• No results found

Tsjip/Letteren. Jaargang 9 · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Tsjip/Letteren. Jaargang 9 · dbnl"

Copied!
442
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Tsjip/Letteren. Jaargang 9

bron

Tsjip/Letteren. Jaargang 9. Biblion Uitgeverij onder auspiciën van de Stichting Promotie Literaire Vorming, Nijmegen 1999

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_tsj001199901_01/colofon.php

© 2012 dbnl

(2)

[Nummer 1]

Tsjip

‘Talloze mensen verstaan de kunst van het lezen zonder te lezen. Zoals kikvorsmannen duiken ze in je boek en ze komen er kurkdroog weer uit te voorschijn. Die noem ik kikvorslezers... Ik lees zoals ik eet, wat niet betekent dat lezen een noodzaak voor me is, maar vooral dat ik wat ik lees opneem en dat het zijn invloed op mijn hele organisme heeft. Je bent niet dezelfde nadat je bloedworst of kaviaar gegeten hebt, je bent niet dezelfde nadat je Kant - God bewaar me! - of Queneau gelezen hebt. De meesten komen uit Proust immers op dezelfde manier te voorschijn als uit Simenon, zonder ook maar iets van zichzelf achtergelaten en zonder ook maar iets verworven te hebben. Ze hebben een boek gelezen en daar houdt het bij op. Als het een beetje meezit, weten ze nog net waarover het ging.

Amélie Nothomb, Hygiëne van een moordenaar. Geciteerd in de handleiding bij het schoolboek Fa yu e tron leisibakru,. Paramaribo 1998’

(3)

1

Yoni Vermeire en Renske Olearnik (zie blz. 9)

(4)

Redactioneel

Het schilderij op de omslag van deze Tsjip/Letteren is van de hand van Frank Tarenskeen, één van onze nieuwe redacteurs. Frank schrijft erover:

‘Van alle overwegingen die mij een jaar geleden ertoe bewogen dit grote (150 cm × 120 cm) doek van mijn gezin te schilderen en die het gemaakt hebben tot wat het uiteindelijk geworden is, zijn de meeste inmiddels uit mijn geheugen verdwenen.

Het maken van een schilderij is een complex gebeuren. Wie zal er ooit uitsluitsel kunnen geven over de motieven achter de menselijke dadendrang?’

‘Ik liep al geruime tijd rond met het idee een Echt Familieportret te maken, van mijn vrouw, onze kinderen en mijzelf. Ik vroeg me af of dat nog kan, aan het eind van de Twintigste Eeuw. Zou zo'n werk nog wel bestaansrecht hebben? Er zijn mij, afgezien van een enkele van de talloze beeltenissen van de Heilige Familie,

betrekkelijk weinig familieportretten bekend die tot de grote meesterwerken uit de kunstgeschiedenis gerekend worden. Las Meninas van Velásquez? Geen echt familieportret. Goya's weinig flatteuze, veeleer onthutsende schilderijen van Karel IV en zijn familie. Picasso's De familie Soler aan het ontbijt op het land, het decoratieve meesterwerk De familie van de schilder van Matisse. Maar ja, allemaal genieën, Meesters van de Schilderkunst in wier schaduw ik niet eens durf te gaan staan.’

‘Popkunstenaar Marisol maakte een mooie assemblage van een familie, met een licht ironische ondertoon. Hetzelfde geldt voor een groot doek van Larry Rivers, gemaakt naar een trouwfoto, met dwars er overheen in drukletters geschilderd Rejected Copy.’

‘Bij het maken van mijn eigen familieportret heb ik echter bovengenoemde voorbeelden minder voor ogen gehad dan de familieportretten uit de begintijd van de fotografie. U kent ze ongetwijfeld. Ietwat plechtstatig, duidelijk geposeerd. “Strak in de lens kijken, niet bewegen alstublieft!” Op de één of andere manier ontroeren ze mij altijd, zulke familieportretten.’ Tot zover Frank.

Het CPNB koos Familie-album; ouders en kinderen in de literatuur als thema voor de boekenweek 1999. Deze Tsjip/Letteren biedt variaties op dat thema. Naast het portret door Frank zijn er portretten van de hand van Merlijn Elst en Sascha van Kuppeveld. Zij schetsen ieder twee leerlingen uit het voorgezet onderwijs. Hun portretten belichten vooral de kunst- en cultuurervaringen van de ondervraagden.

Joop Dirksen beschrijft de cultuurschok die allochtone leerlingen ervaren in ‘ons’

literatuuronderwijs. In een tweede bijdrage bevraagt hij veertigplussers op de langetermijneffecten van het door hen genoten literatuuronderwijs. Ive Verdoodt interviewt familie en bekenden over hun cultuureducatie. Bernard Roose's zelfportret toont ons de andere kant van die educatie: die van de leraar die zijn loopbaan overziet.

Uit al deze portretten valt tenminste één conclusie te trekken: het belang van een culturele context, op school en daarbuiten. Een echt familiealbum vinden we in Nicolien Montessori's verfrissende analyse van Honderd jaar eenzaamheid. Kees Combat tenslotte laat in een afwisselend en inspirerend overzicht zien wat de Nederlandse én Vlaamse literatuur zoal aan familieromans te bieden hebben.

(5)

En Verder. Jacques de Vroomen portretteert een succesvol Studiehuis. Max van Alphen bespreekt de scriptie Het geluid van de Beatles. Jan Demedts beschrijft zijn persoonlijke ervaringen met Informatie- en Communicatietechnologie op een Vlaamse ASO-school. Uiteraard zijn er ook weer onze vaste rubrieken Na Schooltijd,

Leeswijzer en De Agenda.

Het Tsjip-familieportret van dit jaar wijkt af van dat van vorig jaar. Koos Hawinkels neemt een minder prominente plaats in. Rob Derks laat zijn gezicht elders zien. En ook Michael Evers ontbreekt op de nieuwe afdruk. De redactie bedankt hen alle drie, en Koos in het bijzonder, voor hun bijdragen aan ons familiegebeuren. Het verlies wordt gecompenseerd, hopen we. Er staan nieuwe redacteuren op de rol. Sascha van Kuppeveld en Frank Tarenskeen treden in deze Tsjip al op de voorgrond. Leo Ewals laat zich binnenkort kennen en Michel van der Maas heeft deze Tsjip in scène gezet.

We begroeten nieuwe vaste medewerkers. Nicolien Montessori is kleurrijk present;

Aline Zantinge staat al op haar vaste plaats, waar ze de boekrecensies van Koos Hawinkels overneemt. Hans van Bemmel beidt zijn tijd.

Deze Tsjip biedt een verhelderend en levensecht profiel van het voortdurend veranderende plaatje van de kunst- en cultuureducatie. Een album om te koesteren, te herlezen en te bewaren voor uw kleinkinderen.

Piet-Hein van de Ven

(6)

‘Kunst is een uiting van jezelf’

In een familiealbum zie je de familie in al haar facetten: verschillende generaties en verschillende activiteiten. Hierin mogen uiteraard niet de creatieve uitspattingen van de jongsten ontbreken. Daarom ging ik op zoek naar jongeren die wilden praten over hun belevingen op het gebied van kunst en cultuur. Allereerst volgt hier een gesprek met Susannah Yasuda, leerlinge van de Vrije School te Nijmegen, klas 11a. Zij wilde graag vertellen over haar uiteenlopende ervaringen in het artistieke wereldje.

Sascha van Kuppeveld

Productief; dansen

Susannah heeft geen inleiding nodig. Haar enthousiasme is zo groot dat ze direct van wal steekt. Ze is altijd veel met kunst, vooral dans, bezig geweest. Als klein kind al danste ze in de huiskamer. Haar moeder had een lp met Italiaanse dansmuziek. Dat vond ze ontzettend mooi. Op een tweedehands kledingbeurs had haar moeder een hele grote wijde rok voor haar gekocht, waarin ze regelmatig door de kamer danste.

‘Die rok ligt nog steeds ergens. Inmiddels komt die tot mijn knieën.’ Toen ze zes was ging ze volksdansen. Een meisje uit haar klas wilde dit graag doen en vroeg of er iemand meeging. Susannah was diep onder de indruk toen dit meisje wat

volksdansen in de klas liet zien. ‘Dat is mooi. Dat wil ik ook kunnen.’ Daarom is ze met dit meisje meegegaan. Ze trainde een keer per week en had één optreden in het jaar, op Koninginnedag. Dit vond ze schitterend.

Op haar twaalfde moest ze de groep verlaten, omdat ze van Assen naar Groesbeek ging verhuizen. Eenmaal in Groesbeek wilde ze weer volksdansen. ‘Volksdansen klinkt klomperig, maar is heel vrolijk. Als klein kind vind je dat prachtig. Je leert moeilijke passen, die je later doet alsof je aan het lopen bent.’

Via twee jongens van haar nieuwe school kwam ze terecht bij de dansgroep Zarowe.

Deze groep danste met name Bulgaarse stukken. Het was veel mooier dan in Assen.

‘Het was hartstikke gelijk. En ze hadden allemaal hetzelfde aan. Dat had ik nog nooit gezien.’ Na een half jaar mocht ze meedoen aan optredens. ‘Ik heb gejuicht en gesprongen. Het was een fantastisch jaar.’ Haar eerste optreden vergeet ze nooit. De spanning vooraf vond ze geweldig en tijdens het optreden viel de muziek ineens uit, maar ze dansten toch door. ‘Ik hoorde mensen fluisteren: “Wat een discipline.” Toen dacht ik: “Yes, we doen het gewoon!”’ Na een jaar stopte de groep ermee.

‘Toen was voor mij duidelijk: dit wil ik doen later. Ik wil gewoon dansen.’ Ze begon aan de vooropleiding voor de dansacademie bij De Lindenberg in Nijmegen.

(7)

Daar kreeg ze negen uur les per week in klassiek, Spaans, modern, folklore, clipdance en tap. ‘Dat was iedere dag keihard werken. Dan kwam je thuis en moest je je huiswerk maken, eten en naar bed. Dat was eigenlijk veel te zwaar.’

Desondanks genoot ze ervan. Ze begon zelfs het klassieke ballet te waarderen.

‘Het uitgangspunt van ballet is eigenlijk dat je wilt zweven. Als een vlindertje in de lucht. Dat kunnen mensen niet, dus gaan ze op hun tenen staan. Zo hoog mogelijk.

Daar komt zoveel kracht aan te pas.’

Toch is klassiek nooit haar favoriete dansvorm geworden. Tijdens de vooropleiding was dit tap. In tap zit veel kracht, spektakel en uitstraling. Bovendien was het voetenwerk zo ingewikkeld dat ze zich afvroeg: ‘Hoe krijg je het voor elkaar?’. Dat deed haar denken aan Zarowe.

(8)

De harde danswereld

Toen ze drie maanden met de vooropleiding bezig was, was er sprake van een incident tussen haar en haar coach. Susannah vindt het niet goed als haar zelfvertrouwen de grond in wordt geboord. Er moet wat meer respect zijn. ‘Als ik hard moet werken, moet je me een complimentje geven. Dan ga ik hard werken. Niet als iemand me af gaat lopen kraken.’ Dit incident confronteerde haar met de hardheid van het

danswereldje. Ze wilde niet leven in een omgeving waar het er zo aan toeging. Daarom besloot ze met de vooropleiding te stoppen en als amateur verder te gaan. Dan kun je ook wel hoger komen. ‘Amateur wil niet zeggen dat het slecht is. Het wil gewoon zeggen dat ze er geen geld mee willen verdienen. Dat is amateur.’ Toen ze stopte met de vooropleiding heeft ze een groot doel aan de kant gezet. Ze wilde namelijk na de dansacademie bij Het Internationaal Danstheater gaan dansen. Dit is een danstheatergroep, die ieder seizoen een ander programma heeft met folkloristische dansen uit een verschillende landen of streken. ‘Daar was ik helemaal gek van!’

Productief; toneel

Vanaf dat moment is ze gaan kijken wat er nog meer was. Haar zoektocht eindigde bij het theater. Via een meisje van haar school kreeg ze informatie over de

vooropleiding theater in Nijmegen. Ze deed auditie en werd aangenomen. Iedere zaterdag had ze de hele dag les. ‘Toen gingen we allemaal gekke dingen doen.’ Ze moest bijvoorbeeld iemand achtervolgen om te kijken hoe je dan door de stad loopt.

‘Schitterend gewoon. Daarna had ik zoiets van ik ga nooit meer gewoon de stad in.’

Je hele gang wordt bepaald door een ander. Je gaat je dan afvragen, wat die persoon wil, denkt en doet. ‘Je voelt je net Sherlock Holmes.’

Tijdens de lessen ging ze nadenken over dingen waar ze nog nooit over had gedacht.

‘Uit kleine dingen, een beweging, een gebaar of iets wat iemand zegt, kun je heel veel afleiden.’ Door deze lessen leerde ze zich in mensen te verplaatsen, met als gevolg dat ze anderen beter ging begrijpen. In eerste instantie zag ze niet wat dit met toneel te maken had, maar al snel begreep ze, dat je beter kon spelen als je je in je personage kon inleven.

Tijdens dat jaar ging ze ook kijken bij theateracademies, want ondanks haar slechte ervaringen in de danswereld bleef ze erover dromen op het toneel te staan. Ook het theaterwereldje vond ze hard. Bovendien was het net als de dans geen vetpot. ‘Ik vind het belangrijk dat je altijd iets hebt om op terug te vallen. Een muur waar je tegenaan kan leunen.’ Daarom wilde ze ook niet naar de theateracademie. Na een jaar is ze gestopt met toneelspelen, buiten school althans.

Op school maakt ze nu met haar klas een toneelproductie: Romulus de Grote van Friedrich Dürrenmatt. Hierin heeft ze een rol die ze heel graag wilde: de vrouw van de laatste keizer van het Romeinse imperium (Julia).

Ze merkt dat ze af en toe totaal andere ideeën heeft dan de regisseur. ‘Soms geeft hij mij een aanwijzing en dan denk ik: “Waar slaat dit nu op? Dit is zo onnatuurlijk.”

Als je het dan vaker doet, merk je dat iemand anders zijn oogpunt heel verfrissend

(9)

kan zijn.’ Op de vooropleiding theater leerde ze zich in karakters verplaatsen. Nu leert ze dat iedereen een andere visie heeft.

‘Iemand anders zijn visie is niet fout. Het is allemaal goed. Het is allemaal een deel van de werkelijkheid.’

Productief; muziek en ...

Verder heeft Susannah in ruil voor oppassen een tijdje zangles gehad. Ze zong voornamelijk Italiaanse liederen. Haar voorkeur gaat echter uit naar jazz- en bluesliederen. ‘Omdat het dichterbij me ligt. Het is prachtig hoe in deze muziek op vrij eenvoudige wijze ontzettend veel geuit wordt.’

In de vierde klas mocht ze van haar moeder een instrument gaan bespelen. Ze koos toen voor de panfluit. ‘Ik heb een jaar les gehad en ben niet verder gekomen dan liedjes als Altijd is Kortjakje ziek..’ Muziek was het niet. Ze had geen zin in het oefenen. ‘Je moest je instrument erbij halen, je muziekstandaard, je boeken en staan en dan beginnen.’ Dans en theater kwamen uit haar gevoel. Muziek niet.

Op dit moment doet ze uitsluitend nog aan klassiek ballet en tapdans. Toneel doet ze nog op school. Alhoewel ze besloot noch in de dans noch in het toneel verder te gaan, kon ze het theaterwereldje niet loslaten. Tijdens haar werk in een kledingwinkel ontstond het idee haar interesse in mensen, kleding en theater te combineren. Dit leidde tot het idee om iets te doen met kleding, hairstyling en decor in het theater.

‘Stel er is een theaterproductie. Je hebt dit en dit gezin. Ze hebben een huiskamer.

Richt hem maar in.

Wat koopt zo iemand? Wat is dat voor een karakter?’ In haar vrije tijd maakt ze alvast kleine accessoires, die een kamer behaaglijk kunnen maken.

Receptief; theater, muziek en musea

Af en toe gaat ze met vriendinnen naar een theater- of dansvoorstelling. Zo bezocht ze bijvoorbeeld de theatervoorstellingen Medea en Antigone. Ook gaat ze graag naar een musical. In de dans gaat haar voorkeur uit naar voorstellingen van Introdans en Het Internationaal Danstheater. ‘Als het ID hier is, dan ben ik er ook. Ik vind dat prachtig.’

Verder leent ze vaak cd's bij de bibliotheek. Ze houdt vooral van jazz, blues en de muziek van Mary Black (Ierse

(10)

muziek). Naar een museum gaat ze niet zo vaak. ‘Dat leeft niet!’ Ze houdt van het impressionisme; Monet en Degas. Degas heeft veel dansers geschilderd. Een paar van die werken heeft ze op haar kamer hangen.

‘Impressionisme is het uiten van de dingen die je ziet en voelt op jouw manier.’

Eigenlijk is dat ook wat je met dansen doet. Daarnaast houdt ze van de zachte kleuren en de geleidelijke kleurovergangen in de impressionistische werken.

Invloed van de ouders

Haar ouders hebben haar niet echt gestimuleerd in het ondernemen van culturele activiteiten. Ze moest haar ouders juist steeds laten zien dat ze wilde dansen. ‘Soms mocht het niet. Als ik mijn huiswerk niet af had. Dan mocht ik niet dansen. O, dan werd ik zo kwaad!’ In haar ogen zou haar vader liever zien dat ze meer aan sport deed en daar goed in was, maar daar kan ze haar gevoel niet goed in kwijt. ‘Mijn ouders vinden dans wel mooi, maar ik heb nooit het gevoel gehad dat ze het konden beoordelen op wat het voor mij was.’

Door geldgebrek ging ze ook niet vaak met haar ouders naar het theater. Eén keer is ze in Amsterdam naar een Japanse drumvoorstelling geweest.

(Haar vader komt uit Japan.) Soms ging ze naar het Rijksmuseum in Assen, maar dan had je het wel zo ongeveer gehad. Dit jaar is ze met haar vader naar de

tentoonstelling van Esscher geweest in de Kunsthal in Rotterdam. Dat vond ze heel mooi. Het is bijzonder hoe die man zo'n bijzondere dingen heeft getekend zonder computer. Dat hij die dingen zelf heeft bedacht zonder ze ooit gezien te hebben.

‘Kunstenaars maken iets wat ze nooit gezien hebben, waar ze nooit over gehoord hebben. Dat zetten ze daar toch maar even neer.’

De keuze voor de Vrije School

Vanaf de peuterklas zit ze al op de Vrije School; eerst in Assen en later in Nijmegen.

Haar moeder koos hiervoor omdat ze zich kon vinden in de antroposofische gedachte, waarin veel aandacht wordt besteed aan de ontwikkeling van het kind als individu.

Het feit dat er op een Vrije School erg veel aandacht voor de creatieve vakken is, heeft hierbij geen noemenswaardige rol gespeeld.

Susannah is blij met de keuze van haar moeder. Ze vindt het belangrijk dat er zoveel aandacht is voor de persoonlijke ontwikkeling. Hierbij spelen de creatieve vakken een belangrijke rol. ‘Je bent hier niet alleen met je hoofd bezig. Je ontwikkelt ook je vaardigheden. Dit alles vergroot je zelfkennis.’ Ze vindt het goed dat je vanuit waarnemingen, niet uitsluitend vanuit de theorie, oordelen leert vormen, want er is veel meer dan theorie alleen.

In het vak toneel leert ze haar grenzen te verleggen. ‘Je doet dingen die je normaal gesproken niet doet.’ Bovendien leert ze haar klasgenoten beter kennen en komt ze in aanraking met allerlei karakters. ‘Toneel is een soort spiegel van de wereld.’ Het

(11)

opvoeren van een stuk vindt ze geweldig. Ze geniet van het applaus en de blije gezichten van de mensen die komen kijken.

In tegenstelling tot vele anderen vindt ze euritmie een belangrijk vak. Je staat stil bij je bewegingen en word je zo bewuster van het vermogen van je lichaam. ‘Het is een vak dat je moet leren waarderen. Je moet er open voor staan. Anders heeft het geen zin.’ Vaak ontstaat die waardering pas als je eenmaal van school af bent.

Tijdens de handvaardigheidlessen werkt ze vaak met speksteen. Op dit moment maakt ze mensfiguren die samen een klokje vormen. ‘Wat ik maak moet ook iets functioneels hebben.’ In haar werk legt ze een verband tussen de mens en de tijd. Er gebeurt namelijk veel met mensen in de loop der tijd.

Het belang van kunst en cultuur

Haar indrukwekkendste ervaring was zonder twijfel haar eerste optreden met Zarowe.

Die dag herinnert ze zich nog als de dag van gisteren. Ook haar grootste wens heeft te maken met de folkloristische dans. Ze zou heel graag een jaar trainen en optreden met Het Internationaal Danstheater. Het liefst zou ze dan een stuk uit een

Oostblokland, bijvoorbeeld Hongarije of Bulgarije, dansen.

Het is wel duidelijk dat kunst en cultuur, met name dans, lange tijd het leukste is geweest wat ze in het leven had. Ze heeft veel opgegeven om maar te kunnen dansen.

Ook nu nog geniet ze ervan, ook al is ze er niet zo intensief meer mee bezig als vroeger. Ze vindt kunst erg belangrijk. ‘Het is een uiting van jezelf.’

(12)

‘Kunst... het is wat je er zelf van maakt.’

Wie kent niet de stereotiepe reclameboodschappen waarin ouders zich ergeren aan de beperkte cultuurbeleving van hun kinderen? Harde muziek en films. That's it. Deze eenzijdige weergave van jongeren wekt bij mij juist irritatie op. Ik sprak met een andere leerling van de Vrije School te Nijmegen, Naud van Geffen, 16 jaar. Hij doet veel aan sport (basketbal, voetbal en atletiek), maar voldoet zeker niet aan het beschreven stereotiepe beeld. Hij onderneemt erg veel op cultureel en kunstzinnig gebied.

Sascha van Kuppeveld

Productief; tekenen, muziek en toneel

Zo vindt Naud het bijvoorbeeld erg leuk om te tekenen. ‘Mensen natekenen vind ik erg moeilijk,’ zegt hij.

Daarom tekent hij liever landschappen, verkeerssituaties of karikaturen. Trots vertelt hij, dat een medeleerling de karikatuur die hij van hem maakte nog steeds op zijn kamer heeft hangen. Meestal bestaat zijn begin uit een lijn. ‘Dan kijk ik verder wel wat me te binnen schiet. Dat teken ik dan en daar verzin ik dan voor de rest weer wat omheen.’ Natekenen doet hij liever niet, want dat wordt toch nooit zoals hij het wil.

Het werkt als een stimulans dat zijn broer erg goed kan tekenen. Door zijn broer krijgt hij inspiratie. ‘Een inspiratiebron. Dat is vaak het moeilijkste.’

Daarom vraagt hij vaak aan andere mensen wat hij moet tekenen. Soms lukt het hem niet om van de beginlijn meer te maken dan een paar rare figuren. Dan is het niks. ‘Een tekening moet een mooie compositie zijn, eruit springen. Het moet er staan. Het moet een geheel zijn.’ Een goed perspectief is geen voorwaarde voor een goede tekening, maar het liefst tekent hij toch in goed perspectief. De laatste tijd ontbreekt het hem aan tijd om te tekenen. Daarom tekent hij nu voornamelijk nog op school.

Ook heeft hij lange tijd piano- en trompetles gehad. Met de trompetles stopte hij, omdat hij er niet echt verder mee kwam. Bovendien wilde hij dit ook niet zo nodig.

Hij kocht een trompet, zodat hij nog kon spelen als hij wilde, en stopte toen met zijn lessen. ‘Voor lang-zal-ze-leven spelen is het leuk. Dan pak ik hem uit de kast. Anders eigenlijk niet.’ De pianolessen gaf hij op vanwege tijdgebrek. ‘Bovendien was het op een gegeven moment niet meer leuk, omdat je het moet. Maar nu vind ik het hartstikke leuk en als er ergens een piano staat dan pingel ik nog wel wat weg.’

Naast tekenen en pianospelen doet hij op school af en toe aan toneel. In de negende en de elfde klas (op de Vrije School tellen ze na de lagere school gewoon door) maken ze op zijn school een toneelstuk. In de negende was dit Twelfth night van Shakespeare. Hij speelde toen Tobias, een dronkenlap. Dit was ontzettend leuk om te doen. ‘Als iets leuk is, dan doe je er ook je best voor. Dan is het ook niet moeilijk.’

Alleen het articuleren was een probleem. Het leukste was dat je aan een rol, die eigenlijk al vast ligt, je eigen draai kan geven. ‘Het hoogtepunt is natuurlijk het opvoeren zelf, maar de voorbereidingen zijn onmisbaar. Dat is zo leuk.’

(13)

Tijdens de voorbereidingen kwam hij namelijk in contact met klasgenoten waarmee hij normaal nauwelijks omgaat. Bovendien zag hij hoe enkele van hen tijdens het repeteren hun stoere gedrag aan de kant zetten en zichzelf werden. ‘Je leert je klasgenoten zo heel goed kennen.’ Nu speelt hij met zijn klas Peer Gynt. Over dit stuk is hij nog veel enthousiaster. Het is een Noors stuk, dat aan de ene kant

sprookjesachtig is, maar aan de andere kant ook een aantal levensvragen behandelt.

Naud houdt ontzettend van sprookjes. ‘Die fantasie die bijvoorbeeld Grimm in zijn sprookjes kwijt kan, vind ik gewoon prachtig. Dat je dat allemaal kan verzinnen!’

Receptief; muziek en musea

Naast deze drie actieve manieren is hij ook passief bezig met kunst en cultuur. Zo koopt hij bijvoorbeeld cd's en bezoekt af en toe een concert. ‘Ik zou

(14)

niet zonder muziek luisteren kunnen.’ Hij houdt van allerlei soorten muziek; van klassiek tot R&B, Phil Collins en Bryan Adams. Alleen hardcore vindt hij niks. Wat hij draait is afhankelijk van zijn stemming. ‘Als ik rustig wil doen luister ik naar klassieke muziek. Vooral als ik in mijn eentje ben, als ik aan het eten koken ben.’

Soms gaat hij ook naar concerten van het Arnhems Interscholair Orkest (AIO). Zijn broer speelt daar namelijk in. ‘Ik ben ook twee keer naar een voorstelling van Intermezzo geweest. Dat is een zanggroep, die allerlei soorten muziek aankaarten.

Dat is echt heel geinig.’, zegt hij enthousiast.

Daarnaast gaat hij vier tot vijf keer per jaar naar een museum. Meestal gaat hij dan met zijn moeder. Afgelopen jaar is hij bijvoorbeeld in het Kröller Müller en het Groninger Museum geweest. Soms gaat hij voor de kunst zelf, soms voor het gebouw, zoals bij het Groninger Museum. Architectuur spreekt hem erg aan. Hij wil later misschien zelf architect worden. ‘Het is leuk om te zien hoe anderen dat doen en wat ik daar zelf wel en niet mooi aan vind.’ Het leuke aan dit beroep lijkt hem dat je het beeld, dat je van bijvoorbeeld je ideale huis of badkamer hebt, in werkelijkheid kan maken. Zijn ideale huis heeft veel ramen en zijn badkamer is groot met veel planten.

‘Een soort tropisch badkamertje.’

Gaudi is zijn favoriete architect. Waarom precies weet hij niet. De vormen vindt hij geweldig. ‘Ik denk meestal niet na over wat me daarin aanspreekt. Het spreekt me gewoon aan.’ Bij zijn favoriete kunstenaar, Dali, weet hij wel wat het is. ‘Dat hij uit het ene iets anders laat komen en daar weer op voortborduurt.’ Verder houdt hij van Esscher en Monet. Als kind is hij in de tuin van Monet geweest. Hij was hier zo van onder de indruk dat hij niet weg wilde voordat hij alles had gezien.

Invloed van de ouders

Zijn moeder heeft op veel manieren zijn kunstzinnige vorming proberen te stimuleren.

Zo moest hij bijvoorbeeld toen hij acht werd een instrument gaan bespelen. Dit werd de piano omdat het een goed instrument is om de basis te vormen. Toen hij tien werd mocht hij zelf een instrument uitkiezen. Nadat hij een aantal dingen had uitgeprobeerd, koos hij voor de trompet. ‘Ik vind het een mooi en opvallend instrument waar ik best veel mee kon.’

In het begin vond hij de trompet erg leuk, maar na een half jaar gaf hij de voorkeur toch weer aan de piano. Op een gegeven moment had hij genoeg van beide. Daarom is hij uiteindelijk gestopt.

Ook nam zijn moeder hem vaak mee naar musea en gaf ze hem kunstboeken met Kerstmis. Boeken over Griekenland, Dali, Kandinsky en Monet zijn hier een paar voorbeelden van. Het boek over Griekenland vindt hij het mooiste, omdat hij erg van mythologie houdt. Daarom houdt hij ook van Noorwegen met zijn Edda. ‘Het is jammer dat Nederland geen mythes heeft.’ Ilias en Odyssee van Homerus vindt hij het mooist. Die heeft hij zelfs op een bandje gehoord tijdens een vakantie in Friesland. ‘Dat was prachtig.’ Het sprookjesachtige en de aanwezigheid van een held maakt het verhaal zo mooi. ‘Dingen als overspel waar een paar jaar terug heel moeilijk over werd gedaan, werd toen al heel makkelijk naar voren gebracht.’

(15)

Af en toe heeft hij gebaald van het feit dat zijn moeder hem trachtte te stimuleren op cultureel gebied. Vooral aan de muzieklessen kreeg hij op een gegeven moment een hekel. De bezoekjes aan de musea vond hij minder erg.

Vaak had hij wel geen zin om te gaan, maar als hij dan eenmaal was geweest, had hij er toch veel plezier in gehad. ‘Als je zoveel mogelijk ziet, ontwikkel je gewoon je eigen smaak.’ Zijn moeder heeft hem laten zien wat er op kunstzinnig gebied zoal is. Hij is daar blij om. Het is goed voor je ontwikkeling. ‘Dat je de mooie dingen van de kunst in leert zien en niet zoiets hebt van: kunst, dat is allemaal zo zwaar. Het is maar net wat je er zelf van maakt. Als je alle vormen van kunst ziet, en niet slechts een klein deel, kun je je eigen dingen eruit pikken. Als je maar een klein deel kent en van de rest niks weet, kun je niet goed kiezen wat het mooiste is.’

Daarnaast heeft zijn moeder ook voor de Vrije School gekozen, omdat ze het belangrijk vond dat haar kind zich kunstzinnig leerde uiten. Zelf geeft ze op een gewone school les, waardoor ze de beide soorten onderwijs goed kon vergelijken.

Hij is blij met deze keuze vanwege de manier waarop de kinderen op zijn school met elkaar omgaan. Een aantal van zijn vrienden zit op een gewone school en daar gaan de leerlingen duidelijk anders met elkaar om. ‘Daar heb je vrienden om een klein deel van wat je doet, bijvoorbeeld hoe je je kleedt, en niet om wie je bent.’ Op de Vrije School hebben ze meer respect voor elkaar. Er wordt ook veel aandacht besteed aan hoe je met elkaar om moet gaan.

Een vak als toneel helpt hier zeker aan mee. ‘Je zet je tot iets dat je niet zomaar doet en daardoor leer je mensen juist heel goed kennen.’ Je steunt elkaar en dat versterkt ook de band. Ook het feit dat er op de Vrije School veel creatieve vakken worden gegeven maakt dat hij blij is met de keuze van zijn moeder. Naast toneel vindt hij tekenen en schilderen het leukste. Het vak euritmie vindt hij niet echt geweldig. Euritmie besteedt aandacht aan de lichaamstaal en probeert zo de leerlingen zich meer bewust te maken van zichzelf. ‘Van mij had het niet gehoe-

(16)

ven maar, als je erin gelooft, zal het best werken.’

Het belang van kunst en cultuur

Als ik hem naar zijn indrukwekkendste ervaring vraag, twijfelt hij lang. Uiteindelijk noemt hij zijn bezoek aan Florence. ‘Zoveel cultuur, zoveel kunst, op zo'n kleine plek. Dat vind ik geweldig.’ Zijn grootste wens is dan ook om nog eens naar Florence te gaan. Daarnaast heeft hij een idee voor het eindatelier (dit is een creatieve eindopdracht die alle leerlingen van de Vrije School in de twaalfde moeten maken), dat hij graag wil verwezenlijken. ‘Een grote kast met een kruis in het midden en vier deuren waardoor je een kamer krijgt met vier ingangen, die met schotten van glazen ruiten de kamer in vier delen verdelen. Iedere kamer wil ik voor iets anders gebruiken.’

Het idee is nog niet helemaal af, maar dit is de basis. ‘Een klein gebouw dat je zomaar ergens neer kan zetten.’

Kunst en cultuur zijn belangrijk voor hem. Het zou een gemis zijn als het er niet was.

Je kunt er dingen van jezelf in herkennen. Dat roept dan gevoelens bij je op. Als je zelf kunst maakt kun je er gevoel in uiten en dit aan andere mensen laten zien. Dat vind hij ook belangrijk. ‘Ik denk dat het een hele dooie boel zou zijn als het er niet was.’

(17)

9

‘Ik ga voor amusement ook naar het theater’

Yoni Vermeire en Renske Olearnik zitten in vwo vijf van de Nijmeegse Scholengemeenschap Groenewoud (NSG). Yoni gaat na haar eindexamen theater-, film- en televisiewetenschappen studeren, ‘... want voor de toneelschool heb ik niet genoeg talent’. Renske wil geneeskunde gaan studeren.

Bij het horen van ‘cultuur’ denken ze vooral aan theater. ‘Maar,’ zegt Yoni, ‘dat komt omdat wij samen heel veel naar theatervoorstellingen gaan.’ Naast theater is cultuur óók naar musea gaan, meedoen aan het voordrachtfestival, film, kunst en zelf toneel spelen. ‘En muziek valt er ook onder,’ voegt Renske toe. We praten over invloeden, stimulansen, smaak, voorkeuren en activiteiten. Yoni en Renske over cultuur en alles wat daarbij hoort.

Merlijn Elst

‘Het zit wel in mijn familie’

Yoni en Renske worden enthousiast als ze praten over kunst en cultuur. Ze vinden het ‘... gewoon leuk’, maar een goed toneelstuk bijvoorbeeld kan ook een

‘inspiratiebron’ zijn. ‘En het stemt je vaak tot nadenken. Niet tot dieper nadenken, maar tot meer nadenken. Het geeft nieuwe ideeën.’

Zelf ‘kunst maken’ doen ze niet, vinden ze. ‘Vroeger wel,’ zegt Renske, ‘maar tegenwoordig niet meer. Ik heb wel geschilderd, daar heb ik me wel mee

beziggehouden, maar ik heb daar nu geen tijd meer voor.’ Ook Yoni maakt niet echt zelf kunst. ‘Het zit wel in mijn familie. Mijn zus is twee weken geleden aangenomen op de kunstacademie, voor mode, mijn moeder heeft de kunstacademie gedaan en ze geven allebei tekenen en handvaardigheid. We gaan ook heel vaak naar musea toe, dus ik ben er wel mee bezig. Maar zelf doe ik niets. Ja, ik schrijf wel af en toe voor de lol gedichtjes. Maar dat is meer voor mezelf dan voor anderen.’

De oorsprong van haar interesse in cultuur ligt bij het theater waar haar vader als vrijwilliger werkte: ‘Hij nodigde daar allemaal theatergezelschappen uit en die kwamen dan spelen voor kinderen. Dat was vaak op zondagmiddag en dan ging ik mee met mijn zussen om gezellig te helpen en om naar de voorstellingen te kijken natuurlijk. Dat vond ik altijd heel leuk.’

(18)

disciplines. Yoni en Renske gaven zich twee jaar geleden op voor de theatergroep en werden uitgenodigd. Met deze klankbordgroep gingen ze ongeveer één keer per maand naar een voorstelling, maar omdat ze het zelf zo leuk vonden gingen ze al snel één keer per twee weken. ‘Met Het klankbord ga je achteraf, met bijvoorbeeld een acteur, of een regisseur, proberen het stuk te analyseren en te bespreken hoe je het vond,’ zegt Renske.

Ook het zogenaamde ‘kunstmenu’ is een stimulans geweest om naar het theater te gaan, zegt Renske. ‘Je haalt een kunstkaart bij de bibliotheek, met

(19)

10

een flyer, en daar staan allerlei toneelstukken, concerten of tentoonstellingen op. Je kan dan bijvoorbeeld voor tweevijftig of vijf gulden naar een toneelstuk of een film.

En dat doen wij heel vaak.’

‘Het ligt hier op school heel erg aan jezelf’

De school biedt voldoende mogelijkheden op het culturele vlak, vinden Yoni en Renske. ‘Maar,’ denken ze, ‘het ligt hier op school heel erg aan jezelf. Als je zelf geïnteresseerd bent en zegt dat je iets meer wilt en op zoek bent, dan heb je de mogelijkheid om heel veel te doen. Alleen, als je het niet interessant vindt, dan wordt het ook niet opgelegd.’

Zo houdt het vak drama op na het tweede jaar, maar krijgt wel iedereen de mogelijkheid zich, gratis, op te geven voor toneel: ‘Dan ga je buiten de school verder.’

Het animo daarvoor wisselt erg: ‘Het ene jaar gaan heel veel mensen toneel doen, en het andere jaar heel weinig,’ zegt Yoni. Renske gaat verder: ‘Bij ons deed niemand het. Bij ons werd drama ook gezien als een vak waarbij je even pauze kon gaan houden.’

Zowel Yoni als Renske hebben geen tekenen of handvaardigheid meer, dus daar kunnen ze weinig van zeggen. Het vak muziek zit heel goed in elkaar, meent Yoni, ook al heeft ze het zelf niet als examenvak. ‘En, als je muzikaal bent, kan je hier echt heel veel doen. Er zijn muziekavonden en muzische avonden. Dat zijn hele leuke avonden. Mensen kunnen zich daarvoor opgeven en dan wordt het gezellig gemaakt in de aula. Je kan komen kijken en vaak is het heel druk.’ Leerlingen uit alle klassen kunnen zich voor deze avonden opgeven en op die manier zelf muziek maken. Je moet wel snel zijn, anders zit het vol. Renske legt uit: ‘De muziekavond

is een beetje klassiek, met af en toe serieuze liedjes en de muzische avond is vooral muziek, maar met bijvoorbeeld ook toneelstukjes tussendoor.’ ‘De muzische avond

(20)

Poëzie, ‘... die van heel vroeger, die hele oude’, krijgt aandacht binnen

literatuurgeschiedenis. ‘Maar bij poëzie is het net als bij andere dingen. Er is vorig jaar een workshop geweest voor mensen die op een actieve manier bezig wilden zijn met poëzie. Met een leraar Nederlands van deze school konden ze gedichten schrijven en die werden op de kerstavond, ook een soort muziekavond, gepresenteerd,’ zegt Yoni. Renske: ‘Dat gaat dus via Nederlands, maar het is niet vóór Nederlands. Maar,’

zegt ze, ‘het lijkt nu of deze school heel weinig aan cultuur doet en eigenlijk doen we heel veel aan cultuur. Je hebt het voordrachtfestival en er zijn denk ik wel vijf toneelgroepen. Er zijn gewoon veel mensen die zich daarvoor opgeven. En aan muziek en handvaardigheid wordt heel veel gedaan. Midden in de aula staan heel vaak tentoonstellingen, dat zijn allemaal werkstukken.’

‘Klassieke kunst, dat moet je niet te veel doen’

De moderne kunst is duidelijk favoriet. Hoewel het buitenland met zijn overblijfselen uit oude culturen toch ook wel trekt. ‘Als ik naar musea ga,’ zegt Yoni, ‘dan houd ik meer van moderne kunst, dan van die echt oude schilderijen. Maar ik ben nu twee jaar in Italië op vakantie geweest en dan vind ik al die kleine stadjes en die kerkjes wel weer heel mooi. Maar als je hier in Nederland kijkt, dan vind ik de moderne kunst wel mooier. Dat geldt ook voor toneelstukken.’ ‘Klassieke kunst,’ vult Renske aan, ‘dat moet je niet te veel doen. Heel af en toe vind ik dat wel leuk, bijvoorbeeld naar het Louvre gaan. En afgelopen zomer zaten we in Spanje en zo'n museumpje van Picasso, dat was ook

(21)

11

niet modern, maar wel heel leuk.’ Yoni beaamt dat en doet de ‘klassieke kunstwerken’

vervolgens af als ‘... dingen die je gewoon moet zien’.

Yoni en Renske brengen het gesprek zo snel mogelijk weer terug bij ‘hun’ theater.

Dat theater is zó breed, dat het eigenlijk nog heel lang duurt voordat je daar echt een mening over kan gaan vormen, aldus Renske. ‘Je weet ook niet in welke hoeken je moet gaan zoeken en welke soorten theater er zijn. Ik kom er nu bijvoorbeeld achter dat cabaret ook hartstikke leuk is. Dat is voor een deel toeval, maar omdat je er mee bezig bent, leer je ook steeds meer kanten kennen. Je leert ook wat je niet leuk vindt.’

Eén ding is duidelijk: hun mening zal weinig beïnvloed worden door vrienden, want van hun vriendengroep zijn Yoni en Renske degenen die het meest naar theater en film gaan. ‘En ik heb gewoon mijn eigen mening. Misschien dat doordat Yoni iets zegt mijn mening wel kan veranderen, maar het is vooral mijn eigen mening.’

‘Bij mij is het zo,’ zegt Yoni, ‘mijn ouders namen me zó vaak mee naar musea, en nu nog steeds wel, want dat vind ik gewoon leuk, dat mijn mening daardoor natuurlijk wel onbewust beïnvloed wordt. Ze gaan natuurlijk wel naar bepaalde musea en naar bepaalde dingen kijken. Maar als ik nu om me heen kijk naar de keuzes die je hebt, dan vind ik die dingen ook gewoon mooi.’

‘Een toneelstuk is directer, veel dichterbij’

Samen discussiëren Yoni en Renske graag over hetgeen ze gezien hebben. Was het goed, mooi, leuk, of juist niet en waarom?

Maar wat is het toch dat dat theater zo boeiend maakt? Yoni: ‘Ik ga liever naar een toneelstuk toe, dan naar een film of museum. Film is vaak realistischer dan toneel.

Dat vind ik misschien ook wel leuk aan toneel, het gekke.’ ‘Ik weet niet of dat het is,’ zegt Renske, ‘maar een toneelstuk is directer, veel dichterbij dan een film. Het kan fout gaan. En omdat het vaak gek is en zo anders, vraag je je eerder dingen af als: Waarom is dit zo? Waarom hebben ze voor dit kostuum gekozen? Waarom hebben ze voor dat decor gekozen?’

Toch is dit niet haar belangrijkste motivatie om naar een toneelstuk te gaan, denkt Renske. ‘Je krijgt ook de mogelijkheid er zelf iets mee te doen. Je kan zelf toneel gaan spelen. Dat staat veel dichterbij dan bijvoorbeeld zelf een film gaan maken.

Yoni: ‘Ik ga meer omdat ik het gewoon heel leuk vind. Ik ga voor amusement ook naar het theater. En het is ook een beetje een inspiratiebron, als je zelf ergens mee

(22)

Ze hebben nu één bijeenkomst gehad en kunnen zelf toneel gaan schrijven en spelen:

‘We mogen zelf teksten schrijven en andere teksten, liedjes en krantenknipsels zoeken en dat moeten we uitwerken, vormgeven en presenteren.’

Vanuit de klankbordgroep zijn Yoni en Renske al vaak naar voorstellingen van Teneeter geweest. Bovendien hebben ze al een keer een dag meegedraaid voor een stuk in de krant. Renske legt uit: ‘We zaten in de redactie van de school voor een bijdrage in De Gelderlander. We moesten eerst een thema vinden en wij vonden het leuk om over theater en film te schrijven. Dus wij bellen Teneeter op om te vragen of we daar een keertje iets mogen doen. En toen vroeg ze of we een dag mee wilden lopen. We hebben allemaal repetities gezien en meegegeten. Dat was heel leuk.’

Yoni en Renske doen ook, net als vorig jaar, mee met het voordrachtfestival in Nijmegen. Zij vertegenwoordigen samen met zeven andere leerlingen, die zich hiervoor opgegeven hebben, de eigen school en moeten ongeveer drie kwartier vullen met hun voordrachtkunsten. Het thema van dit jaar moesten ze baseren op het decor.

Bij dit thema hebben ze gedichten gezocht die ze vervolgens zijn gaan analyseren en verdelen. ‘Maar,’ zegt Renske, ‘het mogen ook liedjes zijn.’ ‘Het gaat om teksten,’

voegt Yoni toe, ‘liedjes zijn eigenlijk ook gewoon teksten. Je kan ook een stuk gebruiken dat je zelf geschreven hebt of dat uit een boek komt.’ Van november tot maart oefenen ze iedere vrijdagmiddag. Maar ze hebben het er graag voor over, want zelf voordragen of spelen is een ‘machtig gevoel’. Renske: ‘Het is een heel groot verschil om zelf te spelen, dan om naar iets toe te gaan. Dat is veel passiever. Het is veel indrukwekkender voor mij om zelf iets te doen. Het voordrachtfestival vorig jaar was voor mij het toppunt. Gewoon dat je daar staat, je bent klaar, je gaat naast elkaar staan en buigen en je krijgt zó'n ongelooflijk applaus. Dat is een machtig gevoel.’

Merlijn Elst is werkzaam bij het bureau Tekst & Uitleg uit Nijmegen

(23)

12

Een verplichte duik in een andere cultuur - een gesprek met allochtone leerlingen over literatuuronderwijs in Nederland

Terecht is er in het voortgezet onderwijs veel aandacht voor de moeilijke positie van allochtone leerlingen. De taalachterstand die velen van hen hebben, doorkruist hun mogelijkheden en veroorzaakt bij de meeste schoolvakken problemen. Over de extra problemen die literatuuronderwijs voor deze leerlingen met zich meebrengt, gaat onderstaande bijdrage.

Joop Dirksen

Cultuuraardbeving

Stelt u zich voor: vanaf morgen woont u in een Arabische stad. U hebt een spoedcursus Arabisch gevolgd, dus in grote lijnen kunt u zich verstaanbaar maken en anderen verstaan.

U wordt in een klas neergezet en krijgt literatuuronderwijs, inclusief de opdracht om een aantal Arabische boeken te lezen en te evalueren. Als uw taalbeheersing al niet tekort schiet bij de literaire taal in deze teksten, brengt de onderdompeling in een heel andere cultuur ongetwijfeld heel wat problemen met zich mee. Zoiets is geen cultuurschok meer, maar een cultuuraardbeving, 9 op de schaal van Richter!

Onze allochtone leerlingen komen allemaal voor zo'n situatie te staan. De hevigheid van de aardbeving verschilt enigszins per persoon, afhankelijk van de vraag of de desbetreffende leerling vanaf zijn geboorte in Nederland woont bijvoorbeeld, maar allemaal krijgen de allochtone leerlingen les in de geschiedenis van een literatuur of cultuur die de hunne niet is, moeten ze boeken lezen die afkomstig zijn uit een cultuur die de hunne niet is.

In het kader van het thema van deze Tsjip/Letteren heb ik contact gezocht met een aantal allochtone leerlingen op de school waar ik lesgeef. Ik heb samen met mijn collega, Anneke Bakermans, de coördinatrice voor culturele minderheden (in het op school gebruikelijke afko-jargon de ‘cumi-mevrouw’), leerlingen uit klas 1 tot en met 6 vragen voorgelegd. Het onderstaande is een selectie uit hun uitspraken.

(24)

uit vwo-5. ‘Als je alleen al kijkt hoeveel boeken er over de Tweede Wereldoorlog gaan! Als een Nederlander dan ooit eens over een andere cultuur schrijft, wordt mijn interesse meteen gewekt, maar duidelijk is dan al gauw dat een Nederlander met een Nederlandse blik die andere cultuur bekijkt. Het is blijkbaar erg moeilijk om je echt te verplaatsen in een totaal andere manier van denken; waarom bijvoorbeeld heeft die man in Irak drie vrouwen? Ik geloof dat het voor mij makkelijker is om neutraal naar andere culturen te kijken.’

‘De literatuur hier is inderdaad westers, de boeken gaan over drama, over oorlog.

Onze (Aziatische) literatuur gaat over levenskunst.’

‘Zoals in boeken hier over seks gesproken wordt, dat zou bij ons (in de Marokkaanse cultuur) niet kunnen.’

Door allerlei oorzaken lezen deze leerlingen niet vaak boeken uit hun eigen cultuur:

‘Boeken uit mijn eigen cul-

(25)

13

tuur lees ik niet. Ik ben er wel een paar keer aan begonnen, en op de basisschool moesten we van onze lerares Turks verplicht lezen maar dat waren meer

sprookjesboeken dan echte romans. Tijdens het lezen loop ik niet echt tegen problemen aan. Een nadeel is wel dat ik de bijbel niet ken, en heel vaak staan er in een boek elementen die daaruit afkomstig zijn. Sex in boeken vind ik geen probleem, en ook mijn ouders hebben daar denk ik geen probleem mee, hoewel die meestal niet weten wat ik lees.’

Andere normen en waarden

De confrontatie met een andere cultuur is een confrontatie met andere normen en waarden: ‘In westerse boeken gaat het altijd over oorlog, over drama's.

Aziatische verhalen zijn heel anders van inhoud. Hier komen er ook vaak van die familiegebeurtenissen voor die totaal anders zijn dan bij ons. Wij hebben veel respect voor onze ouders. We spreken ze niet tegen. In Nederland gaan veel tieners ruzie maken met hun ouders, wat niet zo hoort te zijn.’

‘Mijn zussen en broer hebben ook op deze school literatuuronderwijs gekregen, maar tegenwoordig doen ze er niks meer mee. Ze lezen niet meer. En Vietnamese boeken kunnen we niet lezen.’

‘Literatuuronderwijs is zeker westers. Het gevoel dat wordt opgewekt in boeken kan alleen in de westerse wereld: vooral het thema eenzaamheid en de gevoelens daaromheen. In de Chinese wereld zouden deze gevoelens nooit zo voorkomen. In de boeken die ik hier lees, gaat het vooral over de “buitenkant” van eenzaamheid (dat je er sociaal niet bij hoort); in Chinese boeken gaat het meer over innerlijke eenzaamheid, dus de binnenkant. Het uitgangspunt is anders: want natuurlijk gaat de eenzaamheid van bijvoorbeeld pesten ook over eenzaamheid van binnen.’

‘Ik vind boeken lezen wel nuttig, want je kunt zo de ervaringen van anderen tot je door laten dringen.’ Dit meisje leest ook boeken in haar eigen taal. Elke keer als ze op vakantie gaat naar Hong Kong, koopt ze daar boeken, zowel non-fictie, over economische en filosofische onderwerpen, als fictie. ‘In de westerse wereld komt te veel sex voor in boeken. Te vaak gaan boeken over liefdesrelaties en over

opvoedingsproblemen. Het lijkt wel of die onmisbaar zijn in westerse boeken. Ik lees er niet graag over.’

(26)

Nederlandse jongen, maar om haar ouders niet te kwetsen en omdat ze vanuit haar geloof leefde, koos ze toch voor een Marokkaanse jongen. Volgens mij gebeurt dat heel vaak, dat ouders vriendschappen van hun kinderen met Nederlandse jongeren niet goed vinden.’

‘Ik lees islamitische boeken, romans, bijvoorbeeld een liefdesroman over een meisje dat moslim wordt voor haar vriendje, maar wel uit overtuiging. Ik lees veel!

Laatst moesten wij voor Nederlands een tijdschrift kopen, Break Out. Toen ik dat in het bijzijn van mijn moeder doorbladerde, pakte zij het van me af. Ze vond dat er teveel bloot in voorkwam. Ook ik vind bloot niet nodig om in tijdschriften te tonen.

Scènes die over sex gaan in boeken vind ik overbodig. Ik sla die scènes gewoon over.’

Leeservaringen moeilijk weer te geven

De moeilijkheid van het weergeven van leeservaringen komt nogal eens ter sprake:

‘Als een ander moet lezen wat ik van een boek vind, dan vind ik het niet leuk om mijn gevoelens te uiten. Ik draai er een beetje om heen. Als ik weet dat mijn klasgenoten mijn leesverslag ook lezen, dan schrijf ik niet alles eerlijk op.’

‘Als ik voor een leesverslag een boek moet lezen, dan voel ik me niet gemakkelijk.

Ik wacht te lang, vervolgens snap ik het niet, en dan kan ik het boek niet uitkrijgen.

Ik heb meestal een hele korte mening over een boek. Als ik van mijn leraar bijvoorbeeld 20 regels moet schrijven, dan krijg ik die niet vol.’

Over het algemeen vinden de geïnterviewde jongeren het toch nuttig om Nederlandse literatuur te moeten lezen: ‘Ik vind Nederlandse literatuur wel te eenzijdig en westers.

Ik vind het niet zo erg, want dan leer ik de westerse cultuur kennen; ik leef hier in Europa, dus dat is wel nuttig.’

‘Ik heb uit mijn eigen cultuur geen boeken gelezen. Dat komt voor een deel omdat ik maar een jaartje op school heb gezeten in mijn eigen land en ook voor een deel omdat je bijna geen boeken uit mijn cultuur in Nederland hebt.’

‘Mijn ouders bemoeien zich niet zo met wat ik lees. Maar ik denk wel dat

(27)

14

er een aantal boeken zijn die mijn ouders zouden afkeuren vanwege het geloof (zoals Turks Fruit). Meestal vind ik het wel moeilijk om over mijn gevoelens te schrijven.’

‘Literatuuronderwijs heeft een nut in mijn leven nu en misschien ook wel in de rest van mijn leven omdat ik zelf in een Marokkaanse cultuur leef. En dan lees ik over een Nederlands gezin, dus voor mij een andere levensstijl dan ik gewend ben. Zo leer ik veel over de Nederlandse cultuur en kan ik me ook beter aanpassen. Ik vind het wel jammer dat ik niet veel boeken kan lezen over mijn eigen cultuur. Ik heb een keer een boek gelezen, Amel, over een Marokkaans meisje in Nederland. Ik vond het echt een heel mooi boek, vooral omdat ik me soms in haar kon verplaatsen.’ ‘De literatuur is hier te eenzijdig westers. Er zijn wel boeken die ik heel mooi vind, zoals Het verrotte leven van Floortje Bloem. Ik vond de onderwerpen drugs en de relatie tussen ouders en kinderen heel interessant.’

‘Ik ga met mijn familie wel eens naar de bioscoop, maar mijn familie is niet zo geïnteresseerd in museums of toneelvoorstellingen. Als je in het algemeen gaat kijken naar Marokkaanse gezinnen zie je dat bijna niemand naar zoiets gaat. Ik ben wel eens naar een museum en naar toneel geweest, maar dat was met school. Mijn ouders hebben niet echt literatuuronderwijs gehad. Mijn moeder is op heel jonge leeftijd van school gegaan omdat er geen schoolplicht is in Marokko en die kan dus niet goed lezen. Mijn vader heeft mij verteld dat hij niet veel literatuuronderwijs kreeg. Hij leest nu dan ook geen literatuurboeken. Als mijn vader leest, leest hij Arabische boeken over godsdienst en dat is dan ook alles.’

Samenvatting

Samengevat blijkt dat de confrontatie met de westerse cultuur via het Nederlandse literatuuronderwijs voor deze - in omvang beperkte - groep een confrontatie inhoudt met een andere denk- en leefwereld, met andere normen. Ze constateren de verschillen tussen wat de ‘westerse’ literatuur hun voorlegt en hun eigen leefwereld, maar kunnen over het algemeen redelijk tot goed met die verschillen omgaan.

De omgang met literatuur in het onderwijs is een stukje van hun leefwereld dat duidelijk losstaat van de rest van hun leven, thuis. Wat ze lezen, leggen ze niet aan hun ouders voor, ook niet als ze aangeven dat ze geen afkeuring verwachten van de kant van hun ouders. (Het is overigens de vraag of autochtone leerlingen zoiets wél

(28)

dat bij hun eigen leefwereld aansluit. (Ook dit geldt voor autochtone leerlingen, al is bij hen de ‘trefkans’ natuurlijk veel groter.)

Dat allochtone leerlingen het met name bij literatuuronderwijs dus (nóg) moeilijker hebben dan autochtone, is eigenlijk een voor de hand liggende constatering, maar in de dagelijkse omgang met gemiddeld een kleine dertig aandacht vragende pubers, elk lesuur opnieuw, kan een leraar nog wel eens uit het oog verliezen dat die ene allochtone leerling bij een vakonderdeel als literatuur nog net even meer aandacht nodig heeft. En uit zichzelf om die extra aandacht vragen, dat doet geen van hen.

Met dank aan Melek, Hoa, Mona Lisa, Ayse, Ümmügül, Hussein, Latifa en Anneke Bakermans.

(29)

15

‘Mahler vind ik niet in haar platencollectie terug en Proust ligt niet op het nachtkastje’ - Drie generaties over hun kunstopvoeding

In dit artikel wil ik aan de hand van een paar gesprekken proberen na te gaan hoe de mensen uit mijn meest nabije omgeving staan tegenover het door hen genoten kunst- en cultuuronderwijs. Daarnaast ben ik benieuwd om van hen persoonlijk te horen of zij een verklaring hebben voor hun deelname aan kunst en cultuur. Met cultuur bedoelen we hier vooral de zogeheten ‘hoge’ cultuur - zeg maar de letteren en de schone kunsten - omdat het onderwijs (vooralsnog) vooral die vorm van cultuur propageert bij leerlingen. De populaire cultuur of ‘lage’ cultuur werd en wordt in het secundair onderwijs meestal stiefmoederlijk behandeld als een opstapje naar de hogere cultuur.

Ive Verdoodt

Slaagt het onderwijs erin om die pretentie waar te maken? En in welke mate is er een rol weggelegd voor het sociale milieu als bepalende factor voor cultuurdeelname?

Om een antwoord te vinden op die vragen zoek ik mijn heil niet zozeer in bestaand theoretisch onderzoek maar wil ik, zoals hierboven gesteld, reële cultuurparticipanten aan het woord laten. Dit artikel bestaat daarom voor een belangrijk deel uit twee interviews. Die pretenderen niets meer of minder dan wat ze zijn: een verzameling van persoonlijke bedenkingen en meningen. Pas in het laatste deel van de tekst ga ik kort de confrontatie aan met bestaande theoretische inzichten, meer bepaald met de cultuursociologie van Pierre Bourdieu.

I Eerste interview

Met het oog op dit artikel vroeg ik mijn vriendin (midden in de twintig) om eens na te denken over kunst- en cultuuronderwijs. Wat kreeg zij aangeboden en hoe staat zij er nu tegenover? In het secundair onderwijs volgde zij een algemeen-vormende richting (moderne humaniora).

Ive: Vertel eens over het cultuuronderwijs dat je op school kreeg. Wat werd er precies gegeven?

(30)

Hilde: In het lager onderwijs waren we, denk ik, vrij om te lezen of niet. In de eerste graad van het secundair onderwijs kregen we een leeslijst waaruit we moesten kiezen.

Er was dus keuzemogelijkheid, maar wel binnen de grenzen die door de leerkracht werden aangegeven. Per jaar moesten we zo drie boeken van die leeslijst bespreken.

De vragenlijst bevatte de klassieke vragen: auteur, personages, ruimte, stijl, etcetera.

Als voorbeeld kregen we een analyse, geloof ik, van Koning van Katoren van Jan Terlouw. We kregen daar een volledig mapje van dat we moesten studeren. In de tweede en derde graad van het secundair onderwijs bleef dit systeem ongewijzigd maar toen kregen we een leeslijst aangeboden met de ‘grote’ auteurs: Claus, Reve, Couperus, ...

(31)

16

Ive: Las je ook al voor je op school werd aangezet tot lezen?

Hilde: Ik las onmiddellijk behoorlijk veel sinds ik kon lezen. Als kind was ik vrij veel ziek en had dus een zee van tijd om boeken ter hand te nemen. Vooral mijn oudere broers brachten mij regelmatig boeken op schoot.

Ive: Sommige studies wijzen uit dat het lezen vaak stopt nadat jongeren verplicht worden om te lezen op school en verondersteld worden over te schakelen op de zogenaamde ‘volwassenenliteratuur’.

Hilde: Ik ben niet gestopt met lezen maar het is inderdaad zo dat ik in het secundair onderwijs niet spontaan naar die ‘volwassenenliteratuur’ ben overgegaan. Ik beperkte me strikt tot wat ik echt moest lezen. Buiten de school bleef ik lang hangen bij de jeugdliteratuur en later las ik veeleer thrillers en oorlogromans dan de ‘serieuze’

literatuur die we in de laatste jaren van het secundair onderwijs aangeboden kregen.

Toch een opmerking: later was ik wel blij dat ik de verplichte werken uit de wereldliteratuur gelezen had, ook al heb ik me er indertijd moeten doorworstelen.

Ive: Toch is het zo dat je nu regelmatig een Màrquez of een Zola ter hand neemt.

Hoe verklaar je die ommekeer?

Hilde: Ik ben inderdaad later overgegaan naar de canonwerken, maar dan wel in het Frans of het Spaans. Dit had veel te maken met mijn hogere studies vertaler-tolk.

We kregen toen ook een aantal opgelegde boeken en ik merkte dat die literatuur mij toch wel beviel. Dit kwam waarschijnlijk omdat ik al ouder was en mij beter met de grote werken uit de wereldliteratuur kon identificeren. Toen ik zestien was, vond ik deze werken zware turf. Vanaf dat ogenblik ben ik meer van dat soort boeken beginnen te lezen.

Ive: We hebben het nu vooral over literatuur gehad. Kreeg je ook kunstonderwijs in bredere zin?

Hilde: We kregen wel tekenlessen, muziekles, en af en toe gingen we naar

theatervoorstellingen als buitenschoolse activiteit. Drie keer per jaar gingen we ook naar de film.

(32)

bijzonder weinig van dat vak.

Ive: Wat vind je uiteindelijk in het algemeen van het kunst- en cultuuronderwijs dat je op school hebt gekregen? Wat heb je eraan gehad?

Hilde: Ik vermoed dat ik er niet zo heel veel meer van weet door de manier waarop het gegeven werd. Ik denk dat het veel te veel een vorm van éénrichtingsverkeer was. We werden volgestopt met kennis waar we ons op dat moment niet mee konden identificeren. Bij een vak als geschiedenis lag dat een beetje anders, herinner ik mij, waarschijnlijk omdat ik zelf al historische jeugdromans las, en op die manier vooraf al geboeid was door de materie.

Ik heb de indruk dat ik pas in het hoger onderwijs docenten heb gehad die ons konden boeien door de specifieke aard van de teksten die ze behandelden en doordat ze die teksten betrokken op maatschappelijke toestanden. Er werd geprovoceerd en zo discussie uitgelokt. Op die manier kwamen die teksten tot leven, wat in het middelbaar onderwijs eigenlijk niet het geval was.

Ive: Tenslotte: als je ziet hoe je nu zelf met kunst en cultuur omgaat, vind je dan dat je ervoor gestudeerd moet hebben, of heeft het daar weinig mee te maken?

Hilde: Als ik zie hoe ik met cultuur omga, dan merk ik een verschil tussen nu en pakweg drie jaar geleden. Drie jaar geleden las ik wel al vrij veel en ik pikte af en toe een film mee, maar daar bleef het bij. Doordat ik nadien in contact gekomen ben met andere mensen, merk ik dat ik nu zowel naar theater als dans ga en ook naar een heel ander soort films ga kijken.

Als ik zou nagaan wat het onderwijs daar mee te maken heeft, dan zou ik kunnen stellen dat mijn hogere studies als vertaler-tolk een mogelijke verklaring kunnen bieden voor mijn omgang met kunst en cultuur enkele jaren geleden. Maar het onderwijs heeft volgens mij weinig of niets te maken met de meer intense manier waarop ik nu met cultuur omga.

(33)

17

II Tweede interview

Op een ander tijdstip stelde ik een aantal vragen over het cultuuronderwijs aan enkele van mijn naaste familieleden: mijn broer Joris, mijn oudste zus Sofie en mijn moeder Hildegarde. Ik geef eerst een schets van het gezin. Sociaal gezien hebben we te maken met een gezin uit de middenklasse: vader heeft een klein bedrijfje, moeder was lange tijd secretaresse bij een multinational. Door de samenstelling van het gezin krijgen we in dit interview drie generaties in beeld: Hildegarde is vooraan in de vijftig, Joris is - evenals ondergetekende trouwens - een twintiger en Sofie behoort met haar zestien lentes tot de huidige tienergeneratie die momenteel in de schoolbanken zit.

We krijgen ook verschillende vormen van secundair onderwijs te zien: Hildegarde volgde technisch onderwijs (handelsafdeling); de anderen volg(d)en

algemeen-vormende richtingen (klassieke humaniora).

De vragen die werden gesteld, spitsten zich in dit interview ook toe op de bijdrage van het onderwijs enerzijds en die van het sociale milieu anderzijds aan de latere kunst- en cultuurparticipatie. In tegenstelling tot het bovenstaande gesprek geef ik deze ‘familiereünie’ niet woord voor woord weer. Ik vat hieronder liever enkele algemene bedenkingen en uitspraken samen.

Literatuur-, kunst- en cultuuronderwijs

Wat onmiddellijk opvalt uit het gesprek is het volgende: de oudere generatie staat veel positiever tegenover het genoten kunst- en cultuuronderwijs dan de jongere generatie(s). Hildegarde is zeer te spreken over het literatuur-, kunst- en

cultuuronderwijs dat ze indertijd op school kreeg. Ze vindt dat ze heel wat kennis meekreeg waar ze later nog wat aan had.

Ook over de manier waarop er les werd gegeven, spreekt ze in lovende termen en blijkbaar had de school toen nogal wat aandacht voor de relatie tussen hoge en lage cultuur. ‘Als wij Molière lazen, dan gingen we tegelijkertijd ook naar een

toneelopvoering kijken. Of er kwam een kleinkunstenaar op school spreken over muziek. Die liet ons verschillen aanvoelen tussen meer complexe muziek en populaire muziek die toen “in” was, zoals bijvoorbeeld die van Cliff Richard. Zo kon je vergelijken en kreeg je eigenlijk twee werelden aangeboden. Door die aanpak werd de aangeboden leerstof aantrekkelijk.’

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het besluit om niet te reanimeren of andere behandelafspraken die u besproken heeft, kunnen op elk moment door u worden herzien. Wanneer behandelafspraken zijn afgesproken op

Door de coronacrisis is er landelijk aandacht voor jongerenparticipatie ontstaan, want ook voor jongeren heeft deze crisis op veel leefgebieden nadelige consequenties.. Coalitie

Het nieuwe kabinet moet zo snel mogelijk zorgen voor een bijstandswet die uitgaat van een sociaal mensbeeld?. Iedereen moet kunnen bijdragen op basis van de eigen mogelijkheden

kunnen oplossingen aanbieden voor de mensen die geen hele zware zorg nodig hebben, maar die niet zelf in woonruimte kunnen voorzien. Genoemde

Of zoals de minister het zelf omschrijft in zijn toelichting: “Hiermee wordt binnen het huidige stelsel van de volkshuisvesting meer ruimte gemaakt voor mensen die zelf of samen

Homo-, lesbische en bi-jongeren worden vaak omringd door heteroseksuele mensen in wie zij zich niet of weinig kunnen herkennen en waarbij zij het gevoel hebben ‘anders’ te

Boeken als Vals Licht van Joost Zwagerman, Het verrotte leven van Floortje Bloem van Yvonne Keuls, Blauwe maandagen van Arnon Grunberg en Verborgen gebreken van Renate Dorrestein

Ten opzichte van leerlingen die geen moeite hebben met de overgang van jeugd- naar volwassenenliteratuur zijn zij heel wat minder goed bekend met auteurs van volwassenenboeken en