteiten. Een afhankelijke relatie tussen media en staat is kenmerkend voor elke samenleving. Correspondenten en verslaggevers volgen bewust en onbewust de thema’s die van belang zijn in hun eigen samenleving.61 Andersom is de staat ook afhankelijk van de media.

De keuzes die de media maken, hebben invloed op de maatschappij en kunnen machthebbers

56 Stuart Allan en Barbie Zelizer, Reporting war, 49.

57 Marijke De Rouck, Journalistiek tijdens gewapende conflicten: een verloren strijd?, 26.

58 Christián Parker Gumnucio, ‘Oorlog en gewapende conflicten: de ambivalente rol van de media’, Concilium

(2001) 1: 24.

59 Susan L. Carruthers, The media at war: communication and conflict in the twentieth century (New York : St.

Martin's Press, 2000) 18.

60 Jo Glanville, ‘False Truths’, Index on Censorship 36 (2007) 03: 1. 61

(29)

dwingen verantwoording af te leggen. Dit proces wordt door Luyendijk ‘definitiemacht’ genoemd.62

De oorlogscorrespondent oefent dus een grote invloed uit op de weergave van de oorlog en is daarbij afhankelijk van persbureaus en nieuwsorganisaties. Deze zijn op hun beurt weer

afhankelijk van overheden. Hierbij vertekenen naast onzichtbare invloeden als etnische afkomst van de verslaggever, zijn normen en waarden en persoonlijke overtuiging, ook de condities op het slagveld het oorlogbeeld. Oorlogsverslaggeving is vaak erg ad hoc en incidenteel. Wat gebeurt er, hoeveel doden en gewonden zijn er, wat is het standpunt van woordvoerders van de strijdende partijen? De verslaggever moet vaak verwarrende berichten bij elkaar rapen uit een groot

geografisch gebied, terwijl hij zelf vaak vastzit op een locatie. Journalisten zijn daarbij afhankelijk van stringers of fixers, waardoor informatie uit de tweede of derde hand komt, en de journalist met een informatieachterstand kampt. Bovendien is het de vraag of je ergens met je neus bovenop kunt zitten en tegelijkertijd afstand kunt nemen. De thuisredactie is door zowel de geografische, als emotionele afstand beter in staat om onafhankelijk tegen de oorlog aan te kijken.

Samenwerking tussen correspondenten en thuisredacties - waarbij correspondenten een deel van de werkelijkheid weergeven in hun verslagen en het ‘gevoel’ en de sfeer in het oorlogsgebied kunnen overbrengen, en deze aangevuld wordt met feitelijke informatie vanuit de redacties in Nederland – levert het meest complete beeld van de oorlog op.

Wat blijft er nog over van de werkelijkheid als we al deze beren op de weg tussen het conflict en de weergave ervan beschouwen? Kun je nog spreken van objectiviteit door de belangen en agenda’s van elk van de tussenkomende partijen? Op deze laatste vraag is een vrij eenduidig antwoord te geven: nee, objectiviteit is een wijdverspreid misverstand in de oorlogsjournalistiek en misschien wel in de journalistiek in het algemeen. Niet alleen is objectiviteit onmogelijk door het proces van nieuwsvergaring en –selectie, vaak ook wordt het door journalisten niet als wenselijk gezien. 63 We merkten eerder op dat verslaggevers soms naar eer en geweten voor de

underdog kiezen: ze prefereren de ‘menselijke subjectiviteit’. Objectieve verslaggeving wordt in verband gebracht met afstandelijke en passieloze verslaggeving en passie is nou juist inherent aan oorlogsverslaggeving. De Engelse oorlogsverslaggever Martin Bell gelooft dan ook niet meer in objectiviteit. Objectieve verslaggeving is volgens hem een soort van “bystander reporting”,dat de

62 Joris Luyendijk ‘Anatomie van een bestseller’, in Het maakbare nieuws, Monique van Hoogstraten en Eva

Jinek, 173.

63

(30)

verslaggever van de uitdagingen van de tijd weerhoudt en doet suggereren dat hij nog steeds in onpartijdigheid en feiten gelooft. 64 Bell stelt een alternatieve vorm van journalistiek voor: “a

journalism of attachment, that cares as well as knows.”65 Journalisten zouden vragen moeten

stellen over hun eigen rol betreffende hun professionele neutraliteit. Met regelmaat wordt de vergelijking gemaakt tussen journalisten en historici. In beide gevallen kan objectiviteit beschouwd worden als pure methodiek of als een houding van helderheid.66 Volgens Zelizer is

objectiviteit dan ook een strategisch ritueel, dat gebruikt wordt ter verdediging van het journalistieke vak. Het hoogst haalbare is de operationele kijk op objectiviteit.67

Van de werkelijkheid blijft het meest over als een oorlogsjournalist in staat is om objectief tegen een situatie aan te kijken. En dat wordt het best bereikt als de verslaggever in staat is om onafhankelijkheid te werken. Des te onafhankelijker een journalist kan opereren, des te dichter hij bij een weergave van de werkelijkheid komt. Hoewel dat door de oorlogsmist en de

afhankelijkheid van autoriteiten, leger en tussenpersonen een lastige opgave is, is het dankzij nieuwe technologieën wel veel beter mogelijk dan vroeger. Het gebruik van e-mail en Internet, glasvezelverbindingen en satelliet voor het razendsnel verzenden van beeldmateriaal en de inzet van mobiele telefoons waarmee tweets en ooggetuigenbeelden kunnen worden verzonden, maken het operationele veld voor de oorlogsverslaggever niet alleen veel sneller, maar ook veel breder. 68

Helaas volgen ook de strijdende partijen de technologische ontwikkelingen. Censuur blijft een groot obstakel op de weg naar onafhankelijke verslaggeving. Van het reglementeren van satelliettransmissies, het afluisteren van telefoongesprekken en het ontoegankelijk maken van Internet tot het confisqueren van opnameapparatuur en het beletten van de bewegingsvrijheid van journalisten, maken het weergeven van de oorlog erg moeilijk. Bovendien zorgt de technologie er ook voor dat er eenvoudig (visueel) gemanipuleerd kan worden.69 Daarmee verliest de

oorlogsjournalistiek ook zijn geloofwaardigheid.

64 Greg McLaughlin, The war correspondent ,154. 65

Ibidem, 155.

66 Ibidem, 158.

67 Stuart Allan en Barbie Zelizer, Reporting war, 201.

68 Tweets zijn korte tekstberichtjes, verstuurd van een mobiele telefoon en te lezen via het Internet. 69

(31)

De effecten van globalisatie en de technologische ontwikkelingen op de productie, verspreiding en consumptie van de media zijn cruciaal. 24 Uurs-verslaggeving, nieuwe bronnen van informatie, de onzekere toekomst van de (publieke) media en de komst van entertainment gebaseerde media-conglomeraties overtroeven nationale grenzen en maken dat elke 21e eeuwse

oorlogscorrespondent voor moeilijke keuzes en dilemma´s komt te staan. Met een

waakhondsideaal en een laptop alleen kan de oorlog niet verslagen worden. Toch mag, om met de woorden van Marijke de Rouck te eindigen “journalistiek tijdens gewapende conflicten niet als een verloren strijd worden beschouwd, maar als een moeilijk te winnen conflict.”70

70

Marijke De Rouck, Journalistiek tijdens gewapende conflicten: een verloren strijd?, 27.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Om te bepalen of de werkelijke situatie overeenkomt met de registratie zijn de antwoorden van de geïnterviewde bewoners (of door de observaties van de interviewer in het geval

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

Uit het onderhavige onderzoek blijkt dat veel organisaties in de quartaire sector brieven registreren (van 51% in het onderwijs tot 100% of bijna 100% in iedere sector in het

• Indien uw gemeente geen goedkeurende controleverklaring over het verslagjaar 2016 heeft ontvangen: Wat zijn de belangrijkste beperkingen geweest rondom de verantwoording van

Zoals gezegd, zijn er tamelijk veel bedrijven in Israël die actief zijn in het importeren van voedingsproducten in het algemeen en private labelproducten in

Het probleem is dat, zoals de ervaring heeft geleerd, Vlaamse bedrijven de neiging hebben om deze verwachtingen te onderschatten (misschien omdat veel andere buitenlandse bedrijven

(dus: Jan zei, dat zijn broer ziek is geweest). Aldus werd het kaartbeeld vertroebeld en misschien gedeeltelijk onjuist. Het is inderdaad waarschijnlijk dat de tijd van het hulpww.