• No results found

PARALLELLE LOOPLIJNEN: EEN INTERVIEW MET ROELOF HORTULANUS

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "PARALLELLE LOOPLIJNEN: EEN INTERVIEW MET ROELOF HORTULANUS"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

2020 – Volume 29, Issue 3, pp. 14–20 http://doi.org/10.18352/jsi.650 ISSN: 1876-8830

URL: http://www.journalsi.org

Publisher: Rotterdam University of Applied Sciences Open Access Journals

Copyright: this work has been published under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-No Derivative Works 3.0 Netherlands License

e r I k J a n S e n

Pa r a L L e L L e L O O P L I J n e n : e e n I n T e r V I e W M e T r O e L O F H O r T U L a n U S

Roelof Hortulanus is sinds 1995 verbonden aan het Journal of Social Intervention en neemt dit jaar afscheid van de redactie. We spreken Hortulanus op een zonnige lentedag in bijzondere en nogal onwerkelijke omstandigheden via een beeldbelverbinding. De reden hiervoor is de zogeheten intelligente lock-down die als maatregel is afgekondigd in de Nederlandse aanpak van de Covid-19 epidemie, oftewel de Coronacrisis.

Hortulanus is emeritus-hoogleraar ‘Sociale interventies en lokaal sociaal beleid’ aan de Universiteit voor Humanistiek, was directeur van het Landelijk Expertisecentrum Sociale Interventie en schreef vele boeken, artikelen en andere publicaties. Met zijn staat van dienst, zowel in zijn rol als redactielid als daarbuiten als socioloog en methodoloog in het sociaal domein, is dat reden te meer om met hem te reflecteren op het tijdschrift, de ontwikkelingen in het sociaal domein en zijn periode als lid van de redactie.

Welzijn bij de HAN University of Applied Sciences

Correspondence to: Erik Jansen E-mail: erik.jansen@han.nl Category: IWO

(2)

K u n j e e e n s v e r t e l l e n h o e j e b e t r o k e n b e n t g e r a a k t b i j J S I ?

Ik was er niet bij vanaf het eerste uur, maar heb sinds 1995 deel uitgemaakt van de redactie.

Het tijdschrift is voortgekomen uit het Tijdschrift voor Andragologie, dat in 1971 is opgericht.

Zoals je weet heeft de andragologie als wetenschappelijke discipline het niet gered. In 1992 is het Tijdschrift voor Andragologie omgezet naar het Tijdschrift Sociale Interventie en daarbij heeft men ook de disciplinaire basis willen verbreden. De redactie wilde meer aandacht voor zorg, sociaal beleid, maatschappelijke participatie, arbeid, recht, en veiligheid. Met het begrip sociale interventie wilde men dus een bredere en een meer empirische focus bereiken dan tot dan toe de andragologie bestreek. De redactie is toen uitgebreid en naast andragologen zijn

er redactieleden met andere disciplinaire achtergronden gezocht. Als socioloog was ik er daar een van.

W e l k e o n t w i k k e l i n g h e e f t J S I v o l g e n s j o u d o o r g e m a a k t g e d u r e n d e j e t i j d a l s l i d v a n d e r e d a c t i e ?

Eigenlijk zie je, vind ik, dat het tijdschrift steeds heeft meebewogen met de omstandigheden, de maatschappelijke aandachtsgebieden. In 2005 bijvoorbeeld is het tijdschrift weer iets anders gaan heten, dat zag je aan de linkerkant van de omslag: ‘Tijdschrift voor de wetenschap van de sociale professies’. Daarmee wilden we op een bepaalde manier benadrukken dat die sociale professies de kern moesten vormen van het tijdschrift, maar dan wel vanuit een brede opvatting van praktijken. Daarbij ging het om de professionele uitvoeringspraktijken, maar ook om beleid en de andere belanghebbenden in de hele context van het sociale domein. Zo wilden we naar de sociale professies kijken. Vervolgens is in 2009 de grote beweging gemaakt naar open access en naar Engelstalige publicaties.

Eigenlijk loopt die gang van zaken bij het tijdschrift parallel met mijn eigen ontwikkeling. Ik heb zelf namens het Ministerie van VWS een sociale debatreeks van een stuk of negen thema’s mogen opzetten en die liep parallel aan de thema’s waar we met het tijdschrift aandacht aan besteedden.

Dat waren brede welzijnsthema’s: de waarde van werk; modern burgerschap; de multiculturele uitdaging; marginaliteit; wie is mijn naaste; het snijvlak van de fysieke en sociale omgeving;

ontmoeting, ontspanning en ontplooiing; jong geleerd, oud gedaan.

(3)

Ik ben daarnaast directeur geweest van het LESI, het Landelijk Expertisecentrum Sociale Interventie, en dat is destijds mede opgezet door een deel van de redactie van het tijdschrift.

Het LESI heeft vervolgens een geaccrediteerde en uiterst succesvolle Master Sociale Interventie ontwikkeld. Vanuit het LESI hebben we zelfs op een gegeven moment het tijdschrift nog moeten redden. Het is door de jaren heen namelijk een voortdurende worsteling geweest om uitgevers bereid te vinden om het tijdschrift uit te geven. Aanvankelijk was Boom de uitgever, maar zij stopten daar in 1992 mee, toen hebben we nog een tijd bij Elsevier gezeten en later werd dat Vuga, maar telkens hielden die uitgevers ermee op. Niet omdat het tijdschrift zelf niet goed liep qua aanvoer van artikelen, maar omdat de rendementseisen die de uitgever stelde toch een stuk hoger lagen dan een klein tijdschrift als dat van ons kon waarmaken. We hebben toen als LESI een jaar lang op eigen risico het tijdschrift draaiende gehouden.

Toen hebben we contact gelegd met de Hogeschool Utrecht om het tijdschrift uit te geven, in een constructie waarbij we de verantwoordelijkheid deelden, wij als hoofdredactie en zij als eindredactie. Vanaf 2009 heeft de Hogeschool Utrecht daar toen meer hogescholen bij betrokken en dat heeft geleid tot de situatie zoals die nu is waarbij een groot aantal hogescholen gezamenlijk JSI draagt.

D a t i s b i j z o n d e r, w a n t d a a r u i t b l i j k t o o k e e n p a r a l l e l l e e n v e r s t r e n g e l d e o n t w i k k e l i n g v a n J S I , d e p r a k t i j k v a n s o c i a l e p r o f e s s i e s e n h e t L E S I m e t d e M a s t e r S o c i a l e I n t e r v e n t i e. E n d e h o g e s c h o l e n .

Ja, zo is het gelopen, de master heeft trouwens nog tot vorig jaar gedraaid. Daar konden professionals die al jaren in de praktijk werkten, toch een academische mastertitel behalen.

Daarvan heeft JSI ook kunnen profiteren, want we hebben bijvoorbeeld in 2006 een grote studiedag georganiseerd rond de thema’s die in de master speelden en waar we in JSI ook verslag van hebben gedaan.

De betrokkenheid van hogescholen is met de komst van de lectoraten in het sociaal domein enorm toegenomen. Waar de universiteiten zich met name hebben gespecialiseerd op disciplinaire onderzoeksgebieden, hebben de hogescholen meer de brede en praktijkgerichte insteek behouden en dan met name op onderzoeksgebied. Het onderzoek in het sociaal domein hoort wat mij betreft ook echt applied science te zijn: aan ene kant theoretisch en beschouwend, maar aan de andere

(4)

W a t z i j n w a t j o u b e t r e f t h o o g t e - e n / o f d i e p t e p u n t e n i n j e t i j d a l s r e d a c t i e l i d ?

Het eerste hoogtepunt was natuurlijk 1992, het jaar dat de naam Sociale Interventie werd aangenomen. Zo heet het tijdschrift nu nog steeds, zij het in het Engels. Ook een hoogtepunt was het eerste Engelstalige nummer. Dat vonden we van belang omdat we vonden dat sommige ontwikkelingen in de internationale literatuur ook voor professionals in Nederland en Vlaanderen van belang waren en we vonden het jammer dat men daar niet zo eenvoudig zicht op kreeg.

Daarnaast heb ik de samenwerking van JSI met LESI als een hoogtepunt ervaren onder andere ten tijde van de sociale debatreeks. En de eerdergenoemde toegenomen betrokkenheid van de hogescholen is ook een cruciale ontwikkeling gebleken.

Verder is een doorlopend hoogtepunt dat ik eigenlijk altijd met bevlogen mensen in de redactie heb mogen samenwerken met wie we goed konden reflecteren op hetgeen er in de samenleving speelde. Natuurlijk hadden we onze discussies over of we wel of niet moesten werken vanuit thema’s, en welke dan, met portefeuillehouders, of zonder, maar altijd probeerden we mee te bewegen met maatschappelijke ontwikkelingen maar dan vooral door op een beschouwende manier kritisch te zijn. We zijn kritisch geweest over het begrip zelfredzaamheid. En over het begrip eigen regie. We zijn kritisch geweest over de invulling van sociale kwaliteit op het gebied van de Wmo. Aan al die thema’s kun je zien dat we niet alleen een theoretiserende doelstelling hadden, maar ook een kritische insteek hadden op wat men in beleid en praktijk nu eigenlijk wilde.

I s d a t a l t i j d j e v i s i e g e w e e s t o p J S I ? O m z o w e l b e s c h o u w e n d m e t w a t d i s t a n t i e t e k i j k e n n a a r d e s a m e n l e v i n g e n t e g e l i j k e r t i j d d i e s a m e n l e v i n g t e b e k r i t i s e r e n ?

Jazeker. Er was ook het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken dat zich meer op de actualiteit richtte, dus we konden het ons permitteren om wat reflectiever en soms wat theoretischer te zijn.

Daarnaast weerhield het ons er niet van om ook voor professionals meer direct relevant te zijn met de verschillende rubrieken. Dat vond ik interessant, dat er verschillende vormen van reflectie mogelijk zijn op de sociale praktijken, niet alleen theoretisch. Iedereen reflecteert weer op een andere manier.

Mijn eigen type reflectie richt zich op het vergroten van inzicht in de verschillende perspectieven die er op een onderwerp mogelijk zijn. Dat zie je in mijn verhaal over ambivalenties in het sociaal

(5)

domein, mijn inaugurele rede aan de Universiteit voor Humanistiek. Daarin betoog ik onder andere dat het van belang is om de verschillende perspectieven te kennen, die soms op gespannen voet met elkaar staan, maar dat je daar dan in de praktijk mee kunt omgaan. Die ambivalenties scheppen namelijk ruimte voor meervoudigheid, zowel in je denken, als in je handelen. Dat heb ik altijd belangrijk gevonden: dat mijn theoretisch werk relevant is voor de uitvoering, bijvoorbeeld door een kritische blik op beleid of praktijkhandelen.

H e b j e d a a r e e n v o o r b e e l d v a n ?

Ja, ik heb een keer vanuit mijn onderzoek naar welzijn en welzijnsbeleid - dat een belangrijke impuls heeft gegeven aan de latere discussie over eenzaamheid en sociaal isolement -, aan de opdrachtgever moeten rapporteren dat het niet beschikken over een sterk sociaal netwerk, meer schade aan het welzijn van mensen berokkende dan wanneer er iets loos was met inkomen of arbeid. Dat was voor de toenmalige wethouders op dat moment wel even slikken, omdat men er lange tijd van overtuigd was dat als mensen beschikten over goed werk, een goed inkomen en goede huisvesting, aan de belangrijkste voorwaarden voor welzijn was voldaan. Dat bleek niet helemaal te kloppen. Dus als ideeën dogmatisch worden, dan is het juist belangrijk om kritisch te reflecteren op wat dat in de praktijk betekent en er weerwoord op te geven. Daar hoort JSI een podium voor te verschaffen.

Overigens was ik binnen de redactie kritisch op een aantal redactieleden, dat het hele idee van evidence-based practice en effectiviteit van interventies niet zag zitten en actief het tegenovergestelde propageerde. Zo ben ik niet, want waarschijnlijk zitten er aan het andere perspectief juist ook weer nadelen. Ik ben dan ook een enorm tegenstander van het permanent wisselen van paradigma. We moeten juist verbindend denken, door de voordelen van verschillende paradigma’s met elkaar proberen te combineren. Ik zie juist daarin een rol voor het tijdschrift. Als voorbeeld van verbindend en meervoudig denken, hebben we toen tegenover evidence-based practice het begrip practice-based evidence gezet. Daarmee ontstaat ruimte om een theoretische discussie om te zetten naar praktische handvatten.

A a n w e l k e o n t w i k k e l i n g e n z o u J S I v o l g e n s j o u d e k o m e n d e j a r e n a a n d a c h t m o e t e n b e s t e d e n e n e e n p l a t f o r m v o o r d i s c o u r s m o e t e n b i e d e n ?

Ik wil er drie noemen waarvan ik vind dat ze relevant zijn voor de huidige stand van zaken in het

(6)

neoliberale denken en de daarmee verbonden invulling die aan het New Public Management is gegeven. Er breekt nu een tijd aan dat er meer nadruk gelegd zal worden op een sterke publieke sector. Deze komt dus steeds meer op de voorgrond te staan. De ontwikkelingen worden momenteel hevig versterkt door wat er in de samenleving gebeurt als gevolg van de Coronacrisis:

diensten in de publieke sector blijken belangrijker dan ooit. Het zal steeds meer gaan om de vraag: Wat voor betekenis geven we aan de nieuwe publieke sector? Dat heeft overigens ook consequenties voor beroepen, zoals het sociaal werk, die we traditioneel tot het aandachtsgebied van het tijdschrift beschouwen. Die beroepen zullen zich moeten verhouden tot deze ontwikkeling.

Ten tweede zien we de afgelopen jaren meer aandacht voor kunst en cultuur in relatie tot welzijn.

Ik heb zitting in de programmacommissie van een ZonMw-subsidieprogramma over de rol van kunst en cultuur in de langdurige zorg en ondersteuning (zowel intra- als extramuraal). Ik bepleit zelf al jaren dat kunst en cultuur van groot belang zijn voor het betekenisvol ouder worden; zo was ik medeauteur van het boek Kunst met ambitie, waarin we pleitten voor een lokaal stimulerings- en faciliteringsprogramma voor kunstbeoefening door ouderen. Het is toch eigenlijk merkwaardig dat cultuur en zorg en welzijn jarenlang als gescheiden sectoren hebben gefunctioneerd, terwijl ze sterk met elkaar samenhangen. Inmiddels heeft een aantal landelijke organisaties in de cultuur en welzijnssector dit idee omarmd en dat heeft geleid tot het opzetten van een subsidieprogramma.

In JSI is deze ontwikkeling, op enkele korte bijdragen na, nog niet heel uitgebreid belicht. Gezien de toenemende aandacht voor de relatie tussen kunst en gezondheid en welzijn zou ik dat wel toejuichen. Want deze ontwikkeling is uiterst relevant voor de sociale beroepen.

Ten derde zou ik, en dat is altijd mijn streven geweest, meer artikelen willen zien die een gedegen analyse weten te koppelen aan een goede veranderkundige aanpak. Eigenlijk het verbinden van fundamentele reflectie met professioneel handelen. Dat is wat mij betreft altijd de meerwaarde van het Journal geweest, het vanuit een kritische beschouwing bieden van handvatten voor sociale interventies. Maar het echt goed bundelen van kwaliteit op beide aspecten is en blijft moeilijk, en daarmee punt van aandacht.

I s e r n o g i e t s d a t j e k w i j t w i l t t e n a a n z i e n v a n h e t J o u r n a l o f S o c i a l I n t e r v e n t i o n ? W a t w o r d e n v o o r J S I j e f a m o u s l a s t w o r d s ?

Ik denk toch dat dat moet zijn ‘luctor et emergo’, ik worstel en kom boven. Tijdens mijn lidmaatschap van de redactie heeft het bestaan van JSI een aantal keer flink op de tocht gestaan en dreigde het tijdschrift te verdwijnen vanwege perikelen met uitgevers en financiers. Worstelen

(7)

om uiteindelijk weer boven te komen, geldt dus in ieder geval voor het runnen van dit tijdschrift.

Maar telkens is het toch weer gelukt om het voortbestaan te borgen, steeds tenminste voor een aantal jaar. Eén keer heb ik dat dus eigenhandig moeten doen, nota bene met eigen vermogen van de stichting LESI. Maar ik ben blij dat het toen gelukt is, want anders was het tijdschrift er niet meer geweest. Ik heb in ieder geval nog steeds een goed gevoel bij die beslissing, want als ik nu kijk naar de redactie, met veel jong bloed en een hoog niveau van reflectie op sociale kwesties, denk ik dat ik het Journal of Social Intervention in goede handen kan achterlaten.

Het afscheid van Hortulanus van de redactie stond gepland voor een redactievergadering in mei 2020 die tot nader order is uitgesteld vanwege de Corona-maatregelen van de overheid. De ironie van het moment wil dat de kern van deze maatregelen wordt betiteld als social distancing;

toch ietwat slordig taalgebruik want in feite betreft het eerder physical distancing. Juist op sociaal gebied zien (en willen) we eerder dat burgers elkaar opzoeken, zorg tonen voor elkaar en nader tot elkaar komen. Wat zich momenteel voltrekt in de samenleving is ongekend in zijn reikwijdte en waarschijnlijk in zijn gevolgen voor de economie, het sociaal domein en dus de levens van gewone mensen. Deze ontwikkelingen laten zien dat het sociale niet voor vanzelfsprekend moet worden genomen en dat fundamentele kritische reflectie op processen in het sociale domein nodig is en blijft. Precies het soort reflectie waar Hortulanus zich altijd sterk voor heeft gemaakt als lid van de redactie van JSI. Ook dat lijkt een ironische uiting van de parallelle looplijnen tussen het tijdschrift en de gebeurtenissen in de samenleving.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Graag nodigen we u uit voor de lancering van het Landelijk Expertisecentrum Dierenmishandeling op woensdag 22 november 2017 om 16.00 op de faculteit Diergeneeskunde in

Daarnaast is ook onderzocht wat voor invloed deze sociale activiteit heeft op de vrijwilligers die actief zijn bij het wijkpastoraat en hoe zij de gezondheid en het welzijn bij

Beleidsplan sociale veiligheid en pedagogisch beleid De Vaart 2021/2022 versie 6 1919 Bij surfen op internet mag niet bewust worden gezocht op zoekwoorden die te

Om het welzijn en de zorg voor alle mensen in Brugge te kunnen waarborgen, werken heel wat sociale partners en het lokaal bestuur nauw samen.. Door

Sociale veiligheid is het beschermd zijn of het zich beschermd voelen tegen bedreigingen die veroorzaakt worden door het gedrag van mensen in en om de school.. Een belangrijke stap

Ilse: “ Er staat een expertisecentrum dat al veel bereikt heeft en een nog mooiere toekomst voor zich heeft. En, ik kan het niet genoeg benadrukken: de kracht van ons

Na verloop van tijd kristalliseerde zich een viertal terreinen uit waar burgerschap een centrale rol vervulde: de migratie- en etnische studies (gaan over toelating tot en

Om de MKBA- methodiek ook op individuele sociale interventies te kunnen toepassen, hebben we een specifieke lichte versie ontwikkeld: de Maatschappelijke Rendements Analyse (MRA)