• No results found

Een Indische " Gemeente in de Crisis.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Een Indische " Gemeente in de Crisis. "

Copied!
30
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

INDISCH GENOOTSCHAP.

VERGADERING VAN 31 JANUARI 1936.

BlL 1 - 25

Een Indische " Gemeente in de Crisis.

'S-GRAVENHAGE

MARTINUS NIjHOFF 1936

,

(2)

bestemde correspondentie te richten tot het Secretariaat:

LAAN VAN MEERDERVOORT 194, 's-GRA VENHAGE.

(3)

VERGADERING VAN 31 JANUARI 1936.

De Voorzitter, prof. dr.

J.

H. Boeke, opent te 8 uur n.m. de ver- gadering. De notulen van de vorige bijeenkomst worden goedge- keurd.

Hierna deelt de ,heer Boeke mede, ,dat door .het Bestuur tot lid van het GenoótsClhap werd benoemd den heer B. J. de Leeuw, te 's-Gravenhag·e.

Vervolgens verleent de Voorzitter het woord aan den heer A.

Bagchus tot het houden van een inleiding, betreffende:

Een Indische Gemeente in de Crisis.

Mij is gevraagd hier iets te vertellen over een Indische stads- gemeente en de crisis. Het ligt voor de hand dat ik U dan iets mededeel over den toestand waarin de gemeente Semarang in die jaren kwam te verkeeren en daartoe zou ik me gaarne willen be- palen. Voordat ik daartoe overga zult U me wel ten goede houden dat ik U eerst iets vertel van Semarang zelve, over zijn ligging en zijn historie en wanneer U mij bij deze lezing mocht betrappen op een weinig plaatselijk chauvinisme, dan hoop ik dat U mij dat niet euvel zult duiden, want iemand die wat langer in Semarang heeft gewoond gaat nu eenmaal van die stad houden, en blijft er met liefde aan terugdenken.

Als woonstad biedt Semarang vele voordeelen boven andere kust- plaatsen op Java, doordat op korten afstand van het handelscentrum en de haven de heuvels oprijzen waarop de woonwijken Oud- en Nieuw-Tjandi zijn gelegen.

Hoewel de dagtemperatuur van het heuvelterrein met de beneden- stad slechts weinig verschilt, zoo is er toch een groot voordeel aan het wonen boven verbonden, want het zijn meestal die paar graden die het zwaarst te dragen zijn. De 's middags doorkomende zeewind zorgt meestal voor een aangename verfrissching, terwijl de avond- temperatuur veel sneller daalt dan beneden, waar de dagwarmte langer blijft hangen.

(4)

De hoogst gelegen gedeelten van de stad op den Gombel en op Srondol liggen 8 à 9 honderd voet hoog. Hier kan, men bepaald van een klimaatverschil spreken.

Een verder voordeel van Sem. is de nabijheid van het bergland van Midden Java. In korten tijd kan men Salatiga bereiken of Bandoengan en in I Yz uur is men in het onvolprezen Kopeng op 1500 meter hoogte.

De oudste berichten omtrent de stad gaan terug tot omstreeks 1600. Sem. was toen in opkomst wegens achteruitgang van de haven van Demak en werd geregeld als schakel gebruikt, om het contact met het Rijk van Mataram te onderhouden. De kustlijn lag toentertijd 1200 meter zuidelijker dan thans. Hoewel dit bij de toen- malige geringe diepte der zeeschepen een gunstige omstandigheid voor de ontwikkeling der stad vormde, breidde Sem. zich slechts langzaam uit. Eerst na de opheffing der Compagnie valt merkbare opleving te constateeren en na 1830 'had een snelle groei plaats.

In 1832 had de stad reeds 40.000 zielen, in 1847 werden er 78.000 geteld; omstreeks 1900 bedroeg het zielental 125.000 en in 1927 werd het geschat op 175.000. De volkstelling 1930 wees uit dat er 217.775 inwoners waren waarvan circa:

12Yz duizend Europeanen;

175Yz duizend Inlanders en

27Yz duizend Chineezen; de rest vreemde oosterlingen.

De cijfers van onze jaarlijksche woningtelling, die tevens een vrij nauwkeurige opgaaf geeft van het aantal inwoners, wijzen uit dat in de crisisjaren de bevolking nog steeds vermeerderde, zelfs bleef het aantal Europeanen constant.

Vroeger stond Semarang bekend als een zeer ongezonde plaats, hetgeen niet te verwonderen is als men bedenkt dat zich tusschen de stad en de zee uitgestrekte moerassen en vischvijvers bevonden, terwijl de plaats zelve veel te lijden had van overstroomingen.

Veel verbetering kwam hierin door de aanleg van bandjirkanalen, zoodat nadien groote overstroomingen niet meer voorkwamen.

Sedert de instelling der gemeente in April 1906 is de gezondheid der inwoners steeds een voorwerp van voortdurende zorg van het gemeentebestuur geweest.

Aan het verbeteren van de gezondheid en aan de volkshuisvesting zijn de namen van de doktoren de Vogel en Lim en van den apo- theker TiIlema onve.rbrekelijk verbonden, terwijl in de latere jaren dr. de Nooy ook voortreffelijk werk heeft verricht.

Er zijn thans ongeveer 82 openbare bad-, wasch- en privaat- inrichtingen en 211 hydranten. Het kosteloos waterverbruik in geld uitgedrukt is ongeveer 1/7 van de totale opbrengst.

Van af de ingebruik neming van de waterleiding is de belang- stelling van het gemeentebestuur mede onafgebroken gericht ge-

(5)

weest op de huisvesting der inwoners. Nadat de doktoren de Vogel en Um de oorzaak der hooge sterfte cijfers hadden bekend gemaakt en Tillema de wantoestanden op woninggebied in schrille kleuren had geschetst, werden door den gemeentraad spoedig gelden toege- staan voor een proef met een 30 tal woningen ten behoeve van de Volkshuisvesting. De proef slaagde uitstekend, steeds is gestreefd naar uitbreiding en vervolmaking van het woningpark.

Het totale sterftecijfer bedroeg in 1918

1919 1932

87 0/00

71 24,8 "

Het staat ongeveer gelijk met Batavia en is iets hooger dan van Soerabaja en Singapore.

Behalve als zetel van het bestuur ontleent Semarang zijn be- teekenis aan het feit dat het de voornaamste in- en uitvoerhaven van Midde~ Java is. De in- en uitvoer te samen in gewichtstonnen van -+- 1000 K.O. was het grootst in 1928 en bedroeg toen 1.216.463 .

. Voor Tandjong-Priok bedroeg dit cijfer 707.494 ton. Zeffs in

1932 was de goederen omzet in Semarang met 773.077 ton nog grooter dan van Priok met 565.112 ton. Maar ten slotte moest in 1934 ook in dit opzicht Semarang de vlag strijken voor Tandjong Priok. De goederen omzet was toen voor het eerst 10.000 ton lager.

Van de uitgevoerde goederen was het grootste deel suiker. Verder worden tapioca, gaplek, tabak, huiden, hout, kapok en kapokpitten, mais, rubber, thee en andere artikelen uitgevoerd.

Van de ingevoerde goederen nemen garens en manufacturen, eet- waren, metalen, machines en chemicalien een belangrijke plaats in.

De producten worden in hoofdzaak nog uit het binnenland aan- gevoerd per spoor, een klein gedeelte per grobak en in meerdere quantiteit gedurende de laatste 5 jaren per vrachtauto.

De verscheping heeft plaats middels prauwen van de wal naar het schip op de ree de, een vervoer dat over een afstand van meer- dere kilometers moet geschieden, veel tijdverlies geeft en in de westmoesson vaak met groot ongemak gepaa,rd gaat. Het tot stand komen van een zeehaven is voor Semarang op den duur dan ook een levenseisch.

Na deze misschien iets uitvoerige inleiding kom ik langzamerhand tot het onderwerp zelve en dan past het even te schetsen in welken toestand ik de gemeente aantrof toen ik in 1927 tot het ambt van . burgemeester aldaar geroepen werd.

Semarang had de naam van te zijn een der best geoutilleerde gemeenten van Indië, met goede financiën. Dit was inderdaad het geval en bij het sluiten van den dienst 1926 kon de gemeente nog beschikken over een reservefonds van 4

Y2

ton.

(6)

De financieele toestand was echter langzamerhand minder sterk geworden door de fixeering in 1922 en de halveering in 1925 van den accres toeslag, terwijl de omzetting van de eigen gemeentelijke inkomsten belasting in een heffing van opcenten op de Lands- inkomsten belasting een belangrijke vermindering van inkomsten gaf, vooral omdat de Raad, tegen het uitdrukkelijk advies van het dag. bestuur, het aantal opcenten rigoureus verminderde.

De gewone dienst was niet meer toereikend om daaruit nog nood- zakelijke buitengewone werken te beta·len waarvoor niet geleend mag worden, zoodat die werken gefinancierd werden uit het reser- vefonds dat daardoor snel verminderde.

Toen mijn ambtsvoorganger in April 1927 het bestuur nederlegde schetste hij den financieelen toestand aldus:

"In de afgeloopen jaren is hiermede zeer geavonturierd. Een

"vroegere Raad heeft hij moeten terug houden van het doen

"van uitgaven, een latere raad weer van het verlagen van

"inkomsten.

"Thans is de gemeente in het stadium gekomen dat de finan-

"cien met de uiterstè zorg moeten worden behandeld, terwijl

"men zeer voorzichtig moet zijn. Wanneer de overtuiging van

"deze zorg bestaat dan kan de momenteele stand van de

"financien behoorlijk worden genoemd."

Deze uitspraak is ter harte genomen en heeft het beleid van de gemeente in de volgende jaren bepaald. Nog. bij de behandeling van de begrooting 1927 onder mijn ambtsvoorganger, was een commissie ingesteld. die advies moest uitbrengen over het financieel beleid dat in de toekomst zou moeten worden gevoerd en het finan- cieel aspect van de begrooting 1928 maakte het noodig verschillende suggesties dier commissie, die tot bezuiniging konden leiden, te verwezenlijken.

Een nadeel daarvan was dat toen een 3 tal jaren later de crisis zich deed gevoelen het hoe langer hoe moeilijker werd bezuinigings- objecten te vinden.

Inmiddels moest, om den gewoncn dienst voor de latere jaren klop- pend te krijgen, in steeds meerdere mate over batige saldi worden beschikt. Die vloeiden échter dank zij de welvaart die toen heerschte ruim, en deden hun weldadigen invloed ook nog na jaren gelden, zoodat wij niet behoefden stil te zitten en vele nuttige en nood- zakelijke buitengewone werken konden ondernemen, ook nadat de crisis zich reeds had doen gevoelen.

Het betrof hier werken waarvoor niet mocht worden geleend, zooals aanleg, verbreeding en verbetering van wegen, goten en afvoerleidingen, terwijl tevens op groote schaal uitvoering kon worden gegeven aan de zoo gewenschte kampongverbetering, waarvoqr eindelijk een basis van financieele medewerking met het Land was gevonden. Ook voor het aanleggen van enkele zeer be-

(7)

langrijke en noodzakelijke afwateringswerken werd ruime finan- cieele medewerking van het Land ondervonden.

Ook rendabele werken waarvoor geleend mocht worden werden ondernomen; zoo werd de drinkwatervoorz·iening, die in de jaren 1930 en '31 tegen het begin van de westmoesson wel eens te kort schoot, door de aansluiting van de bron Kalidoh, voor een lang- durige periode weer gewaarborgd, terwijl ook met de volkshuis- vesting krachtig kon worden doorgegaan, omdat de vroeger reeds opgerichte N.V. "Volkshuisvesting Semarang", op ruime wijze over de noodige fondsen kon beschikken.

Bij dit onderwerp mag ik wel wat langer stilstaan omdat de volkshuisvesting een bemceiing is, waarop de g,emeente Semaran.g terecht trotsch mag zijn.

Reeds in 1910 gaf de gemeenteraad zich rekenschap van de voor- naamste middelen die zouden moeten worden aangewend tot ver- betering van de volkshuisvesting.

Die middelen bestonden in:

l. het beschikbaar stellen van gronden; het stellen van eischen aan het gebouwde en het brengen van orde in den bouw;

11. het bouwen van won·ingen om in de woning behoefte te voor- zien.

Vnl. in Oost Semarang werden gronden verkregen, ook in Sompok en in het heuvelterrein. Uitbreidingsplannen werden gemaakt en door de Regeering goedgekeurd.

In 1916 ging men over tot het bouwen van woningen en in 1927 beschikte de gemeente over 1557 volkswoningen van uiteenloopend type.

In 1925 was de NV Volkshuisvesting opgericht die in 1927 het land Mlaten aankocht, dat echter eerst een meter moest worden ophoogd. Na de inklinking konden wij met de kleinwoningbouw beginnen en op ultimo 1930 waren 442 woningen gereed, waarvan

%

gedeelte met huurwaarden van 3 en 4 gulden 's maands. De huisjes zijn steeds grif verhuurd ook toen er later meer dan 700 waren en elders veel woningen leeg stonden.

Alle bevolkingsgroepen woonden hier dooreen. Wel was een intensief toezicht noodig om de terreinen schoon te houden en te zorgen dat er geen ongewenschte kampongtoestanden ontstonden.

Uit een oogpunt van woningvoorziening was deze bouw een groot succes. Als niet minder groot succes heb ik beschouwd dat deze bouw rendabel was.

Medio 1929 kwam het nieuwe abattoir gereed. De toestanden die op het gebied van de vleeschvoorziening in Semarang van oudsher bestonden, waren niet bepaald hygienisch en zoo besloot de Raad dan ook in het jaar 1913 reeds in beginsel tot den bouw van een modern slachthuis. De eerste gemeente veearts dr. Stapensea, die

(8)

een jaar te voren was opgetreden, heeft aan dit ideaal zijn leven gewijd, maar hij mocht de opening niet meer bijwonen.

Ik mag zonder schroom verklaren dat dit abattoir tot de aller- besten van de geheele Orient behoorde.

Ik mag misschien wel even een eigenaardig incident vertellen dat bij de opening plaats had. Wij wilden nl. een proef nemen met het invoeren van schietmaskers, omdat de bestaande wijze van slachten veel gruwelijks heeft; het duurt nl. meestal geruimen tijd voordat men het beest op den grond geworpen. heeft en gekneveld.

Ik wist mijn Inlandsehen wethouder te overtuigen van de groote wenschelijkheid van de te nemen maatregel en na een langdurige bespreking met de panghoeloes en andere schriftgeleerden kreeg ik bericht dat er geen bezwaren waren. Wij vierden deze beslissing bij de opening van het slachthuis, overeenkomstig een goed gebruik, met het houden van een kostelijke slametan, maar toen den volgen- den dag puntje bij paaltje kwam weigerden de slagers als één / man te slachten. Zij waren opgestookt door oude kjais, menschen die misschien ambtelijk minder invloed hadden, maar achter de schermen alles te zeggen hadden. In overleg met het Binn. Bestuur besloten wij niet dadelijk toe te geven, zoodat gedurende een aantal dagen op de pasars geen vleesch te krijgen was en er onrust ging heerschen onder de bevolking. De Europeesche slagers, die eerst doorgingen met het toepassen van het schietmasker moesten er ook mede ophouden, want huid en ingewanden van de geslachte koeien, die in die dagen nog een belangrijke waarde vertegenwoordigden, waren niet kauscher en dus onverkoopbaar.

Wij belegden met de ter zake deskundigen een conferentie in het slachthuis om de bezwaren te vernemen en zoo mogelijk te onder- vangen. Men begon met aan te voeren dat het beest na het schot niet meer zou leven en dus bij de halssnede het bloed niet onge- hinderd kon wegvloeien. Wij konden de heeren daadwerkelijk laten zien dat het beest na het schot nog geruimen tijd bleef leven, zij het dat het gevoelloos was.

Daarop trad een van de geleerden naar voren en vroeg of ik kon bewijzen dat het dier na het schot nog kon denken.

Ik ben er van overtuigd dat wanneer ik dit bezwaar uit den weg had kunnen ruimen dat men dan nog moeilijker gewetensvragen zou hebben gesteld. Wij staakten de conferentie en de proeven en zij het met een bezwaard gemoed moesten wij de oude wijze van slachten toelaten.

Alleen Kemal Pasha schijnt er in geslaagd te zijn om in een Mohammedaansch land deze humaniteit aan de dieren te bewijzen.

Wanneer ik het vorenstaande met enkele woorden mag samen- vatten dan meen ik te mogen zeggen dat de gemeente Semarang zijn financieele moeilijkheden had, dat de fin ancien met zorg be-

(9)

heerd moesten worden, maar dat de gemeente niettemin in de jaren die aan 1931 voorafgingen een tijdperk van groote bloei doormaakte.

En hoe kon het ook anders. In vrijwel heel Midden-Java bloeiden handel en industrie en dus ook in Semarang, Midden lava's grootste stad en natuurlijke in- en uitvoerhaven.

De oppervlakte van Midden Java zelve bedraagt 29 % van Java's totale oppervlakte terwijl de bevolking 36

%

van de geheele be- volking bedraagt.

Wat betreft de economische beteekenis van Midden-Java in die jaren mag ik wijzen op het belang van de suikerindustrie langs de Noordkust, rondom de Moeria, en in de Vorstenlanden, samen- vallende met een tijdperk van maximale producties.

Verder nog een groot aantal ondernemingen der bergcultures, die tot de oudste van Indië behooren, en in de Vorsten landen een zeer uitgebreide tabakscultuur. De inheemsche tabakscultuur der be- volking in de hooggelegen streken is mede zeer belangrijk.

Behalve de verdere bevolkingsproducten werden ook groote quanta kapok geproduceerd.

Ik wijs verder op de groote en rijke djatibosschen waardoor de houthandel in Semarang tot de voornaamsten van Java kon be- hooren, terwijl de sigaretten industrie bij Oengaran en in Koedoes steeds belangrijker werd.

Enkele cijfers om een en ander te demonstreeren. In 1930 waren er in Midden-Java 263 cultuurondernemingen gevestigd, terwijl 11 ,3 miljoen quintalen suiker werden geproduceerd. De over Semarang uitgevoerde tabak van de Vorstenlanden had een waarde van bijna

11 miljoen gulden.

De jaren tot en met 1929 waren dus voor de gemeente ten slotte onbezorgde jaren. Men hield zich bezig met volksgezondheid, met onderwijs, met kampongzorg, met volkswoningbouw en met verbete- ring van de stad. Ik mag er terloops wel de aandacht op vestigen dat in die jaren van personeelsvermeerdering zoo goed als geen sprake was.

Toen alle bronnen van welvaart waarover ik zoo even gewaagde in steeds meerdere mate door de crisis werden getroffen, was dat al dadelijk van invloed op het bedrijfsleven binnen de stad, het drukte zijn stempel op het leven in en het aanzien van de stad en ten slotte gingen de gemeentelijke financien er in steeds heviger mate onder: lijden.

Ik zeg ten slotte, daar die invloed zich eerst eenige jaren later dan bij het Land op de gemeentelijke financien deed gelden, omdat de gemeente niet als het Land in zoo belangrijke mate afhankelijk was van de middelen, die al dadelijk zoo sterk beinvloed werden door de veranderde conj unctuur en de sterk verlaagde prijzen ..

Dit was dan ook een van de oorzaken dat vele gemeenteraden cn ook de Semarangsche niet dadelijk 'bereid waren gehoor te geven

(10)

aan het verzoek der Regeering om de salarissen te verlagen op dezelfde basis als het Land deed.

Dat de Semarangsche handel zoozeer werd getroffen houdt in hoofdzaak wel verband met de omstandigheid dat deze stad zooals ik reeds opmerkte zoo groot belang heeft bij de suikerafvoer en de suikerhandel. Van de 45 suikerfabrieken die in het achterland van Semarang leven, bedrijvigheid en geld brachten draaiden er in 1935 nog slechts enkelen.

De groote bron van welvaart waaruit ook Semarang zoo rijkelijk tapte, was opgedroogd.

Het aantal schepen liep terug van 2157 in 1929 tot 1570 in 1934 en de douaneontvangsten van bijna 15 miljoen gulden in 1929 tot ongeveer 8 miljoen in 1933.

Oe groote verv'oersmaatschappijen, die ond'er de steeds toenemende concurrentj,e van het autotransport toch al erg te lijden hadden, zagen zich nu het massa vervoer, waarop zij tot dusver steunden ook ontgaan. In 1928 bedroeg het totale vervoer van en naar Semarang door N.I.S., S.C.S. en S.].S. 1.444.394 tons van 1000 K.G.

en in 1933 nog niet de helft. In 1934 was het weer 12.7

%

lager en bedroeg toen 614.637 ton. Versobering en vermindering van perso- neel waren hiervan het gevolg.

Handelshuizen trokken hun agentschappen uit Semarang terug en concentreerden zich op Batavia of Soerabaja. Vele zaken en firma's verdwenen geheel en velen gingen failliet.

Ook het Land verminderde zijn personeel en trok diensten terug.

De Middenstand ondervond hiervan dan ook dadelijk den weer- slag en vele Europeesche en Chineesche winkels moesten sluiten, daar de concurrentie van andere zijde steeds erger werd.

De werkeloosheid waarover de heer Vreede in Nov. van het vorige jaar het noodige mededeelde, deed ook in Semarang haar intrede en zoo werd in 1930 het plaatselijk steuncomité opgericht, terwijl als onmisbare schakel in het systeem van steunverleening in Mei 1931 een arbeidsbeurs in het leven werd geroepen. Na de door- wrochte rede van Mr. Vreede zal ik hier niet verder. over de werke- loosheid uitwijden.

Met inachtneming van de door het centraal comité gegeven richt- lijnen hebben wij aan: alle steunaanvragen kunnen voldoen en dank zij de offervaardigheid van de burgerij hebben wij ook nimmer met financieele moeilijkheden te kampen gehad. Van alle kanten werd steun ondervonden bij dit werk, dat mij de laatste jaren stellig de meeste voldoening heeft geschonken.

Ondanks de misère werd in die jaren voortgang gemaakt met het bouwen van woningen door de N.V. "Volkshuisvesting" en wel om- dat meer en meer en in steeds dringender mate behoefte ontstond aan huizen met geringer huurwaarde.

Zoo werd het woningpark te Mlaten uitgebreid tot ongeveer 700

(11)

woningen, terwijl in het heuvelterrein 25 woningen met hooger huur- waarde werden gebouwd.

Wanneer ik hier in dit verband het cijfer vermeld van het aantal samenwoningen, dan mag daaruit alleen natuurlijk niet worden afge- leid dat er woningnood was; in de latere crisisjaren stonden er meer dan genoeg huizen leeg. Meer wijst dit cijfer op de toenemende moeilijkheden voor alle lagen van de bevolking. Zoo bedroeg in 1929 het aantal samenwoningen 30.1 % en in 1934 38.9 %. Inderdaad

heeft zooals men zou mogen veronderstellen het meeste samen- wonen plaats in de huizen met de laagste huurwaarden nl. tot f 5 's maands 30 % en van f 5 tot f 10 's maands 50 %. Dan daalt het percentage om van huurwaarden van f 150 tot f 200 te komen op 11 %, maar voor huurwaarden boven 200 gulden 's maands is het percentage in eens weer 33 %.

Ik heb nu met enkele algemeene trekken geschetst welke invloed de crisis had op het gemeentelijk bestel, het zij mij vergund thans wat meer in bijzonderheden te treden, vooral wat betreft het finan- cieel verloop van de catastrophe.

Ik merkte reeds op dat de gemeentelijke financien de eerste jaren op peil bleven. De ontvangsten vertoonden nog niet de dalende lijn die bij het opmaken der begrooting voor 1930 was verwacht; de opbrengst van de belastingen en de retributiën was in dat jaar nog zeer bevredigend en de waterleiding en het pasarbedrijf leverden belangrijke overschotten, terwijl het woningbedrijf rendeerde en voor leegstaande huizen slechts een luttel percentage behoefde te worden afgeschreven. Het nieuwe abattoir dat nu ruim een jaar in werking was, leverde een behoorlijke winst op dank zij de ijsfabri- cage. Alleen de vermakelijkheidsbelasting, de welvaartsmeter bij uitnemendheid, begon iets terug te loopen.

De ernst van den algemeenen toestand stemde echter tot voor- zichtigheid en ook het gemeentebestuur streefde van stonde af aan tot immer grooter bezuiniging. Daardoor bleven in 1930 de uitgaven rond f 56.000 beneden de raming. Er was natuurlijk geen sprake meer van eenigerlei uitbreiding van het arbeidsveld der gemeente, maar met inachtneming van de gereleveerde bezuinigingen was er ook geen reden de normale werkzaamheden in te krimpen en zoo kon dan ook worden doorgegaan met de stelselmatige uitvoering van de werken waarvoor nog gelden beschikbaar waren. Ik noem in dit stadium vooral de afwateringswerken en de verschillende ver- keersverbeteringen. Het belangrijke voordeel hiervan was dat het gemeentelijk personeel volledig aan den arbeid kon worden gehou- den, terwijl leveranciers en aannemers gelegenheid hadden orders en werken uit te voeren.

Ook deze gedachte zat voor bij het opmaken van de begrooting voor 1931, die zeer voorzichtig werd opgesteld, een voorzichtigheid

(12)

die ,het voordeel me'ebracht, dat er bij het slu'iten van den dienst over dat jaar een meevaller overbleef.

Op groote daling der belastingen was gerekend. Die brachten dan ook 1

Y2

ton minder op dan in 1930. Vooral de vermakelijkheids- belasting vertoonde een groote achteruitgang. Echter bleven de pasarontvangsten op peil en de bedrijfsrekening van het slachthuis was wederom gunstiger dan die van het vorige jaar, dank zij de ijsproductie, maar ook wegens de grootere slacht, die gestimuleerd werd door de lage vleeschprijzen.

In dit stadium begon het Land de eerste kortingen op ons toe te passen. Op 1 Jan. 1931 werd de onderwij s subsidie met 5 % gekort en met den eersten Juli d.a.v. nog eens met 5 %.

Voorts werd als straf op de zonde, n.1. het niet onmiddellijk navolgen van de toegepaste korting op de salarissen der Lands- dienaren, het. accres gekort met een bedrag, gelijk aan dat hetwelk een even groote korting op de loonen der gemeenteambtenaren zou hebben opgebracht. Het was dus van meet af aan de bedoeling van het Land daar zelve van te profiteeren.

Maar aangezien op al deze tegenvallers bij het opmaken der be- grooting reeds was gerekend, konden de gemeentelijke werkza,am- heden, zij het op eenigszins verlaagd niveau, gewoon doorgaan.

Voor de zeer noodzakelijke verruiming van het debiet van de waterleiding, waarop ik straks nog terug kom en voor den bouw van twee nieuwe pasars, die in een bestaande behoefte moesten voorzien, werd een 6 tons leening verkregen.

In dat jaar is nog een poging aangewend om onze 5 % leeningen tot een bedrag van

8Y2

miljoen te converteeren, maar deze poging is niet gelukt.

Het samenstellen der begrooting voor 1932 was al veel moei- lijker. De financieele toestand werd immer ernstiger, de achteruit- gang van schier alle middelen hield niet op, werd integendeel erger en de algeheele intrekking van den accrestoeslag, die in 1931 nog tot een bedrag van f 170.000 was genoten, beteekende een gevoelige klap.

Door een en ander moest de raming van uitgaven alweer veel lager worden gesteld dan het vorige jaar nl. met f 260.000.

De gemeenteraad was nu ook wel willig de salarissen met 10 % te verminderen en zulks geschiedde dan ook per I Jan. 1932.

In den loop van dat jaar kon de gemeente haar taak op normale wijze blijven uitvo!!ren, de reserves behoeften niet te worden aan- gesproken en aan verhooging van lasten dacht niemand. Zooals verwacht kon worden liepen alle ontvangsten terug, behalve die van het slachthuis en van de pasars en de gemeentelijke autobelasting bracht zelfs f 45.000 meer op dan de raming. Een bewijs van de voorzichtigheid dier ramingen.

De komende gebeurtenissen wierpen hunnen schaduwen reeds

(13)

vooruit. De vaste bijdrage moest er thans aan gelooven en een kor- ting van 1 Y2 ton werd in uitzicht gesteld, terwijl ook de vervanging van de gemeentelijke autobelasting door de centrale motorvoertuigen belasting weinig goeds beteekende voor onze financien en zeker

%

ton minder zou opbrengen (in 1933) dan de reeds zeer laag gestelde eigen heffing.

Het was nuttig en noodig hiertegen reeds in 1932 maatregelen te nemen en zoo werden alle uitgaven op 90 % geblokkeerd, terwijl verder op alle mogelijke manieren naar bezuiniging werd gestreefd.

Ik durf te zeggen dat bezuiniging' de hoofdschotel was van elke raadsvergadering en van de meeste der B. en W. vergaderingen.

Wij slaagden er dan ook in de uitgaven rond 230.000 gulden be- neden de raming te houden.

In dat jaar kwamen de nieuwe pasars waarover ik zooeven sprak, gereed, terwijl de bron Kalidoh bij Langensari, op 17 Kilometer afstand van Semarang, aan het waterleidingnet kon worden aan- gesloten. Daarmede was gelukkig een eind gekomen aan een tijdperk van watergebrek dat de laatste jaren telkens op het einde der drooge tijd optrad.

Zoo brak het jaar 1933 aan, Dat de crisis in zeer ernstige mate van invloed was op het geheele maatschappelijke en particuliere leven behoeft geen betoog en' bij mijn terugkomst van verlof in het eerste kwartaal 1933 viel het mij op hoe stil het was op straat en hoe gedrukt de stemming was. In de haven heerschte geen bedrijvig- heid, alle fleur was verdwenen en een tocht langs de stilliggende suikerfabrieken was wel het naargeestigste wat men zich kan denken.

Ik word eentoonig wanneer ik zeg dat de middelen immer meer inzakten. Door de oprichting in 1932 van een tweetal nieuwe ijs- fabrieken en door· een zeer belangrijke achteruitgang van het alge- meen ijsverbruik (circa 30 %) daalden de ijsprijzen. Hoe de ge- meente daardoor schade leed vertel ik straks nader.

Inmiddels was het Land overgegaan tot een salariskorting van 17 % en de gemeentebesturen werd in overweging gegeven dit voor- beeld na te volgen. Daar het ook in Semarang begon te nijpen deed het dagelijksch bestuur het voorstel tot analoge korting, maar de Raad verwierp het in April 1933 met 13 tegen 12 stemmen.

Inheemsche en Chineesche fracties gaven hier den doorslag.

Nietemin moest de salarispost gedrukt worden, zonder dat tot een ontslag op groote schaal kon worden overgegaan, want · dat was evenmin de bedoeling. Wij gingen dus voort op den weg dien het vorige jaar al was ingeslagen om tot saneering te komen, n,l.

door:

I. ontslag van vrouwelijke ambtenaren niet-kostwinsters;

11. aanstelling van indienstzijnde onderwijzeressen tot twee derde leerkrachten;

(14)

lil. ontslag van. gepensionneerden en pensioenrijpe ambtenaren;

IV. ontslag van ouden van dagen en non-valeurs.

Ontstane vacatures werden zooveel mogelijk onvervuld gelaten en waar dat niet mogelijk was werd personeel in lossen dienst aan- genomen op veel lager salaris.

Door al deze maatregelen werd een geleidelijke doch zeer be- langrijke verlichting van de personeele lasten verkregen, die belang- rijker werd toen de gemeenteraad bij de behandeling van de begroo- ting 1934 wel genegen bleek het daarin verwerkt voorstel tot korting van de salarissen met 17 % aan te nemen.

Het is juist dat er aan de rechten van de ambtenaren is getornd, maar zooveel mogelijk is de billijkheid betracht en zijn de indivi- dueele belangen van de slach toffers zoo goed mogelijk behartigd.

Menschen die geen recht konden doen gelden op pensioen werd een tijdelijke ondersteuning toegekend.

Zoodoende was in den loop van het jaar 1933 het salarispeil teruggebracht tot dat van het jaar 1921.

Het spreekt van zelf dat niet a\1een op personeele uitgaven maar over de geheele lijn naar versobering werd gestreefd, bij welk streven men zich nog altijd kon stellen op het standpunt dat de gemeentelijke taak daaronder niet mocht lijden. Zoo werd nog be- zuinigd door de organisatie van alle diensten te versoberen en diensten samen te voegen, terwijl door daling van de materiaal- prijzen en koelielcionen voor onderhoud van wegen, afwaterings- werken, gebouwen enz. met veel minder kon worden volstaan. De totale kosten voor aanleg en onderhoud van wegen, plantsoenen.

duikers, goten, riolen en spoe\1eidingen, w~lke in ]930 nog f 618.000 bedroeg, was in ]933 tot minder dan de helft teruggebracht.

De raming van den gewonen dienst 1934 was wederom een be- langrijk bedrag lager dan die voor den dienst] 933, n.1. f 420.000 min- der. De vaste bijdrage van het Land in de kosten der gemeentelijke huishouding, die zoo als U weet in hoofdzaak gebaseerd was op de werkelijke uitgaven die het Gouvernement in den jare ] 906 aan openbare werken in de kotta Semarang ten koste legde, werd nu geheel ingetrokken. De subsidie voor het onderwijs, die in 1932 nog f 180.000 bedroeg werd in 1933 teruggebracht tot 133.000 gulden en in 1934 tot 114.000 gulden;

Het vraagstuk van de financieele verhouding tusschen het Land en de Locale ressorten, waarov.er men zich sinds jaren 'het hoofd brak en waarover reeds vele nota's waren verschenen, was nu meteen een heel stuk nader tot de oplossing gebracht.

Met de centrale motorvoertuigenbelasting ging het niet best (van ons standpunt dan altijd beschouwd). Wel was in den Volksraad bij de behandeling van die verordening de toezegging gedaan dat Semarang dat in zeer bijzondere mate door die regeling zou worden getroffen op een grootere uitkeering kon rekenen, maar toen het

(15)

eenmaal zoover was kostte het de grootste moeite om die toezeg- ging op klinkende basis gerealiseerd te krijgen, waarbij als troost tevens de toezegging kwam dat dit beschouwd moest worden als een afloopende uitkeering. Daar de centrale verordening voor kleinere voertuigen veel en veel zwaarder was dan onze gemeen-

telijke heffing werden vele van deze voertuigen opgelegd en kwam

~r uit dien hoofde in het ressort Semarang ook al minder binnen.

Ook de inkomsten van de vrachtauto's en omnibussen liepen in sterke mate terug, althans voor ons, want de eigenaren dier voer- tuigen verlegden hun standplaats naar buiten om de keurings- eischen, die de gemeente stelde en die zwaarder waren dan daar buiten, ongedaan te ma.ken.

Niettemin mocht de begrooting 1934 niet met een deficit sluiten.

Onderhoudsposten en aanschaffingen moesten nu wel zoodanig be- snoeid worden dat het er zeer bedenkelijk ging uitzien. Voor het eerst moest nu ook uit de reserves worden geput voor gewone uit- gaven; gelukkig nog maar een klein bedrag (f. 27.722), maar het was de eerste schrede op een hellend vlak.

Een en ander was het gevolg van het door de Regeering inge- nomen standpunt dat eerst alle reserves die niet dadelijk behouden moesten blijven, moesten worden opgeteerd.

Een zeer welkome bezuiniging werd in dit jaar verkregen door de reorganisatie van den reinigingsdienst, een technische reorgani- satie, waaraan de naam van den jongen ingenieur Baldinger ver- bonden is. Er behoorde moed toe om voorstellen in die richting te doen, want Semarang mocht terecht een van de best onderhouden en gereinigde gemeenten genoemd worden. De reiniging strekte zich ook uit tot in de kampongs. Voor de grootere Nederlandsche gemeenten behoeven wij in dit opzicht zeker niet onder te doen, in tegendeel.

Ook was er moed toe noodig voor te stellen om alle autotractie in de benedenstad af te schaffen evenals de geheele paardentractie.

En het scheen een stap terug om het vuil te laten transporteeren door fietsers die het vuil moesten vervoeren door middel van zeer licht geconstrueerde aanhangkarretjes van ijzergaas.

Aanvankelijk verzette de gemeenteraad zich als één man tegen dit menschonteerend werk, dat veel en veel te zwaar zou zijn en men wilde alleen een proef nemen op zeer beperkte schaal met enkele karretjes en onder de conditie dat het personeel onder ge- regelde medische controle zou worden gehouden.

Na eenige maanden bracht de plaatselijke gezondheidsdienst rap- port uit en verklaarden dat het transporteeren van vuil per fiets niet gerekend kon worden tot lichamelijk zwaren arbeid en dat het door jonge, goed gevoede mannen verricht zou kunnen worden, zonder stoornis voor hun gezondheid te duchten.

Het ijs was nu gebroken en waar door het nieuwe stelsel het

(16)

toezicht bovendien veel beter kon geschieden (de fietsers waren tevens mandoer) en de hygiene beter werd gediend, doordat het vuil niet meer geruimen tijd in groote bakken behoefde te worden verzameld (wat vliegen meebracht en onaangenaam riekte) besloot de Raad tot het nieuwe systeem over te gaan. De raming van uit- gaven voor de reinigingsdienst, die in 1933 nog f 245.000 bedroeg, ko!,\ daardoor met ruim zestig duizend gulden worden verminderd.

In Semarang zelve vond het systeem van transport per fiets met aanhangwagen meer en meer navolging en vele locale ressorten, vooral Regentsc.hapsraden, legden voor het nieuwe stelsel belang- stelling aan den dag.

Behalve de financie'ele moeilijkhed'en, die zich in deze jaren voor- deden, hadden wij ook met velerlei andere zorgen te kampen.

Het doorvoeren over de geheele lijn van immer grooter bezuini- gingen leidt op administratief gebied niet tot tijdsbesparing, maar geeft integendeel ongelooflijk meer werk. Alles moet opnieuw be- keken worden; door het niet vervangen van verschillende der oudere en dus meest geroutineerde krachten gaat de machine stroever loopen; de Raad verlangt immer meer inlichtingen en gegevens en wordt evenals het publiek lastiger. Ik mag over den Raad echter niet klagen want ik heb het in dat opzicht altijd erg gemakkelijk gehad en even prettig gewerkt.

Ook de elementen waren ons in die dagen niet gunstig gezind.

Begin 1932 kenmerkte zich door buitengewone regenval en wester- stormen. Gedurende drie weken bleef de temperatuur ook overdag ongekend laag.

Gelukkig had de stad niet al te zeer van overstrooming te lijden, daar de nauwelijks voltooide afvoerkanalen de bandjirs konden opvangen. Maar de wegen leden ontzettend en tot herstel daarvan moest meer worden uitgegeven dan de bezuiniging had opgeleverd.

Hoewel in 1934 de regenval over het algemeen niet zoo zwaar was, kwam er in de Semarangrivier een bandjir voor zooals in geen 10 jaren was geregistreerd. Het water steeg tot aan het brugdek over het Westerbandjirkanaal en het vliegveld was dagenlang onbe- reikbaar. In Maart 1933 kwam de catastrophale verzakking van den grooten Gombel, de grootste en in dit gebied eenige verbindings- weg met Midden Java, de hartader van het verkeer.

De Gombel is altijd een zwak punt geweest. Jaar in jaar uit traden hier in de westmoesson afschuivingen en verzakkingen op, die echter tot dusver nooit van grooten omvang waren. De afschuivingen deden zich nu echter op een geheel andere plaats voor en namen zulke afmetingen aan dat een zeer ernstige stremming van het verkeer er uit voortvloeide. Ten einde definitief aan den noodtoe- stand een einde te maken en om Semarang een betrouwbare ver- bindingsweg met het zuiden te geven, werden door den mijnbouw-

(17)

kundigen dienst, welks voorlicht,ing was ingeroepen, een aantal nieuwe tracees aangegeven, die alle min -of meer het bezwaar hadden dat zij voor een deel door schuifgrond geprojecteerd waren, terwijl een tracee dat niet aan dat euvel leed een zoo groote omlegging beteekende dat alleen wegens de kosten daarvan moest worden afgezien. De mijnbouwkundige dienst voelde echter het meest voor behoud van het oude tracee, waarvan de ondergrond dan watervrij moest worden gemaakt door het aanleggen van verschillende tun- nels. Hoewel ik ter zake geheel ondeskundig was durfde ik niet- temin de verantwoordelijkheid voor tunnelbouw in die beweeglijke grond niet te aanvaarden. Ook de gemeenteraad stond hier voor een uitermate moeilijke keus omdat onder de leden wel een aantal ingenieurs was, maar geen hunner deskundig op geologisch gebied.

Ten slotte werd een tracée gekozen da~ door den Dir. van G. W.

den heer Westbroek in vereeniging met de deskundigen van den mijnbouwkundigendienst was gevonden. Wel is waar beteekende dit tracée een kostbare omlegging van den geheel en' weg, maar de af- stand werd niet noemenswaard verlengd en dat was op den duur voor het verkeer een groot voordeel. Hoewel er geen fondsen op de begrooting voor waren uitgetrokken, moest worden ingegrepen en het werk werd met kracht aangevat en begin 1934 opgeleverd.

Behoudens een niet belangrijke afschuiving werden geen moeilijk- heden ondervonden. De nieuwe weg is 1300 meter lang en heeft over die lengte een egale stijging van 10 %, wat tot dusver op Java, bij nieuw aangelegde wegen nog niet vertoond schijnt te zijn.

Evenals bijna overal, leverde ook in Semarang het vervoer per tram moeilijkheden op. Deze tram dateert van Dec. 1882 en is de oudste stadstram van Java, wat nu allang geen verdienste meer is.

Vooral de winkeliersstand op Bodjong haatte het oude vervoer- middel, anderen daarentegen beseften dat vervanging van de tram door een ander transportmiddel nog meer verlies zou geven en de gemeente kon dat vervoer, waarmede toch nog altijd 6 miljoen menschen 's jaars gediend zijn, niet zonder meer aan zijn lot over- laten. Het vervoermiddel zelve, dat de laagst mogelijke tarieven aanlegde, werd op alle denkbare manieren door concurrentie be- stookt. Er waren busjes die vlak voor elke tram uitliepen en zoo de wachtende passagiers oppikten. De vele en gedegen rapporten die in den loop der jaren over deze vervoerskwestie zijn uitgebracht, hebben geen nieuw vervoermiddel kunnen brengen; alles moest stranden op de financieele consequenties.

Ik vermeldde reeds dat op het einde van 1932 het ijsverbruik in belangrijke mate afnam. Hierdoor en door de oprichting van twee nieuwe ijsfabrieken liep de afname van onze fabriek zeer terug.

Wel is waar waren wij gedekt door een contract, dat zoowel de prijs als de af te nemen hoeveelheid regelde, maar onze wederpartij geraakte elders in moeilijkheden zoodat het met .de betalingen spaak

(18)

ging loopen. Na zeer langdurige en moeilijke onderhandelingen werd een oplossing verkregen die voor de gemeente wel eenige winst- derving opleverde maar toch nog wel eenig profijt overliet.

Wij waren gereed de verkoop in het klein te organiseeren, maar gelukkig behoefden wij hiertoe niet 6ver te gaan, want de verkoop van dit schoone product is een van de meest ingewikkelde en vieze handeltjes waarmede ik tot dusver kennis maakte.

Productie en verkoop van ijs levert sinds jaren op geheel Java ernstige moeilijkheden op. Het Dep. van Ec. Zaken streefde eerst naar een oplossing in den geest van de Bandoengsche melkcentrale, die niet op eenige wettelijke bepaling berustte, maar op de bonafide medewerking van alle belanghebbenden. Die medewerking was bij ons niet te verkrijgen, door de weigering van één fabriek.

De Reg. wilde voorloopig niet wettelijk ingrijpen en ook niet tot contingenteering overgaan met annex een verbod tot oprichting van nieuwe fabrieken. Op den duur kan men m.i. daaraan niet.ontkomen, want de toestand voor de meeste fabrieken is onhoudbaar.

De belastingen brachten niet alleen minder op maar de inning ging met groote moeilijkheden gepaard; vooral de voertuigenbe- lasting heeft door een samenloop van omstandigheden tot betreu- renswaardige gebeurtenissen aanleiding gegeven.

De erfpacht ging zwaar drukken. Men moest toestemmen in aller- lei afbetalingsregelingen om executies te voorkomen, wat ook niet in het belang der gemeente zou zijn geweest.

In den Raad en daarbuiten drong men aan op verlaging van canon 'en 'Ook van andere tarieven, waartegen de' Regeering aan- vankelijk nog stelling nam door als Haar standpunt kenbaar te maken dat verlaging van lasten voorloopig achterwege moest blijven indien men nog in het genot van eenige uitkeering wilde blijven.

Van het groote huizenpark der gemeente kwam een hoog per- centage ledig te staan en de Woningvereeniging Semarang, die i.n nauwe financieele relatie tot de gemeente stond, kwam in ernstige moeilijkheden. Bij de voorstellen tot regeling van de positie dier Vereeniging, is door een belangrijke raadsfractie het voorstel ge- daan tot geleidelijke liquidatie van het gemeentelijk huizenbezit, welk voorstel naar ik vernam gelukkig met groote meerderheid van stemmen is verworpen.

Ondanks deze en veel meer tegenslagen en moeilijkheden behoefde tot 1935 geen enkele Indische gemeente tot belastingverhooging of verhooging van tarieven over te gaan. Integendeel werd er naar gestreefd de vaste lasten zooveel mogelijk te verminderen en een enkele gemeente kon zelfs tot belastingverlaging ov~rgaan.

De wijze waarop de bevolking zich aan de veranderde omstandig- heden heeft aangepast is reeds herhaaldelijk in het licht gesteld.

Speciaal over de Inlandsche bevolking is in dit opzicht veel waar- deerends gezegd. Ik wist dat de meesten mijner Inl. ambtenaren,

(19)

zoo niet allèn, werkelooze familieleden met hunne gezinnen onder- dak en voeding verleenden. De meesten der Europeesche ambtenaren offerden

Yz

% en meer van hun inkomen voor het Crisis-comité.

Maar ook de Europeesche bevolking heeft zich de noodige offers getroost gelijk U bekend is. Daardoor is het geheele leven veel een- voudiger geworden, misschien ter kuste nog veel meer dan in Batavia; het bioscoopbezoek was zeer gering en de societeiten leeg.

Groote autos zag men bijna niet meer en de demmo, het aIlernieuw- ste vervoermiddel van den laatsten tijd en een der laatste processen

111 de vervanging van de paardentractie door motorisch gedreven voertuigen ,vermenigvuldigde zich, gelijk het in~ect, waarmede men hem wel eens vergelijkt, en het moet gezegd, perfectionneerde zich ook meer en meer.

In weerwil van de zeer groote huurverlagingen moesten velen nog kleiner gaan wonen en een groot aantal kon het autotransport naar beneden niet meer betalen zoodat een trek ontstond uit het heuvelterrein.

Vele gezinnen ook gingen samenwonen.

De eenvoudiger levenswijs is stellig vergemakkelijkt door de lage loon en en huren en vooral door de zeer lage prijzen der eerste levensbehoeften, die wel schril afsteken bij hetgeen men hier moet betalen, terwijl de qualiteit tegenwoordig heusch niet veel meer achterstaat.

Een koe kostte 15 gulden, prima Holl. boter de helft van de prijs die men hier betaalt. Ook patentgeneesmiddelen en toiletartikelen zijn in Holland hooger geprijsd dan in Indië.

Dat een Javaan in het binnenland van

2Yz

cent kan leven en zich kleeden is herhaaldelijk naar voren gebracht. Men kan inderdaad voor

Yz

cent een behoorlijke portie rijst koopen met alle toespijzen die onze bruine broeders gemeenlijk daarbij nuttigen.

·Dat de armoede onder de :bevolking, ook onder de Europeanen,

steeds meer toenam is overigens niet te weerspreken.

Ons woningpark in Mlaten, waar voor f 3.- in de maand een behoorlijk onderdak kon worden verkregen, werd hoe langer hoe meer door Europeanen bewoond.

Betrekkingen die.tot dusver door Inlanders werden vervuld werden nu ook gezocht door Europeanen.

Men vond legio Eur. chauffeurs, terwijl het Land thans ook Eur.

aanneemt als' oepas politie.

Rondventende Europeanen zijn een gewoon verschijnsel geworden, maar het blijft een onprettig verschijnsel in deze omgeving. De omstandigheid dat vele Indo's op het platteland werkten als tani is in dit tijdsbeeld niet bijzonders, doch schrijnender is de omstandig- heid dat zij gaarne hun Nederlandschap er aan zouden geven indien zij daardoor wat meer zeggenschap op den grond zouden kunnen verkrijgen.

(20)

Vele meisjes uit die standen prefereerden een voor den panghoeloc gesloten huwelijk met een welgestelden inlander boven de misère in het ouderlijk huis.

Het steuncomité hielp waar dat kon. Een damescomité verrichtte daarnaast veel goeds en veel nood werd ook in stilte gelenigd.

Bij de ordonnantie in Staatsblad 1934 No. 26 werd de armenzorg op de stadsgemeenten en de Regentschappen overgedragen.

Hierbij was uitgegaan van de volgende beginselen:

I. Armenzorg moet zooveel mogelijk worden overgelaten aan reli- gieuse of maatschappelijke instellingen of gebruiken;

2. de zelfstandigheid dier instellingen moet gehandhaafd blijven; 3. overheidszorg van de betrokken rechtsgemeenschappen drage

slechts een aanvullend karakter.

Wij richtten naar het voorbeeld van Batavia een vereeniging Cen- trale Armenzorg op, zijnde een overkapping van alle zich binnen de gemeente met armenzorg daadwerkelijke bezighoudende vereen i- gingen. Die konden zich daardoor ontplooien en onderling met vrucht samenwerken.

Aan het laatste ontbrak tot dusver nog wel iets.

Ook moesten de armen, di·e voor d1en uit de fondsen voor be:hoeftige Ohristenen werden ondersteund, worden overgenomen en z.ooveel mogelijk bij bestaande vereenigingen worden ondergebracht, terwijl hetzelfde moest geschieden met de niet meer volwaardige steun- trekkers, die het steunoomité afvoerde.

Op 1 Januari 1935 toen de overdracht plaats had waren wij financieel en organiek gereed en de samenwerking van alle vereeni- gingen was boven alle lof verheven.

De achteruitgang van den handel was in deze jaren natuurlijk algemeen. Waar vroeger in Semarang verscheidene hoofdkantoren van firma's en N.V.'s geve~tigd waren, werden dat meer en meer bijkantoren, terwijl vele lichamen zich geheel uit Semarang terug- trokken.

Van den grooten en rijken: Chineeschen koopmansstand is vooral door de veranderingen in den suikerhandel niet veel meer over- gebleven .. Zoo heeft Semarang veel van haar belangrijkheid als handelscentrum moeten inboeten.

In 1934 was de goederenbeweging van Semarang voor het eerst lager dan die van Priok en ook blijkens de cijfers van de onderlingen verrekeningen tusschen de plaatselijke banken (clearing) is Semarang vergeleken met Batavia en Soerabaja wel het slechts er aan toe.

In het verslag der Semarangsche Handelsvereeniging over 1934 lezen wij het volgende:

"In het rayon waarover dit verslag in hoofdzaak handelen moet,

"daalde de koopkracht der groote massa tot een niveau dat voor

"enkele jaren stellig voor onmogelijk zou zijn gehouden. Geklaagd

(21)

"wordt in den importhandel over de felle onderlinge en vooral de

"japansche concurrentie".

In steeds meerdere mate wordt in bedoelde verslagen over de japansche concurrentie geklaagd. Dat japan producten verkoopt van goede kwaliteit en tegen lagen prijs, daarvan profiteert ten minste de bevolking, maar minder wordt gewaardeerd het japansche stre- ven om die producten zelve naar de Nanyo te vervoeren en daar zelf te verkoopen.

Eerst maakte men daarbij n.1. nog gebruik van den Europeeschen importeur, maar zoodra het artikel geintroduceerd is komt de japansche distribuant.

In het verslag (van de H V) over 1934 wordt geklaagd over de weinige stabiliteit in japansche noteeringen, de constante prijs- dalingen en de fluctueerende Yenkoersen, terwijl japansche impor- teurs op prijsdalingen vooruitloopen, hetgeen voor tal van op japan georienteerde Eur. importeurs de situatie niet makkelijker maakt.

Een factor die zich hoe langer hoe ernstiger laat aanzien en den importhandel groote zorg baart is de toename van het aantal be- doelde japansche distribuanten in het binnenland, welke bepaald een bedreiging vormen voor de positie van den Chineeschen tus- schenhandelaar en detaillist, die als afzetkanalen voor den Euro- peeschen importhandel onmisbaar zijn. Ook in Se ma rang nam deze japansche verkoop hand over hand toe en het was beangstigend te moeten constateeren dat binnen één jaar tijds in een drukke winkelstraat de helft der chineesche tokos was verdwenen en ver- vangen door japansche.

De Europeesche middenstand leed aanvankelijk meer onder de verminderde koopkracht der Europeesche bevolking dan door de toenemende japansche concurrentie, omdat de Europeesche winke- lier betrekkelijk onafhankelijk bleef van het japansche product.

Maar de japansche warenhuizen, waarbij U zich vooral geen beeld moet maken van een Bijenkorf, maar waar men toch zoowat van alles kon krijgen, namen veel klanten weg.

Ik heb gepoogd U een beeld te geven van de armoede en van den druk waaronder een ieder gebukt ging, maar ik hoop niet dat ik bij U den induk heb gewekt dat het in Semarang de dood in de pot zou zijn geweest. Dit toch was allerminst het geval.

Men moest hard werken om het hoofd boven water te houden.

Zelfs was er een bedrijf, nl. het bouwbedrijf waarin zich door de lage loonen en materiaalprijzen een buitengewone bedrijvigheid ontwikkelde.

Vele menschen belegden hun spaarpenningen in nieuwe huizen en gingen daar dan zelf in wonen. Ook groote gebouwen werden opgericht, waarvan ik noem een bankgebouw voor het Oey Tjiong Ham concern, een afdeelingsbank en een gebouw voor de javasche

(22)

Bank. Vele nieuwe kleine winkelgebouwen verrezen aan Doewet en Peloran.

De ]avasche Bank ontwikkelde op het haar in handen gevallen land Peterongan een groote bedrijvigheid. Het geheele land werd opgehoogd en daardoor vrij gemaakt vaT! groote en langdurige inundaties, verscheidene kilometers stráten, voetpaden, rioleeringen en goten werden aangelegd en de kampongs verbeterd. Huizen voor alle beurzen, tot de kleinste toe, worden daar nog voortdurend bijge- bouwd. Wij voelden dat terdege aan de inkomsten uit ons eigen woningpark op Oost Semarang en Sompok dat niet zoo centraal gelegen is.

Voorts werd op het land Peterongan een Stadion opgericht met een wielerbaan, plaatsbiedende aan ongeveer 12.000 toeschouwers.

Ik betreur het nog steeds dat de geheel gereed zijnde plannen tot het bouwen van een centralen passer, met de voorbereiding waarvan ik reeds in 1928 was begonnen, geen voortgang konden vinden.

Van de zijde der Regeering werd de noodige medewerking onder- vonden door den afstand van zeer kostbare terreinen, maar telkens

als men dacht klaar te zijn dan wonnen de sceptici het, en zoo zit men dan ook nog midden in de stad met een groot pasarcomplex dat wat bouwvalligheid en hygiène betreft, elke beschrijving tart en dat men vooral niet aan den vreemdelfng moet laten zien.

Wij zijn zoo langzamerhand in het jaar 1935 aangeland. U be- grijpt dat het niet eenvoudig was een begrooting voor dat jaar samen te stellen en het is mij helaas niet mogen gelukken de begrooting kloppend te krijgen. Wij konden ten eerste niet meer beschikken over een batig saldo, dat het jaar te voren nog 230.000 gulden bedroeg; waterleiding, woningbedrijf, pasars, ijs en vooral de motorvoertuigen belasting liepen terug. Het tekort op den ge- wonen dienst bedroeg ruim 4 ton.

Daarbij moest gevoegd worden een tekort over 1933 ten bedrage van bijna 1 ton voor aan den Gombel uitgegeven g,elden en een vermoedelijk tekort van nog eens een ton over 1934, wegens terug- vordering door het Land van in vroeger j aren te veel uitgekeerde opcenten op de inkomstenbelasting en de verponding.

Totaal dus 6 ton.

Met het tekort 1934 behoefde niet dadelijk rekening te worden gehouden; voór de motorvoertuigenbelasting kregen wij volgens vroeger gedane toezegging 40.000 gulden uitgekeerd en als subsidie voor den Gombel kregen wij f 30.000.

Besprekingen met het decentralisatiekantoor (die later niet ten volle werden gehonoreerd) leidden er toe dat de gemeente op de oude vaste uitkeering van bijna 252 mille zou kunnen rekenen, wan- neer enkele belastingen werden ingevoerd en het overige tekort zou

(23)

worden aangevuld door opsoupeering van vrijwel alle reserves. Zoo werd voor het eerst overgegaan tot het leggen van een nieuwe last op de burgerij, nl. door het invoeren van een lichte fietsenbelas- ting (f 1.-).

Erger was dat de reserves er aan moesten gelooven.

Bij een eindcijfer van 3 miljoen 70 duizend gulden beliepen de totale uitgaven voor vast en tijdelijk personeel en maandgelders

Y2

miljoen minder dan in het begrootingsjaar 1931 en waren op het peil gebracht van 1920.

Vermelding verdient nog dat wij in vereeniging met andere ge- meenten er in het begin van 1935 bijna in geslaagd waren onze leeningen te converteeren. De plotselingen sterke verbetering van de beleggingsmarkt stak een spaak in het wiel.

In Januari 1935 is de centrale motorvoertuigenbelasting gelukkig vervangen door een heffing op de brandstof. Niet alleen gaf dit een aanmerkelijke administratieve bezuiniging, maar vele opgelegde taxi's en particuliere auto's werden weer in gebruik gesteld.

Men is nu bezig aan de begrooting voor 1936 en noodgedwongen gaat men nog steeds door met bezuinigen. Of dat is C:igenlijk het woord niet meer. Ten aanzien van de besnoeiing der onderhouds- posten zeggen B. en W. in hun desbetreffend voorstel dat de grens van een behoorlijke behartiging van de openbare taak der gemeente reeds is overschreden en dat zonder twijfel van verwaarloozing van de overheidsplicht moet worden gesproken. De fietsenbelasting wordt verdubbeld en op 2 gulden gebracht. Idem de hondenbe- lasting van 2 op 4 gulden. Voorts tien opcenten op de personeele belasting en 5 meer op de inkomstenbelasting .

.van verdere bezuiniging op de uitgaven noem ik een korting op de overgangsbezoldiging van 25 % dewelke f 22.000 moet opbrengen en ontslagen van person'eel, die echter 'een hoogere uitgaaf aan pensioenen en wachtgelden vorderen van 15 mille.

De autobusdienst naar het heuvelterrein wordt opgeheven. Men vrage niet naar het in convenient voor de heuvel bewoners, daar deze trajecten voor geen enkele busdienst rendabel zijn. Subsidies worden bijna niet verstrekt.

Mijne Heeren ik prijs mij gelukkig dat 1937 er nog niet is, want dan zou mijn droef relaas nog langer worden.

Mijn overzicht is hiermede ten einde wat de begrootingen betreft, maar ik wil mijn voordracht niet beeindigen zonder nog even een onderwerp aan te snijden dat juist in de latere crisisjaren ook voor de ge1l.!.eenten van actueel belang werd nl. de nijverheidsbevordering, waaraan ook de heer de Leeuw in zijn in Dec. aOpo alhier gehouden voordracht eenige woorden heeft gewijd.

De Heer de Leeuw bleek geen voorstander op groote schaal van industrialisatie voor geheel Ned. Indië. Ik weet dat de Heer de

(24)

Leeuw in deze opinie niet alleen staat. Maar dat het uit het meer enge oogpunt van gemeentelijk beleid beschouwd, van groot belang is om in dit tijdvak nieuwe industrieën binnen zijn grenzen ge- vestigd te krijgen, behoef ik zeker niet nader aan te toonen.

Regeeringsorganen achtten intusschen de moeilijkheden voor de stichting van nieuwe industrie~n zoo groot, dat deze zonder over- heidshulp niet zouden kunnen tot stand komen.

Inderdaad ontstond een toenemende bemoeienis van de centrale overheid met het bedrijfsleven, waardoor wederkeerig meer behoefte ontstond aan contact van de leiders van handel en industrie met de Regeeringsorganen.

Dit oefende bij de keuze van de plaats van vestiging groote in- vloed uit. Men wil zoo dicht mogelijk bij het centrale vuur zitten, waardoor kosten en tijdverlies aan talrijke reizen verbonden worden voorkomen.

Deze trek naar het westen, het behoeft geen betoog, was voor Semarang en ook voor Soerabaja zeer nadeelig. Herhaaldelijk is en wordt nog aangedrongen op betere verdeeling van de te verwachten welvaartsfactoren door meer dan thans Midden- en Oost-Java te doen deelen in de bestaande of nieuw op te richten overheids- organisaties, ondernemingen en instellingen wier arbeid niet aan een bepaalde plaats gebonden is. '

Dit streven schijnt wel succes te hebben want onlangs vernam ik, dat ter zake door de Regeering in overleg met de belanghebbende gemeenten een regeUng is gemaakt, waarhij als leidend beginsel -is aangenomen dat elk centraal gebied dat voor industrie in aanmer- king komt zijn deel krijgt van de zich voordoende mogelijkheden tot vestiging van nieuwe industrieën.

Wa~lneer daardoor meer dan tot dusver met de belangen van Semarang en het achterland van Semarang rekening zal worden gehouden, wanneer het groote waterkracht werk in de Toentang zal worden uitgevoerd en meerdere suikerfabrieken zullen gaan malen, dan zal Midden-Java, dat momenteel behoort tot die streken welke het minst profiteerden van Ihet vleugje opleving, dat bijv. de berg- cultures in West-Java bracht, ongetwijfeld ook wel een betere toe- komst tegemoet gaan.

De heer mr. A. B. Cohen Stuart vraagt, waar door inleider zoo duidelijk de zware eischen, in, den Ihuidigen crisistijd aan 'het beheer van een gemeente gle'Steld, zijn belicht, welke perspectieven zioh in de naaste toekomst van ~het gemeentelijk lev'en openen. Naar spreKers meening hebben de gemeenten tot dusverre nog betrekkelijk in ,een beschutte positie verkeerd, welke verwachtingen moet men_echter koesteren als de crisis nÜ'g verd'er 'blijft doorwerken.

De heer A. Bagchus verwaC!ht, dat de gemeenten nog niet aan de ergstie moeilijkheden toe zijn, dit 'in het bijzonder wat Semarang

(25)

betreft; beter staan er naar zijn meening Batavia en Soerabaja voor, die van de opleving, die thans eenigermate ds te constateeren, voor- deelen konden trekken; 'eveneens werden zij door vestiging van nieuwe industrieën bevoorrecht. Hij wijst er verder op, dat een even- tueele -opleving zioh het eerst zal gaan afspie~eleJ1< in 's Lands finan- .:iën; eerst later zullen de gemeenten daarvan profiteeren. Batavia en Soerabaja zullen dan wellicht geen financieel en steun van het Gouvernement bc'hoeven; Semarang daarentegen, dat in erger mate dan de beide andere steden door de crisis werd getroffen, wel. Hij meent niet, dat te twijfelen is aan de toekomst der gemeenten, al moge er een vermindering van hun beteekenis zijn, een achteruitgang in hun bemoe'iingen, voor de levensvatbaarheid en het voortbestaan van de grootere gemeenten behoeft geen zorg te worden gekoesterd.

De heer ir. P.

J.

Ott de Vries wijst er op, dat de inleider heeft gezegd, dat Semarang geen zeehaven kan ontberen; spreker is echter van meening, dat Semarang thans gelukkig is te prijzen nu het geen haven bezit, daardoor -ook niet belast is met rente en afsdhrijving, die uit het bezit daarvan zouden zijn voortgevloeid. Verder zal hij gaarne vernemen hoeveel subsidie de provincie Midden-Java in de omlegging van de Gombel ,heeft bijgedragen, mede verzoekt hij nadere inlichtingen ten aanzien van de exploitatie van gronden te Semarang door de Javasohe Bank.

De h'eer A. Bagchus stemt met den heer Ott de Vries in, dat Semarang 'indien de gemeente inderdaad rente en afschrijving had moeten betalen, zïch onder de huidige crisisomstandigheden geluk- ki.g mag a~hten geen haven te 'bezitten. Bij de voorbereiding van

ac

havenplannen in 1929 door de Semarangsche zeehavencommJssie was met deze omstandigheden geen rekening te houden en men beschikte ook niet over een profetische blik met betrekking tot de crisis.

De gegevens waarover men toen beschikte waren gebaseerd op den toenmaligen import en vooral export (suiker) en waren van dien aard, dat de plannen ook financieel gemotiveerd konden heeten.

De B. O. W. leiding was èchter van een ander inzioht. Een vroegere B. O. W. leiding heeft dat echter weer anders ingezien, ten bewijze waarvan spreker een gedeelte voorleest uit een nota van het haven- wezen van October 1921, waarin geconcludeerd wordt dat "de be- hoefte aan een haven, voor Semarang als een vaststaand feit moet worden aanvaard". In.J.eider merkt naar aanleiding daarvan op, dat het dus meer een kwestie van inzicht is geworden dan van be- langen.

11\ de latere B. O. W. havenpolitiek was voor een haven van Semarang geen plaats en thans is er geen geld voor, waarmede 'het laatste woord gesproken is. Voor het Land moge ,het niet wenschelijk zijn, dat er ten behoeve van een haven gelden zouden zijn uitgege-

(26)

I

ven, voor Semarang is dit wel degelijk een nadeel, -want vele in- dustrieën gaan nu Semarang voorbij, wat spreker met enkele voor- beelden nader iHustreert.

Ten aanzi,en van de omlegging van den weg over den Gombel deelt inleider mede, dat daarvoor onmiddellijk aan de Provincie en het Regentschap subsidies zijn gevraagd; beide instanties hadden daarvoor echter geen gelden :beschikbaar. Dit beeft men eohter niet ronduit erkend, doch men heeft uitvluchten en spitsvondigheden gezocht; o.a. aanvoerende dat de weg bij Semarang in be'heer was, de gemeente daarQm VOor ond'erhoud moest zorgen, enz.

Wat de gf'Ondenexploitatie door de ]avasohe Bank betreft, valt Ihet volgende op toe merken. De ]avasohe Bank had in 1927 een grooten tinancieelen strop aan 'een Chineesche Bank'instelling; in verband daarmede werden door de ]avasche Bank :gronden en huizen verworven. De gronden zijn in overleg met het gemeentebestuur zeer verbeterd, de ]avasche Bank ,heeft daarnà doorloopend ge- poogd bedloeide terreinen te verkoopen; dit op grond van de over- weging dat exploitatie van onroerende gQederen niet tot !haar bedrijf behoort.

Oe ,heer prof. ir.

J.

Klopper vraagt inliohtingen, 'er daarbij op wijzende dat zijn vraag slechts indirect met de voordracht van den inl'eider verband houdt, of obligaties van Indische gemeenten op eenigerlei wijz'e door :het Gouvernement worden gewaarborgd.

Oe heer A. Bagchus geeft als zijn persQonlijke meening te kennen, dat die Ned. Indische Regeering niet garant is voor leeningen van de gemeenten. Zij is dit wel voor leeningen geplaatst ter bevQr-

dering van de v'olkshuisvesting; deze zijn echter niet aan de markt.

Het is echter zijn overtuiging, dat in gevallen van nood de Indische Regeering de gemeenten niet in de steek zou laten. Door ,het crediet van gemeente af te breken zou indirect de credietwaardigheid van Neder!. Indië worden aangetast.

De Voorzitter, prof. dr. ]. H. Boeke, wijst er op, dat 'het meeren- deel der leeningen wordt gefinancierd door een combinatie van drie banken; naar 'hij vermeent staat bedoelde combinaüe eenigermate

onder tQezicht van ihet Gouvernement.

Oe heer A. Bagchus deelt mede, dat Semarang de leeningen buiten bedoelde combinatie om kon plaatsen; sI'echts een ,gering deel der 'Ieening,en werd QP de Qpen markt gebracht; ,het overgroote deel vond grif plaatsing bij de P,ensioenfondsen.

De heer mr. A. B. Cohen Stuart is van meening dat door het In- disohe Gouvernement uitdrukkelijk geen garantie werd gegeven, omdat men oordeelde, dat de locale ressorten een eigen crediet- markt moesten vinden.

(27)

heeft geha'd op den burgerzin van de bevolking der gemeente Semarang.

Oe heer A. Baghus verklaart dat de burgerzin, zioh uitende in belangstelling voor het gemeentelijk beheer, enz. niet is toe of af- genomen. Wel was de geh€ele burgerij er echter van overtuigd, dat moest worden bijgedragen in den steun aan crisis-slachtoffers. Dit is in het algemeen op royale wijze geschied, waardoor Semarang voor hulpverleening over ruime middelen kan besCIhikken.

De Voorzitter, prof. dr.

J.

H. Boeke, zegt den spreker vervolgens dank voor de levendige wijze waarop het actueele onderwerp werd be.handeld; de vergadering wordt daarna gesloten.

(28)
(29)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Als mijn naam onder dit schrijven wordt gemeld, zal door voornoemde mensen actie ondernomen worden en krijg ik waarschijnlijk niet alleen een time-out maar ontslag.. Dat is de

Voor de vermoedelijk kleine groep inburgeraars voor wie de onderwijsroute en de B1-route (wellicht met onderdelen op A2-niveau) niet haalbaar is, is de Z-route een alternatief. Met

Potplanten op een graf die in een verwaarloosde staat verkeren of zijn afgestorven, kunnen door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op

Het merkwaardige doet zich voor dat indien een gemeente wel rekening houdt met bijvoor- beeld deverkoop van sociale woningen op de vrije markt, zij alsnog een

Wanneer de raad zou besluiten de subsidieverordening niet in te stellen, is het onderhoud van gemeentelijk monumenten geheel voor kosten van de eigenaren, zonder stimulans en

Een nadere analyse waarin naast de in de vorige regressieanalyse genoemde controlevariabelen ook alle individuele campagne-elementen zijn meegenomen, laat zien dat

STAP 1: Om invloed op het gemeentelijk beleid over jouw onderwerp te kunnen hebben, moet je allereerst weten met welke beleidsterreinen, ambtenaren en bestuurders zich bezig

Volgens de bron wordt het transport van zand langs de kust bemoeilijkt doordat de Hondsbosse Zeewering 150 meter in zee steekt. 2p 33 Geef de twee krachten die verantwoordelijk