• No results found

Voorlopige verspreidingsatlas van de Hauw-, Lever- en Bladmossen van Vlaanderen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Voorlopige verspreidingsatlas van de Hauw-, Lever- en Bladmossen van Vlaanderen"

Copied!
78
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Voorlopige verspreidingsatlas van de Hauw-,

Lever- en Bladmossen van Vlaanderen

(2)

Auteurs:

Wouter Van Landuyt1, Dirk De Beer2, Geert Raeymaekers2, Cécile Nagels2, Serge Hoste2, Joost Reyniers2, Juul Slembrouck2, André Sotiaux2, Kasper Van Acker3

1Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, 2Werkgroep Bryologie en Lichenologie, 3KULeuven, Plant Conservation and Population Biology.

Revieuwers:

Patrik Oosterlynck, Maurice Hoffmann

Het INBO is het onafhankelijk onderzoeksinstituut van de Vlaamse overheid dat via toegepast wetenschappelijk onder-zoek, data- en kennisontsluiting het biodiversiteitsbeleid en -beheer onderbouwt en evalueert.

Vestiging: INBO Herman Teirlinckgebouw Havenlaan 88 bus 73 1000 Brussel www.inbo.be e-mail: wouter.vanlanduyt@inbo.be

Wijze van citeren:

Van Landuyt W., De Beer D., Raeymaekers G., Nagels C., Hoste S., Reyniers J., Slembrouck J., Sotiaux A., Van Acker K. (2020). Voorlopige verspreidingsatlas van de Hauw-, Lever- en Bladmossen van Vlaanderen. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek 2020 (46). Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel.

DOI: doi.org/10.21436/inbor.19362152

D/2020/3241/320

Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek 2020 (46) ISSN: 1782-9054

Verantwoordelijke uitgever:

Maurice Hoffmann

Foto cover:

Gesteelde haarmuts (Orthotrichum anomalum) – Wouter Van Landuyt

Dit onderzoek werd uitgevoerd in samenwerking met:

(3)

Wouter Van Landuyt, Dirk De Beer, Geert Raeymaekers,

Cécile Nagels, Serge

Hoste, Joost Reyniers, Juul Slembrouck, André Sotiaux, Kasper Van Acker

doi.org/10.21436/inbor.19362152

VOORLOPIGE VERSPREIDINGSATLAS VAN DE

HAUW-, LEVER- EN BLADMOSSEN VAN

(4)

Dankwoord/Voorwoord

We willen deze atlas opdragen aan een aantal prominente leden van de Werkgroep Bryologie en Lichenologie die ons helaas te vroeg verlaten hebben. Zowel Theo Arts, Herman Stieperaere en Leo Andriessen speelden een prominente en zeer actieve rol in de werkgroep en lieten een schat aan verspreidingsgegevens na die hier in deze atlas gebruikt zijn.

Deze voorlopige verspreidingsatlas van hauwmossen, levermossen en bladmossen van Vlaanderen kon enkel tot stand komen door de jarenlange inzet van de leden van de

Werkgroep Bryologie en Lichenologie (WBL) die het overgrote deel van de veldwaarnemingen hebben gedaan, zowel in het kader van excursies ingericht door de WBL als in het kader van private excursies. Ze zorgden niet enkel voor velddeterminaties en excursielijsten, maar spendeerden ook zeer veel tijd achter microscoop en binoculair om soorten die in het veld moeilijk te herkennen zijn correct op naam te brengen. Ook het merendeel van de gegevens afkomstig van herbariummateriaal werd aangeleverd door leden van de WBL. Het consequent publiceren van de excursieverslagen in het tijdschrift Muscillanea zorgde er ook voor dat de inventarisatielijsten, in tijden toen databanken nog geen gemeengoed waren, niet verloren zijn gegaan.

Het Agentschap Plantentuin Meise (herbarium BR) zorgde voor de toelating voor het consulteren van hun herbarium en het ter beschikking stellen van de gegevens uit hun

(5)

Samenvatting

Deze ‘Voorlopige verspreidingsatlas van de mossen van Vlaanderen’ wil een beeld geven van de verspreiding van de hauw-, lever- en bladmossen tijdens de periodes 1980-1999 en 2000-2019. De inventarisatiegraad van de mossen in Vlaanderen vertoont nog grote hiaten, vooral in delen van West- en Oost-Vlaanderen, maar de databank met verspreidingsgegevens van mossen bevat echter wel een schat aan informatie die tot op heden grotendeels onontsloten bleef. Met deze voorlopige verspreidingsatlas willen we zowel de actuele kennis weergeven maar ook wijzen op de hiaten in deze kennis. Van de 533 soorten mossen die in Vlaanderen ooit waargenomen zijn werden er sinds 1980 nog 500 soorten waargenomen, wat het een belangrijke soortengroep onder de planten maakt. In deze voorlopige verspreidingsatlas volgen we de nomenclatuur volgens de Belgische checklist (Sotiaux et al., 2007). Voor soorten die recent gesplitst zijn, zijn de gegevens meestal te beperkt om een adequaat

verspreidingsbeeld te geven. Daarom werd voor deze soorten geopteerd enkel een

(6)

English abstract

This ‘Preliminary distribution atlas of the bryophytes of Flanders’ provides an overview of the knowledge of the distribution data of bryophytes in Flanders for the periods 1980-1999 and 2000-2019. The degree of coverage of the bryophyte surveys in Flanders is far from complete. Especially in the provinces of West- and East-Flanders large parts are not or poorly prospected. Nevertheless, with the publication of this preliminary atlas an important dataset is summarized and shared with the wider public. In this way we provide the current knowledge as well as the remaining gaps. Of the 533 species of bryophytes found in Flanders, 500 species were found from 1980 onwards, which makes bryophytes a large group of taxonomic diversity among plants. Although large taxonomical changes are occurring, we still follow the taxonomy used by the last Belgium checklist (Sotiaux et al., 2007). For some species that have been split in

(7)

Inhoudstafel

Dankwoord/Voorwoord ... 2

Samenvatting ... 3

English abstract ... 4

Lijst van figuren ... 6

1 Inleiding ... 7

1.1 Waarom een voorlopige mossenatlas ? ... 7

1.2 Historiek van het bryologisch onderzoek in Vlaanderen ... 7

2 Methologie en gegevens ... 12

2.1 Inventarisatiemethode ... 12

2.2 Ruimtelijke en temporele spreiding van de Inventarisatie-inspanning ... 14

3 Nomenclatuur en opgenomen soorten... 19

(8)

Lijst van figuren

Figuur 1: Het inventarisatieraster van de IFBL-methode is gebaseerd op een indeling van de kaartbladen van de topografische kaart volgens een vast schema. Elk kaartblad wordt onderverdeeld in 40 eenheden (vijf rijen van telkens acht hokken) van 4x4 km2. Elk deze uurhokken wordt verder onderverdeeld in 16 kilometerhokken. De eerste 2 karakters van de IFBL-code geven het kaartblad weer, de volgende 2 cijfers het uurhok en de laatste 2 cijfers het kilometerhok (Van Landuyt et al., 2006). ... 13 Figuur 2: Aantal waarnemingen per jaar in de periode 1980-2019, uitgedrukt als aantal unieke

soorten/kilometerhok... 14 Figuur 3: Aantal waarnemingen (uitgedrukt als unieke soorten per jaar en per IFBL-kmhok) per

IFBL-uurhok in de periode 1980-2019 ... 15 Figuur 4: IFBL-uurhokken zonder enige waarneming van mossen in de periode 1980-2019... 15 Figuur 5: Aantal waarnemingen (uitgedrukt als unieke soorten per jaar en per ifbl-kmhok) per

IFBL-uurhok in de periode 1980-1999. ... 16 Figuur 6: Aantal waarnemingen (uitgedrukt als unieke soorten per jaar en per ifbl-kmhok) per

(9)

1 INLEIDING

1.1

WAAROM EEN VOORLOPIGE MOSSENATLAS ?

Wat we in het Nederlands mossen en in de meeste Engelse en Franse handboeken

‘bryophytes” noemen bestaat in feite uit drie taxonomische groepen, nl. de hauwmossen, de levermossen en de bladmossen1.

In Vlaanderen werden volgens de meest recente checklist 533 soorten mossen gevonden (De Beer & Van Landuyt, 2019): waarvan 4 hauwmossen, 117 levermossen en 412 bladmossen. 34 soorten daarvan werden na 1979 niet meer waargenomen en worden als uitgestorven

beschouwd, waarvan 13 levermossen en 21 bladmossen. Na de publicatie van de checklist is er nog één soort bladmos bijgekomen, nl. stergranietmos -Hedwigia stellata (De Beer & Peeters, 2020). Momenteel telt Vlaanderen dus nog 500 soorten mossen wat het wat betreft

soortenrijkdom één de belangrijkste groepen van terrestrische planten maakt. Mossen zijn niet enkel een soortenrijke groep van planten maar ze vervullen ook een belangrijke rol in het (terrestrische) ecosysteem (bv. CO2 stockage in venen, wateropslag, fixatie van stuifduin) en

zijn het bovendien goede bio-indicatoren voor o.a. luchtvervuiling (zie o.a. Hoffmann, 1993, Larsen et al., 2007) en klimaatverandering (Slack, 2011).

Na het publiceren van de Rode Lijst (Van Landuyt & De Beer, 2017) en de recente checklist (De Beer & Van Landuyt, 2019) was het ontbreken van een verspreidingsatlas van mossen in Vlaanderen dan ook nog een belangrijk hiaat in de kennis van de biodiversiteit in Vlaanderen. Ondanks de nog erg onvolledige inventarisatiegraad in bepaalde delen van Vlaanderen lijkt het ons opportuun de beschikbare gegevens toch te visualiseren. Behalve een overzicht van de verzamelde kennis kan een voorlopige verspreidingsatlas ook een stimulans betekenen om aandacht te besteden aan de minder of niet bezochte gebieden in Vlaanderen.

1.2

HISTORIEK VAN HET BRYOLOGISCH ONDERZOEK IN

VLAANDEREN

Hoewel al van sinds midden 19de eeuw bryologen actief waren in Vlaanderen is slechts bijzonder weinig materiaal uit herbaria gedigitaliseerd. In Florabank vinden we tot 1997 nooit meer dan 100 waarnemingen per jaar uit Vlaanderen.

De pioniersjaren: 1835-1914

In zijn inleiding bij de eerste aflevering van de Bryophytes in de Flore Générale de Belgique geeft Fernand Demaret een bondig overzicht van de geschiedenis van de bryologie in België (Demaret & Castagne, 1959). Onder de pioniers die begin 19° eeuw minstens een deel van hun

1

In de meeste flora’s en handboeken wordt mossen of ‘bryophytes’ als gemeenschappelijke naam gebruikt voor hauwmossen, levermossen en bladmossen. De drie groepen vormen de eerste landplanten maar toch staan ze evolutief wat naast elkaar (ze hebben samen geen rechtstreekse gemeenschappelijke voorouder). Daarom volgt de website ‘Tree of Life’ (www.tolweb.org) het meest recente wetenschappelijke inzicht wat de relatie tussen deze drie groepen betreft en wordt de naam “Bryophyta” voor de bladmossen, de naam “Marchantiophyta” voor de

(10)

onderzoek in Vlaanderen verrichtten vernoemt hij onder meer Jean Kickx jr (1803-1864) en Gerard Daniel Westendorp. Jean Kickx jr. publiceerde al in 1835 een eerste gedeeltelijk

overzicht van de mossen in de omgeving van Leuven en Antwerpen (Kickx, 1835). Nadien werd zijn volledige cryptogamenflora voor Vlaanderen (Kickx, 1867) postuum uitgegeven door zijn zoon Jean-Jacques Kickx (1842-1887). Vader en zoon waren professor aan de Universiteit van Gent en hun herbaria zijn ook opgenomen in het herbarium van de Universiteit Gent.

Ook Westendorp en Van Haesendonck komen al in 1838 op de proppen met een gedeeltelijke lijst (Westendorp & Van Haesendonck, 1838), later gevolgd door een complete verzameling exsiccata2 voor België, in sets of afleveringen verschenen tussen 1845 en 1859 (Westendorp & Wallays, 1845-1859).

De zonder twijfel internationaal beroemdste Belgische bryoloog (en staatsman) uit de eerste helft van de 19°eeuw is Barthélémy Dumortier. Echter, hij leverde geen belangrijke bijdrage tot de kennis van de Belgische, laat staan de Vlaamse bryoflora.

De bryologie in België komt tot een bloei in de tweede helft van de 19de eeuw, maar het zwaartepunt ligt dan vooral in Wallonië met belangrijke figuren als Pierre Gravet, Jules Cardot en Charles-Henri Delogne, wat resulteert in de belangrijke Flore Cryptogamique de la Belgique (Delogne, 1883).

Later vormt zich in de regio Antwerpen een actieve kern rond Henri Vandenbroeck (1845-1926). Joseph (Joe) Hennen (1852-1927) sluit zich nu en dan bij hem aan, later ook de toen nog jonge Raymond Naveau (1889-1932). Het herbarium van de Plantentuin Meise heeft veel materiaal van deze bryologen. Vandenbroeck was voor zijn tijd ook een zeer goede kenner van veenmossen en publiceerde een overzicht van de veenmossen in de Antwerpse Kempen (VandenBroeck, 1908).

De publicatie van de ‘Prodrome de la Flore Belge’ (De Wildeman, 1898-1899) is dus veeleer te beschouwen als het afsluiten van een era dan wel als een voorzet.

Met het uitbreken van de eerste wereldoorlog lijkt het enthousiasme af te nemen, wellicht had de kennis van de inheemse mosflora een saturatiepunt bereikt en ging men er van uit dat er niets nieuws meer te ontdekken viel3.

Een heropleving: Flore Générale de la Belgique: 1945-1970

Pas in 1945 wordt de draad weer opgenomen met de publicatie van de ‘Prodrome’ (Demaret, 1945). Deze ‘Prodrome’ is een eerste lijst van de mossen van België en zal dit voor een aantal decennia blijven.

Echter, al 15 jaar eerder had de toenmalige directeur van de Rijksplantentuin, Walter Robyns, het plan opgevat om van start te gaan met de ‘Flore Générale de Belgique’, gebaseerd op een grondige analyse van het herbariummateriaal van de Nationale Plantentuin van België. Tussen 1955 en 1957 verschenen de drie delen van de levermossen (Vanden Berghe, 1955-1957).

2

Een exsiccatum (meervoud: exsiccata) is een gedroogd herbariumexemplaar van één bepaalde soort. In plaats van een lijst te maken van soorten in een gebied, verspreidde een bryoloog een aflevering (al dan niet

samengebonden set) van verschillende soorten van een gebied in de vorm van “exsiccata”.

3

(11)

De delen met de bladmossen verschenen ook snel, maar de reeks met de bladmossen werd nooit volledig gepubliceerd. Voor de bladmossen werkte Fernand Demaret (die in 1966 directeur werd van de Plantentuin) samen met andere bryologen: voor volume II met Emile Castagne (Demaret & Castagne, 1959-1964) en voor volume III (deel 1) met Jean-Louis De Sloover (De Sloover & Demaret, 1968). In 1993 verscheen als ‘nakomertje’ het deel over de Bryaceae, waarvoor Demaret met een aantal andere bryologen samenwerkte met Theo Arts, Jean-Louis De Sloover, Philippe De Zuttere en Rudolf Wilczek (Demaret et al., 1993). Herman Stieperaere werkte toen al aan de Plantentuin en was redacteur van deze publicatie. Rudolf Wilczek die zeer veel werk had gestoken in de revisie van de Bryum’s, was al in 1984 overleden; misschien is dit de reden waarom hij geen coauteur is.

Tijdens dezelfde periode verscheen een lijst van de zeldzame, verdwenen en bedreigde soorten van België, het was een rode lijst ‘avant la lettre’ van de mossen van België (Demaret & Lambinon, 1969).

En toen stopte het plots, Philippe De Zuttere werkte in de Plantentuin aan een revisie van de veenmossen (De Zuttere, 1974) en later werkte Geert Raeymaekers als tijdelijke kracht aan de bewerking van de Bartramiaceae en de Mniaceae (Raeymaekers, 1981a, Raeymaekers, 1981b) maar het kwam niet tot definitieve teksten voor de ‘Flore Générale’. Doodjammer dat niet verdergegaan is op het elan van de jaren 1950 en 1960, we hadden over een complete en rijk geïllustreerde mossenflora kunnen beschikken, lang voor onze buurlanden. Flore Générale de Belgique hoort nu helaas tot het domein der antiquariaten en heeft eigenlijk nooit de

belangstelling genoten die het verdiende.

De Flore Générale was een eentalig Franstalige publicatie, beoogde niet een breed publiek en omdat de Flore Générale maar een deel van de mosflora omvatte, gebruikten toen de enkele amateur bryologen van Vlaanderen meestal de ‘voorlopige tabellen’ van Wim Margadant van de KNNV of Engelse flora’s4. Eind jaren 70 was er duidelijk een afname van bryologische activiteit in Vlaanderen en was en nood aan een nieuw initiatief.

De jaren 1980: de oprichting van de Werkgroep Bryologie en toenemende bewustwording van de regionale biodiversiteit

Vanuit het zuiden van het land begon een verse bryologische wind te waaien met Philippe De Zuttere, prof. René Schumacker en wat later André Sotiaux. In 1984 verscheen voor het eerst sinds lang een aanzet tot een checklist van de Belgische mossen (De Zuttere & Schumacher, 1984). En in datzelfde jaar wordt voor het eerst werk gemaakt van een databank van de verspreidingsgegevens van mossen in België (Schumacker, 1983). Dit resulteert in een verspreidingsatlas van de hauw- en levermossen in België aan de hand van de toen

beschikbare gegevens (Schumacker, 1985), een vervolg voor de bladmossen kwam er niet. In Vlaanderen bleef men ook niet stil zitten. Er was een groeiende belangstelling voor ecologisch onderzoek, voor natuurbescherming en algemeen voor lokale en regionale biodiversiteit. Er kwam ook een belangrijke samenwerking tot stand tussen botanisten (fytosociologen en taxonomen) en natuurbeschermingsorganisaties. Eind 1978 nam Geert Raeymaekers, die toen als bryoloog aan de Nationale Plantentuin werkte, het initiatief om een ‘Werkgroep Bryologie’ op te richten5. Begin jaren 1980 werd Herman Stieperaere aangesteld

4

De toenemende culturele autonomie van Vlaanderen en de aanzet naar de Gewesten droegen mogelijk ook niet bij tot het het verder zetten van de ‘Flore’..

5

(12)

als bryoloog aan de Nationale Plantentuin, hij stimuleerde de werkgroep en het bryologisch onderzoek in Vlaanderen en verder richtte zich in het bijzonder op de studie van de

levermossen. De werkgroep organiseerde regelmatig gezamenlijke excursies, zorgde voor een actief netwerk van Vlaamse – maar niet alleen Vlaamse - amateur bryologen (en later ook lichenologen). Het tijdschrift van de werkgroep ‘Muscillanea’ zou excursieverslagen en algemene teksten over bryologie opnemen (Raeymaekers, 1981c).

De excursieverslagen die verschenen in Muscillanea, tot op heden meer dan 120 - werden na verloop van tijd een belangrijke bron van verspreidingsgegevens. Dit uit zich in de toename van het aantal beschikbare waarnemingen vanaf 1980. Daarnaast hielden ook verschillende leden van de vereniging hun waarnemingen in eigen databanken bij.

Af en toe kwamen ook andere belangrijke bronnen met verspreidingsgegevens van mossen ter beschikking uit diverse projecten uitgevoerd van of in opdracht van de overheid. De eerste Vlaamse bosinventarisatie in de periode 1997-1999 waar over heel Vlaanderen op een systematische manier terrestrische mossen op de bosbodem in kaart werden gebracht (Waterinckx & Roelandt, 2001) zorgde zelf voor een piek in de waarnemingen in 1998 (zie Figuur 2). In dezelfde periode werd ook een bryologische inventarisatie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gepubliceerd (Vanderpoorten, 1997). Ook de inventarisaties van

hoogveenrelicten in de provincie Antwerpen in 2012 (De Beer & Stieperaere, 2014) droegen bij tot de kennis van de verspreiding van mossen in de provincie Antwerpen binnen deze biotoop. Andere lokale projecten vanuit de overheid waren de inventarisatie van het Zoniënwoud in de periode 1996-1998 (Sotiaux et al., 1999) en de inventarisaties van mossen op dood hout in enkele bosreservaten (van Dort & van Hees, 2001, Van Landuyt & De Beer, 2016).

De jaren 2000: naar een compilatie van bryologisch gegevens

In aanloop naar deze voorlopige atlas werden al verschillende stappen gezet. In 2001 werd een checklist van de mossen van het Belgisch grondgebied gepubliceerd, echter zonder

onderscheid wat betreft het voorkomen in de verschillende gewesten (Sotiaux &

Vanderpoorten, 2001). In 2002 werd een volgende aanzet gegeven met de opmaak van de ‘Gedifferentieerde Checklist van de Blad- en Levermossen van Vlaanderen’ (De Smedt & Stieperaere, 2002) waar een overzicht in werd gegeven van de aanwezigheid van hauw-, lever- en bladmossen per ecodistrict en voor 4 periodes ( < 1900, 1901-1950, 1951-1980, 1981-2000). Veenmossen werden hier echter niet opgenomen. In 2007 werd een nieuwe Belgische

checklist gepubliceerd van de mossen met voor het eerst een aanduiding van het voorkomen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Vlaanderen en Wallonië (Sotiaux et al., 2007). De opbouw van een centrale databank van verspreidingsgegevens van mossen in 2010 door het INBO (Van Landuyt, 2011) en het toegenomen aantal herhalingen van inventarisaties van voor 2000 maakte het ook mogelijk een Rode Lijst van de mossen te produceren die in 2017 gepubliceerd werd (Van Landuyt & De Beer, 2017). In hetzelfde jaar werd ook een

gedocumenteerde checklist van de veenmossen in Vlaanderen gepubliceerd (De Beer, 2017) waarin voor het eerst ook verspreidingskaarten van alle veenmossen in Vlaanderen werden opgenomen. Voor beide publicaties werd ook een grote hoeveelheid herbariummateriaal gedigitaliseerd en gereviseerd. De resultaten van deze revisie resulteerde in 2019 in een nieuwe checklist voor Vlaanderen (De Beer & Van Landuyt, 2019) met aanvullingen en correcties op de checklist van Sotiaux et al. (2007). Hierin werd eveneens een

(13)
(14)

2 METHOLOGIE EN GEGEVENS

2.1

INVENTARISATIEMETHODE

Voor de kartering van mossen werd van in het begin gebruik gemaakt van hetzelfde

karteringsraster als bij hogere planten: nl. het IFBL raster. Dit raster werd opgemaakt in functie van een karteringsproject dat aan de basis lag van de Atlas van de Belgische en Luxemburgse Flora (Van Rompaey & Delvosalle, 1972). De IFBL-methodiek werd in 1939 door Van Rompaey op punt gesteld voor het Belgisch grondgebied (Van Rompaey, 1943). Deze methodiek wordt gekenmerkt door twee belangrijke principes: (1) er wordt ‘overal’ binnen het afgebakende territorium naar planten gezocht (dus niet alleen maar op interessante plaatsen), en (2) de aanwezigheid van alle soorten wordt genoteerd (dus niet alleen maar de ‘speciale’ soorten). Om deze doelstellingen te kunnen verwezenlijken wordt over het grondgebied een rooster gelegd. Op basis van een reguliere indeling van de kaartbladen van de topografische kaart van België wordt het volledige grondgebied opgedeeld in rastereenheden van 1 km², de

kilometerhokken. Deze kilometerhokken (ook kwartierhokken genoemd) worden gegroepeerd tot rastereenheden van 4x4 km (de uurhokken) (Figuur 1). Bij het karteren wordt er naar gestreefd per uurhok een aantal kilometerhokken te onderzoeken op de aanwezige flora. Het eigenlijke veldwerk gebeurt in hoofdzaak op het niveau van de kilometerhokken.

Bij de meeste mossenexcursies van de Werkgroep Bryologie en Lichenologie wordt in tegenstelling tot de methodologie van het IFBL geen poging gedaan om een volledige lijst te maken van een IFBL-kilometerhok maar wel van een bepaald gebied, bv. een natuurgebied, park, bosgebied, kerkhof etc. Daartegenover staat wel dat bij de excursies van de Werkgroep Bryologie en Lichenologie wel steeds een poging wordt gedaan om alle soorten te noteren, ook banale en ruderale soorten. Vaak wordt in één kilometerhok een volledige lijst gemaakt en worden in de andere kilometerhokken van hetzelfde uurhok en binnen hetzelfde gebied enkel nog de aanvullende soorten genoteerd.

(15)
(16)

2.2

RUIMTELIJKE EN TEMPORELE SPREIDING VAN DE

INVENTARISATIE-INSPANNING

Deze voorlopige mossenatlas beperkt zich tot de gegevens uit de periode 1980 tot 2019 omdat het grootste deel van het oudere materiaal, vnl. herbariummateriaal nog niet gedigitaliseerd is en evenmin gereviseerd. Het aantal waarnemingen steeg gedurende de periode 1980-2019 geleidelijk aan weliswaar met enige ups-and-downs maar met globaal gezien toch een forse toename in de inventarisatie-inspanning (Figuur 2).

Figuur 2: Aantal waarnemingen per jaar in de periode 1980-2019, uitgedrukt als aantal unieke soorten/kilometerhok.

(17)

uitgedrukt als unieke soorten/jaar en per IFBL-kmhok. In bepaalde delen van Oost- en vooral West-Vlaanderen zijn er nog grote hiaten in de kennis van de verspreiding van mossen (Figuur 4). Dit is voor een deel te maken met het feit dat in deze regio’s minder actieve bryologen wonen maar ook doordat men bij de gemeenschappelijke excursies minder gemotiveerd is om gebieden te gaan bezoeken waar weinig (bijzondere) soorten mossen te verwachten zijn (zoals bv. in intensieve landbouwgebieden).

Figuur 3: Aantal waarnemingen (uitgedrukt als unieke soorten per jaar en per kmhok) per IFBL-uurhok in de periode 1980-2019

Figuur 4: IFBL-uurhokken zonder enige waarneming van mossen in de periode 1980-2019.

Bij de verspreidingskaarten in hoofdstuk 4 worden twee perioden onderscheiden, nl. 1980-1999 en 2000-2019. Ook de ruimtelijke spreiding van de inventarisatie-inspanning in die beide periode is niet gelijk. In de eerste periode (1980-1999) werd vooral de provincie Limburg vrij goed onderzocht, evenals de regio van het Zoniënwoud (Sotiaux et al., 1999) tot het

(18)

met 1 tot 40 waarnemingen zijn voor een groot deel het gevolg van de kartering van

terrestrische mossen in bossen tijdens de eerste Vlaamse Bosinventarisatie in de jaren 1998 en 1999 (Waterinckx & Roelandt, 2001). In de tweede periode (2000-2019) daalt de inspanning in de provincie Limburg en verschuift de aandacht nog meer naar de hele provincie Antwerpen, het Waasland en in het bijzonder naar de regio Klein Brabant (zie Figuur 6). Deze verschillen in inventarisatie-inspanning vertalen zich ook in verschillen in het aantal waargenomen soorten per uurhok (Figuur 7 tot Figuur 9).

Figuur 5: Aantal waarnemingen (uitgedrukt als unieke soorten per jaar en per ifbl-kmhok) per IFBL-uurhok in de periode 1980-1999.

(19)

Figuur 7: Aantal waargenomen soorten mossen per IFBL-uurhok in de periode 1980-2019.

(20)
(21)

3 NOMENCLATUUR EN OPGENOMEN SOORTEN

In principe worden enkel kaartjes weergegeven van soorten die vermeld zijn in de checklist (De Beer & Van Landuyt, 2019). Soorten die in deze checklist niet aanvaard werden, maar die toch nog voorkomen in de databank, worden bijgevolg niet afgebeeld. Evenmin weergegeven zijn soortgroepen, die in de databank zijn opgenomen op genus niveau, bv. omdat ze enkel aan de hand van rijpe sporen kunnen gedetermineerd worden (bv. Fossombronia spec.).

Ten opzichte van de Belgische checklist (Sotiaux et al., 2007), die gebruikt wordt als

nomenclatorische basis, wijken we op enkele punten af. Van soorten die recent gesplitst zijn, zijn de meeste gegevens uit de periode voor de taxonomische splitsing te beperkt om een adequaat verspreidingsbeeld weer te geven. Uit de periode 2000-2019 zijn vaak slecht fragmentarische gegevens beschikbaar en uit de periode 1980-1999 ontbreken ze meestal volledig. Daarom werd voor deze soorten geopteerd enkel een beeld te geven van het soortencomplex en de gegevens van de gesplitste soorten in deze voorlopige

verspreidingsatlas achterwege te laten.

De laatste jaren is zeer veel moleculair onderzoek gebeurd op mossen, met als gevolg een groot aantal naamswijzigingen. We kiezen ervoor deze nieuwe namen nog niet te volgen omdat dit tegelijk ook keuzes veronderstelt. De conclusies van onderzoek in Groot Brittannië zijn niet steeds gelijklopend met die van het nog niet gepubliceerde DNA-barcoding onderzoek in Nederland. Het is dus wachten op een nieuwe Europese checklist en er zijn nog bijkomende afspraken te maken over een nieuwe Belgische checklist.

Specifieke commentaren:

Chiloscyphus pallescens en C. polyanthos worden in de praktijk niet onderscheiden en hier

verenigd onder C. polyanthos s.l.

Conocephalum conicum s.s. en C. salebrosum werden pas vanaf 2007 als aparte soorten

genoteerd en alle veldwaarnemingen daarvoor betreffen C. conicum s.l. Omdat de

waarnemingen van de aparte soorten een zeer beperkt beeld geven groeperen we ze hier als op de kaart als C. conicum s.l.

Bryum neodamense wordt niet langer aanvaard als een aparte soort en wordt hier aanzien als

synoniem van B. pseudotriquetrum.

In navolging van de Nederlandse Flora’s (Siebel & During, 2006) blijven we onderscheid maken tussen Bryum dichotomum en B. barnesii.

De gegevens van Dicranella howei worden op de kaart samengevoegd met gegevens van D.

varia.

Plagiothecium nemorale: op de Belgische checklist wordt P. succulentum nog steeds

gehandhaafd als zijnde verschillend van P. nemorale. Uit DNA-barcoding in Nederland blijkt dat dit onterecht is en wij sluiten ons aan bij dit standpunt.

Drepanocladus aduncus s.s., D. bakeri, D. decipiens, D. kneiffii worden slechts zeer recent als

aparte soorten beschouwd (https://www.verspreidingsatlas.nl/soortenlijst/mossen), wij groeperen de recente en zeer beperkte waarnemingen van deze taxa onder 1 kaart van

(22)

U. crispula, U. crispa s.s. en U. intermedia worden slechts zeer recent als aparte soorten

beschouwd (Caparros et al., 2016). Wij groeperen de waarnemingen van deze taxa onder 1 kaart van Ulota crispa s.l.

Bryum rubens is recent gesplitst in 2 taxa, maar omdat het reuzengenus Bryum ondertussen

ook al gesplitst is in verschillende genera worden de nieuwe namen Ptychostomum rubens s.s. en P. touwii (Bijlsma et al., 2020). Maar zoals gezegd volgen we de Belgische checklist, waarin de splitsing van Bryum nog niet opgenomen en dus ook het genus Ptychostomum niet. Om de zaken niet al te ingewikkeld te maken worden de gegevens van Ptychostomum touwii en

Ptychostomum rubens weergegeven onder Bryum rubens s.l..

De verspreidingsgegevens van Palustriella falcata en P. commutata s.s. werden niet onderscheiden en samen weergegeven onder de kaart van P. commutata s.l.

Polytrichum commune s.l.: sinds 2008 onderscheiden we 2 taxa binnen P. commune s.l..

Naargelang de bron spreken we van twee variëteiten: var. commune en var. uliginosum (Siebel & During, 2006). Op de Belgische checklist (Sotiaux et al., 2007) zijn dat 2 soorten: P. commune s.s. en P. uliginosum. De verspreidingsgegevens van beide taxa worden hier behandeld onder

P. commune s.l.

Schistidium apocarpum s.l. werd vanaf 2004 opgesplitst in S. apocarpum s.s., S. crassipilum.

We geven één kaart onder de noemer van Schistidium apocarpum s.l. (hoewel het overgrote deel van de waarnemingen hoogstwaarschijnlijk tot S. crassipilum behoort en S. apocarpum s.s. eerder een zeldzame soort is .

Sphagnum magellanicum: wat in de Vlaamse checklist (De Beer & Van Landuyt, 2019) als Sphagnum magellanicum werd vermeld blijkt in de praktijk Sphagnum divinum. Sphagnum magellanicum s.s. is een soort van Zuid-America (Argentinië en Chili) terwijl Sphagnum divinum

een soort is van het noordelijk halfrond (Hassel et al., 2018). De Vlaamse waarnemingen worden hier dan ook vermeld onder Sphagnum divinum.

Van soorten die enkel voor 1980 werden waargenomen zijn geen kaarten opgenomen, het betreft de volgende soorten:

Levermossen:

Barbilophozia kunzeana (laatste vondst 1968) Blepharostoma trichophyllum (laatste vondst < 1950) Harpanthus flotovianus (laatste vondst < 1955) Lophozia grandiretis (laatste vondst 1964) Lophozia incisa (laatste vondst 1965)

(23)

Tritomaria excectiformis (laatste vondst 1885)

Bladmossen:

Bryum alpinum (laatste vondst 1925) Bryum gemmilucens (laatste vondst 1987) Bryum turbinatum (laatste vondst 1882) Campylopus brevipilus (laatste vondst 1965) Campylopus fragilis (laatste vondst 1905) Campylopus pilifer (laatste vondst 1884) Catoscopium nigritum (laatste vondst < 1900) Diphyscium foliosum (laatste vondst 1937) Distichium capillaceum (laatste vondst 1963) Drepanocladus sendtneri (laatste vondst 1943) Helodium blandowii (laatste vondst 1918) Hygrohypnum ochraceum (laatste vondst 1905) Meesia triquetra (laatste vondst 1893)

Racomitrium ericoides (laatste vondst 1957) Scorpiurium circinatum (laatste vondst < 1900) Sphagnum affine (laatste vondst 1906)

Splachnum ampullaceum (laatste vondst 1921) Tetraplodon mnioides (laatste vondst 1921) Tomentypnum nitens (laatste vondst 1889) Tortula cernua (laatste vondst 1923)

(24)

4 VERSPREIDINGSKAARTEN

4.1

LEESWIJZER

De verspreidingskaarten geven de vondsten in twee perioden weer per IFBL-uurhok (= 16 km²): de grijze hokken tijdens de periode 1980-1999, de zwarte cirkels de verspreiding tijdens de periode 2000-2019.

4.2

HAUWMOSSEN – ANTHOCEROPHYTA

Anthoceros agrestis Paton Gewoon hauwmos

Anthoceros caucasicus Steph. Gestekeld hauwmos

Anthoceros punctatus L. Zwart hauwmos

(25)

4.3

LEVERMOSSEN – MARCHANTIOPHYTA

Aneura maxima (Schiffn.) Steph. Groot vetmos

Aneura pinguis (L.) Dumort. Echt vetmos

Barbilophozia attenuata (Mart.) Loeske Steil tandmos

Barbilophozia barbata (Schmidel ex Schreb.) Loeske - Glanzend tandmos

Barbilophozia floerkei (F.Weber & D.Mohr) Loeske - Spits tandmos

Barbilophozia hatcheri (A.Evans) Loeske Gestekeld tandmos

Bazzania trilobata (L.) S.F.Gray Groot zweepmos

(26)

Calypogeia arguta Nees & Mont. Scheef buidelmos

Calypogeia azurea Stotler & Crotz Blauw buidelmos

Calypogeia fissa (L.) Raddi Moerasbuidelmos

Calypogeia integristipula Steph. Langbladig buidelmos

Calypogeia muelleriana (Schiffn.) Müll.Frib. Gaaf buidelmos

Calypogeia sphagnicola (Arnell. & J.Perss.) Warnst. & Loeske - Veenbuidelmos

Cephalozia bicuspidata (L.) Dumort. Gewoon maanmos

Cephalozia connivens (Dicks.) Lindb. Glanzend maanmos

Cephalozia lunulifolia (Dumort.) Dumort. Echt maanmos

(27)

Cephalozia pleniceps (Austin) Lindb. Wortelmaanmos

Cephaloziella divaricata (Sm.) Schiffn. Gewoon draadmos

Cephaloziella elachista (J.B.Jack ex Gottsche & Rabenh.) Schiffn. Fijn draadmos

Cephaloziella hampeana (Nees) Schiffn. Grof draadmos

Cephaloziella rubella (Nees) Warnst. Rood draadmos

Cephaloziella spinigera (Lindb.) Warnst. Veendraadmos

Cephaloziella stellulifera (Taylor ex Spruce) Schiffn. - Greppeldraadmos

Chiloscyphus polyanthos (L.) Corda s.l. Lippenmos

(28)

Cladopodiella francisci (Hook.) Jörg. Dicht stompmos

Cololejeunea minutissima (Sm.) Schiffn. Dwergwratjesmos

Conocephalum conicum (L.) Dumort. s.l. Kegelmos s.l.

Diplophyllum albicans (L.) Dumort. Nerflevermos

Diplophyllum obtusifolium (Hook.) Dumort. Stomp zaagmos

Fossombronia caespitiformis De Not. ex Rabenh.

Fossombronia foveolata Lindb. Grof goudkorrelmos

Fossombronia incurva Lindb. Kropgoudkorrelmos

Fossombronia pusilla (L.) Nees Klein goudkorrelmos

(29)

Frullania dilatata (L.) Dumort. Helmroestmos

Frullania tamarisci (L.) Dumort. Flesjesroestmos

Gymnocolea inflata (Huds.) Dumort. Broedkelkje

Jungermannia caespiticia Lindenb. Klein oortjesmos

Jungermannia gracillima Sm. Lichtrandmos

Jungermannia hyalina Lyell Rood oortjesmos

Kurzia pauciflora (Dicks.) Grolle Gewoon spinragmos

Kurzia sylvatica (A.Evans) Grolle Bosspinragmos

Leiocolea badensis (Gottsche.) Jörg. Bol gladkelkje

(30)

Lepidozia reptans (L.) Dumort. Neptunusmos

Lophocolea bidentata (L.) Dumort. Gewoon kantmos

Lophocolea heterophylla (Schrad.) Dumort. Gedrongen kantmos

Lophocolea semiteres (Lehm.) Mitt. Gaaf kantmos

Lophozia bicrenata (Schmidel ex Hoffm.) Dumort. - Cederhoutmos

Lophozia capitata (Hook.) Macoun Violet trapmos

Lophozia excisa (Dicks.) Dumort. Duintrapmos

Lophozia perssonii H.Buch & S.W.Arnell Kalktrapmos

Lophozia ventricosa (Dicks.) Dumort. Gewoon trapmos

(31)

Marchantia polymorpha L. Parapluutjesmos

Metzgeria furcata (L.) Dumort. Bleek boomvorkje

Metzgeria temperata Kuwah. Ruig boomvorkje

Metzgeria violacea (Ach.) Dumort. Blauw boomvorkje

Microlejeunea ulicina (Taylor) A.Evans Klein tuitmos

Mylia anomala (Hook.) Gray Hoogveenlevermos

Nardia geoscyphus (De Not.) Lindb. Klein vleugelmos

Nardia scalaris Gray Echt vleugelmos

Nowellia curvifolia (Dicks.) Mitt. Krulbladmos

(32)

Odontoschisma sphagni (Dicks.) Dumort. Veendubbeltjesmos

Pallavicinia lyellii (Hook.) Carruth. Elzenmos

Pellia endiviifolia (Dicks.) Dumort. Gekroesd plakkaatmos

Pellia epiphylla (L.) Corda Gewoon plakkaatmos

Pellia neesiana (Gottsche) Limpr. Moerasplakkaatmos

Plagiochila asplenioides (L. emend. Taylor) Dumort. - Groot varentjesmos

Plagiochila porelloides (Torrey ex Nees) Lindenb. - Klein varentjesmos

Porella platyphylla (L.) Pfeiff. Gewoon pelsmos

Preissia quadrata (Scop.) Nees Vierkantmos

(33)

Ptilidium pulcherrimum (Weber) Vainio Boomfranjemos

Radula complanata (L.) Dumort. Gewoon schijfjesmos

Reboulia hemisphaerica (L.) Raddi Schermlevermos

Riccardia chamedryfolia (With.) Grolle Gewoon moerasvorkje

Riccardia incurvata Lindb. Hol moerasvorkje

Riccardia latifrons (Lindb.) Lindb. Breed moerasvorkje

Riccardia multifida (L.) Gray Gevind moerasvorkje

Riccardia palmata (Hedw.) Carruth. Handmoerasvorkje

Riccia beyrichiana Hampe ex Lehm. Dik landvorkje

(34)

Riccia canaliculata Hoffm. Smal watervorkje

Riccia cavernosa Hoffm. Sponswatervorkje

Riccia crozalsii Levier Blauw landvorkje

Riccia fluitans L. Echt watervorkje

Riccia glauca L. Gewoon landvorkje

Riccia huebeneriana Lindenb. Gedeeld watervorkje

Riccia sorocarpa Bisch. Klein landvorkje

Riccia subbifurca Warnst. ex Croz. Violet landvorkje

Riccia warnstorfii Limpr. ex Warnst. Smal landvorkje

(35)

Scapania curta (Mart.) Dumort. Klein schoffelmos

Scapania irrigua (Nees) Nees Zandschoffelmos

Scapania nemorea (L.) Grolle Bosschoffelmos

Scapania undulata (L.) Dumort.Beekschoffelmos

Sphaerocarpos michelii Bellardi Gestekeld blaasjesmos

Sphaerocarpos texanus Austin Gerand blaasjesmos

(36)

4.4

BLADMOSSEN - BRYOPHYTA

Abietinella abietina (Hedw.) M.Fleisch. Sparrenmos

Acaulon muticum (Hedw.) Müll.Hal. Bol knopmos

Aloina aloides (Koch ex Schultz) Kindb. Gewoon aloëmos

Aloina ambigua (Bruch & Schimp.) Limpr.

Aloina rigida (Hedw.) Limpr. Gezoomd aloëmos

Amblyodon dealbatus (Hedw.) P.Beauv. Stomptandmos

Amblystegium radicale (P.Beauv.) Schimp. Moeraspluisdraadmos

(37)

Anomodon attenuatus (Hedw.) Huebener Klein touwtjesmos

Anomodon viticulosus (Hedw.) Hook. & Taylor - Groot touwtjesmos

Antitrichia curtipendula (Hedw.) Brid. Weerhaakmos

Archidium alternifolium (Hedw.) Mitt. Oermos

Atrichum angustatum (Brid.) Bruch & Schimp. - Rood rimpelmos

Atrichum tenellum (Röhl.) Bruch & Schimp. Klein rimpelmos

Atrichum undulatum (Hedw.) P.Beauv. Groot rimpelmos

Aulacomnium androgynum (Hedw.) Schwägr. - Gewoon knopjesmos

Aulacomnium palustre (Hedw.) Schwägr. Roodviltmos

(38)

Barbula unguiculata Hedw. Kleismaragdsteeltje

Bartramia pomiformis Hedw. Gewoon appelmos

Brachytheciastrum velutinum (Hedw.) Ignatov & Huttunen - Fluweelmos

Brachythecium albicans (Hedw.) Schimp. Bleek dikkopmos

Brachythecium glareosum (Bruch ex Spruce) Schimp. - Kalkdikkopmos

Brachythecium mildeanum (Schimp.) Schimp. - Moerasdikkopmos

Brachythecium rivulare Schimp. Beekdikkopmos

Brachythecium rutabulum (Hedw.) Schimp. Gewoon dikkopmos

Brachythecium salebrosum (Hoffm. ex F.Weber & D.Mohr) Schimp.

(39)

Bryoerythrophyllum ferruginascens (Stirt.) Giacom. - Kalkroestvoetje

Bryoerythrophyllum recurvirostrum (Hedw.) P.C.Chen - Oranjesteeltje

Bryum algovicum Sendtn. ex Müll.Hal. Netknikmos

Bryum archangelicum Bruch & Schimp. Ongewimperd knikmos

Bryum argenteum Hedw. Zilvermos

Bryum barnesii Wood ex Schimp. Geelkorrelknikmos

Bryum bornholmense Wink. & R.Ruthe Aardappelknikmos

Bryum caespiticium Hedw. Zodeknikmos

Bryum capillare Hedw. Schroefknikmos

(40)

Bryum cyclophyllum (Schwägr.) Bruch & Schimp. - Rondbladig knikmos

Bryum demaretianum Arts Knotsknikmos

Bryum dichotomum Hedw. Grofkorrelknikmos

Bryum dyffrynense Holyoak

Bryum gemmiferum R.Wilczek & Demaret Fijnkorrelknikmos

Bryum gemmilucens R.Wilczek & Demaret Glanzend korrelknikmos

Bryum intermedium (Brid.) Blandow Middelst knikmos

Bryum klinggraeffii Schimp. Scharlakenknolknikmos

Bryum knowltonii Barnes Roodmondknikmos

(41)

Bryum pallens Sw. ex anon. Rood knikmos

Bryum pallescens Schleich. ex Schwägr. Zwanenhalsknikmos

Bryum pseudotriquetrum (Hedw.) P.Gaertn. et al. - Veenknikmos

Bryum radiculosum Brid. Muurknikmos

Bryum rubens Mitt. Braamknikmos

Bryum ruderale Crundw. & Nyholm Purperknolknikmos

Bryum sauteri Bruch & Schimp. Bruinknolknikmos

Bryum subapiculatum Hampe Roestknolknikmos

Bryum tenuisetum Limpr. Oranjeknolknikmos

(42)

Bryum warneum (Röhl.) Brid. Kwelderknikmos

Bryum weigelii Spreng. Bronknikmos

Buxbaumia aphylla Hedw. Kaboutermos

Calliergon cordifolium (Hedw.) Kindb. Hartbladig puntmos

Calliergon giganteum (Schimp.) Kindb. Reuzenpuntmos

Calliergonella cuspidata (Hedw.) Loeske Gewoon puntmos

Calliergonella lindbergii (Mitt.) Hedenäs Leemklauwtjesmos

Campyliadelphus chrysophyllus (Brid.) R.S.Chopra - Kalkgoudmos

Campyliadelphus elodes (Lindb.) Kanda Tenger goudmos

(43)

Campylium stellatum (Hedw.) Lange & C.E.O.Jensen - Sterrengoudmos

Campylophyllum calcareum (Crundw. & Nyholm) Hedenäs - Dwerggoudmos

Campylopus flexuosus (Hedw.) Brid. Boskronkelsteeltje

Campylopus introflexus (Hedw.) Brid. Grijs kronkelsteeltje

Campylopus pyriformis (Schultz) Brid. Breekblaadje

Ceratodon purpureus (Hedw.) Brid. Gewoon purpersteeltje

Cinclidotus danubicus Schiffn. & Baumgartner - Diknerfkribbenmos

Cinclidotus fontinaloides (Hedw.) P.Beauv. Gewoon kribbenmos

Cinclidotus riparius (Host ex Brid.) Arn. Langsteelkribbenmos

(44)

Cirriphyllum piliferum (Hedw.) Grout Haarspitsmos

Cleistocarpidium palustre (Bruch & Schimp) Ochyra & Bednarek-Ochyra

Veenkortsteeltje

Climacium dendroides (Hedw.) F.Weber & D.Mohr - Boompjesmos

Cratoneuron filicinum (Hedw.) Spruce Gewoon diknerfmos

Cryphaea heteromalla (Hedw.) D.Mohr Vliermos

Ctenidium molluscum (Hedw.) Mitt. Kammos

Dialytrichia mucronata (Brid.) Broth. Riviermos

Dichodontium pellucidum (Hedw.) Schimp. Gewoon beeksterretje

(45)

Dicranella heteromalla (Hedw.) Schimp. Gewoon pluisjesmos

Dicranella rufescens (Dicks.) Schimp. Leemgreppelmos

Dicranella schreberiana (Hedw.) Dixon Hakig greppelmos

Dicranella staphylina H.Whitehouse Knolletjesgreppelmos

Dicranella varia (Hedw.) Schimp. Kleigreppelmos

Dicranodontium denudatum (Brid.) E.Britton - Priembladmos

Dicranoweisia cirrata (Hedw.) Lindb. Gewoon sikkelsterretje

Dicranum bonjeanii De Not. Moerasgaffeltandmos

Dicranum flagellare Hedw. Stobbegaffeltandmos

(46)

Dicranum montanum Hedw. Bossig gaffeltandmos

Dicranum polysetum Sw. ex anon. Gerimpeld gaffeltandmos

Dicranum scoparium Hedw. Gewoon gaffeltandmos

Dicranum spurium Hedw. Gekroesd gaffeltandmos

Dicranum tauricum Sapjegin Bros gaffeltandmos

Didymodon australasiae (Hook. & Grev.) R.H.Zander

Klein dubbeltandmos

Didymodon fallax (Hedw.) R.H.Zander Kleidubbeltandmos

Didymodon insulanus (De Not.) M.O.Hill

Didymodon luridus Hornsch. Breed dubbeltandmos

(47)

Didymodon rigidulus Hedw. Broeddubbeltandmos

Didymodon sinuosus (Mitt.) Delogne Bros dubbeltandmos

Didymodon spadiceus (Mitt.) Limpr. Beekdubbeltandmos

Didymodon tophaceus (Brid.) Lisa Stomp dubbeltandmos

Didymodon vinealis (Brid.) R.H.Zander Muurdubbeltandmos

Ditrichum flexicaule (Schwägr.) Hampe s.s. Kalksmaltandmos

Ditrichum gracile (Mitt.) Kuntze Groot smaltandmos

Ditrichum heteromallum (Hedw.) E.Britton Gebogen smaltandmos

Ditrichum lineare (Sw.) Lindb. Kort smaltandmos

(48)

Ditrichum pusillum (Hedw.) Hampe Klein smaltandmos

Drepanocladus aduncus (Hedw.) Warnst. s.l. - Moerassikkelmos

Drepanocladus polygamus (Schimp.) Hedenäs s.l. - Goudsikkelmos

Encalypta streptocarpa Hedw. Groot klokhoedje

Encalypta vulgaris Hedw. Klein klokhoedje

Entodon concinnus (De Not.) Paris Cilindermos

Entosthodon fascicularis (Hedw.) Müll.Hal Kleilentemos

Entosthodon obtusus (Hedw.) Lindb. Heidelentemos

Ephemerum minutissimum Lindb.

(49)

Eucladium verticillatum (With.) Bruch & Schimp. - Tufmos

Eurhynchium striatum (Hedw.) Schimp. Geplooid snavelmos

Fissidens adianthoides Hedw. Groot vedermos

Fissidens bryoides Hedw. Gezoomd vedermos

Fissidens crassipes Wilson ex Bruch & Schimp. - Gewoon riviervedermos

Fissidens dubius P.Beauv. Kalkvedermos

Fissidens exilis Hedw. Dwergvedermos

Fissidens fontanus (Bach.Pyl.) Steud. Watervedermos

Fissidens gracilifolius Brugg.-Nann. & Nyholm - Steenvedermos

(50)

Fissidens monguillonii Thér. Puntvedermos

Fissidens osmundoides Hedw. Varenvedermos

Fissidens pusillus (Wilson) Milde Klein beekvedermos

Fissidens taxifolius Hedw. Kleivedermos

Fissidens viridulus (Sw. ex anon.) Wahlenb. Klein gezoomd vedermos

Fontinalis antipyretica Hedw. Bronmos

Funaria hygrometrica Hedw. Gewoon krulmos

Grimmia anodon Bruch & Schimp. Tandloos muisjesmos

Grimmia dissimulata E.Maier Verborgen muisjesmos

(51)

Grimmia orbicularis Bruch ex Wilson Bolrond muisjesmos

Grimmia ovalis (Hedw.) Lindb. Gezoomd muisjesmos

Grimmia pulvinata (Hedw.) Sm. Gewoon muisjesmos

Grimmia tergestina Tomm. ex Bruch & Schimp. - Kalkmuisjesmos

Gyroweisia tenuis (Hedw.) Schimp. Voegenmos

Habrodon perpusillus (De Not.) Lindb. Duizendpootmos

Hamatocaulis vernicosus (Mitt.) Hedenäs Geel schorpioenmos

Hedwigia ciliata (Hedw.) P.Beauv. Recht granietmos

Hedwigia stellata Hedenäs Stergranietmos

(52)

Herzogiella seligeri (Brid.) Z.Iwats. Geklauwd pronkmos

Homalia trichomanoides (Hedw.) Brid. Spatelmos

Homalothecium lutescens (Hedw.) H.Rob. Smaragdmos

Homalothecium sericeum (Hedw.) Schimp. Gewoon zijdemos

Hookeria lucens (Hedw.) Sm. Glansmos

Hygroamblystegium fluviatile (Hedw.) Loeske - Rivierpluisdraadmos

Hygroamblystegium humile (P.Beauv.) Vanderp., Goffinet & Hedenäs

Kleipluisdraadmos

Hygroamblystegium tenax (Hedw.) Jenn. Waterpluisdraadmos

Hygroamblystegium varium (Hedw.) Mönk. Groot pluisdraadmos

(53)

Hylocomium splendens (Hedw.) Schimp. Glanzend etagemos

Hypnum andoi A.J.E.Smith Bosklauwtjesmos

Hypnum cupressiforme Hedw. Echt klauwtjesmos

Hypnum imponens Hedw. Goudklauwtjesmos

Hypnum jutlandicum Holmen & E.Warncke Heideklauwtjesmos

Hypnum pallescens (Hedw.) P.Beauv. Klein klauwtjesmos

Isothecium alopecuroides (Lam. ex Dubois) Isov. - Recht palmpjesmos

Isothecium myosuroides Brid. Knikkend palmpjesmos

Kindbergia praelonga (Hedw.) Ochyra Fijn laddermos

(54)

Leptobryum pyriforme (Hedw.) Wilson Slankmos

Leptodictyum riparium (Hedw.) Warnst. Beekmos

Leptodon smithii (Hedw.) F.Weber & D.Mohr - Slakkenhuismos

Leptodontium flexifolium (Dicks.) Hampe Rietdakmos

Leptodontium gemmascens (Mitt.) Braithw. - Strodakmos

Leskea polycarpa Hedw. Uiterwaardmos

Leucobryum glaucum (Hedw.) Ångstr. Kussentjesmos

Leucodon sciuroides (Hedw.) Schwägr. Eekhoorntjesmos

Loeskeobryum brevirostre (Brid.) M.Fleisch. - Grof etagemos

(55)

Microbryum davallianum (Sm.) R.H.Zander Gewoon wintermos

Microbryum floerkeanum (F.Weber & D.Mohr) Schimp. - Knopwintermos

Micromitrium tenerum (Bruch & Schimp.) Crosby - Speldenknopmos

Mnium hornum Hedw. Gewoon sterrenmos

Mnium marginatum (Dicks.) P.Beauv. Rood sterrenmos

Mnium stellare Hedw. Ongezoomd sterrenmos

Neckera complanata (Hedw.) Huebener Glad kringmos

Neckera crispa Hedw. Groot kringmos

Neckera pumila Hedw. Klein kringmos

(56)

Orthodontium lineare Schwägr. Geelsteeltje

Orthotrichum acuminatum Philib. Gesloten haarmuts

Orthotrichum affine Schrad. ex Brid. Gewone haarmuts

Orthotrichum anomalum Hedw. Gesteelde haarmuts

Orthotrichum consimile Mitt. Vlierhaarmuts

Orthotrichum cupulatum Hoffm. ex Brid. Bekerhaarmuts

Orthotrichum diaphanum Schrad. ex Brid. Grijze haarmuts

Orthotrichum ibericum F.Lara & Mazimpaka - Iberische haarmuts

Orthotrichum lyellii Hook. & Taylor Broedhaarmuts

(57)

Orthotrichum pallens Bruch ex Brid. Kale haarmuts

Orthotrichum patens Bruch ex Brid. Ronde haarmuts

Orthotrichum pulchellum Brunt. Gekroesde haarmuts

Orthotrichum pumilum Sw. ex anon. Dwerghaarmuts

Orthotrichum rogeri Brid. Tonghaarmuts

Orthotrichum rupestre Schleich. ex Schwägr. - Sterretjeshaarmuts

Orthotrichum scanicum Grönvall Getande haarmuts

Orthotrichum schimperi Hammar

Orthotrichum speciosum Nees Ruige haarmuts

(58)

Orthotrichum stramineum Hornsch. Ex Brid. - Bonte haarmuts

Orthotrichum striatum Hedw. Gladde haarmuts

Orthotrichum tenellum Bruch ex Brid. Slanke haarmuts

Oxyrrhynchium hians (Hedw.) Loeske Kleisnavelmos

Oxyrrhynchium pumilum (Wilson) Loeske Klein snavelmos

Oxyrrhynchium schleicheri (R.Hedw.) Röll Kalksnavelmos

Oxyrrhynchium speciosum (Brid.) Warnst. Moerassnavelmos

Palustriella commutata (Hedw.) Ochyra s.l. Geveerd diknerfmos s.l.

Phascum cuspidatum Hedw. Gewoon knopmos

(59)

Philonotis caespitosa Jur. Klein staartjesmos

Philonotis calcarea (Bruch & Schimp.) Schimp. - Groot staartjesmos

Philonotis fontana (Hedw.) Brid. Kwelstaartjesmos

Philonotis marchica (Hedw.) Brid. Kraggestaartjesmos

Physcomitrella patens (Hedw.) Bruch & Schimp. - Slibmos

Physcomitrium eurystomum Sendtn. Eirond knikkertjesmos

Physcomitrium pyriforme (Hedw.) Bruch & Schimp. - Gewoon knikkertjesmos

Physcomitrium sphaericum (C.F.Ludw. ex Schkuhr) Brid. - Bol knikkertjesmos

Plagiomnium affine (Blandow ex Funck) T.J.Kop. - Rond boogsterrenmos

(60)

Plagiomnium elatum (Bruch & Schimp.) T.J.Kop. - Geel boogsterrenmos

Plagiomnium ellipticum (Brid.) T.J.Kop. Stomp boogsterrenmos

Plagiomnium rostratum (Schrad.) T.J.Kop. Gesnaveld boogsterrenmos

Plagiomnium undulatum (Hedw.) T.J.Kop. Gerimpeld boogsterrenmos

Plagiothecium cavifolium (Brid.) Z.Iwats. Lössplatmos

Plagiothecium curvifolium Schlieph. ex Limpr. - Geklauwd platmos

Plagiothecium denticulatum (Hedw.) Schimp. - Glanzend platmos

Plagiothecium laetum Schimp. Klein platmos

Plagiothecium latebricola Schimp. Dwergplatmos

(61)

Plagiothecium undulatum (Hedw.) Schimp. Gerimpeld platmos

Plasteurhynchium striatulum (Spruce) M.Fleisch. - Geplooid palmpjesmos

Platygyrium repens (Brid.) Schimp. Kwastjesmos

Platyhypnidium riparioides (Hedw.) Dixon Watervalmos

Pleuridium acuminatum Lindb. Klein kortsteeltje

Pleuridium subulatum (Hedw.) Rabenh. Groot kortsteeltje

Pleurochaete squarrosa (Brid.) Lindb. Hakig kronkelbladmos

Pleurozium schreberi (Willd. ex Brid.) Mitt. Bronsmos

Pogonatum aloides (Hedw.) P.Beauv. Gewone viltmuts

(62)

Pogonatum urnigerum (Hedw.) P.Beauv. Grote viltmuts

Pohlia annotina (Hedw.) Lindb. Gewoon broedpeermos

Pohlia bulbifera (Warnst.) Warnst. Bolletjespeermos

Pohlia camptotrachela (Renauld & Cardot) Broth. - Korreltjespeermos

Pohlia flexuosa Hook. Draadjespeermos

Pohlia lescuriana (Sull.) Ochi Roodknolpeermos

Pohlia lutescens (Limpr.) H.Lindb. Geelknolpeermos

Pohlia melanodon (Brid.) A.J.Shaw Kleipeermos

Pohlia nutans (Hedw.) Lindb. Gewoon peermos

(63)

Polytrichastrum formosum (Hedw.) G.L.Sm. Fraai haarmos

Polytrichastrum longisetum (Sw. ex Brid.) G.L.Sm. - Gerand haarmos

Polytrichum commune Hedw. Gewoon haarmos

Polytrichum juniperinum Hedw. Echt zandhaarmos

Polytrichum piliferum Hedw. Ruig haarmos

Polytrichum strictum Menzies ex Brid. Veenhaarmos

Protobryum bryoides (Dicks.) J.Guerra & M.J.Cano - Gesloten kleimos

Pseudephemerum nitidum (Hedw.) Loeske Vals kortsteeltje

Pseudobryum cinclidioides (Huebener) T.J.Kop. - Zwartsteelsterrenmos

(64)

Pseudocrossidium hornschuchianum (Schultz) R.H.Zander - Spits smaragdsteeltje

Pseudocrossidium revolutum (Brid.) R.H.Zander - Opgerold smaragdsteeltje

Pseudoscleropodium purum (Hedw.) M.Fleisch. - Groot laddermos

Pseudotaxiphyllum elegans (Brid.) Z.Iwats. Gewoon pronkmos

Pterigynandrum filiforme Hedw. Stekeltjesmos

Pterygoneurum ovatum (Hedw.) Dixon Kortstelig plaatjesmos

Ptilium crista-castrensis (Hedw.) De Not. Struisveermos

Pylaisia polyantha (Hedw.) Schimp. Boommos

Racomitrium aciculare (Hedw.) Brid. Oeverbisschopsmuts

(65)

Racomitrium heterostichum (Hedw.) Brid. Borstelige bisschopsmuts

Racomitrium lanuginosum (Hedw.) Brid. Wollige bisschopsmuts

Rhizomnium punctatum (Hedw.) T.J.Kop. Gewoon viltsterrenmos

Rhodobryum roseum (Hedw.) Limpr. Gewoon rozetmos

Rhynchostegiella curviseta (Brid.) Limpr. Dwergsnavelmos

Rhynchostegiella tenella (Dicks.) Limpr. Slank snavelmos

Rhynchostegiella teneriffae (Mont.) Dirkse & Bouman - Spatsnavelmos

Rhynchostegium confertum (Dicks.) Schimp. - Boomsnavelmos

Rhynchostegium megapolitanum (Blandow ex F.Weber & D.Mohr) Schimp.

(66)

Rhynchostegium murale (Hedw.) Schimp. Muursnavelmos

Rhytidiadelphus loreus (Hedw.) Warnst. Riempjesmos

Rhytidiadelphus squarrosus (Hedw.) Warnst. - Gewoon haakmos

Rhytidiadelphus triquetrus (Hedw.) Warnst. - Pluimstaartmos

Rhytidium rugosum (Hedw.) Kindb. Buizerdmos

Sanionia uncinata (Hedw.) Loeske Geplooid sikkelmos

Schistidium apocarpum (Hedw.) Bruch & Schimp. s.l. - Achterlichtmos s.l.

Schistidium platyphyllum (Mitt.) H.Perss. Kribbenachterlichtmos

Schistidium rivulare (Brid.) Podp. Beekachterlichtmos

(67)

Sciuro-hypnum plumosum (Hedw.) Ignatov & Huttunen - Oeverdikkopmos

Sciuro-hypnum populeum (Hedw.) Ignatov & Huttunen - Penseeldikkopmos

Sciuro-hypnum reflexum (Starke) Ignatov & Huttunen - Gekromd dikkopmos

Scleropodium cespitans (Wilson ex Müll.Hal.) L.F.Koch. - Vossenstaartmos

Scopelophila cataractae (Mitt.) Broth. Ongezoomd ertsmos

Scorpidium cossonii (Schimp.) Hedenäs Groen schorpioenmos

Scorpidium revolvens (Sw. ex anon.) Rubers - Purper schorpioenmos

Scorpidium scorpioides (Hedw.) Limpr. Rood schorpioenmos

Seligeria calcarea (Hedw.) Bruch & Schimp. Mergelpenseelmos

(68)

Sphagnum angustifolium (C.E.O.Jensen ex Russow) C.E.O.Jensen -Smalbladig veenmos

Sphagnum auriculatum Schimp. Geoord veenmos

Sphagnum capillifolium (Ehrh.) Hedw. Stijf veenmos

Sphagnum compactum Lam. & DC. Kussentjesveenmos

Sphagnum contortum Schultz Trilveenveenmos

Sphagnum cuspidatum Ehrh. ex Hoffm. Waterveenmos

Sphagnum divinum Flatberg & Hassel Spits hoogveenveenmos

Sphagnum fallax (H.Klinggr.) H.Klinggr. Fraai veenmos

Sphagnum fimbriatum Wilson Gewimperd veenmos

(69)

Sphagnum girgensohnii Russow Gerafeld veenmos

Sphagnum inundatum Russow Amfibisch veenmos

Sphagnum majus (Russow) C.E.O.Jensen Dof veenmos

Sphagnum molle Sull. Week veenmos

Sphagnum obtusum Warnst. Stomp veenmos

Sphagnum palustre L. Gewoon veenmos

Sphagnum papillosum Lindb. Wrattig veenmos

Sphagnum platyphyllum (Lindb. ex Braithw.) Warnst. - Lepelbladveenmos

Sphagnum quinquefarium (Braithw.) Warnst. - Bosveenmos

(70)

Sphagnum rubellum Wilson Rood veenmos

Sphagnum russowii Warnst. Violet veenmos

Sphagnum squarrosum Crome Haakveenmos

Sphagnum subnitens Russow & Warnst. Glanzend veenmos

Sphagnum subsecundum Nees Moerasveenmos

Sphagnum tenellum (Brid.) Pers. ex Brid. Zacht veenmos

Sphagnum teres (Schimp.) Ångstr. Sparrig veenmos

Straminergon stramineum (Dicks. ex Brid.) Hedenäs - Sliertmos

Syntrichia calcicola J.J.Amann Klein duinsterretje

(71)

Syntrichia latifolia (Bruch ex Hartm.) Huebener - Riviersterretje

Syntrichia montana Nees Vioolsterretje

Syntrichia papillosa (Wilson) Jur. Knikkersterretje

Syntrichia ruraliformis (Besch.) Cardot Groot duinsterretje

Syntrichia ruralis (Hedw.) F.Weber & D.Mohr s.l.

Syntrichia virescens (De Not.) Ochyra Uitgerand zodesterretje

Taxiphyllum wissgrillii (Garov.) Wijk & Margad. - Komkommermos

Tetraphis pellucida Hedw. Viertandmos

Thamnobryum alopecurum (Hedw.) Gangulee - Struikmos

(72)

Thuidium delicatulum (Hedw.) Schimp. Fraai thujamos

Thuidium tamariscinum (Hedw.) Schimp. Gewoon thujamos

Tortella flavovirens (Bruch) Broth. Duinkronkelbladmos

Tortella inclinata (R.Hedw.) Limpr. Viltig kronkelbladmos

Tortella tortuosa (Hedw.) Limpr. Gerimpeld kronkelbladmos

Tortula lanceola R.H.Zander Kalkkleimos

Tortula marginata (Bruch & Schimp.) Spruce - Gerand muursterretje

Tortula modica R.H.Zander Groot kleimos

Tortula muralis Hedw. Gewoon muursterretje

(73)

Tortula truncata (Hedw.) Mitt. Gewoon kleimos

Tortula vahliana (Schultz) Mont. Rozetsterretje

Trematodon ambiguus (Hedw.) Hornsch. Langhalsmos

Trichodon cylindricus (Hedw.) Schimp. Hakig smaltandmos

Trichostomum crispulum Bruch Gekapt haartandmos

Ulota bruchii Hornsch. ex Brid. Knotskroesmos

Ulota coarctata (P.Beauv.) Hammar Stijf kroesmos

Ulota crispa (Hedw.) Brid. s.l. Trompetkroesmos

Ulota phyllantha Brid. Broedkroesmos

(74)

Warnstorfia fluitans (Hedw.) Loeske Vensikkelmos

Warnstorfia pseudostraminea (Müll.Hal.) Tuom. & T.J.Kop. - Puntsikkelmos

Weissia brachycarpa (Nees & Hornsch.) Jur. Gewoon vliesjesmos

Weissia controversa Hedw. Gewoon parelmos

Weissia longifolia Mitt. Kogeltjesmos

Weissia rostellata (Brid.) Lindb. Dwergparelmos

Weissia rutilans (Hedw.) Lindb. Vlak parelmos

Weissia squarrosa (Nees & Hornsch.) Müll.Hal. - Vertakt vliesjesmos

Zygodon conoideus (Dicks.) Hook. & Taylor Staafjesiepenmos

(75)

Zygodon rupestris Schimp. ex Lorentz Parkiepenmos

Zygodon stirtonii Schimp. ex Stirt.

(76)

5 REFERENTIES

Bijlsma R.-J., Kruijer J.D., Stech M. (2020). Ptychostomum touwii, a new bryophyte species distinguished from Ptychostomum rubens by iterative morpho-molecular analysis, and a note on Bryum microerythrocarpum. Gorteria 42:56-65.

Caparros R., Lara F., Draper I., Mazimpaka V., Garilleti R. (2016). Integrative taxonomy sheds light on an old problem: the Ulota crispa complex (Orthotrichaceae, Musci). Botanical Journal of the Linnean Society 180(4):427-451.

De Beer D. (2017). Een gedocumenteerde checklist van de veenmossen in Vlaanderen. Dumortiera 111:3-33.

De Beer D., Peeters L. (2020). Nieuwe en interessante vondsten voor Vlaanderen 6. Muscillanea 40:77-79.

De Beer D., Stieperaere H. (2014). Waardebepaling van hoogveenrelicten in de provincie Antwerpen op basis van de floristische samenstelling: Provincie Antwerpen, Dienst Duurzaam Milieu- en Natuurbeleid.

De Beer D., Van Landuyt W. (2019). Aanvullingen en correcties bij de Vlaamse checklist mossen (hauwmossen, levermossen, bladmossen). Dumortiera 115:3-27.

De Sloover J.L., Demaret F. (1968). Flore général de Belgique: Bryophytes, Vol. 3, fascicule 1. Bruxelles: Ministère de l'agriculture Jardin botanique de l'Etat.

De Smedt G., Stieperaere H. (2002). Een gedifferentieerde checklist van de Blad- en Levermossen van Vlaanderen. Een eerste stap naar een Rode Lijst van de Vlaamse Blad- en Levermossen. Meise: Nationale Plantentuin van België. 42 p.

De Wildeman E. (1898-1899). Bryophytes. In: De Wildeman E., Durand T. (editors). Prodrome de la Flore Belge Tome: 1-2. Brussel: Alfred Castaigne. p 375-503.

De Zuttere P. (1974). Les sphaignes de Belgique. Réflexions sur la systématique du genre Sphagnum L. Clé de détermination et petit prodrome des sphaignes de Belgique. . Les naturalistes belges 55:258-282.

De Zuttere P., Schumacher R. (1984). Bryophytes nouvelles, méconnues, rares, menacées ou disparues de Belgique. : Minist. Rég. Wall. Ser. Cons. Nature. Travaux 13.

Delogne C.-H. (1883). Flore cryptogamique de la Belgique. 1re partie, Muscinées. . Bruxelles: H. Manceaux.

Demaret F., Arts T., De Sloover J.L., De Zuttere P. (1993). Flore Générale de Belgique. Bryophytes. Volume III. Fascicule 2. . Bruxelles: Jardin botanique de l’Etat.

Demaret F., Castagne E. (1959). Flore Générale de Belgique. Bryophytes. Volume II. Fascicule 1. Bruxelles: Jardin botanique de l'Etat.

Demaret F., Castagne E. (1959-1964). Flore Générale de Belgique. Bryophytes. Volume II. Fascicule 1-2-3. Meise.

Demaret F., Lambinon J. (1969). Bryophytes rares, disparus ou menacés de disparition en Belgique. In: Delvosalle L., Demaret F., Lambinon J., Lawalrée A. (editors). Plantes rares, disparues ou menacées en Belgique : L'appauvrissement de la flore indigène. Brussel: Ministerie van Landbouw. Bestuur van Waters en Bossen. Dienst dominiale Natuurreservaten en Natuurbescherming.

Hassel K., Kyrkjeeide M.O., Yousefi N., Presto T., Stenoien H.K., Shaw J.A., Flatberg K.I. (2018). Sphagnum divinum (sp. nov.) and S. medium Limpr. and their relationship to S. magellanicum Brid. Journal of Bryology 40(3):197-222.

Hoffmann M. (1993). Verspreiding, fytosociologie en ecologie van epifyten en

(77)

Kickx J.j. (1835). Flore cryptogamique des environs de Louvain, ou description des plantes cryptogames et agames qui croissent dans le Brabant et dans une partie de la province d'Anvers. . Bruxelles: Vandooren Frères.

Kickx J.j. (1867). Flore cryptogamique des Flandres : Tome premier, posthuum uitgegeven door Kickx J.-J. . Paris: J.B. Baillière.

Larsen R.S., Bell J.N.B., James P.W., Chimonides P.J., Rumsey F.J., Tremper A., Purvis O.W. (2007). Lichen and bryophyte distribution on oak in London in relation to air pollution and bark acidity. Environmental Pollution 146(2):332-340.

Raeymaekers G. (1981a). Bijdrage tot de kennis van de bladmossen van België. I. Philonotis, Plagiopus, Breutelia, Catascopium. Dumortiera 18.

Raeymaekers G. (1981b). Voorbereidende nota’s bij de revisie van het Belgisch materiaal van Mniaceae, de Sterremossen. . Muscillanea 1:18-27.

Raeymaekers G. (1981c). Voorwoord. Muscillanea 1:1-2.

Schumacker R. (1983). Vers une banque de données et un atlas des bryophytes de Belgique et des régions voisines gérés et réalisés à l'aide d'un micro-ordinateur APPLE III.

Dumortiera 27.

Schumacker R. (1985). Atlas de distribution des Bryophytes de Belgique, du Grand-Duché de Luxembourg et des régions limitrophes. 1. Hepatica et Anthocerotae {1830-1984}. Jardin Botanique National de Belgique.

Siebel H., During H.J. (2006). Beknopte Mosflora van Nederland en België: K.N.N.V. 559 p. Slack N.G. (2011). The Ecological Value of Bryophytes as Indicators of Climate Change. In: Tuba

Z., Slack N.G., Stark L.R. (editors). Bryophyte Ecology and Climate Change. New York: Cambridge University Press. p 3-12.

Sotiaux A., Sotiaux O., Vanderpoorten A., Durwael L. (1999). The distribution of Bryophytes in the forest of Soignes (South of Brussels, Belgium). Meise: National Botanic Garden of Belgium.

Sotiaux A., Stieperaere H., Vanderpoorten A. (2007). Bryophyte checklist and European red list of the Brussels-Capital Region, Flanders and Wallonia (Belgium). Belgian Journal of Botany 140(2):174-196.

Sotiaux A., Vanderpoorten A. (2001). Check-list of the bryophytes of Belgium. Belgian Journal of Botany 134(2):97-120.

Stieperaere H. (2011). Dertig jaar Muscillanea, enkele opmerkingen bij de index van Muscillanea 1-30. Muscillanea 31:17-27.

van Dort K., van Hees A. (2001). Mossen en vaatplanten op dood beukenhout in bosreservaat Kersselaerspleyn (Zoniënwoud, Vlaanderen). Wageningen: Alterra, Research Instituut voor de Groene Ruimte, Alterra-rapport 418. 26 p.

Van Landuyt W. (2011). Een gecentraliseerde databank voor de bryologie in Vlaanderen: na 30 jaar eindelijk uit de startblokken? Muscillanea 31:4-16.

Van Landuyt W., De Beer D. (2016). Mossen en lichenen op dood hout in de bosreservaten van het Zoniënwoud en Wijnendalebos. Brussel: INBO. 41 p.

Van Landuyt W., De Beer D. (2017). Een Rode Lijst van de hauwmossen (Anthocerotophyta), levermossen (Marchantiophyta) en bladmossen (Bryophyta) van Vlaanderen. Brussel: Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek.

Van Landuyt W., Vanhecke L., Hoste I. (2006). Verzameling en verwerking van de basisgegevens. In: Van Landuyt W., Hoste I., Vanhecke L., Van den Bremt P.,

Vercruysse E., De Beer D. (editors). Atlas van de Flora van Vlaanderen en het Brussels Gewest. Brussel: Instituut voor Natuurbehoud, Nationale Plantentuin van België & Flo.Wer. p 33-42.

(78)

Van Rompaey E., Delvosalle L. (1972). Atlas van de Belgische en Luxemburgse Flora, Pteridofyten en Spermatofyten. Meise: Nationale Plantentuin van België.

Vanden Berghe C. (1955). Flore Générale de Belgique. Volume I. Fascicule I. Hépatiques. . Bruxelles: Jardin botanique de l’Etat.

VandenBroeck H. (1908). Les Sphaignes de la Campine Anversoise. Bulletin de la Société Royale de Botanique de Belgique 45(3):365-378.

Vanderpoorten A. (1997). A bryological survey of the Brussels Capital Region (Belgium). Scripta Botanica Belgica 14. Meise: National Botanic Garden of Belgium. 83 p.

Waterinckx M., Roelandt B. (2001). De bosinventarisatie van het Vlaamse Gewest: resultaten van de eerste inventarisatie 1997-1999. Deel 1. Brussel: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Afdeling Bos en Groen. 486 p.

Westendorp G.-D., Van Haesendonck G.C. (1838). Catalogue des Cryptogames observées depuis 1835, dans le Brabant et dans la Province d'Anvers. Bruxelles: Société Encyclographique des Sciences Médicales.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Naast de klassieke soorten die in Romagn e si en grotendeels ook bij Sarnari staan beschrev e n , w orden in d e ze groep allerlei moeilijk te duiden collecties

De poten van het soms sterk gelijkende Tienstippelig lieveheersbeestje Adalia decempunctata zijn over het algemeen rossig tot bruin en de uiteinden van de dekschilden hebben

Tabel 5.4 Nederlandse naam, habitatbreedte (ST: Stenotoop; BST: Bijna Stenotoop; MS: Matig Stenotoop; EU: Eurytoop), voorkeurhabitat (A: antropogeen beïnvloede gebieden; R: rotsen

De vorming die met de bijblijfrekening bekostigd wordt moet arbeidsmarktgericht zijn in de brede betekenis, dit wil zeggen zowel op korte als op lange termijn (met mogelijke

Genesis 6:4: “In die dagen, en ook daarna, waren er reuzen op de aarde, toen Gods zonen bij de dochters van de mensen waren gekomen en die kinderen voor hen baarden; dit zijn

Aangezien alle in Vlaanderen voorkomende waterschildpadden exoten zijn en de methoden om schildpadden te bestrijden (bv. afschot, wegvangst met levend vangkooien)

De laatste twee jaar hebben we fotovallen ingezet in verschillende bossen in de streek, een aantal locaties werd zelfs meermaals aangedaan, meestal zonder succes,

Vanwege &#34;Vlaanderen Proper&#34;, verder omschre- ven als &#34;technische coördinatie c/o Statt Communi- cations&#34;, kregen de gemeentebesturen een uitnodi- ging – twee dagen