• No results found

Lokaal inzetten op kinderen. Kinderarmoede doeltreffend bestrijden

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Lokaal inzetten op kinderen. Kinderarmoede doeltreffend bestrijden"

Copied!
17
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Lokaal inzetten op kinderen

Kinderarmoede doeltreffend bestrijden

Anneline Geerts

(2)

Beste lezer,

Voor u ligt een kort maar krachtig werkstuk. Het presenteert cruciale principes om armoede te bestrijden. Principes die algemeen gelden, maar die ook in de strijd tegen armoede bij gezinnen met kinderen onontbeerlijk zijn.

Ik breng deze met enige urgentie onder uw aandacht. De nood is immers hoog. De kansarmoede -index van Kind en Gezin leert ons dat 11,4% van het totale aantal geboorten in Vlaanderen in de periode 2012-2014 plaatsvond in een kansarm gezin. Dat percentage is sinds 2005 opvallend ge- stegen, wat in schril contrast staat met de doelstelling om het tegen 2020 terug te dringen tot 4%.

Als Vlaams minister van Armoedebestrijding leg ik de klemtoon van mijn beleid dan ook op het voorkomen en bestrijden van kinderarmoede en armoede bij jonge gezinnen met kinderen. Indien we een kentering willen realiseren en de generatiearmoede een halt wensen toe te roepen, dan moeten we structureel inzetten op de strijd tegen armoede bij kinderen en bij de gezinnen waarin ze opgroeien. In navolging van de Europese Aanbeveling ‘Investeren in kinderen’ noodzaakt dit de ontwikkeling en implementatie van geïntegreerde, duurzame en proactieve strategieën en acties ter bestrijding van kinderarmoede, met een focus op kinderen tot en met drie jaar en hun gezin, op basis van de volgende drie pijlers: toegang tot adequate middelen, toegang tot betaalbare hoogwaardige diensten en het recht van kinderen en gezinnen om te participeren.

Het lokale niveau is daarbij onmisbaar. Werken op het niveau van de lokale besturen – gemeenten samen met OCMW’s – maakt het mogelijk de problemen gerichter ter plaatse te bestrijden en verhoogt zo de kans op snel zichtbare en voelbare resultaten. De lokale besturen zijn daarom de partner bij uitstek om de lokale regie op te nemen voor armoedebestrijding in het algemeen en kinderarmoedebestrijding in het bijzonder.

De Vlaamse Regering geeft daarbij ook haar volle vertrouwen aan de lokale besturen. De mid- delen die veel besturen in 2014 en 2015 via het Armoededecreet voor lokale kinderarmoedebe- strijding kregen, worden vanaf 2016 – zonder besparing – geïntegreerd in de aanvullende dota- tie bij het Gemeentefonds. We zullen de lokale besturen blijven ondersteunen om deze gericht in te zetten in duurzaam en participatief lokaal kinderarmoedebestrijdingsbeleid. Beleid dat empowerment en integraal en inclusief werken vooropstelt. Beleid dat vertrekt vanuit de reële behoeften van de gezinnen in armoede, dat gezinnen en kinderen centraal stelt en oprecht naar hen luistert. Beleid dat samen met hen op zoek gaat naar mogelijkheden die voor hen de beste oplossingen bieden voor hun dagelijkse noden. Kortom, beleid dat écht een verschil maakt.

Dit handige boekje wil hierbij inspiratie bieden, maar ook een eerste toetssteen zijn aan de hand waarvan u – samen met de lokale actoren en gezinnen in armoede – het (kinder)armoedebe- strijdingsbeleid in uw gemeente duurzaam verder vorm geeft. Daar heeft elk kind en elk gezin recht op. En daar wordt iedereen beter van. Ik wens u daarbij veel ambitie, een open geest, daadkracht en volharding.

Liesbeth Homans

Viceminister-president van de Vlaamse Regering en Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en Armoedebestrijding

Voorwoord

Colofoon

tekst: Anneline Geerts

fotografie: Layla Aerts, Stefan Dewickere, Daniel Geeraerts vormgeving: Volta.be

(3)

Waarom een

kwaliteitskader?

Lokale besturen beschouwen kinder­

armoedebestrijding als een beleidsprioriteit.

De aandacht die zij aan kinderarmoede schenken, sluit aan bij de evoluties1 op Vlaams, federaal en Europees niveau.

De gemeenten spelen een doorslaggeven­

de rol in duurzaam armoedebeleid. Lokale initiatiefnemers – lokale besturen, OCMW’s, welzijns organisaties, verenigingen waar armen het woord nemen, enzovoort – staan dicht bij de mensen en kunnen een grote bijdrage leveren aan de bestrijding van kinderarmoede.

Zowel uit onderzoek als uit de praktijk blijkt dat het niet alleen van belang is welke acties we ontwikkelen en uitvoeren. We moeten ook aandacht besteden aan de wijzen waarop

het kinderarmoedebestrijdingsbeleid ont - wikkeld, uitgevoerd en geëvalueerd wordt.

Willen we kinderarmoede op alle beleids- niveaus doeltreffend wegwerken, dan streven we samen naar onderstaande kwaliteits criteria2. Deze criteria moeten als een geheel worden beschouwd: doeltreffend kinderarmoede bestrijdingsbeleid bestaat uit maatregelen en projecten die samen aan alle criteria beantwoorden. De hier gepresenteer- de goede praktijkvoorbeelden tonen hoe de verschillende kwaliteitscriteria in beschou- wing worden genomen bij de uitwerking en uitvoering van een project. Hoewel telkens meerdere criteria gerespecteerd worden, lichten we er ter verduidelijking één bepaald criterium uit.

1 Meer informatie vindt u op de website van de Vlaamse overheid, departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, afdeling Welzijn en Samenleving: http://www4.vlaanderen.be/wvg/armoede/kinderarmoede/Paginas/default.aspx

2 De verschillende kwaliteitscriteria worden beschreven in de Omzendbrief Lokale kinderarmoedebestrijding, aan de gemeenten en OCMW’s van het Vlaams Gewest, WVG 2014/01 van 7 februari 2014 en in het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding (VAPA) 2010-2014 en 2015-2019.

Het lokale beleid is structureel beleid dat op lange termijn effect heeft op kinderarmoedebestrijding.

Het lokale beleid is integraal beleid dat kinderarmoede vanuit verschillende beleidsdomeinen geïntegreerd bestrijdt.

Het lokale beleid komt tot stand vanuit een lokaal netwerk van partnerorganisaties. Het wordt samen met hen ontwik­

keld, uitgevoerd en geëvalueerd. Het lokale bestuur voert in het lokale netwerk de regie.

Het lokale beleid komt participatief tot stand: het wordt samen met mensen in armoede ontwikkeld, uitgevoerd en geëvalueerd.

Het lokale beleid is versterkend voor mensen in armoede en vertrekt vanuit hun krachten.

Het lokale beleid bevat een proactief luik dat een preventieve bestrijding van kinderarmoede combineert met het versterken van positieve elementen.

Het lokale beleid spitst zich toe op het jonge kind en het gezin vanuit een twee­generatie­strategie.

Het lokale beleid neemt het principe van proportioneel universalisme als rode draad door het lokale kinderarmoede­

bestrijdingsbeleid, waarbij een aanbod van goede kwaliteit gecreëerd wordt dat voor iedereen beschikbaar is, maar meer ondersteuning biedt aan kinderen en gezinnen met de grootste problemen.

1

2

3

4

5

6

7

8

(4)

WAT? Lokaal beleid kinder­

armoedebestrijding is structureel

Kinderarmoedebestrijding vraagt een lang- durig proces, op maat van het gezin en in een sfeer van vertrouwen. Uit de praktijk blijkt dat er heel dikwijls curatieve of caritatieve initiatieven worden genomen, die een directe nood weg trachten te werken maar weinig duurzame effecten opleveren. Het lokale beleid zoekt geen doekjes voor het bloeden, maar wil structureel beleid zijn dat op lange termijn effect heeft op kinderarmoede en een duurzame verbetering van de levensomstan- digheden van gezinnen in armoede nastreeft.

De resultaten van structurele maatregelen zijn vaak niet onmiddellijk zichtbaar, maar toch is het belangrijk hierin te investeren en de geplande en geleverde inspanningen vol te houden totdat de maatregel echt geëvalu- eerd kan worden. U mag hem dus zeker niet te snel weer afvoeren.

In Ieper gaven de lokale partners binnen de stuurgroep kinderarmoedebestrijding aan onderzoekers van hogeschool VIVES de opdracht een onderzoek te voeren naar de leefsituatie van kwetsbare gezinnen met jonge kinderen. Zowel diepte-interviews als data-analyse hebben geleid tot een gedetail- leerde analyse van de situatie op verschillen- de domeinen, zoals materieel welzijn,

onderwijs, opvoeding, leefomgeving, huis- vesting, gezondheid en participatie aan de samenleving. Het rapport en de beleidsaan- bevelingen willen vorm geven aan het lokale Ieperse armoedebeleid, zodat het geheel aan initiatieven en projecten een duurzame (en meetbare) verbetering van de levensom- standigheden van kwetsbare gezinnen kan bewerkstelligen.

Om kinderarmoede structureel te kunnen bestrijden ondersteunt de Vlaamse overheid lokale besturen sinds 2014 voor hun beleid ter zake. De bestu­

ren van de gemeenten met de grootste kinderarmoedeproblematieken krijgen sindsdien een subsidie. Met uitzondering van de Brusselse randgemeenten is die vanaf 2016 geïntegreerd in een aanvul­

lende dotatie van het Gemeentefonds.

Alle lokale besturen kunnen een beroep doen op methodologische en inhoudelijke ondersteuning via lerende netwerken lokale kinderarmoedebestrijding, onder coördinatie van de VVSG en met samen­

werking van onder meer de provincies, het Netwerk tegen Armoede en vzw De Link.

INSPIRERENDE PRAKTIJK

Ouders en kinderen in (kans)armoede:

een onderzoek naar de beleving van de leefsituatie van gezinnen in (kans)armoede met kinderen tot drie jaar

Op initiatief van het plaatselijke OCMW werd in maart 2014 een stuurgroep kinderarmoede opgericht in Ieper. De partners binnen deze stuurgroep zijn onder meer het lokale bestuur van Ieper, Kind en Gezin, de jeugddienst, het CAW3, een delegatie uit het beleids domein onderwijs, Vrij CLB4, CLB Go!, vzw Op ’t Spoor (voedselbedeling), Groep Intro, vzw Uit de Marge, VOT Ons Tehuis5, OSiO6, een delegatie uit LOK7, Welzijnsschakel Te Goare en de preventiedienst van de stad. De lokale stuurgroep voelde dat er een nauwgezette analyse van de bestaande situatie nodig was om op basis daarvan gefundeerd lokaal beleid te kunnen voeren. Een kwantitatief en kwa- litatief onderzoek vormde dus de eerste fase in het plan tegen kinderarmoede. De opdracht werd toegewezen aan het Expertisecentrum Sociale Innovatie van de hogeschool VIVES.

In het najaar van 2015 verscheen het onder- zoeksrapport Ouders en kinderen in (kans) armoede.

Uit het onderzoek bleek dat de strijd tegen armoede op meerdere domeinen gevoerd moet worden. Er kwamen verschillende pro-

blemen aan de orde: werkzekerheid, gezond- heidsproblemen, beperkte mobiliteit, povere huisvesting, gebrek aan een sociaal netwerk, enzovoort. Wat betreft hulpverlening wijst het onderzoek uit dat het hulpverleningsland- schap groot is, en daardoor complex voor wie er zijn weg in wil vinden. Outreachende hulpverlening en integrale hulpverlening zijn nog niet helemaal doorgedrongen in het hulpverleningslandschap van Ieper, maar ze zijn essentieel om armoede te verhelpen.

In het hele onderzoek valt op dat er een reële kloof bestaat tussen de belevingswereld van gezinnen in armoede en die van onderwijs en hulpverlening. Het onderzoeksrapport maakte de pijnpunten in het Ieperse beleid en de Ieperse realiteit bespreekbaar en trans- parant en koppelde er vervolgens realiseerbare antwoorden en beleidsaanbevelingen aan.

Zo kan het ertoe bijdragen de effectiviteit van het lokale Ieperse armoedebeleid in de praktijk te verhogen.

Er zijn al enkele acties opgezet. Zo worden ervaringsdeskundigen in de armoede aange- sproken en worden de onderwijskansen van

(5)

kwetsbare kinderen verbeterd door professio- nals in het onderwijs in te zetten en overle- gorganen op te richten. Voorbeelden daarvan zijn het jeugdwelzijnsoverleg (samenwerking tussen welzijnsdiensten ter uitvoering van

kinderarmoedebeleidsplan), het basisscho- lenoverleg en secundair overleg (binding en samenwerking met onderwijs) en de klank- bordgroep ‘doelgroep’ (participatie van de doelgroep en aftoetsen van concrete acties).

3 Centrum Algemeen Welzijnswerk

4 Centrum voor Leerlingenbegeleiding

5 De Vereniging Ons Tehuis voor Zuid-West-Vlaanderen is als OCMW-vereniging hoofdzakelijk actief binnen de sector Bijzondere Jeugdzorg.

6 Ouders Steunen in Opvoeden

7 Een LOK, lokale kwaliteitsgroep, is een groep van collega’s, artsen of apothekers-biologen,

die hun medische praktijkvoering delen en kritisch beoordelen (peer review) om de zorgkwaliteit te verbeteren.

In het onderzoeksrapport Ouders en kinderen in (kans)armoede valt op dat er een reële kloof bestaat tussen de belevingswereld van gezinnen in armoede en die van onderwijs en hulpverlening.

(6)

WAT? Lokaal beleid kinder­

armoedebestrijding is integraal

Het lokale beleid is integraal beleid dat kinder- armoede vanuit verschillende beleidsdomeinen geïntegreerd bestrijdt. Kinderarmoede heeft een multidimensionaal karakter, het is meer dan alleen een inkomensprobleem. De financi- ele moeilijkheden zijn tegelijk vaak oorzaak en gevolg van uitsluiting op verschillende domei- nen. Om het probleem van kinderarmoede in de kern te begrijpen moeten we verder kijken dan enkel het kind en zijn familie. Hun situatie wordt ook beïnvloed door de gemeenschap waarin ze wonen, de omgeving waarin ouders werken en de maatschappij waarin ze leven.

Juist vanwege dat multidimensionale karakter kan kinderarmoede niet succesvol bestreden worden vanuit één sector of levensdomein.

Integraal kinderarmoedebeleid ageert op alle relevante levensdomeinen: maatschappelijke participatie, maatschappelijke dienstverle- ning, inkomen, gezin, onderwijs, huisvesting, werk, vrijetijdsbesteding, gezondheidszorg, rechtsbedeling enzovoort. Acties op één be- paald levensdomein mogen en kunnen niet op zichzelf staan, de acties moeten allemaal op elkaar afgestemd zijn en in een integraal be- leid ter bestrijding van kinderarmoede passen.

Zowel acties binnen een bepaald levens- domein als acties die op zich een

integraal karakter hebben, zijn dus mogelijk, maar die laatste leveren wel de duurzaamste resultaten op. Belangrijk is in elk geval dat het geheel van acties een integrale strategie tegen kinderarmoede vormt.

Enkel via een integrale benadering kunnen we slagen. Een doeltreffende werkwijze vraagt om samenwerking tussen de verschillende beleidsniveaus, maar ook met de samenleving in zijn geheel en met de gezinnen in armoede zelf. Initiatieven die een sterke lokale veranke- ring hebben, zijn met andere woorden funda- menteel om kinderarmoede te bestrijden. Het lokale niveau staat het dichtst bij de mensen en is daardoor ook vaak het best geplaatst om een antwoord op hun behoeften te formu- leren. Deze lokale acties zijn noodzakelijk en complementair aan de maatregelen die op Vlaams niveau worden genomen.

In Sint-Niklaas maakt de budgetgids ‘Veel doen in Sint-Niklaas’ met weinig geld mensen met een klein budget wegwijs in het aanbod voor kwetsbare burgers. De gids biedt concrete informatie over het integrale aanbod in de stad, thematisch ingedeeld. Alle levensdomeinen, van werk, wonen, onderwijs over vrije tijd en ontmoeting tot geld en eten, komen aan bod.

INSPIRERENDE PRAKTIJK

Veel doen met weinig geld, met de budgetgids

Sint-Niklaas heeft als centrumstad veel te bieden, onder meer op het gebied van vrije- tijdsbesteding, gezondheidszorg en sociale voorzieningen. Voor mensen met een klein budget is het niet altijd eenvoudig om daar- van te profiteren en volop aan het stadsleven deel te nemen. Zij moeten voortdurend keu- zes maken vanwege de centen. Toch zijn er tientallen initiatieven die mensen met weinig geld ondersteunen en begeleiden. Wel- zijnsschakel De Springplank zag dat er een grote behoefte was aan concrete, duidelijke informatie over waar mensen in

een kwetsbare situatie terecht kunnen. Ze stelden in een werk- groep een lijst van bestaande organisaties en diensten op en organiseerden bezoeken om informatie te vergaren. Die deelden ze dan achteraf met de bezoekers van De Springplank.

Zo detecteerden ze verschillen- de drempels die mensen bij het gebruik van dienst- en hulpver- lening ondervinden. Daarover ontwikkelden ze een vormingspakket.

De weg vinden om aan je rechten te geraken is een belangrijke vereiste voor mensen die het moeilijk hebben. De budgetgids Veel doen in Sint-Niklaas met weinig geld biedt hierop een antwoord. Hij wil mensen informeren en op weg helpen naar deze specifieke dienst-

verlening. De budgetgids is thematisch inge- deeld: armoedebestrijding, eten, geld, gezin, gezondheid, herstellen en klussen, jongeren, justitie, kleding, huisraad en meubelen, lichaamsverzorging, mobiliteit, onderwijs, onthaal, ontmoeting, vrije tijd, werk en wonen. Telkens wordt het specifieke aanbod voor mensen met een klein budget toegelicht aan de hand van praktische fiches met de belangrijkste gegevens en contactinformatie.

Verder bevat de gids ook nuttige tips om mensen te helpen hun budget te bewaken.

De budgetgids is in de eerste plaats bestemd voor mensen die het moeilijk hebben en met een klein budget moeten rondkomen. Maar de gids bevat ook interessante in- formatie voor iedereen die verstan- dig wil omspringen met zijn centen en die een duurzame levensstijl nastreeft. De publicatie is gratis verkrijgbaar en de verspreiding ge- beurt gericht via verschillende part- ners: De Springplank, CAW, VLOS8, Samenlevingsopbouw, ontmoetingshuis Zig Zag enzovoort. De publicatie is ook verkrijg- baar aan de infobalie van het welzijnshuis en het stadhuis. Naast een papieren versie is er ook een digitale, zodat de informatie up-to- date kan worden gehouden en de kennis nog makkelijker kan worden gedeeld om kwetsbare mensen op weg te helpen.

8 Vluchtelingen Opvang Sint-Niklaas

(7)

WAT? Lokaal beleid kinder­

armoedebestrijding van­

uit een lokaal netwerk

We wezen er al op hoe belangrijk het is kinderarmoede op basis van een omvatten- de strategie te bestrijden: maatregelen en projecten nemen het best de verschillende niveaus en beleidsdomeinen in rekening om hun slagkracht te verhogen. In dezelfde logica kunnen lokale initiatiefnemers de slag- kracht en efficiëntie van hun maatregelen en projecten verhogen door hun aanbod op elkaar af te stemmen en structureel samen te werken. We denken dan aan overheids- diensten, hulp- en dienstverleningsinstanties en allerhande organisaties die actief zijn op de eerder genoemde relevante levensdomei- nen: OCMW, Rode Kruis, CAW, woonloket, scholen, kinderopvang, VDAB, ziekenhuizen, Welzijnsschakels, Kind en Gezin, buurtcentra, sportclubs en zo meer.

Het lokale kinderarmoedebeleid komt daarom tot stand binnen een lokaal netwerk van partnerorganisaties die het samen uitvoeren en evalueren. De participatie van de doel- groep en haar vertegenwoordigers moet daarin een bijzondere plaats krijgen. Wanneer er een grote variatie aan lokale partners samen werkt, kan ze tot betere hulp- en dienstverlening trachten te komen en ver- snippering van de inspanningen tegengaan.

Samen kunnen al die partners veel meer bereiken dan ieder apart. Informatie wordt efficiënt uitgewisseld, hiaten en overlappin- gen in het aanbod worden weggewerkt en de hulpverleners komen dichter bij de doelgroep te staan.

Het lokale bestuur neemt in het lokale netwerk de regie op van alle acties op de verschillende beleidsdomeinen. Om concrete doelstellingen te bereiken zijn formele en duidelijke afspraken over de samenwerking tussen de partners nodig: over het initiatief zelf, over de gezamenlijke visie en doelstel- lingen, over wie er wat zal doen en hoe alles uitgevoerd en geëvalueerd zal worden.

In Dilbeek vormt het OCMW de draaischijf binnen het VONK­project: een vrijblijvend ondersteuningsnetwerk voor gezinnen met jonge kinderen. Het netwerk brengt een hele groep partners samen om de effectiviteit van integrale gezinsonder­

steuning te verhogen.

INSPIRERENDE PRAKTIJK

VONK:

een ondersteuningsnetwerk voor gezinnen met jonge kinderen

Samen met geëngageerde partners – gemeente Dilbeek, Kind en Gezin, CKG9 Sloebernest, CAW Halle-Vilvoorde, Welzijns- schakel Dilbeek, vzw Gemeentelijke kinder- opvang, kinderdagverblijf Savio en Lokaal Overleg Kinderopvang – wil het OCMW van Dilbeek inzetten op integrale gezinsonder- steuning. Samen vormen ze VONK, een Vrijblijvend Ondersteunings- netwerk voor Gezinnen met jonge Kinderen. Het VONK-project is structureel ingebed in het Huis van het Kind. De ondersteuning bestaat uit begeleidingstrajecten aan huis en ouderbijeenkomsten voor en door gezinnen in armoede.

VONK bestaat uit twee luiken.

In de eerste plaats zijn er bege-

leidingstrajecten aan huis voor kwetsbare gezinnen met kinderen tot drie jaar. Het OCMW vormt de draaischijf van de begelei- dingstrajecten, staat in voor de afstemming tussen de verschillende partners en houdt in

het oog dat de begeleiding blijft aansluiten bij de vraag, de behoeften en het tempo van het gezin. Het proactief uitvoeren van een mini-rechtenonderzoek is een vast onderdeel in elk begeleidingstraject.

Een tweede luik bestaat uit maandelijkse ouderbijeenkomsten. De gezinnen geven deze zelf vorm, zowel inhou- delijk als wat betreft de randvoor- waarden (locatie, tijdstip, kinderop- vang, vervoer enzovoort). Er wordt afwisselend een gespreksnamiddag over opvoeding en een activiteit geor- ganiseerd. De maatschappelijk werker van het OCMW neemt de algemene coördinatie op zich en is tegelijk de vertrouwenspersoon van de gezinnen.

De gezinnen kiezen de opvoedings- thema’s en CKG Sloebernest staat inhoudelijk in voor de bespreking. Een vrijwilliger van Wel- zijnsschakel zorgt mee voor de omkadering, de informele babbel en de toeleiding naar de activiteiten van Welzijnsschakel.

9 Centrum voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning

Dilbeek

(8)

WAT? Lokaal beleid kinder­

armoedebestrijding is participatief

Een doeltreffende behandeling van kinder- armoede vraagt niet enkel samenwerking tussen de verschillende beleidsniveaus en beleidsthema’s, maar ook met de samenleving in zijn geheel en de gezinnen in armoede zelf.

Het lokale beleid komt participatief tot stand:

het wordt samen met mensen in armoede ontwikkeld, uitgevoerd en geëvalueerd, zodat het maatschappelijk draagvlak en de kwaliteit van het beleid worden versterkt.

Duurzame en effectieve armoedebestrijding vraagt kennis over armoede en inzicht in de effecten van een leven in armoede, en die zijn uiteraard allebei te vinden bij mensen in ar- moede zelf. Daarom moeten lokale besturen en initiatiefnemers mensen in armoede in het hele proces van hun armoedebestrijdingsbeleid be- trekken door met hen in dialoog te gaan en door rekening te houden met hun inbreng, zowel op beleidsvlak als bij concrete hulp- en dienstverle- ningstrajecten. Dat kan alleen als er vertrouwen opgebouwd wordt. Respect en begrip moeten de sleutelwoorden zijn. Niet alleen kwetsbare volwassenen moeten trouwens hun zeg kunnen

doen over het beleid voor kinderarmoedebe- strijding, ook de participatie van kinderen zelf moet een evidentie zijn. Het geeft hun de kracht voor zichzelf op te komen en zelfver- trouwen en zelfbewustzijn te ontwikkelen.

Kinderen zijn afhankelijk van hun familie, maar het zijn ook burgers met eigen rechten.10 Participatie is mogelijk op verschillende manieren, onder meer via gezinnen zelf, via cliëntoverleg, via verenigingen waar armen het woord nemen, via opgeleide ervarings- deskundigen in de armoede en sociale uitslui- ting11, zelforganisaties van etnisch-culturele minderheden12, bestaande groepen van en met mensen in armoede enzovoort.

In Roeselare willen ze de ontwikkelingskansen van jonge kinderen versterken met het project

‘Samen bouwen aan kinderkansen’. Ze gaan in dialoog met kwetsbare zwangere vrouwen en kwetsbare gezinnen met kinderen tot drie jaar met als doel de drempels van het bestaande hulp- en dienstverleningsaanbod te verlagen en de toegankelijkheid te verhogen op basis van hun inzichten en ervaringen.

10 Uit De Marge vzw ijvert voor de rechten van maatschappelijk kwetsbare kinderen en jongeren door maatschappelijke verandering. Die realiseren ze door het jeugdwerk te ondersteunen en het jeugdbeleid te beïnvloeden.

Meer informatie vindt u op www.uitdemarge.be.

11 Vzw De Link en het Netwerk tegen Armoede zijn twee organisaties die de ervaringskennis van mensen in armoede inzetten om armoede en sociale uitsluiting in onze samenleving te bestrijden. Zie volgende pagina’s voor meer informatie.

12 Het Minderhedenforum vertegenwoordigt de etnisch-culturele verenigingen in Vlaanderen en Brussel en geeft mensen met een migratieachtergrond een stem. Meer informatie vindt u op www.minderhedenforum.be.

Vzw De Link wil armoede en sociale uitsluiting bestrijden en sociale ongelijkheid verminderen. Hiervoor mobiliseert het de ervaringskennis van mensen die opgegroeid zijn in armoede en zet het die professioneel in. Vzw De Link staat in voor het opleiden en het inzetten van ervaringsdeskundigen in armoede en sociale uitsluiting.

TAO­armoede is een deelwerking van De Link, die opgeleide ervaringsdeskundigen en vormingswerkers inzet om de onderlig­

gende dynamiek van armoede en sociale uitsluiting in verschil­

lende geledingen van de samenleving zichtbaar te ma§ken. Zo wil TAO de basis leggen voor een betere beeldvorming en dialoog, zodat organisaties en beleid hun omgang met armoede kunnen verbeteren.

Meer informatie vindt u op: www.delinkarmoede.be

Het Netwerk tegen Armoede is een netwerk van 59 erkende Vlaamse en Brusselse verenigingen waar armen het woord ne­

men. Het biedt samen met de verenigingen vormingstrajecten op maat aan voor lokale besturen.

Verenigingen waar armen het woord nemen zijn vzw’s die werken aan zes criteria: armen samenbrengen in groep, armen het woord geven, werken aan de maatschappelijke emancipatie van armen, werken aan maatschappelijke structuren, vormingsactiviteiten en dialoog organiseren en armen blijven zoeken. In de verenigin­

gen staan mensen die in armoede leven centraal. Zij nemen er op alle niveaus het woord. Deze verenigingen kunnen voor onder­

steuning van hun werking een beroep doen op het team van het Netwerk tegen Armoede.

Meer informatie over erkende verenigingen waar armen het woord nemen vindt u op www.netwerktegenarmoede.be.

Vzw De Link wil armoede en sociale uitsluiting bestrijden en sociale on- gelijkheid verminderen. Hiervoor mobiliseert het de ervaringskennis van mensen die opgegroeid zijn in armoede en zet het die professioneel in.

Vzw De Link staat in voor het opleiden en het inzetten van ervaringsdes- kundigen in armoede en sociale uitsluiting.

TAO­armoede is een deelwerking van De Link, die opgeleide ervarings- deskundigen en vormingswerkers inzet om de onderliggende dynamiek van armoede en sociale uitsluiting in verschillende geledingen van de samenleving zichtbaar te maken. Zo wil TAO de basis leggen voor een betere beeldvorming en dialoog, zodat organisaties en beleid hun omgang met armoede kunnen verbeteren.

Meer informatie vindt u op: www.delinkarmoede.be

Het Netwerk tegen Armoede is een netwerk van 59 erkende Vlaamse en Brusselse verenigingen waar armen het woord nemen. Het biedt samen met de verenigingen vormingstrajecten op maat aan voor lokale besturen.

Verenigingen waar armen het woord nemen zijn vzw’s die werken aan zes criteria: armen samenbrengen in groep, armen het woord geven, wer- ken aan de maatschappelijke emancipatie van armen, werken aan maat- schappelijke structuren, vormingsactiviteiten en dialoog organiseren en armen blijven zoeken. In de verenigingen staan mensen die in armoede leven centraal. Zij nemen er op alle niveaus het woord. Deze verenigingen kunnen voor ondersteuning van hun werking een beroep doen op het team van het Netwerk tegen Armoede.

Meer informatie over erkende verenigingen waar armen het woord

nemen vindt u op www.netwerktegenarmoede.be.

(9)

INSPIRERENDE PRAKTIJK

Samen bouwen

aan kinderkansen:

Vanaf hun geboorte worden kinderen geprik- keld door hun omgeving. Ieder kind heeft be- hoefte aan veiligheid, erkenning, bevestiging en sociaal contact. Het is daarom heel belang- rijk deze behoeften in de eerste levensjaren goed op te volgen zodat de kinderen een stevi- ge basis krijgen voor hun verdere ontwikkeling.

Het project ‘Samen bouwen aan kinderkansen’

wil de ontwikkelingskansen van kinderen tot drie jaar versterken door de drempels van het bestaande aanbod in Roeselare te verlagen en de toegankelijkheid te verhogen. Het project is een samenwerking tussen stad, Welzijnshuis, CAW, Samenlevingsopbouw, t’Hope (vereni- ging waar armen het woord nemen), vzw Elim (Steunpunt Vluchtelingen) en Kind en Gezin.

Deze doelstelling willen de initiatiefnemers bereiken door een voortdurende wisselwer- king tussen twee acties: het uitwerken van een krachtige participatie van de doelgroep enerzijds, en het sensibiliseren, vormen en ondersteunen van intermediairs bij hun rol in de kinderarmoedebestrijding anderzijds.

Een beleidsmedewerker en een ervarings- deskundige in de armoede gaan samen in dialoog met kwetsbare zwangere vrouwen en kwetsbare gezinnen met kinderen tot drie jaar over een bepaald thema (bv. ontmoeting, ge- zondheidspreventie, opvoedingsondersteuning).

Zo wordt het aanbod afgestemd en opge- bouwd op basis van hun inzichten en ervarin- gen. Op die manier wordt de kans groter dat het aanbod efficiënt en effectief is. Het aan- bod of de dienstverlening mag immers nog zo goed uitgewerkt zijn, de flyer mag nog zo mooi opgemaakt zijn, als de mensen in armoede geen behoefte hebben aan deze dienstverle- ning, zullen ze er ook geen beroep op doen.

Vervolgens wordt een analyse gemaakt en toetst men de haalbaarheid bij het beleid.

Als dat positief verloopt, wordt de informatie teruggekoppeld naar de ouders. Dit verkleint de kloof tussen de leefwereld van de dienst- verleners en de mensen in kansarmoede en zorgt ervoor dat de ouders betrokken blijven.

De ervaringsdeskundige in armoede kan vanuit haar eigen leefwereld gemakkelijker de pro- blemen en de behoeften van de ouders in het juiste perspectief plaatsen. Ze helpt hen onder woorden te brengen welke drempels hen be- lemmeren deel te nemen aan de samenleving.

Ouders merken zo dat ze begrepen worden. Dit versterkt dan weer opnieuw hun vertrouwen in de diensten. Door ouders te laten nadenken over wat het thema voor hen betekent en door hun inspraak te geven krijgen ze erkenning, waardoor ze verder kunnen groeien.

Het project ‘Samen bouwen aan kinderkansen’ wil de ontwikkelingskansen van kinderen tot drie jaar versterken door de drempels van het bestaande aanbod in Roeselare te verlagen en de toegankelijkheid te verhogen.

(10)

WAT? Lokaal beleid kinder­

armoedebestrijding is versterkend

Het lokale beleid is versterkend voor mensen in armoede en vertrekt vanuit hun krachten.

Een empowerend beleid richt zich op de aan- wezige krachten, op de mogelijkheden van mensen in armoede en op sociale investerin- gen in kinderen en gezinnen in armoede zelf.

Er moet aandacht zijn voor de persoonlijke levensgeschiedenis van mensen en voor wat ze geleerd hebben uit vaak moeilijke levens- gebeurtenissen. Dit houdt een positieve kijk in op de inzet, overlevingsstrategieën en levens- kracht van mensen in armoede. Er wordt nie t de nadruk gelegd op de gebreken, maar in de verf gezet wat ze wel kunnen.

De aanwezige krachten en potenties bij mensen in armoede worden opgemerkt, ondersteund en aangewend (cf. participatief beleid), zowel op beleidsniveau als op cliënt- niveau. Daarvoor moeten hulp- en steunbron- nen ook voor mensen in armoede toeganke-

lijk gemaakt worden. Het beleid moet de voorwaarden creëren om de krachten van mensen aan te spreken: keuzemogelijk- heid, beslissingsvrijheid, assertiviteit, toegang tot informatie, kritisch denken enzovoort. Zo krijgen mensen in armoede greep op hun eigen situatie en omgeving en wordt de draagkracht van gezinnen vergroot.

De lokale partners die met kinderen in aan- raking komen, moeten hun elke dag opnieuw kansen geven en zich bewust blijven van de complexe situatie waarin een kind in armoede opgroeit. In Sint-Truiden en Heusden-Zolder zetten ze in op een vertrouwensrelatie tussen de dienstverlener en het gezin, met begeleiding op maat en op tempo van het gezin. De dienstverlener ondersteunt de ouders, maar gelooft erin dat zij zelf tot antwoorden kunnen komen.

INSPIRERENDE PRAKTIJK

Kwetsbare gezinnen versterken

Uit vragen aan mensen in armoede in Sint-Truiden blijkt dat ze vaak een grote kloof voelen tussen zichzelf en de hulpverlener op het gebied van communicatie, kleding, houding, wederzijds begrip enzovoort. Deze culturele kloof bemoeilijkt de contacten van gezinnen in armoede met hulp- en dienst- verleningsinstanties ernstig. Het OCMW van Sint-Truiden wil hen daarom werken indivi- dueel en zeer persoonsgebonden benaderen.

Op basis van een individuele begeleiding, over de diverse levensdomeinen heen, wil het werken vanuit een vertrouwensrelatie vanaf de zwangerschap of geboorte, met respect voor het tempo van de cliënt. Voor zo’n integraal ondersteunend gezinsbeleid werkt het OCMW samen met verschillen- de partners, waaronder Kind en Gezin, het Sint-Trudo Ziekenhuis en de kleuterscholen, die een outreachend werker van het OCMW kunnen contacteren, wanneer ze een gezin in een maatschappelijk kwetsbare situatie detecteren.

De outreachend werker gaat vervolgens op huisbezoek om de gezinsleden te ondersteu-

nen, een duwtje in de rug te geven en hen opnieuw in zichzelf te doen geloven – uit- gaande van hun eigen kracht. Vaak gaat het om gezinnen die teleurgesteld zijn of die het vertrouwen in de hulpverlening zijn kwijt- geraakt. Ze worden met uitsluiting bedreigd en lopen het risico het recht op werk, een degelijk inkomen, gezonde huisvesting, een goede school voor hun kinderen en goede gezondheidszorg mis te lopen. De outreachend werker legt samen met het gezin de weg af naar andere diensten en/of hulpverlening.

Dit gebeurt op een zo laagdrempelig moge- lijke manier en op basis van gelijkwaardig- heid en respect. Binnen deze vertrouwens- relatie wordt op maat en op tempo van het gezin advies en ondersteuning geboden binnen een sfeer van veiligheid. De out- reachend werker wint bij de begeleiding van een bepaald gezin op regelmatige basis het advies in van een ervaringsdeskundige in de armoede. Hij stimuleert de zelfredzaamheid en de draagkracht van het gezin, waardoor hijzelf op termijn overbodig wordt of de hulpverlening kan overgenomen worden door een andere dienst.

(11)

INSPIRERENDE PRAKTIJK

Zonnekind­coaches

ondersteunen gezinnen met jonge kinderen

De gemeente en het OCMW van Heusden- Zolder willen extra ondersteuning bieden aan kwetsbare gezinnen met jonge kinderen via het project Zonnekind. Van gezinnen met jonge kin- deren wordt altijd veel verwacht. Problemen met werk, geld, kinderen, wonen enzovoort kunnen stress en spanning uitlokken. De gezinscoaches van Zonnekind willen voor de gezinnen een schouder zijn om op te steunen.

Ze staan in voor intensieve en langdurige begeleiding van gezinnen met jonge kinderen met een ernstig risico op achterstelling op uiteenlopende levensdomeinen: financiën, werkge- legenheid, onderwijs, huisvesting, gezondheid, relaties enzovoort.

Dikwijls staan gezinnen door diverse problemen op verschillende terreinen

tegelijkertijd onder stress. Stress vormt een ri- sico voor de gehechtheidsrelatie tussen ouders en hun kinderen en beïnvloedt de ontwikkeling van deze kinderen negatief. Samen met de ouders proberen de mensen van Zonnekind de stress in het gezin te verminderen door hen zoveel mogelijk te ontlasten van problemen die ze moeilijk aankunnen. Op die manier komt er energie vrij om hun ouderlijke rol (beter) te vervullen, waardoor de toekomstige kansen voor de kinderen toenemen en ze hun kwalitei- ten en talenten ten volle kunnen ontplooien.

De gezinscoach biedt op een aanklampende manier hulp aan huis op verschillende vlakken.

Een methode op maat van het gezin wordt uitgewerkt vanuit een sterke vraaggestuurde benadering. Dit werkt sterk drempelverlagend.

Voor de begeleiding wordt er afhankelijk van de situatie samengewerkt met diverse diensten en organisaties: CGG13, CAW, huiswerkbe- geleiding Auxilia, Ondersteuningscentrum Jeugdzorg, Daidalos vzw, kinderopvang en

onthaalouders, Sint-Vincentiusbewe- ging, pleegzorg, huisartsen, justitieel welzijnswerk, team jeugd van de gemeente, collega’s van het OCMW, gezinszorg, vroedvrouwen, politie, CLB’s, scholen enzovoort. Vaak zijn de Zonnekind-coaches in deze gezinnen, waar meerdere hulpverleners aan het werk zijn, een spilfiguur. Vanuit de vraagge- stuurde werkwijze van Zonnekind kan er snel een vertrouwensband opgebouwd worden met de gezinnen. Daardoor lukt het ook gespeciali- seerde hulp in te schakelen. Aanmeldingen voor het project Zonnekind gebeuren vooral vanuit de werking van het OCMW. Daarnaast worden ook gezinnen aangemeld vanuit Kind in Nood (CGG/LITP14), Kind en Gezin, het Sint-Fran- ciscusziekenhuis (zwangerschapscoach) en dagcentrum De Sluis. Ook scholen hebben al enkele gezinnen aangemeld.

13 Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg

14 Limburgs Initiatief voor Therapie en integrale Personenzorg

Samen met de ouders proberen de mensen van het Zonnekind de stress in het gezin te verminderen door hen zoveel mogelijk te ontlasten van problemen die ze moeilijk aankunnen.

(12)

WAT? Lokaal beleid kinder­

armoedebestrijding is proactief

Het lokale beleid kent een proactief luik dat kinderarmoede preventief bestrijdt en positieve elementen versterkt. Bij proactief handelen is de initiatiefnemer niet de bur- ger, maar de dienstverlener. Hij vertrekt van het principe van gedeelde verantwoorde- lijkheid en zet stappen om ervoor te zorgen dat eenieder die recht heeft op zijn diensten, deze rechten ook realiseert. Dat betekent dat hulp- en dienstverleningsinstanties zelf initiatieven ontplooien om rechthebben- den te bereiken, te informeren en hulp te bieden. Proactief handelen is een belangrijk oplossingsspoor in de strijd tegen onder- bescherming. In iedere stad of gemeente zijn er inwoners die recht hebben op sociale hulp- en dienstverlening maar hier geen gebruik van maken, zij zijn onderbeschermd.

Een sterk lokaal netwerk en samenwerking met diverse organisaties is van levensbelang om mensen in onderbescherming op het spoor te komen, te bereiken en mogelijk door te verwijzen.

Genk wil verschillende drempels wegwerken die maatschappelijk kwetsbare ouders en kinderen ondervinden door alle initiatieven en diensten in verband met kinderen op één

centrale plek samen te brengen. Campus O3 is de centrale ontmoetings-, informatie- en ondersteuningsplek voor (aanstaande) ou- ders. Via het loket kinderrechten wordt een gratis mini-rechtenonderzoek aangeboden.

Dit onderzoek geeft de ouders een overzicht van de rechten die ze kunnen uitputten en van lokale diensten of initiatieven waarop de ouders of de kinderen kunnen terugvallen.

Samenlevingsopbouw15 ontwikkelde het

‘Lokaal Proactief Kader’, een draaiboek dat lokale besturen op weg helpt om naar (meer) proactieve dienstverlening te evolueren.

Meer informatie staat op

www.samenlevingsopbouw.be/e-dossiers/

onderbescherming/lokaal-proactief- kader-iedereen-beschermd.

15 De praktijkwerkers van Samenlevingsopbouw ondersteunen en versterken mensen in maatschappelijk kwetsbare posities. Meer informatie vindt u op www.samenlevingsopbouw.be.

INSPIRERENDE PRAKTIJK

Kinderrechtenonderzoek

Het OCMW van Genk organiseert twee wekelijks een loket kinderrechten in Campus O³, het Genkse Huis van het Kind. Het loket biedt aan ouders met (jonge) kinderen ondersteuning, informatie en advies over hoe ze maximaal gebruik kunnen maken van de bestaande sociale rechten en over de werking van lokale diensten of initiatieven.

Via het loket kinderrechten kunnen mensen ook een mini-rechtenonderzoek aanvragen.

Dit onderzoek wordt maximaal gepromoot bij alle Genkse ouders. Ook andere lokale partners – zoals Kind en Gezin,

Kind & Taal, Stebo, Inloopteam Kom’ma en Rap op Stap – kunnen een vraag tot onderzoek aan het OCMW door- geven. Als er zaken zijn

waarop iemand recht heeft en die de persoon in kwestie nog niet krijgt, dan wordt dat via dit onderzoek duidelijk en wordt alles in het werk gesteld om de rechten te laten gelden.

Het OCMW van Genk trekt met zijn mini-rech- tenonderzoek naar ouders met jonge kinderen om te luisteren, te informeren en waar nodig te helpen. Het mini-rechtenonderzoek bestaat

uit drie huisbezoeken. Deze gesprekken kunnen bij de gezinnen thuis plaatshebben, in Campus O³ of op een andere locatie die de ouder zelf kiest, bijvoorbeeld in het buurthuis.

Het eerste huisbezoek is een open gesprek met de ouders. Hoe ziet hun leven eruit?

Welk effect heeft dat op de kinderen?

Wat hebben zij nodig om een goed leven te kunnen leiden? Op basis van dit gesprek en enkele praktische gegevens zoals de gezinssamenstelling en het inkomen wordt een rapport op maat van het gezin opgesteld,

het mini-rechtenrap- port. Het rapport is een opsomming van rech- ten die het gezin kan uitputten en van lokale diensten of initiatieven waarop het gezin een beroep kan doen. Dit rapport wordt tijdens het tweede huisbezoek samen met de ouders besproken. Na drie maanden worden de ouders opnieuw gecontacteerd om na te gaan wat het mini-rechtenonderzoek voor hen en de kinderen heeft opgeleverd. Knelpunten worden geïnventariseerd en aan het beleid gesignaleerd.

(13)

WAT? Lokaal beleid kinder­

armoedebestrijding spitst zich toe op het jonge kind en zijn gezin

De impact van armoede en sociale uitsluiting is het sterkst en het meest persistent bij de jongste kinderen. Daarom spitst het lokale beleid zich toe op het jonge kind en het gezin. De belangrijkste ontwikkeling van de hersenen gebeurt vóór de leeftijd van drie jaar. In deze periode ontwikkelt ieder mens zijn intellectuele, emotionele en sociale vaardigheden. De vroege kinderjaren, de prenatale fase inclusief, zijn daarom door- slaggevend om de intergenerationele cirkel van de armoede te doorbreken. Wanneer armoede tijdens de eerste levensjaren diep en aanhoudend is, is de negatieve impact op de toekomst ernstig. Kinderen lopen tijdens hun eerste drie levensjaren een achterstand op die nog moeilijk bij te benen valt. Inzetten op de eerste levensjaren van een kind heeft dus veel meer impact dan interventies tijdens een latere levensfase, zowel voor de kinderen zelf als voor de maatschappij.

Armoede raakt mensen – en kinderen in het bijzonder – in alle aspecten van hun leven.

Slechte voeding, een broze gezondheid, gevoelens van schaamte en minderwaardig- heid, beperkte onderwijskansen en uitsluiting uit sociale activiteiten zijn maar enkele van de factoren die een negatieve invloed hebben op het hele leven en de ontwikkeling van kinderen in armoede. Daarbij komt nog dat de ene ontbering heel vaak de andere uitlokt en versterkt. Zo blijkt uit wetenschappelijk on- derzoek dat een kind met een hoge cognitie- ve score dat opgevoed wordt in een arm gezin qua ontwikkeling al snel ingehaald wordt door een kind met een lagere cognitieve score uit een gezin zonder armoede.

De lokale partners moeten ouders daarom blijven versterken en ondersteunen in hun rol als opvoeder. Tegelijkertijd moeten ze samen met hen werk maken van onder meer

duurzaam werk, goede en betaalbare huisvesting, het afbouwen van eventue- le schulden en het ondersteunen van de schoolloopbaan van de kinderen. Kortom, via de invalshoek van kinderarmoede wer- ken het lokale bestuur en de partners aan de globale situatie van het gezin.

In Vilvoorde richt het project ‘Omdat elk gezin telt!’ zich op kansarme gezinnen die een kindje tot drie jaar hebben of waar een kindje op komst is. Gezinscoaches bieden individuele, vraaggestuurde begeleiding aan huis en organiseren ouderbijeenkom- sten omtrent thema’s die in alle soorten gezinnen aan bod komen.

Sommige kinderen lopen een hoger risico om in armoede op te groeien dan andere. Naast de leeftijd van het kind – in Vlaanderen ligt het armoederisico gevoelig hoger bij de jongste kinderen – zijn ook het type gezin waarin het kind opgroeit en het al dan niet werken van de ouders belangrijke factoren. Vooral kinderen in eenoudergezinnen lopen een hoger armoederisico. Dat geldt zeker ook voor kinderen in gezinnen waar niet of slechts beperkt wordt gewerkt. Ook kinderen die leven in een gezin waar geen van de ouders minstens een diploma hoger secundair onderwijs heeft behaald, kinderen in een gezin dat zijn woning huurt en kinderen in een gezin waarvan minstens één ouder geboren is buiten de EU, lopen een hoger risico op te groeien in armoede.

Inzetten op de eerste levensjaren van een kind heeft veel meer impact dan interventies tijdens een latere levensfase, zowel voor de kinderen zelf als voor de maatschappij.

(14)

INSPIRERENDE PRAKTIJK

Omdat elk gezin telt!

OCMW Vilvoorde, Kind & Gezin, CKG De Kleine Parachute, (w)armkracht vzw en de stad Vilvoorde werken samen in een project van integrale gezins- en opvoedingsonder- steuning: Omdat elk gezin telt!. Het project brengt de dienstverlening van Kind en Gezin, CKG De Kleine Parachute en het OCMW van Vilvoorde samen. Omdat elk gezin telt! biedt individuele begeleiding maar organiseert ook collectieve activiteiten binnen het kader van het Huis van het Kind. De hoofdaandacht gaat naar kansarme gezinnen die minstens één kindje hebben in de leeftijd tot drie jaar en/of een kindje verwachten. Op deze manier wil de organisatie zo vroeg mogelijk tege- moet komen aan de vragen en behoeften die in het gezin leven.

Tijdens de individuele begeleiding gaat de gezinscoach aan huis bij het gezin om aan vraagverheldering te doen en het te on- dersteunen op domeinen waarvoor het dit wenst. Wanneer bijvoorbeeld een doorverwij- zing naar een tweedelijnsdienst aangewezen is, kan de gezinscoach met het gezin mee- gaan om het in dit proces te ondersteunen. Al deze stappen gebeuren in samenwerking met Kind en Gezin en CKG De Kleine Parachute.

Wanneer een gezin hiervoor openstaat, wordt er in samenspraak met deze twee partners

een gezamenlijk plan van aanpak opgemaakt waarop staat wie waaraan kan werken om de problemen en vragen van het gezin op te lossen. Zo willen de hulpverleners de grenzen van de eigen expertise overschrijden en tegelijkertijd een preciezere en kracht- dadigere werkwijze realiseren. Ze willen op maat van het gezin werken door in te gaan op de vragen die vanuit het gezin komen.

Het sociale netwerk van het gezin wordt in kaart gebracht, zodat dit – indien dit mogelijk is – ingezet kan worden. Als het netwerk van het gezin sterker en groter wordt, wordt het immer minder afhankelijk van professionele hulpverleners.

Naast de individuele begeleiding worden ook ouderbijeenkomsten georganiseerd omtrent thema’s die in elk gezin een rol spelen, onge- acht klasse, cultuur en dergelijke. De gezin- nen beslissen zelf of ze hieraan deelnemen.

Ze kunnen ook aangeven over welke thema’s ze graag een ouderbijeenkomst zouden bijwonen. Ook op deze manier tracht de groep zo dicht mogelijk bij de behoeften en vragen van de gezinnen aan te sluiten en hen te ver- binden met andere gezinnen die tijdens deze ouderbijeenkomsten aanwezig zijn, om zo het isolement te doorbreken en sociale binding te realiseren.

Als het netwerk van het gezin sterker wordt, wordt het minder afhankelijk van professionele hulpverleners.

(15)

WAT? Lokaal beleid neemt het proportionele univer s­

alisme als principe

Het lokale beleid neemt het principe van proportioneel universalisme als rode draad voor kinderarmoedebestrijding. Dit houdt in dat er voor iedereen (universeel) een aanbod van goede kwaliteit beschikbaar is, maar met meer ondersteuning voor kinderen en gezinnen die daar behoefte aan hebben.

Er zijn hefbomen nodig om gezinnen in armoede toegang te geven tot de reguliere beleidsmaatregelen. Daarom wordt een sup- plementair aanbod (proportioneel) ontwikkeld voor gezinnen met een specifieke behoefte.

Met het proportionele universalisme wordt ie- dereen dus aangesproken, maar tegelijk krijgt specifieke aandacht voor gezinnen in armoede er vorm in. Het lokale bestuur probeert zoveel mogelijk binnen de reguliere beleidsdomeinen geïntegreerde regels en normen te ontwerpen, die rekening houden met de effecten op de diversiteit aan doelgroepen, zoals kinderen in

armoede. Te veel aparte maatregelen voor ge- zinnen in armoede moeten worden vermeden omdat ze vaak stigmatiserend werken.

In Boom coördineert het OCMW het project

‘Boempetat!’, een ruilwinkel met lage drempel, waar allerlei spulletjes voor jonge kinderen geruild kunnen worden en waar tegelijkertijd ruimte is voor informatie en ontmoeting. De open activiteiten zijn een onderdeel van de werking van het Huis van het Kind. Alle ouders kunnen er met hun kinderen naartoe komen.

In Ninove wil men alle inwoners de kans geven om aan te sluiten bij een sportclub of jeugd- vereniging en culturele activiteiten te beleven.

De UiTPAS combineert een spaar- en voordeel- kaart voor iedereen met reductietarieven en speciale kortingen voor mensen in armoede.

Een UiTPAS tegen kansentarief is gratis voor mensen met aan laag inkomen.

INSPIRERENDE PRAKTIJK

BOEMPETAT!:

een ruilwinkel als toegangspoort

In het Boomse project Boempetat! staat samenwerking centraal. Het project wordt gecoördineerd door het OCMW van Boom, maar de toeleiding en activiteiten worden georganiseerd door partnerorganisaties zoals de gemeente, Welzijnsschakel en de Gezins- bond. Het is niet de bedoeling van Boempetat!

een nieuw aanbod te doen, maar eerder de toegankelijkheid tot het bestaande aanbod te centraliseren en te optimaliseren. Het aanbod staat open voor alle ouders met kinderen tot drie jaar.

Boempetat! is in eerste instantie een ruilwin- kel, waar allerlei spulletjes voor kinderen tot drie jaar geruild kunnen worden. Dat gaat van meubeltjes en kleding tot bedlinnen en speel- goed. Binnen de winkel wordt enkel gebruik- gemaakt van een eigen munteenheid om de ruilhandel tot stand te brengen. Je kunt er dus niets kopen met geld. Wie iets binnenbrengt of deelneemt aan activiteiten, krijgt ruilmun- ten waarmee andere spullen aangekocht kun- nen worden. Ouders die over weinig financiële middelen beschikken, krijgen via de partners een startbedrag aan ruilmunten.

De winkel is echter ook een toegangspoort tot een immaterieel aanbod: informatie en ontmoeting. Achter de winkel is er een koffie- en speelhoekje en een informatiehoek met folders van partnerorganisaties en muurkran- ten met informatie omtrent huisvesting, ge- zondheid, opvoeding enzovoort. Er worden ook allerlei activiteiten georganiseerd voor ouders met kinderen tot drie jaar: babymassages, informatiemomenten, ontmoetingsmomen- ten enzovoort. Om hen ertoe aan te zetten hun kinderen naar de kleuterschool te sturen kunnen maatschappelijk kwetsbare ouders met hun kindjes een boekentasje samenstel- len als voorbereiding op de kleuterklas. Dit is enerzijds een materiële ondersteuning en anderzijds een aanleiding om onderwerpen aan te snijden als schoolparticipatie, zinde- lijkheidstraining, Nederlandse taal, huiswerk- begeleiding enzovoort.

Deze ontmoetingsmomenten krijgen op bepaalde tijdstippen meer structuur door methodische en pedagogische ondersteuning.

Ze zijn onderdeel van de werking van het Huis van het Kind. Alle ouders kunnen er met hun

(16)

kinderen naartoe komen. De winkel heeft een lage drempel en leidt deelnemers toe naar andere activiteiten van het Huis van het Kind waar jonge ouders opvoedingservaringen, -successen en -zorgen kunnen uitwisselen.

Informele sociale netwerken stimuleren en organiseren is in die zin een zeer basale maar heel effectieve methodiek van opvoedings- zondersteuning.

De bedoeling is dat er blijvende samenwerking ontstaat tussen de verschillende organisaties en diensten, waardoor het aanbod voor de ouders die in armoede leven, geoptimaliseerd wordt en geïntegreerd raakt. Voor ouders

die het nodig hebben, wordt er gedurende de laatste drie maanden van de periode dat ze naar de winkel komen – de drie maanden voordat hun kind drie jaar wordt – voor een warme overdracht naar andere voorzieningen of organisaties gezorgd.

Ten slotte is er in de ruimte boven de winkel een ruimte waarin een onthaalouder kinderen opvangt. De onthaalouder doet zowel reguliere opvang als noodopvang. Dit wil zeggen dat de onthaalouder ook kinderen kan opvangen van wie de ouder moet gaan solliciteren of onverwacht moet gaan werken (bijvoorbeeld via uitzendwerk).

De Boomse ruilwinkel Boempetat! is ook een toegangspoort tot een immaterieel aanbod: informatie en ontmoeting.

INSPIRERENDE PRAKTIJK

Iedereen een kans met de (school)kansenpas!

De (school)kansenpas is een samenwerkings- initiatief van het OCMW en de stad Ninove en vzw Teledienst, een vereniging waar armen het woord nemen. De drie organiserende partijen werken samen met alle scholen en diverse lokale verenigingen (o.a. een voetbal- club, een lokale cinema, een zwembad, een cultuurcentrum). De kansenpas wil kwets- bare Ninoofse gezinnen een

financieel duwtje in de rug geven om te participeren in het Ninoofse school-, sport- en verenigingsleven.

Dankzij de kansenpas kunnen alle mensen van Ninove bij een sportclub aansluiten, lidmaatschaps- en kampgeld van jeugd- verenigingen betalen en culturele activiteiten beleven. Mensen met een schoolkansenpas betalen steeds een vaste prijs. Voor een activiteit van maximaal een halve dag (bv.

een voorstelling in het cultuurcentrum) is dat 1,50 euro. Een dagactiviteit (bv. een uitstap) kost 3 euro. Voor meerdaagse activiteiten (bv. een sportkamp) betaalt de houder van een kansenpas 25% van het normale tarief.

Het resterende bedrag wordt bijgepast door de vereniging en het OCMW.

In 2015 werden er maar liefst 650 (school) kansenpassen uitgereikt, voornamelijk aan gezinnen. Zo werden ongeveer 250 kwets- bare kinderen bereikt. Intussen engageerden steeds meer verenigingen en instanties zich

om hun werking en activitei- ten aan kansenpastarief aan te bieden. Begin 2016 ging de (school)kansenpas op in de – minder stigmatiserende – UiTPAS. Die combineert een spaar- en voordeelkaart voor iedereen met financiële kortingen voor mensen in armoe- de. Met deze regionale pas kunnen mensen ook proeven van het socio-culturele aanbod van de omliggende gemeenten Aalst, Lede, Haaltert en Erpe-Mere. Mensen met een laag inkomen hebben recht op een gratis UiTPAS.

Zij krijgen bij elke UiTPAS-activiteit (ook voor schooluitstappen) speciale kortingen of reductietarieven. Een UiTPAS tegen kansen- tarief kan aangevraagd worden bij het OCMW of Teledienst.

(17)

Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten vzw Paviljoenstraat 9, 1030 Brussel | 02 211 55 00 | info@vvsg.be

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN