• No results found

Worden baby’s door ooievaars gebracht?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Worden baby’s door ooievaars gebracht?"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1 1

1 1

134

NAW 5/11 nr. 2 juni 2010 Worden baby’s door ooievaars gebracht? Hans van Maanen

Hans van Maanen

Fokke Simonszstraat 92 1017 TK Amsterdam hans@vanmaanen.org

Maatschappij

Worden baby’s door ooievaars gebracht?

De statistici onder ons worden er op feestjes vast dikwijls mee geconfronteerd: het wijdver- breide misverstand dat de toename van het ene fenomeen wordt verklaard door de gelijktijdige toename van iets anders. Een klassiek voorbeeld wordt in dit artikel ontzenuwd door weten- schapsjournalist Hans van Maanen.

De klassieke manier om studenten duidelijk te maken dat er een verschil is tussen een sta- tistisch verband en een oorzakelijk verband maakt gebruik van ooievaars en baby’s. Als er in een dorp meer ooievaars komen en het aantal geboorten gaat eveneens omhoog, dat betekent dat nog niet dat ooievaars de baby’s brengen. Er is slechts sprake van correlatie, niet van causaliteit.

Het voorbeeld duikt, voor zover valt na te gaan, het eerst op in het invloedrijke Ame- rikaanse statistiekboek van Box, Hunter en Hunter, Statistics for experimenters, gepubli- ceerd in 1978 [2]. Meteen op pagina 8 waar- schuwen de auteurs tegen het verwarren van correlatie en causaliteit en geven zij een ‘plot van de bevolking van Oldenburg aan het eind van het jaar afgezet tegen het aantal waarge- nomen ooievaars in dat jaar, 1930–1936’, hier weergegeven als figuur 2.

Oldenburg is een stadje in Noord-Duitsland.

Als bronnen geven de schrijvers de Ornitholo- gische Monatsberichte 44 (1936) en 48 (1940) en het Statistiches [sic] Jahrbuch Deutscher Gemeinde 27–33 (1932–1938). Het voorbeeld

en de grafiek zijn inmiddels gereproduceerd door andere leerboeken, en het thema wordt bijna achteloos en vanzelfsprekend gebruikt in talloze artikelen en statistiekboeken [2, 7], die op hun beurt ook weer achteloos en van- zelfsprekend worden geciteerd. Dat geeft ons genoeg reden om dit voorbeeld eens precies na te lopen.

De artikelen in de Ornithologische Monats- berichte zijn van de hand van Ernst Schüz van de Vogelwarte Rossitten. Het is meteen al onduidelijk waarom het eerste artikel, uit 1936, wordt genoemd: het tweede artikel, ‘Be- wegungen im Bestand des Weissen Storches seit 1934’, bevat alle relevante gegevens en wat verbeteringen ten opzichte van het eer- ste. Het Statistisches Jahrbuch is een jaarlijk- se productie van het Duitse bureau voor sta- tistiek; tot 1934 heette het Statistisches Jahr- buch Deutscher Städte.

De grafiek van figuur 2 is lastig te inter- preteren. In de eerste plaats is de hypothe- se niet dat ooievaars inwoners brengen, maar dat zij baby’s brengen. Hiermee wordt de oor- spronkelijke theorie in het geheel niet ge-

toetst. In de tweede plaats spreekt het arti- kel van Schüz over ‘nestparen’ en niet over

‘ooievaars’. Dat maakt natuurlijk geen ver- schil in de correlatie, maar het is onduidelijk waarom de Amerikaanse auteurs het aantal ooievaars in Oldenburg halveren. In de derde plaats loopt de tabel die Schüz geeft van 1928 tot 1939, niet van 1930 tot 1936, en het is, al-

OoievaarvanglasdoorEdHazebroek(www.glasblazerijhazebroek.nl)

(2)

2 2

2 2

Hans van Maanen Worden baby’s door ooievaars gebracht? NAW 5/11 nr. 2 juni 2010

135

Figuur 1 Aantallen ooievaarsparen (links), inwoners (midden) en geboorten (rechts) in Oldenburg (1929–1938)

weer, onduidelijk waarom hier data zijn weg- gegooid.

In de vierde plaats is het goed om, voordat er een correlatie wordt vastgesteld, de afzon- derlijke gegevens te bekijken. In figuur 1, ge- ven wij links de tabel van Schüz, voor het ge- mak als staafdiagram, in het midden de aan- tallen inwoners van Oldenburg uit de oude

Figuur 2 Het verband volgens Box et al.

statistische jaarboeken. Van 1928 waren de inwonertallen niet meer te achterhalen, van- daar dat we beginnen bij 1929. In beide be- standen lijkt een duidelijke cesuur op te tre- den rond 1934, en dan is een lineaire regres- sie misschien niet zo geschikt. Die breuk blijft enigszins verborgen in de data van alleen 1930 tot 1936, en al helemaal in een regressie- analyse. De sprong in aantallen ooievaarspa- ren is raadselachtig, zoals Schüz zelf ook zegt in zijn artikel. Maar hij voegt eraan toe dat ook elders in Duitsland de ooievaarspopula- ties nog wel eens met horten en stoten groei- en en slinken.

De plotse groei in het aantal inwoners in 1934 is eenvoudiger, maar onprettiger te ver- klaren. De nazi’s waren toen net een paar maanden aan de macht, en om hun vernie- tigingsmachine zo efficiënt mogelijk te laten draaien, organiseerden zij alvast in juni 1933 een Volkszählung. Dit leidde in Oldenburg tot een bovenwaartse correctie van ongeveer 12000 inwoners.

Vóór 1933 waren de bevolkingsaan-

tallen van Oldenburg stabiel terwijl de ooie- vaarspopulatie groeide, na 1933 groeide de bevolking maar bleef de ooievaarspopulatie stabiel. Doordat Box en zijn co-auteurs alleen de correlatie en de regressielijn tonen, en al- leen de zes datapunten van 1930 tot 1936, wordt de argeloze lezer op het verkeerde been gezet. Het voorbeeld, beschouwd als grappig en aansprekend, hoort op deze manier verteld eigenlijk in geen enkel statistiekboek thuis.

Voor de volledigheid geeft het rechter diagram in figuur 1 het aantal geboorten in Oldenburg van 1929 tot 1939. Het aantal ba- by’s steeg sterk na 1933 door het aanmoe- digingsbeleid van het regime. Met ooievaars had het inderdaad bitter weinig te maken. k

Dankwoord

Met dank aan Klaus Wodarzik van de Statistikstelle Oldenburg.

Referenties

1 G.E.P. Box, W.G. Hunter en J.S. Hunter (1978), Statistics for Experimenters: An Introduction to Design, Data Analysis, and Model Building, New York: John Wiley, p. 8

2 G.V. Glass (1984), Statistical Methods in Educa- tion and Psychology, New York: Prentice-Hall, pp. 104–105

3 R.D. De Veaux, P.F. Velleman en D.E. Bock (2006), Intro Stats, Boston: Pearson, p. 153

4 T. Höfer, H. Przyrembel en S. Verleger (2004),

‘New evidence for the theory of the stork’, Paediatric and perinatal epidemiology 18(1), pp. 88–92

5 R.M. Matthews (2000), ‘Storks deliver babies (p = 0.008)’, Teaching statistics22(2), pp. 36–

38

6 S. Wirth (2000), ‘King Kong, storks and birth rates’, Teaching statistics25(1), pp. 29–32

7 H. Sies (1988), ‘A new parameter for sex educa- tion’, Nature332(6164), p. 495

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Veel van dit materiaal is heden ten dage voor de bouw in- teressant; tras, gemalen tuf is zeer geschikt als specie voor waterdicht metselwerk.. Bims, puimsteenkorrels tot

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

In zijn slotwoord stelt Schmidt, dat een aantal.aspecten over de eik op deze dag belicht werd: Vroeger was de eik gewijd aan de goden, iets later waren de produkten van de

Als de ionsterkte van het monster niet bekend is, wat meestal het geval zal zijn, kan met deze methode de nitraatconcentratie niet nauwkeurig worden bepaald.. Wel kan de

Zoals eerder vermeld worden er in een teeltsysteem met de aantallen ingebogen takken en scheuten gespeeld en bekeken of de plant voldoende productie haalt. Er wordt getracht om met

Diane-Lee Pretorius has received permission from ________________________________________ to conduct a focus group for the research study entitled, Guidelines to design

With this article the author intends to fill one of these gaps in the narrative of social history and focuses specifically on the experiences of teachers who taught

De suggestie wordt gedaan door een aanwezige dat mensen pas toe komen aan niet-technische revalidatie als de opties voor technische revalidatie uitgemolken zijn. Afsluiting