• No results found

Onderzoeksresultaten gestrande griend te Egmond aan Zee, 2018

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Onderzoeksresultaten gestrande griend te Egmond aan Zee, 2018"

Copied!
16
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Onderzoeksresultaten gestrande griend te Egmond aan Zee, 2018

Pathologie, dieet en gehoorschade onderzoek

Lonneke L. IJsseldijk & Andrea Gröne

Intern rapport

(2)

Referentie

Lonneke L. IJsseldijk & Andrea Gröne, 2019. Onderzoeksresultaten gestrande griend te Egmond aan Zee, 2018: Pathologie, dieet en gehoorschade onderzoek. Rapport Universiteit Utrecht, Departement

Pathobiologie, Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht

Trefwoorden: strandingsonderzoek, postmortaal onderzoek, autopsie, walvissen, Noordzee, dieet, plastic, contaminanten

In samenwerking met: Wageningen Marine Research, Bureau Waardenburg & Institute for Neurosciences of Montpellier

Cover foto: Jeroen Hoekendijk (SOS Dolfijn)

© 2019

Faculteit Diergeneeskunde Universiteit Utrecht Yalelaan 1, 3484 CL, Utrecht

Tel: (030) 253 5312 ; e-mail: l.l.ijsseldijk@uu.nl

Deze rapportage is een uitgave van de afdeling Pathologie, van de Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht.

Deze rapportage is opgesteld in samenwerking met Wageningen Marine Research, Bureau Waardenburg en Institute for Neurosciences Montpellier. Dit report is online verkrijgbaar via www.uu.nl/strandingsonderzoek.

Deze rapportage is het resultaat van een onderzoeksopdracht van en gefinancierd door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) met referentienummer B73201901171526.

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De uitgever aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.

Intern rapport UU – September 2019

(3)

Woord vooraf

Bij strandingen van levende walvissen, dolfijnen of bruinvissen is adequaat reageren van groots belang ten behoeve van het welzijn van het gestrande dier en het waarborgen van de veiligheid voor mens en dier. In Nederland hebben we een groot en goed functionerend strandingsnetwerk,

bestaande uit tal van particulieren en organisaties, wie zich dag en nacht vrijwillig inzetten om zeezoogdieren in nood te helpen. Wanneer dieren overlijden of dood worden gevonden, staan deze mensen ook klaar om hulp te bieden, onder andere door dieren te melden en, als mogelijk,

verzamelen voor onderzoek. Het postmortaal onderzoek is volledig afhankelijk van deze vrijwilligers en wij zijn al deze mensen dan ook enorm dankbaar voor hun toewijding.

Bij de stranding van de griend waarover deze rapportage gaat, waren verschillende mensen en organisaties betrokken. Wij zijn in het bijzonder dankbaar voor de betrokkenheid en inzet van medewerkers van Stichting SOS Dolfijn en M. Gul Egmond B.V. voor het melden, verzamelen en transporteren van deze walvis, maar ook voor medewerking van plaatselijke gemeente. De sectie is uitgevoerd met hulp van Luuk en Louis van den Boom.

Het onderzoek van deze griend is gefinancierd door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), waarvoor wij in het bijzonder Anne-Marie Svoboda dankbaar zijn. Het dieet onderzoek is uitgevoerd door Wageningen Marine Research (WMR), het plastic onderzoek door Bureau Waardenburg en gehoorschade onderzoek door Institute for Neurosciences Montpellier. Foto’s ter plaatse zijn gemaakt door o.a. Jeroen Hoekendijk (SOS Dolfijn) en in de sectiezaal door Bas Niemans (UU).

Lonneke IJsseldijk

Utrecht, 2 september 2019

(4)

4 | Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht

Inhoudsopgave

Woord vooraf 3

Inhoudsopgave 4

Samenvatting 5

1 Inleiding 6

2 Materialen en methoden 7

2.1 Autopsie, macro- en microscopie 7

2.2 Leeftijdsbepaling en reproductie status 8

2.3 Dieet- en plastic onderzoek 8

2.4 Gehoorschade onderzoek 8

3 Resultaten 9

3.1 Macroscopie 9

3.2 Histologie 10

3.3 Microbiologie 11

3.4 Leeftijd en reproductiestatus 11

3.5 Dieet- en plastic onderzoek 11

3.6 Gehoorschade onderzoek 11

4 Discussie en conclusie 13

Literatuur 15

(5)

Samenvatting

Op 18 november 2018 strandde een griend (Globicephala melas) in Egmond aan Zee, Noord-Holland.

De minister van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) is verantwoordelijk voor de invulling van internationale verplichtingen en afspraken omtrent de biodiversiteit en de bescherming van in het wild levende bedreigde diersoorten. Vanuit die verantwoordelijkheid is er door het Ministerie van LNV een onderzoeksopdracht uitbesteed naar de strandingsoorzaak en herkomst van deze griend. Strandingsonderzoek vindt in Nederland sinds 2008 plaats bij de afdeling Pathologie van de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht met als hoofddoel het vaststellen van doodsoorzaken en hierbinnen het onderscheidt tussen natuurlijke en antropogene oorzaken.

Daarnaast worden weefsels verzameld waarmee aanvullende onderzoeken kunnen worden uitgevoerd.

Hieronder valt onder andere onderzoek naar dieet-, plastics en gehoorschade onderzoek. Deze onderzoeken werden uitgevoerd door respectievelijk Wageningen Marine Research (WMR), Bureau Waardenburg (BuWa) en Institute for Neurosciences Montpellier.

De gestrande griend was een volwassen mannelijke dier van 14-15 jaar. De belangrijkste bevindingen waren een ernstige longontsteking, bloedingen in het brein en een abces veroorzaakt door infectie met de bacterie Brucella ceti. Er werd geen plastic en voedselresten in de maag en darm aangetroffen. Het dier had een acuut voedsel (en daarmee vocht) tekort, waarschijnlijk gerelateerd aan ulceraties in mondholte, slokdarm en maag alsmede maagbloedingen. Daarnaast werden geen indicaties gevonden voor trauma, bijvoorbeeld als gevolg van een aanvaring met een schip, voor verstrikking, en voor gehoorschade. Het ging om een ziek en verzwakt dier, wat ontstekingen toonde in meerdere organen en als gevolg daardoor strandde en overleed.

De mogelijkheid van het uitvoeren van autopsies en aanvullende onderzoeken, zoals het gehoorschade onderzoek, op gestrande walvisachtigen in de toekomst zal ons meer inzicht geven in de

strandingsoorzaken van deze dieren en tegelijkertijd waardevolle informatie over de populatie, hun gezondheidsstatus en hun leefgebied opleveren, maar ook over door mensen geïnduceerde

bedreigingen. Daarnaast geeft het de mogelijkheid om aanwezigheid van zoönoses te ontdekken die mogelijk een nadelig effect op humane gezondheid kunnen hebben. Dit is in het bijzonder belangrijk bij levend gestrande walvisachtigen, welke veelal groot publiek trekken.

(6)

6 | Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht

1 Inleiding

Op 18 november 2018 werd een griend (long-finned pilot whale, Globicephala melas) ter hoogte van Camperduin, Noord-Holland gezien. Het ging om één dier, welke dicht op het strand in zuidelijke richting zwom tot het vast kwam te liggen op een zandbank ter hoogte van Egmond aan Zee en vrijwel direct overleed.

De minister van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) is verantwoordelijk voor de invulling van internationale verplichtingen en afspraken omtrent de biodiversiteit en de bescherming van in het wild levende bedreigde diersoorten. Vanuit die verantwoordelijkheid is een leidraad opgesteld waarbinnen de verschillende stappen, besluitvorming en coördinatie bij een dergelijke walvisstranding zijn opgenomen. In het kader van deze leidraad zijn in november 2017 afspraken gemaakt tussen LNV en verschillende onderzoeksinstituten omtrent onderzoeksbelangen.

Daarbinnen is de Universiteit Utrecht (UU) door LNV aangewezen als uitvoerder van het pathologisch onderzoek naar de strandingsoorzaak van walvissen, waaronder deze griend.

Strandingsonderzoek vindt in Nederland sinds 2008 plaats bij de afdeling Pathologie van de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht in opdracht van het Ministerie van LNV. Het hoofddoel van het onderzoek is het vaststellen van de strandingsoorzaken van de onderzochte dieren, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen natuurlijke en antropogene oorzaken. Daarnaast worden weefsels verzameld waarmee aanvullende onderzoeken kunnen worden uitgevoerd. Hieronder valt onder andere onderzoek naar dieet, plastics en gehoorschade. Deze onderzoeken worden door externe met expertise op deze gebieden uitgevoerd: Wageningen Marine Research (WMR) is gespecialiseerd in onderzoek naar dieet van zeezoogdieren en Bureau Waardenburg (BuWa) in onderzoek naar macro- en micro plastic vervuiling en de impact hiervan op zeedieren. Dr. Maria Morell, werkzaam bij Institute for Neurosciences Montpellier, is specialist op het gebied van gehoorschade onderzoek bij

zeezoogdieren.

Grienden hebben een zogenoemde anti-tropische distributie. Dat wil zeggen dat ze voorkomen op vergelijkbare breedtegraden over de evenaar, maar niet in de tropen. Ze leven van inktvis en vis die ze in deze diepere waters vangen (Olsen 2017, Minton et al. 2018). In de randen van de Noordzee komen grienden voor, zowel in het noorden bij de Noorse geul en Faeröer eilanden, als in het zuiden, van de Baai van Biskaje tot het Engels Kanaal (Reid et al. 2003). Grienden zijn echter een zeldzame bezoeker van de zuidelijke Noordzee en in Nederland zijn strandingen van grienden redelijk uniek (IJsseldijk et al. 2015). Vanaf 1990 zijn er hier zes gestrande grienden gedocumenteerd, waarvan maar één in vergelijkebare verse conditie (zie: http://walvisstrandingen.nl/).

In de maag en darm van gestrande zeedieren bevinden zich vaak nog voedselresten, deze laten zien wat er recent gegeten is, en in sommige gevallen ook waar er voor het laatst gegeten is. In enkele unieke gevallen kan voedsel zelfs gerelateerd worden aan de doodsoorzaak van walvisachtigen (IJsseldijk et al. 2015). Naast voedselresten worden ook regelmatig plastics of ander door de mens geproduceerd afval aangetroffen, wat informatie kan leveren over de route die deze dieren hebben afgelegd en over de oorsprong van zwerfafval in zee (bijv. Unger et al. 2016). Gehoorschade kan zowel door natuurlijke oorzaken, zoals infecties (bijv. Morell et al. 2017a), ontstaan of door

antropogene oorzaken, zoals akoestisch trauma (Morell et al. 2017b). In deze rapportage worden de resultaten van het strandingsonderzoek van de griend gegeven, bestaande uit het pathologisch-, dieet-, plastic- en gehoorschade onderzoek. Het doel van deze onderzoeken is het achterhalen van de gezondheidsstatus, herkomst en strandingsoorzaak van deze griend, en om een antwoord te

genereren op vragen als: is er sprake geweest van menselijk handelen als aanleiding van de stranding; zijn er potentieel zoönotische micro-organismen in de griend aangetroffen; en zijn er mogelijk negatieve effecten van vervuiling op de gezondheidsstatus van deze griend geweest.

(7)

2 Materialen en methoden

2.1 Autopsie, macro- en microscopie

De griend is na stranding en overlijden opgehaald (Figuur 1) en dezelfde avond nog naar de sectiezalen van de Faculteit Diergeneeskunde getransporteerd, waar de autopsie omstreeks 21:00h startte. De griend is gemeten, het geslacht is bepaald en het dier is volledig gefotografeerd. De autopsie is, voor zover mogelijk, uitgevoerd volgens eerder beschreven protocollen en methoden (Kuiken & García-Hartmann 1993; IJsseldijk et al. 2019). Het onderzoek bestond uit een uitgebreid uitwendig en een inwendig onderzoek (voor details zie: IJsseldijk et al. 2018), waarbij alle aanwezige organen, beschreven, beoordeeld en bemonsterd werden. Blubber diktes zijn gemeten op drie locaties (dorsaal, lateraal en ventraal) craniaal van de rugvin, in een rechte lijn naar beneden. Tijdens de autopsie werd in het bijzonder gelet op aanwijzingen die duiden op decompressieziekte (voor details zie: Jepson et al. 2003 en Fernández et al. 2005).

Voor het histologisch onderzoek werd weefsel gefixeerd en volgens standaardprocedure in paraffine ingebed en gesneden, waarna de coupes werden gekleurd met hematoxyline en eosine (H&E). Een erkend veterinair patholoog heeft de coupes beoordeeld om eventuele afwijkingen op celbasis vast te stellen en ten behoeve van het determineren van de doodsoorzaak van dit dier. Daarnaast is weefsel voor virologisch- en bacteriologisch onderzoek verzameld (retrospectief ingevroren op -80°C en -20°C tot verdere analyses). Microbiologische analyses zijn van vijf weefsels (long, lever, nier, darm en milt) en één abces uitgevoerd door specialisten van Scottish Marine Animal Stranding Scheme (SMASS). De aanwezigheid van parasieten werd gedocumenteerd. Parasieten werden in 70% ethanol verzameld. De beoordeling van de geassocieerde pathologie is onderdeel van het histologisch onderzoek. Parasieten werden geïdentificeerd op basis van morfologie door parasitoloog Herman Cremers.

Figuur 1. Verzamelen van griend te Egmond aan Zee onder toeziend oog van publiek

(8)

8 | Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht

2.2 Leeftijdsbepaling en reproductie status

Een longitudinale tand doorsnede van een tandwalvis, zoals de griend, onthult jaarlijkse groeiringen die kunnen worden afgelezen om de leeftijd te bepalen. Eén tand uit de onderkaak is geanalyseerd om de leeftijd te bepalen volgens de beschreven methode in Perrin & Myrick (1980). Dit onderzoek is uitgevoerd door specialisten van de Veterinaire universiteit in Hannover, Duitsland. Daarnaast is een monster van de testes histologisch onderzocht om de hoeveelheid sperma productie te beoordelen.

2.3 Dieet- en plastic onderzoek

Tijdens de autopsie is voor dieet en plastic onderzoek de maag en darm van de griend verzameld en na de sectie onderzocht door onderzoekers van Wageningen Marine Research en Bureau

Waardenburg. De maag en darm zijn uitgespoeld, waarbij het effluent over een 1 mm zeef is gespoeld om ook kleine, lichte voorwerpen (zoals kleine stukjes plastic) te verzamelen (conform Bravo

Rebolledo et al. 2013; van Franeker et al. 2018).

2.4 Gehoorschade onderzoek1

Gehoorbenen van walvisachtigen hebben twee kenmerkende componenten: het periotic en tympanic bot. Het binnenoor is onderdeel van het periotic gedeelte en bestaat uit het evenwichtsorgaan en de cochlea. De cochlea is het auditief systeem (gehoor) en bevat de gedeeltes waarmee

geluidsfrequenties worden waargenomen (Ketten 1993; Morell et al. 2015; Cozzi et al. 2016). De cochlea heeft een spiraalvormige holte met in de wand de haarcellen (ook wel zintuigcellen genoemd) en staat ook wel bekend als ‘het orgaan van Corti’. Er zijn over het algemeen vier rijen haarcellen te onderscheiden: één rij van binnen haarcellen en drie rijen van buiten haarcellen. Gehoorschade door geluid is een resultaat van het over stimuleren van de haarcellen waarbij beschadigingen van de haarcellen het gehoor verminderen. Schade van de binnen haarcel rij is permanent (PTS); deze kan zich niet herstellen, in tegenstelling tot de buiten haarcellen waarbij herstel wel mogelijk is. Herstel na beschadiging betekent een tijdelijk gehoor verlies (TTS) (Ketten 1993; Ketten 2012). Door middel van beoordeling van de haarcellen kan dus onderzocht worden of walvisachtigen gehoorschade hadden toen ze strandde. Door beoordeling van de staat van de haarcellen en locatie van een aanwezige beschadiging kan een inschatting worden gemaakt van de ernst en oorzaak van de beschadiging.

Tijdens de autopsie zijn de gehoorbeentjes verzameld, geïnjecteerd en gefixeerd zodat het materiaal door ontbinding geen kwaliteit meer verloor. Dit is gedaan volgens eerder beschreven protocollen en methoden (Morell & André 2009). Injectie vond plaatst ~9uur na het tijdstip van overlijden van het dier en gebruikt fixatie middel was 10% neutraal gebufferde formaline. De gehoorbeentjes zijn voortijdig aan de analyse op kamertemperatuur opgeslagen. Analyse van de gehoororganen vond plaats op het Institute for Neurosciences of Montpellier, in Frankrijk door Dr. Maria Morell. De gehoororganen (links en rechts) zijn eerst gescand met een micro- computertomografie (CT) scan (merk EasyTom 150) bij het Montepellier Ressources Imagerie platform (MRI, Institute of Science of the Evolution of Montpellier) om te onderzoeken of er bloedingen of infecties aanwezig waren.

Gehoorschade hoeft niet per definitie antropogeen te zijn. Eerder gerapporteerde natuurlijke afwijkingen aan gehoororganen bij tandwalvissen, welke tot (eenzijdige) doofheid hadden geleid, werden bijvoorbeeld veroorzaakt door parasitaire infecties (Morell et al. 2017b) en schimmelinfecties (Seibel et al. 2010; Prahl et al. 2011). Na de micro-CT scan zijn de periotic botten ontkalkt. Het rechter oor is onderzocht met immunofluorescence en het linker oor door middel van elektronen microscopie (EM). Analyses werden uitgevoerd volgens methoden beschreven in Morell et al. 2015 voor het linker oor en Morell et al. 2016 voor het rechter oor.

Met de hier gepresenteerde analyse van gehoororganen kan alleen letsel worden opgepikt wat een permanent trauma voor het dier heeft betekent. Functionele verstoring wat geen letsel veroorzaakt kan niet worden opgepikt.

1 Dit hoofdstuk is geschreven op basis van aangeleverde onderzoeksresultaten van Dr. Maria Morell.

(9)

3 Resultaten

3.1 Macroscopie

De mannelijke griend had een totale lengte van 5,46 meter, een omtrek van 2,43 meter en blubber diktes tussen de 4,5-5,7 centimeter. Het dier woog 2021 kg. De huid vertoonde meerdere lijnvormige krassen op de rugzijde, welke zijn geïnterpreteerd als tand afdrukken, met walvisluizen (Figuur 2). De afstand tussen de krassen was 10-12mm; dit is in overeenkomst met de afstand tussen de tanden van tuimelaar dolfijnen (Tursiops truncatus) en suggereert een eerdere, redelijk recente interactie.

Daarnaast vertoonde het dier op verschillende plekken ronde laesies en littekens, welke niet gerelateerd waren aan de doodsoorzaak, maar ouder waren. Uitwending werden geen tekenen van acuut of chronisch trauma en/of verstrikking gevonden.

Figuur 2. Tandafdrukken met walvisluis, bemonstering op het strand. Foto’s: Jeroen Hoekendijk.

In de wand van de eerste maag werden ulceraties gevonden en in de wand van de tweede maag bloedingen (Figuur 3). Daarnaast werden enkele nematoden aangetroffen, later geïdentificeerd als Anisakis simplex. In de overgang van eerste naar tweede maag werden parasitaire knobbels

gevonden, veroorzaakt door Pholeter gastrophilus infestatie. In de darmen werden enkele parasieten ontdekt van de orde Acanthocephala, namelijk Bolbosoma capitatum. In de buikholte aan de buikwand ter hoogte van de testikels en blaas, zat een abces van ongeveer 8x8 cm. Daarnaast ook enkele met parasieten gevulde cystes, later geïdentificeerd als Monorygma grimaldii. In de bijnieren werden bloedingen aangetroffen en een groot aantal van de organen toonde stuwing van bloed, passend bij levend stranden.

Op het strand werd al gezien dat er een grote hoeveelheid vocht met een sterke geur uit het blaasgat liep. Er werd een grote hoeveelheid schuim (oedeem) in de luchtpijp en longen aangetroffen, passend bij levend stranden. De longen toonde diffuus heel veel kleine ontstekingshaarden en ook waren de lymfeknopen gezwollen. In de slokdarm werden ulceraties aangetroffen. Ulceraties waren ook in de mondholte aanwezig. Er zijn geen afwijkingen in het hart aangetroffen. Macroscopisch werden bloedingen in de hersenen gezien (Figuur 4).

(10)

10 | Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht

Figuur 3. Foto’s van de maag met ulceraties in de wand van de eerste maag aangegeven met gele pijlen (links) en bloedingen in de wand van de tweede maag aangegeven met gele pijlen (rechts). Foto’s:

Bas Niemans (UU)

Figuur 4. Foto’s van het brein met prominente bloedvaten aangegeven met gele pijlen (links) en bloeding op sneevlak in grote hersenen aangegeven met gele pijl (rechts). Foto’s: Bas Niemans (UU)

3.2 Histologie

In meerdere organen en weefsels verder geringe tot ernstige ontstekingen bevestigd: de afwijkingen in de huid toonde histologisch ontstekingscellen en bloedingen, ook werden ontstekingen in de mondholte, slokdarm en maagwand bevestigd. Het abces wat in de buikholte werd gevonden was omkapseld met bindweefsel en toonde veel ontstekingscellen. Daarnaast had het dier een ernstige bacteriële bronchopneumonie (longontsteking). Enkele ontstekingscellen zijn tevens in het brein ontdekt, met daarnaast bloedingen. De lever toonde aanwijzingen voor ijzer en vet depositie, indicatief voor een acuut voedseltekort. De combinatie van de ontstekingen in verschillende weefsels en organen hebben het dier vermoedelijk verzwakt en uiteindelijke geresulteerd in de stranding. Een bacteriële sepsis is niet uit te sluiten.

(11)

Strandings gerelateerde afwijkingen waren long oedeem en stuwing van bloed in meerdere organen, waaronder in hart, longen en lever. De skeletspier toonde bloedingen met enige teken van

spierschade. De uitgezette bloedvaten in onder andere het brein en stuwing van organen passen bij shock.

3.3 Microbiologie

Lage aantallen Edwardsiella tarda werden gekweekt uit long en hogere aantallen uit darm. Daarnaast werden enkele Haemophillus sp. in de long aangetroffen. Escherichia coli werd gekweekt uit lever, milt en darm. Uit het abces uit de buikholte werd een enkele Corynebacterien sp. gekweekt, maar

daarnaast in grote hoeveelheid een Brucella sp. Uit het nier monster werden geen bacteriën of schimmels gekweekt.

De Brucella sp. is naar het WHO Brucella referentie laboratorium voor dier en plant gezondheid (Animal and Plant Health Agency (APHA)) in Weybridge, UK gestuurd voor bevestiging van de soort, omdat het om een abnormale groei ging welke langer dan 14 dagen duurde. Het lab bevestigde uiteindelijk dat het om B. ceti ging.

3.4 Leeftijd en reproductiestatus

De leeftijd van de griend is gedetermineerd op 14-15 jaar. De testes waren actief, maar er werden geen spermatozoa gezien. Op basis van de totale lengte van de griend, de leeftijd en hoeveelheid actieve testes ging het hier om een adult dier.

3.5 Dieet- en plastic onderzoek

Er zijn geen prooiresten en geen plastic aangetroffen in de maag en de darm van de griend.

3.6 Gehoorschade onderzoek

Op de micro-CT scan werden geen aanwijzingen voor bloedingen, ontstekingen passen bij infecties of kleine fracturen van en in het binnenoor gevonden (Figuur 5). De structuur van het binnenoor was in overeenkomst met dat van andere walvisachtigen, zoals de bruinvis (Morell et al. 2015).

(12)

12 | Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht

In het rechter binnenoor waren alle rijen haarcellen aanwezig door de gehele cochleaire spiraal (orgaan van Corti), met uitzondering van één van de uiteindes van de spiraal. Deze cellen waren waarschijnlijk al vergaan door decompositie van het weefsel of injectie van fixatief. Met de immunohistochemische analyse werden geen aanwijzingen van gehoorschade in het rechter oor aangetroffen. Aanvullend elektronmicroscopisch onderzoek naar de staat van de neuronen in geselecteerde gedeeltes van het orgaan van Corti toonde ook geen afwijkingen.

In het linker oor werd ophoging van bloed aangetroffen met milde bloedingen in het tympanic kanaal rond de cochleaire zenuw. In het linker oor waren de cellen van het orgaan van Corti in de eerste millimeters afwezig. Dit artefact was waarschijnlijk het gevolg van fixatie of injectie van de cochlea.

De morfologie van de cellen waren alsnog goed te beoordelen door de gehele cochleaire spiraal. Er werden in het linker oor geen aanwijzingen voor gehoorschade gevonden. Echter, in een klein

gedeelte van de basis van de cochleaire spiraal werd een schimmel gevonden, morfologisch consistent met Candida sp. of Blastomuces sp. Ontstekingscellen waren niet aanwezig, het is daarom

waarschijnlijker dat het hier om postmortale groei gaat dan een schimmelinfectie.

(13)

4 Discussie en conclusie

De gestrande griend was een volwassen mannelijke dier van 14-15 jaar. De belangrijkste bevindingen waren een ernstige longontsteking, bloedingen in het brein en een abces veroorzaakt door infectie met de bacterie Brucella ceti. Daarnaast waren er tekenen van een acuut voedsel (en daarmee vocht) tekort, waarschijnlijk gerelateerd aan ulceraties in mondholte, slokdarm en maag alsmede

maagbloedingen. Er werd geen plastic en voedselresten in de maag en darm aangetroffen. Daarnaast werden geen indicaties gevonden voor trauma, bijvoorbeeld als gevolg van een aanvaring met een schip, voor verstrikking, en voor gehoorschade. Het ging om een ziek en verzwakt dier, wat ontstekingen toonde in meerdere organen en als gevolg daardoor strandde en overleed.

Bij diep duikende soorten, zoals grienden maar ook spitssnuitdolfijnen, is het belangrijk om gehoorschade onderzoek uit te voeren, om kennis te vergaderen over de mogelijke aanwezig (of afwezigheid) van akoestisch trauma als verklaring voor hun afdwalen in de (zuidelijke) Noordzee.

Onderzoek naar geluid als oorzaak voor een stranding is echter maar zelden mogelijk door de tijdsdruk die hierop ligt. Laesies die leiden tot gehoorverlies treden op cellulair niveau op in het binnenoor, maar dergelijke cellen zijn tevens heel gevoelig voor autolyse. Vooral het onderscheiden van ante- en postmortale veranderingen was altijd een uitdaging. Recentelijk zijn echter protocollen en nieuwe technieken ontwikkelt, welke het meer en meer mogelijk maken om gehoorschade te detecteren. Bij dieren waarvan binnenoren binnen enkele uren na de dood verzameld en gefixeerd worden (idealiter binnen 18 uur, maar bruikbaar materiaal is verzameld bij grienden welke 30 uur eerder stierven), kunnen door middel van micro-CT scanning en elektronen microscopie letsels ontdekt worden, maar ook schade door natuurlijke oorzaken (Morell et al. 2015; Morell et al.

2017a,b). Alleen door snel handelen bij walvis strandingen en het volgen van deze recente protocollen en methoden voor verzamelen en fixeren van gehoororganen, zal het in de toekomst mogelijk blijven dit onderzoek te kunnen blijven uitvoeren.

Eén van de bevindingen waren de tandafdrukken van vermoedelijke tuimelaar dolfijnen op de rugzijde van de griend. Tuimelaars staan erom bekend andere walvisachtigen, zoals de bruinvis (Phocoena phocoena), aan te vallen (Jepson & Baker 1998; Barnett et al. 2009). In noordoost Schotland worden bijvoorbeeld vooral jonge bruinvissen in grote aantallen aangevallen en uiteindelijk gedood.

Gerapporteerde verklaringen zijn seksuele agressie en infanticide, omdat bruinvissen van gelijke grootte zijn als pasgeboren tuimelaar kalven (Patterson et al. 1998). In zuidwest Engeland zijn tevens andere, grotere soorten gevonden welke op de sectietafel tandafdrukken van tuimelaars en andere geassocieerde veranderingen (o.a. breuken en inwendige bloedingen) toonden (Barnett et al. 2009).

Een groot aantal van deze dieren werd ook levend op het strand aangetroffen. In 2015 strandde een levende jonge griend in Schotland met tandafdrukken van vermoedelijk tuimelaar dolfijnen en deze agressieve interactie werd als oorzaak voor de stranding opgegeven. Schotse onderzoekers

rapporteerden tevens dat dit pas de tweede griend was met indicaties voor een agressieve interactie met tuimelaar dolfijnen (Brownlow et al. 2015). Dat zou betekenen dat de tandafdrukken op de in Egmond gestrande griend de derde gerapporteerde griend is waarbij een interactie met tuimelaars mogelijk nadelige gevolgen voor het dier heeft gehad. Eerder werd op een in de Oosterschelde gestrande spitssnuitdolfijn ook tandafdrukken met gelijke afmetingen aangetroffen (IJsseldijk & Gröne 2018). Tuimelaars zijn geen onbekende bezoekers van de zuidelijke Noordzee, maar komen normaliter voor ter hoogte van Schotland, Ierland en in het Engels kanaal (Wilson et al. 1997, Kiska et al. 2004, O’Brien et al. 2009). Het is onduidelijk in hoeverre deze interactie heeft bijgedragen aan de verzwakte gezondheidstoestand van dit dier, maar gezien de subacute aard van deze tandafdrukken en de grote van de griend, is het niet ondenkbaar dat het dier al verzwakt was toen het in contact kwam met de tuimelaars.

Het walvisachtigen-specifieke pathogeen B. ceti werd aangetroffen in een abces in de buikholte.

Brucella ceti heeft een zoönotisch potentieel en wordt meer en meer gevonden in de afgelopen twintig jaar. Foster et al. (2015) detecteerde B. ceti in de testikels van een griend, gestrand in Schotland in 2011 en concludeerde dat er een potentie is dat B. ceti infecties een effect hebben op het reproductie succes van zeezoogdieren. Ook bij de griend die in Egmond strandde werd de infectie in de buikholte

(14)

14 | Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht

long van de griend. Hoewel deze bacterie typisch voorkomt in de normale darmflora van vis en mens, kan het ook een opportunistische pathogeen zijn voor mensen, waarbij het maagdarm ontstekingen en diarree kan veroorzaken (Verjan et al. 2005). Deze resultaten laten zien dat het dan ook ten alle tijden raadzaam is om gestrande walvisachtigen, of monsters daarvan, door professionals te laten hanteren om infectie risico zo klein als mogelijk te houden. Strandings onderzoek geeft de

mogelijkheid om aanwezigheid van zoönoses te ontdekken die mogelijk een nadelig effect op humane gezondheid kunnen hebben. Dit is in het bijzonder belangrijk bij levend gestrande walvisachtigen, welke veelal groot publiek trekken, zoals ook het geval was bij deze griend.

(15)

Literatuur

Barnett, J., Davison, N., Deaville, R., Monies, R., Loveridge, J., Tregenza, N., & Jepson, P. D. (2009).

Postmortem evidence of interactions of bottlenose dolphins (Tursiops truncatus) with other dolphin species in south-west England. Veterinary Record, 165(15), 441-444.

Bravo Rebolledo E.L., van Franeker J.A., Jansen O.E. & Brasseur S.M.J.M. (2013). Plastic ingestion by harbour seals (Phoca vitulina) in The Netherlands. Marine Pollution Bulletin 67, 200-202.

Brownlow, A., Davison, N., ten Doeschate, M. (2015). Scottish Marine Animal Stranding Scheme Annual Report 2015 (1 January to 31 December 2015) for Marine Scotland, Scottish Government.

Accessed: http://www.strandings.org/smass/publications/reports/SMASS_Annual_Report_2015.pdf Cozzi, B., Huggenberger, S., & Oelschlager, H. (2016). Anatomy of dolphins: Insight into body

structures and function. Academic Press Elsevier, London, pp 438.

Davison, N. J., Brownlow, A., McGovern, B., Dagleish, M. P., Perrett, L. L., Dale, E. J., ... & Foster, G.

(2015). First report of Brucella ceti-associated meningoencephalitis in a long-finned pilot whale Globicephala melas. Diseases of Aquatic Organisms, 116(3), 237-241.

Fernández, A., Edwards, J.F., Rodriguez, F., De Los Monteros, A.E., Herraez, P., & Castro, P. (2005) Gas and fat embolic syndrome involving a mass stranding of beaked whales (family Ziphiidae) exposed to anthropogenic sonar signals. Veterinary Pathology, 42(4): 446-457.

Foster, G., Whatmore, A. M., Dagleish, M. P., Baily, J. L., Deaville, R., Davison, N. J., ... & Brownlow, A. C. (2015). Isolation of Brucella ceti from a long-finned pilot whale (Globicephala melas) and a Sowerby’s beaked whale (Mesoploden bidens). Journal of Wildlife Diseases, 51(4), 868-871.

IJsseldijk, L. L., Brownlow, A. C., Mazzariol, S. (eds.) (2019). Best practice on cetacean post-mortem investigation and tissue sampling. Joint ACCOBAMS and ASCOBANS document.

IJsseldijk, L. L., & Gröne, A. (2018). Stranding van een gewone spitssnuitdolfijn (Mesoplodon bidens) in de Oosterschelde: Resultaten van het strandingsonderzoek, met speciale aandacht voor onderzoek naar gehoorschade. Rapport Utrecht Universiteit, verkrijgbaar op:

https://www.uu.nl/onderzoek/strandingsonderzoek/het-onderzoek/onderzoeksverslagen

IJsseldijk, L. L., Kik, M. J. L., & Gröne, A. (2018). Postmortaal onderzoek van bruinvissen (Phocoena phocoena) uit Nederlandse wateren, 2017. Biologische gegevens, gezondheidsstatus en

doodsoorzaken. Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu, WUR. WOt-technical report 2018.

IJsseldijk, L. L., Leopold, M. F., Rebolledo, E. L. B., Deaville, R., Haelters, J., IJzer, J., ... & Gröne, A.

(2015). Fatal asphyxiation in two long-finned pilot whales (Globicephala melas) caused by common soles (Solea solea). PloS One, 10(11), e0141951.

Jepson, P. D., & Baker, J. R. (1998). Bottlenosed dolphins (Tursiops truncatus) as a possible cause of acute traumatic injuries in porpoises (Phocoena phocoena).

Jepson, P.D., Arbelo, M., Deaville, R., Patterson, I.A.P., Castro, P., Baker, J.R., … & Fernández, A.

(2003). Gas-bubble lesions in stranded cetaceans. Nature, 425: 575-576.

Ketten, D.R. (1993). The cetacean ear: form, frequency and evolution. In Marine Mammal Sensory Systems. Plenum Press New York, 53-75.

Ketten, D.R. (2012). Marine Mammal Auditory System Noise Impacts: Evidence and Incidence. The Effects of Noise on Aquatic Life, 207-212.

Kiszka, J., Hassani, S., & Pezeril, S. (2004). Distribution and status of small cetaceans along the French Channel coasts: using opportunistic records for a preliminary assessment. Lutra, 47(1), 33- 46.

Kuiken, T. & García-Hartmann, M. 1993. Proceedings of the first ECS workshop on cetacean

(16)

16 | Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht

Minton, G., Reeves, R. & Braulik, G. 2018. Globicephala melas. The IUCN Red List of Threatened Species2018: e.T9250A50356171. http://dx.doi.org/10.2305/IUCN.UK.2018-

2.RLTS.T9250A50356171.en. Downloaded on 02 September 2019.

Morell, M., & André, M. (2009). Cetacean ear extraction and fixation protocol.

www.zoology.ubc.ca/files/Ear_extraction_and_fixation_protocol_UBC.pdf

Morell, M., Brownlow, A., McGovern, B., Raverty, S. A., Shadwick, R. E., & André, M. (2017b).

Implementation of a method to visualize noise-induced hearing loss in mass stranded cetaceans.

Scientific Reports, 7, 41848.

Morell, M., Lenoir, M., Shadwick, R.E., Jauniaux, T., Dabin, W., Begeman, L., … & André M. (2014).

Ultrastructure of the Odontocete organ of Corti: scanning and transmission electron microscopy.

The Journal of Comparative Neurology, 523(3): 431-48

Morell, M., Lehnert, K., IJsseldijk, L. L., Raverty, S. A., Wohlsein, P., Gröne, A., ... & Shadwick, R. E.

(2017a). Parasites in the inner ear of harbour porpoise: cases from the North and Baltic Seas.

Diseases of Aquatic Organisms, 127(1), 57-63.

Morell, M., Tong, L., Rubel, E., IJsseldijk, L., Ferreira, M., Raverty, S., Piscitelli, M., Ostertag, S., Shadwick, R. (2016). Use of immunofluorescence to detect hair cell loss in odontocete cochlea.

Proceedings of the 4th International Conference on The Effects of Noise on Aquatic Life, Dublin, Ireland 10-16th July, p.136.

O'Brien, J., Berrow, S., Ryan, C., McGrath, D., O'Connor, I., Giovanna, P., ... & Whooley, P. (2009). A note on long-distance matches of bottlenose dolphins (Tursiops truncatus) around the Irish coast using photo-identification. Journal of Cetacean Research and Management.

Olson, P. A. (2017). Pilot whales: Globicephala melas and G. macrorhynchus. In Encyclopedia of marine mammals 3rd edition. Academic Press.

Patterson, I. A. P., Reid, R. J., Wilson, B., Grellier, K., Ross, H. M., & Thompson, P. M. (1998).

Evidence for infanticide in bottlenose dolphins: an explanation for violent interactions with harbour porpoises?. Proceedings of the Royal Society of London. Series B: Biological Sciences, 265(1402), 1167-1170.

Perrin, W. F., & Myrick, A. C. (1980). Age determination of toothed whales and Sirenians. Reports of the International Whaling Commission, Cambridge, UK.[Special Issue, no. 3.].

Prahl, S., Jepson, P. D., Sanchez‐Hanke, M., Deaville, R., & Siebert, U. (2011). Aspergillosis in the middle ear of a harbour porpoise (Phocoena phocoena): a case report. Mycoses, 54(4), e260-e264.

Reid, J. B., Evans, P. G., & Northridge, S. P. (Eds.). (2003). Atlas of cetacean distribution in north- west European waters. Joint Nature Conservation Committee.

Seibel, H., Beineke, A., & Siebert, U. (2010). Mycotic otitis media in a harbour porpoise (Phocoena phocoena). Journal of Comparative Pathology, 143(4), 294-29

Unger, B., Rebolledo, E. L. B., Deaville, R., Gröne, A., IJsseldijk, L. L., Leopold, M. F., ... & Herr, H.

(2016). Large amounts of marine debris found in sperm whales stranded along the North Sea coast in early 2016. Marine Pollution Bulletin, 112(1-2), 134-141.

van Franeker J.A., Bravo Rebolledo E.L., Hesse E., IJsseldijk L.L., Kühn S., Leopold M. & Mielke L.

(2018). Plastic ingestion by harbour porpoises Phocoena phocoena in the Netherlands: establishing a standardized method. Ambio, DOI 10.1007/s13280-017-1002-y

Verjan, N., Hirono, I., & Aoki, T. (2005). Genetic loci of major antigenic protein genes of Edwardsiella tarda. Applied Environmental Microbiology, 71(9), 5654-5658.

Wilson, B., Thompson, P. M., & Hammond, P. S. (1997). Habitat use by bottlenose dolphins: seasonal distribution and stratified movement patterns in the Moray Firth, Scotland. Journal of Applied Ecology, 1365-1374.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is voorgeschreven dat indien bij een bestemmingsplan 'een nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk wordt gemaakt,

Akkerogentroost   Glad biggenkruid   Lange zonnedauw  Trosgamander  Beklierde ogentroost  Gladde zegge   Liggende ereprijs  Veenbloembies 

 Met instemming kennis te nemen van het besluit van ons college waarbij de opdracht tot de herontwikkeling van het Watertorengebied is gegund aan BAM Wonen B.V.;.  In te

functionele eisen sporhal In welke mate wordt voldaan aan functionele eisen van de sporthal volgens het PvE en is er zelfs sprake van overstijging van deze eisen?. 10 4 40 8 32 8 32

[r]

Er werden virale deeltjes in cellen in de opperhuid gezien, om deze reden werd een PCR voor herpesvirus uitgevoerd (zie ‘microbiologisch.. 10 | Faculteit

Hieronder valt onder andere onderzoek naar dieet, dat uitgevoerd wordt door Wageningen Marine Research (WMR).. De gestrande witflankdolfijn was een volwassen mannelijk dier van 12

De bezettingsgraad is berekend door het aantal goed en fout geparkeerde voertuigen en het aantal obstakels te delen door de capaciteit van de sectie.. Het parkeren