• No results found

VENNEN IN LIMBURG. arvalis)en Vinpootsalamander {Triturus helveticus) en zijn vindplaats

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "VENNEN IN LIMBURG. arvalis)en Vinpootsalamander {Triturus helveticus) en zijn vindplaats"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

N A T U U R H I S T O R I S C H M A A N D B L A D AUGUSTUS 2002 J A A R G A N G 9 1 195

VENNEN IN LIMBURG

R. Buskens & H. de Mars, Royal Haskoning, Postbus I 754. 6201 BT Maastricht

Wanneer in Nederland over vennen w o r d t gesproken zijn de p r o v i n - cies Noord-Brabant en Drenthe eerder in beeld dan Limburg. Zijn daar meer vennen of vallen ze er eerder op? Of k o m t het o m d a t daar verschillende gebieden zijn m e t veel vennen, zoals in de omgeving van Oisterwijk of Dwingeloo?

De belangstelling van biologen voor vennen is a l t i j d groot geweest.

Vennen staan bekend als schatkamers voor sieralgen, herbergen veentjes m e t zeldzame planten als Beenbreek (Narthecium

ossifragum) of Veenbloembies (Scheuchzeria palustris), dienen als

voortplantingsplaats voor amfibieën waaronder Heikikker (Rana arvalis)en Vinpootsalamander {Triturus helveticus) en zijn vindplaats voor zeldzame kevers, wantsen en libellen. Hebben de vennen in Limburg ook deze betekenis?

3 I a r t i k e l e n handelen o v e r h e r p e t o f a u n a . Daarnaast zijn e r zes artikelen verschenen over libellen, vijf over hydrobiologie, zeven o v e r n a t u u r w a a r d e r i n g en de laatste jaren o o k enkele over het herstel van vennen.

Is er m e t deze en andere publicaties nu een voldoende beeld over de betekenis van ven- nen in Limburg? Ja en nee. Veel informatie is v e r z a m e l d en beschreven als h e t gaat o m vennen in de Meinweg, de Beegderheide en de vennen bij W e e r t . Gedurende de laatste tien jaar heeft o o k het streven van het Zuive- ringschap Limburg, de waterschappen en de provincie o m vennen te betrekken bij het be- heer van het oppervlaktewater, het herstel van w a t e r k w a l i t e i t en de bestrijding van ver- droging en verzuring, een impuls gegeven aan het o n d e r z o e k aan vennen. Gaandeweg r e - zen er vragen over het stellen van p r i o r i t e i - ten en het maken van keuzes in de aanpak van vennen en de wijze w a a r o p dit moest gebeu- ren. K o r t o m de hoogste tijd o m de beteke- nis van de vennen in Limburg eens nader o n - der de loep te nemen en een aanpak v o o r het herstel van vennen u i t t e w e r k e n .

VEN OF VEEN

AANDACHT VOOR VENNEN

O m t e beginnen is het interessant o m t e kij- ken w a t e r in het Natuurhistorisch Maand- blad is geschreven over vennen. Van de laat- ste t w i n t i g jaargangen (1982-2001) hebben 3 I artikelen betrekking o p vennen. Hiervan gaan e r acht over vennen o f veenwateren in de Meinweg, acht over vennen in de omge- ving van W e e r t , vier over de Beegderheide

in een speciaal t h e m a n u m m e r , t w e e over de Bergerheide en t w e e over de Brunsummer- heide. V e r d e r k o m e n De H a m e r t , het Maris- sen, de Rouwkuilen en de boerenkuilen in de Peel een keer aan bod. V o o r a l de Meinweg is een natuurgebied waar vennen en andere stagnante w a t e r e n regelmatig zijn bezocht d o o r leden van h e t N a t u u r h i s t o r i s c h G e - nootschap in Limburg. H e t zal v o o r g e n o o t - schappers o o k niet v r e e m d zijn dat 12 van de

Ondervennen w o r d e n in hetalgemeen ondie- pe wateren o p de zandgronden verstaan m e t voedselarm, zuur t o t zwak gebufferd w a t e r (figuur I). Er blijkt dat meer dan 280 wateren in Limburg kenmerken van vennen hebben o f hadden (BuSKENS & DE MARS, 2000). Deze w a t e r e n v e r t e g e n w o o r d i g e n bijna 10% van het totale aantal vennen in Nederland. Vooral het rivierduinlandschap in N o o r d - L i m b u r g kent een g r o o t aantal vennen: een kleine h o n - derd, inclusief een aantal in de omgeving van Venraij. Z e zijn ontstaan als ondiepe t o t scho- telvormigeuitwaaüngslaagten. In veel gevallen hebben deze vennen een schijngrondwater- spiegel en staan ze niet o f niet permanent in contact met het diepere, regionale grondwa- ter. Naast deze uitwaaiingslaagten in rivierdui- nen komen westelijk van de Maas depressies v o o r in h e t dekzand. In de omgeving van W e e r t zijn 67 w a t e r e n in de categorie ven geteld. Enkele hebben een bijzondere v o r m en zijn pingo-ruïnes; in Nederland een zeldzaam verschijnsel en r e c e n t o n t d e k t in h e t W e e r t e r b o s (H O E K & J O O S T E N , 1995). De wateren in de Peel zijn veenputten of veenplas-

FIGUUR I

Vennen, met open water en hoogveenvegetatie, gelegen tussen rivierduinen in Noord-Umburg (foto: j. Hoogveld).

(2)

196 AUGUSTUS 2002 J A A R G A N G 91 N A T U U I Ï H I S T O R I S C H M A A N D B L A D

•//c/.IVa/rlV»/r.

sen die zijn ontstaan als gevolg van vervening.

D e oevers zijn vaak steiler vergeleken met die van uitv^aaiingslaagten en ze w o r d e n voorna- melijk gevoed d o o r neerslag. O p de lijst zijn meer dan 40 veenwateren genoemd, maar dit is exclusief de vele boerenkuilen en kleine veenputten die nog in de hoogveenrestanten aanwezig zijn.

D e meeste vennen en veenwateren in Lim- b u r g h e b b e n een klein oppervlak van minder dan één hectare en vallen weinig op in het landschap. Vennen m e t e e n o p p e r v l a k g r o t e r

FIGUUR 3

tavende//ie/ fAndromeda polifoliaj (foto: j. Hermans)

dan 10 ha, zoals die in N o o r d - B r a b a n t o p m e e r d e r e plaatsen te vinden zijn, komen t e - g e n w o o r d i g in L i m b u r g n a u w e l i j k s m e e r v o o r . G e n o e m d kunnen w o r d e n D e Banen, de H e e l d e r p e e l en e n k e l e veenplassen in Nationaal Park D e G r o o t e Peel. D e geringe omvang is t e verklaren. Veel vennen in Lim- burg w a r e n vroeger venen o f maakten deel u i t van een v e e n . D i t w o r d t d u i d e l i j k als w o r d t t e r u g g e b l i k t naar de t o e s t a n d r o n d 1840 aan de hand van de eerste topografische kaarten. Deze kaarten laten zien dat heide en veen vroeger op g r o t e schaal aanwezig w a - ren o p de hogere zandgronden van Limburg.

O p de topografische kaarten van 1840 zijn circa 305 vennen en veenplassen afgebeeld, waarvan b e t o v e r g r o t e deel in heide of veen.

Slechts een tiental vennen o f v e e n w a t e r e n lagen r o n d 1840 in of nabij agrarisch gebied en een vergelijkbaar aantal lag indertijd in een bos. De meeste vennen en veenplassen lagen halverwege de vorige eeuw dan o o k in een open, nat en voedselarm landschap (figuur 2).

H e t aantal vennen en veenwateren van 305 t o e n tegenover 280 nu suggereert dat veel stagnante w a t e r e n op de zandgronden er nog steeds zijn. U i t een nadere analyse van de his- torische en de recente topografische kaarten k o m t echter een totaal ander beeld naar v o - ren. Van de 305 vennen en veenplassen anno

1840 is maar één derde deel (95) nog steeds als ven aanwezig. H e t overige deel is v e r d w e - nen d o o r ontginning en d o o r vervening van de venen. W a t v e r d e r opvalt is dat de reste- rende w a t e r e n vaak een beduidend kleinere omvang hebben dan vroeger, t e r w i j l o o k veel inmiddels v e r d w e n e n vennen zich k e n m e r k - ten d o o r forse oppervlakten. Illustratief in dit v e r b a n d zijn het v o o r m a l i g e Z w a r t w a t e r ,

FIGUUR 2

Fragment van de militaire kaart van circa 1840: een landschap van hei, veen en vennen bij Nederweert waarin de eerste ontginningen herkenbaar zijn.

n o o r d w e s t e l i j k van Venray, o f het huidige (verdroogde) bosgebied van H e i b l o e m - W a - t e r b l o e m . Beide gebieden w e r d e n r o n d 1840 g r o t e n d e e l s i n g e n o m e n d o o r v e n n e n , elk m e t een o p p e r v l a k t e van enkele tientallen hectaren. Thans resteren hier hooguit enke- le kleine poeltjes. H e t karakter van veel hei- dewateren zelf is o o k veranderd d o o r w i n - ning van veen. U i t kaartvergelijking blijkt dat van de 95 'nog steeds aanwezige' vennen en veenwateren r u i m de helft r o n d 1840 w e r - den aangeduid als w a t e r (51 locaties) en de overige als veen.

U i t de kaartanalyse blijkt v e r d e r dat veel ven- nen en veenwateren die nu in natuurgebie- den liggen, niet op de topografische kaart van circa 1840 herkenbaar zijn als ven of veenwa- t e r o m d a t de betreffende locatie deel uit- maakte van een "een g r o o t veengebied". H e t b e t r e f t ongeveer 170 w a t e r e n die o n d e r in- vloed van verveningzijn ontstaan. D e militai- re kaart van circa 1840 m e t de Meinweg laat zien dat de huidige vennen en veenplassen in het natuurreservaat niet als ven zijn te onder- scheiden. De meeste vennen in Limburg heb- ben dus niet alleen een 'venig' verleden maar bovenal, als oppervlaktewater, o o k een ta- melijk recent v o o r k o m e n !

DE ECOLOGISCHE WAARDE

D a t veel vennen een venig karakter hadden of v o o r een deel nog hebben, is af te lezen aan de kaarten in de ecohydrologische adas van Limburg (DE MARS et al., 1998). In een k w a r t van de vennen k o m e n hoogveenvegetaties v o o r m e t G e w o n e dophei (Erica tetralix), Sna- velzegge (Corex rostrata), Veenpluis (Eriopho- rum angustifoiium) en waar o o k k e n m e r k e n - de h o o g v e e n s o o r t e n als Eenarig wollegras (Eriophorum vaginotum), Kleine veenbes (Oxy- coccus palustris). Lavendelhei (Andromeda po- Hfolia) (figuur 3) aanwezig zijn of w a r e n . Z u l - ke vennen komen vooral v o o r in de rivierdui- n e n g o r d e l van N o o r d - L i m b u r g (figuur 4 ) . O o k in het rivierduingebied Beegderheide zijn vennen m e t hoogveenvegetaties goed v e r t e g e n w o o r d i g d . De veengebieden in de Peel, inclusief veenrestanten bij Venray zijn gezien hun oppervlak en karakter ( v o o r m a -

(3)

N A T U U R H I S T O R I S C H M A A N D B L A D A U G U S T U S 2 0 0 2 J A A R G A K G 9 1 197

FIGUUR 4

De vegetatietypen (zoals onderscheiden in De Mars et al., / 998) aanwezig in de verschillende categorieën vennen (bron figuur: Buskens & De Mars, 2000).

lig hoogveen), vrij mager bedeeld m e t h o o g - veenvegetatie. Deze heide- en veenvegeta- ties zijn in het algemeen gekarteerd als natte heidevegetatie. In de omgeving van W e e r t zijn hoogveenvegetaties, m e t u i t z o n d e r i n g van D e Z o o m , uitgesproken zeldzaam. D e vennen in het terrassengebied oostelijk van de Maas kennen slechts op een enkele plaats een hoogveenvegetaties. G e n o e m d kunnen w o r d e n een ven in de Zandbergslenk in de Meinweg-en de Breukberg bij Brunssum.

Meer algemeen in vennen zijn vegetaties waar kleine zeggensoorten, w a t e r b i e z e n . V e e n - pluis, W a t e r a a r d b e i (Comarum palustre) en W a t e r d r i e b l a d (Menyanthes trifoliata) zijn v e r t e g e n w o o r d i g d , al of niet m e t s o o r t e n uit de O e v e r k r u i d k l a s s e . P l a n t e n s o o r t e n u i t laatstgenoemde plantengemeenschap, zoals O e v e r k r u i d (Littorella urtiflora). W a t e r l o b e l i a (Lobelia dortmanna) (figuur 5), biesvarens (Isoetes spec.) o f Gesteeld glaskroos (Elatine hexandra), zijn t e g e n w o o r d i g in N e d e r l a n d zeldzaam. In Limburg zijn 15 t o t 2 0 locaties bekend waar vegetaties uit de O e v e r k r u i d - klasse v o o r k o m e n o f - k w a m e n . V o o r a l de Peelvennen bij W e e r t w a r e n belangrijke vindplaatsen van deze s o o r t e n . Daarnaast zijn uit het verleden waarnemingen van deze s o o r t e n b e k e n d u i t d e H e e l d e r p e e l , h e t V o s s e v e n , v a n u i t p l e i s t o c e n e r i v i e r m e a n - ders, zoals het Geijstersch ven, het Z w a r t w a - t e r o f de Venkoelen, en vanuit een enkel ven in de N o o r d - L i m b u r g s e rivierduinen, zoals bijvoorbeeld het Putjesbergven en de Zeven- Morgenziep.

D e laatste jaren zijn o p verschillende plaat- sen zeer zeldzame p l a n t e n s o o r t e n ( w e e r ) teruggevonden. G e n o e m d kunnen w o r d e n de Stekelbiesvaren (Isoetes echiriospora) in D e Banen, het Gesteeld glaskroos in het nieuw uitgegraven ven de Schoorkuilen, in D e Ba- nen (na opschoning) en in een n a t u u r o n t w i k - kelingsproject in Schinveld en de Eivormige w a t e r b i e s (Eleocharis ovata) in een r e c e n t gegraven vennetje bij A r e v e n (Stramproy) en in een natuurontwikkelingsproject bij Schin- veld (D E M A R S et aL, 1998; C O R T E N R A A D &

M U L D E R , 1999).

Vennen en venen zijn o o k waardevol vanwe- ge de herpetofauna. V o o r amfibieën zijn ven- nen in een heide- of boslandschap op de hoge-

140 120

100 c i 80 ï

i

40 20

loofbos , moeras I water

venvegetatie veenvegetatie natte hei

•broekbos

hoogveen- vennen wateren zonder

randzone

pingoruïnes riverduin- ontgrondingen kwelvennen Peelvenen oude

vennen (ondiep) rivierarmen

re zandgronden van origine vrijwel de enige locaties waar ze zich kunnen v o o r t p l a n t e n . V o o r a l v o o r de meer zeldzame en bedreigde (Rode lijst) soorten als Heikikker (Rana arva- lis) (figuur 6) en Vinpootsalamander (Triturus helveticus) zijn vennen en veenwateren van belang. Bekende locaties waar meerdere van deze soorten zich voortplanten zijn de vennen o p de Beegderheide, vennen zoals de Duivels- kuil en de Ravenvennen in N o o r d - L i m b u r g en stagnante wateren in de Meinweg.

M e t uitzondering van libellen is e r over de ongewervelde fauna, de macrofauna, van ven- nen in Limburg minder bekend. Gedurende de afgelopen tien jaar zijn enkele dentallen vennen verspreid over Limburg o n d e r z o c h t d o o r het Zuiveringschap Limburg. Tabel I laat zien in w e l k e mate hierbij k a r a k t e r i s t i e k e s o o r t e n van vennen (doelsoorten) zijn aan- getroffen. In I I van de 2 5 onderzochte ven- nen zijn vijf o f meer van de 37 doelsoorten die bekend zijn van de Limburgse vennen, waargenomen. D e verschillende w a t e r e n in de M e i n w e g en in h e t b i j z o n d e r R o l v e n - n o o r d en de vennen op de Beegderheide zijn rijk aan d o e l s o o r t e n . D e vennen In het rivier- duingebied in N o o r d - L i m b u r g lijken, v o o r zover ze zijn o n d e r z o c h t , m i n d e r rijk t e zijn.

Iets dergelijks lijkt o o k t e gelden v o o r libel- len. D e Meinweg is zeer rijk aan libellen en de veengebieden i n d e Peel hebben meerdere en g r o t e r e populaties van witsnuitlibellen (Leu- corrhina species), Maanwaterjuffer (Coena- grionlunulatum) (figuur?) en Koraaljuffer (Ce- riagrion tenellum), t e r w i j l in het rivierduinge- bied oostelijk van de Maas deze s o o r t e n l o - kaal v o o r k o m e n ( H E I J L I G E R S & H E R M A N S , 2001). Mogelijk spelen de dichtheid en de variatie in omvang, waterchemie en begroei- ing van de w a t e r e n hierbij een bepalende r o l .

Tenslotte nog iets over de algen en kiezelwie- ren in Limburg. H i e r o v e r is weinig gepubli- ceerd. T o c h is er het nodige van bekend, o n - der andere dankzij de monsters die J. H e i - mans in het verleden heeft genomen op ver- schillende plaatsen. C O E S E L ( 1 9 9 8 ) heeft o n - langs nog de sieralgenflora van D e Banen bij N e d e r w e e r t o n d e r z o c h t en kunnen vergelij- ken m e t de d o o r Heimans verzamelde gege- vens uit 1929. De natuurwaarde van het ge- restaureerde ven D e Banen v o o r sieralgen blijkt h o o g t e zijn, maar heeft nog niet het niveau bereikt van de toestand in I 929. Ook v o o r deze organismengroep geldt w e e r de

FIGUUR 5

Waterlobelia (Lobelia dortmanna) (foto: J. Hermar)s)

(4)

198 A U G U S T U S 2 0 0 2 JAARGANG 91 N A T U U I Ï H I S T O R I S C H M A A N D B L A D

FIGUUR 6

Heikikker (Rana arvalisj (foto j. Hermans) FIGUUR?

Maanwaterjuffer (Coenagrion lunulatum) (fotoJ. Hermans)

bekende d e u n : het was v r o e g e r r i j k e r en mooier. H e t laatste slaat o p de prachtige v o r - men die sieralgen kunnen aannemen en w e l in het bijzonder de nu zeldzame t o t uitgestor- ven s o o r t e n , die d o o r Coesel zijn aangeduid als "vlaggenschipsoorten". V o o r kiezelwie- ren is vanwege het g r o t e aantal gegevens (207 m o n s t e r s u i t 75 w a t e r e n ) een r u i m t e l i j k beeld te schetsen. Monsters met dominantie vandeverzuringsindicatorEunot/aex/guozijn genomen o p verschillende plaatsen in Lim- b u r g , b i j v o o r b e e l d in V o s s e n k o p en M e - lickerven t e n o o s t e n van R o e r m o n d , in r i - vierduinvennen in N o o r d - L i m b u r g en o p de Beegderheide. Monsters, waarvan de samen-

TABEL I

Aantal doelsoorten ongewervelde fauna aangetroffen in Limburgse vennen in onderzoek van het Zuiveringschap Umburg (bron: BUSKENS & DE MARS, 1000).

Naam ven Aantal doelsoorten (n = aantal monsters)

Rolven-Noord (n=3) 12 Ven Hoogspanningsmast (Beegderheide) I I

Ven zonder naam (Beegderheide) IO

Melickerven (n=4) 9 Koeven (Beegderheide) 8 De Banen {n=4) 8 Westmeerven 7 Sphagnumven (Meinv^eg) 6 Vossenkop (Meinweg) 6 Duivelskuil (n=2) 5 Elfenmeer (Meinweg) 4 Rolven (Meinweg) 4 Groote Moost (n=3) 4 Zevenboomsven 3 Ravensvennen 3 Ven Steinweg 3 Beegderven 2 Grote Bedelaar 2 Groote Moost (kanaalplas) 2

Snepven(n=3) 2 Sarsven I Kranenbroek O

Stelling duiden o p een hoge waarde, zijn hu- meuze, zure w a t e r e n zoals ' t Q u i n , Sphag- numven en Rolven, of zwakgebufferd zoals D e Banen. D e gegevens laten zien dat binnen één natuurgebied het al mogelijk is o m zowel waardevolle w a t e r e n als vennen m e t aanwij- zingen v o o r verzuring, vermesting o f v e r s t o - ring aan te treffen.

VARIATIE IN VENNEN

D e verschillen tussen vennen binnen een na- tuurgebied, de sterke binding van w i t s n u i d i - bellen aan de vennen en veenwateren in de Peelstreek, het zwaartepunt in de versprei- ding van biesvarens en andere s o o r t e n uit de O e v e r k r u i d k l a s s e in het gebied r o n d o m W e e r t o f het veelvuldig v o o r k o m e n van het kiezelwier Eunotia naegelli in m o n s t e r s die v o o r n a m e l i j k a f k o m s t i g zijn u i t h u m e u z e , z u r e w a t e r e n in het r i v i e r d u i n g e b i e d en Meinweg hangt o o k samen met de landschap- pelijke kenmerken van het ven of veenwater en de hydrologische positie in het landschap.

D e Vossenkop in de Meinweg, 't Q u i n in de Bergerheide en De Z o o m bij N e d e r w e e r t lig- gen o f lagen alle drie in de heide, maar de voeding en de verblijftijd van het w a t e r van de vennen v e r t o n e n belangrijke verschillen alleen al vanwege het ontstaan, het reliëf en de o n d e r g r o n d . D i t w e r k t d o o r op de water- chemie en heeft zijn u i t w e r k i n g op de vege- tatie. Dat erverschillen zijn in vennen vanwe- ge het ontstaan van het landschap is al eens eerder o p g e m e r k t SlSSINGH( 1940) geeft aan:

"...kan men ze in beginsel in een viertal typen indelen, nl.: de stroomvennen, de peelvennen, de heidevennen en de stuifvennen.

De stroomvennen hebben hun ontstaan te dan- ken aan oude rivierbeddingen uit den ijstijd [...]

Een van de mooiste voorbeelden is het Kievitsven, gelegen in Umburg, net aan de grens van Brabant Behalve deze oude rivierbeddingen heeft men [...] de Peelvennen, kommen en laagten in het terrein, waarin water bleef staan. Men kan ze op de kaartterugvinden alsgoor, broek, weierofpeel.

Dan zijn er nogde heidevennen, laagten in de hei, waar zich in den ondergrond een bank heeft ge- vormd, of waar op den ondoorlaatbaren, gemak- kelijk dichtslibbenden grond water blijft staan.

Gewoonlijk hebben ze een armoedige begroeiing met Molinia en Sphagna.

Als vierde type kennen we de stuifvennen, tot op het grondwater uitgestoven laagten, welke na stijging van den grondwaterspiegel weer water gingen bevatten."

In het gemaakte onderscheid v o o r vennen k o m t de opzet van Sissingh in enigszins gewij- zigde v o r m w e e r terug. Bij de indeling is re- kening gehouden m e t de hydrologische po- sitie van een oppervlaktewater in het zand- landschap in een reeks van h o o g (neerslagge- voed) naar laag (grondwaterinvloed).

De eerste categorie zijn de hoogveenwate- ren, de veenplassen o f - p u t t e n in (voormalig) hoogveen gelegen op veen- o f dekzandvlak- te nabij o f op de waterscheiding en m e t een voeding d o o r neerslag. Z e komen m e t name v o o r in de G r o o t e Peel, Mariapeel en H e i d - sche Peel (figuur 8).

T o t de t w e e d e categorie behoren de vennen waarbij het w a t e r stagneert in k o m - t o t scho- telvormige laagten m e t een zandige t o t veni- ge b o d e m en waarin de voeding m e t neerslag o v e r h e e r s t ten opzichte van een eventuele v o e d i n g m e t g r o n d w a t e r . H e t w a t e r is e r zuur t o t zwakgebufferd. Veel van de vennen

(5)

N A T U U R H I S T O R I S C H M A A N D B L A D A U G U S T U S 2 0 0 2 lAAKGANG 91 199

FIGUUR 8

Situering van veenwateren en van vennen in een landsciiappetijl<e doorsnede van het zandlandschap van Limburg.

in deze categorie zijn in Limburg rivierduin- vennen of zoals Sissingh ze noemde stuifven- nen. Z e k o m e n v o o r oostelijk van de Maas in het rivierduingebied zoals ' t Q u i n , maar o o k in de Beegderheide en bij Venraij (figuur 9).

Daarnaast zijn er de heidevennen ofwel ven- nen z o n d e r randwal, die voornamelijk r o n d - o m W e e r t aan t e treffen zijn. D e pingo-ruïne is een d o o r ijswerking ontstaan gat en heeft, v o o r zover nog onaangetast, w e l een rand- wal. D i t type is als een bijzonder fenomeen binnen deze categorie op t e vatten en is in Limburg zeldzaam.

D e derde categorie o m v a t de kwelvennen, d o o r s t r o o m v e n e n en s t r o o m d a l v e n n e n . H i e r stagneert het w a t e r in dalvormige laag- ten of in depressies en is o f was een g r o t e invloed van zwakgebufferd g r o n d - of opper- vlaktewateraanwezig. Kwelvennen liggen op of aan de v o e t van een terrasrand of stuwwal- flank (bij M o o k ) . Deze oppervlaktewateren zijn meestal depressies of maken deel uit van b r o n - en hellingvenen (figuur 10). Verschei- dene stagnante w a t e r e n in de Brunsummer- heide en in de Meinweg zoals de Vossenkop behoren t o t dit v o o r Nederland bijzondere type. D e d o o r s t r o o m v e n e n of Peelvenen zijn dalvormige laagten die w o r d e n gevoed d o o r g r o n d w a t e r en onderhevig zijn aan d o o r s t r o - ming. Z e zijn bekend van de omgeving van W e e r t en dragen namen als M o e s e l p e e l , K o o t s p e e l en R o u k e s p e e l . V e r s c h i l l e n d e oude riviermeanders langs de Maas, geulen van pleistocene rivierarmen, staan o n d e r in- vloed van zwakgebufferd g r o n d - of o p p e r - v l a k t e w a t e r en kunnen eveneens t o t deze categorie w o r d e n gerekend.

Kwelven aan steilrand

Hoogveenpiassen, -punen

Rivierduinvennert

Dek2andlandschap

O N T W I K K E L I N G VAN EEN LEVENSGEMEENSCHAP

A f h a n k e l i j k van de categorie w a a r t o e het oppervlaktewater b e h o o r t kan de vegetatie en fauna een bepaalde natuurlijke toestand bereiken. V o o r hoogveenwateren, de eerste categorie uit de vorige paragraaf, gaat het o m situaties waarin de hoogveenvorming o m een o f a n d e r e r e d e n niet o f nog n i e t z o v e r is voortgeschreden, dat het oppervlaktewater in het veen is dichtgegroeid. D e levensge- meenschap van hoogveen m e t plantensoor- t e n als v e e n m o s s e n , z o n n e d a u w {Drosera spec), W i t t e snavelbies (Rhynchospora alba) en Eenarig wollegras is in het ideale geval w e l aanwezig o p , in of bij het veenwater. Tegelij- k e r t i j d is o o k de levensgemeenschap van

"kleine h o o g v e e n w a t e r e n " of, bij voldoende omvang van het w a t e r , de levensgemeen- schap van "hoogveenpias" p r e s e n t In zeer kleine veenwateren zijn t y r f o b i o n t e , dat wil zeggen veenmosafhankelijke en z u u r t o l e r a n - t e m a c r o f a u n a s o o r t e n , aanwezig. V o o r a l z u u r t o l e r a n t e kevers {èerosus luridus, B. sig-

naticollis en veel s o o r t e n van het genus Hydro- porus) k o m e n in veenputten v o o r naast de p l u i m m u g Mochlonyx martinii en bepaalde s o o r t e n vedermuggen. H e t kleine oppervlak, de mate van v e e n v o r m i n g , de organische b o d e m en daarmee samenhangend de kans o p een instabiele zuurstofhuishouding, zijn bepalende f a c t o r e n v o o r de aquatische le- vensgemeenschap. In een hoogveenpias daarentegen is vanwege het oppervlak en de windexpositie de zuurstofhuishouding in het algemeen stabiel. Bepaalde z u u r t o l e r a n t e s o o r t e n w a t e r w a n t s e n en andere ongewer- velden m e t een v o o r k e u r v o o r open w a t e r k o m e n juist daar v o o r . V o o r libellen v o r m e n veenplassen eveneens een belangrijk b i o - t o o p . Een bijkomende gunstige factor v o o r libellen en w a t e r w a n t s e n is de afwezigheid van vis als p r e d a t o r in een zuur veenwater.

In vennen van de t w e e d e categorie (rivier- duinven, pingo-ruïne, ven z o n d e r randwal) zijn meerdere ontwikkelingen mogelijk. Be- palende factoren zijn de v o r m en oppervlak ( r u i m t e v o o r v e r l a n d i n g en w i n d i n v l o e d ) , p e i l f l u c t u a t i e ( w e l o f geen v e e n v o r m i n g .

FIGUUR 9

Rivierduinvennen in doorsnede; het meest voorkomende ventype in Limburg.

FIGUUR 10

Doorsnede van kwelvennen gelegen aan de voet van terrasrand of stuwwal en gevoed door zuur of zwakgebufferd grondwater.

(6)

2 0 0 AUGUSTUS 2 0 0 2 JAAKGANG 91 i M A T U l J R H I S T O R I S C H M A A N D B L A D

TABEL II

Karakterisering van de drie levensgemeenschappen van vennen op hoofdlijnen (bron: BUSKENS & DE MARS, 2000).

Naam Levensgemeenschap Levensgemeenschap Levensgemeenschap van hoogveenven van verlandingsven van zandbodemven aanwezigheid drijvend Veenmos evt. Waterveenmos weinig of geen veenmos veenmos {Sphagnum spp.) Sphagnum cuspidatum

karakteristieke Klein blaasjeskruid Veel stengel ige waterbies Oeverkruid waterplant (Utricularia minor) {Eleocharis multicaulis) {Littorella uniflora) oevervegetatie natte heide heide heide, gagel omgeving heide heide of bos helde aquatische fauna zuurtolerante soorten zuurtolerante soorten o.a. zandkoker-

bewoners karakteristieke Phalacrocera replicata Chaoborus obscuripes Pseudochironomus muggenlarven Natarsia punctata Psectrocladius platypus prasinatus

Parakiefferiella badiophila karakteristieke wants Hebrus ruficeps Hesperocorixa castanea Glaenocorisa propinqua karakteristieke Bidessus grosspunctatus Hydroporus gyllenhalli Hygrotus novemlineatus kever tlybius aenescens Hydroporus obscurus

karakteristieke Oligotricha striata Oligotricha striata Limnephilus griseus kokerjuffer Oiigostomis reticulata Oiigostomis reticulata Limnephilus luridus libel ieucorrhinia spp. ieucorrhinia spp. Enallagma cyathigerum

vissen afwezig afwezig weinig

voortplanting amfibieën gering matig groot

droogvallen) en g r o n d w a t e r i n v l o e d en buf- fering (wel o f geen verzuring). H e t o p t r e d e n van v e e n v o r m i n g w o r d t begunstigd bij een klein oppervlak (weinig windinvloed), gerin- ge peilfluctuatie en geen of geringe buffering van sediment o f inkomend water. H e t ande- re u i t e r s t e is een t o e s t a n d g e d o m i n e e r d d o o r pionierlevensgemeenschappen, zoals vegetaties uit de Oeverkruidklasse. Deze le-

FIGUUR 11

Voortyeeld van de levensgemeenschap van een "hoogveen- ven", Rolvennen op de Meinweg (foto: j. Hermans).

vensgemeenschappen kunnen o p t r e d e n bij een relatief g r o o t oppervlak (windinvloed), v o l d o e n d e peilfluctuatie, de aanwezigheid d r o o g v a l l e n d e o e v e r z o n e ( s c h o t e l v o r m i g ven) en de aanwezigheid van enige buffering van h e t w a t e r ( b i j v o o r b e e l d d o o r voeding m e t g r o n d w a t e r ) .

O p g r o n d hiervan kan een natuurlijke t o e - stand beschreven w o r d e n v o o r :

a) een situatie waarin veenvorming het d o m i - nerende proces is;

b) verlanding o p t r e e d t maar (nog) niet leidt t o t hoogveen;

c) pionierlevensgemeenschappen d o m i n e - ren en veenvorming w o r d t verhinderd ten gevolge van winderosie, peilfluctuatie e n / of buffering.

Idealiter ontstaat in het eerste geval (a) een levensgemeenschap typisch v o o r een " h o o g - veenven", in het tweede geval (b) een levens- gemeenschap van een "verlandingsven" en in het laatste geval (c) een levensgemeenschap van een " z a n d b o d e m v e n " . In tabel II is o p hoofdlijnen aangegeven, waarin de drie ge- noemde levensgemeenschappen van elkaar verschillen.

In hoeverre komen de drie genoemde levens- gemeenschappen nu v o o r in Limburg? Als de r i v i e r d u i n v e n n e n in o g e n s c h o u w w o r d e n genomen, die zowel westelijk als oostelijk van de Maas en in N o o r d - L i m b u r g en in M i d d e n - Limburg (Beegderheide) aanwezig zijn, ver- t o n e n de aanwezige levensgemeenschappen v o o r a l verwantschap m e t de levensgemeen- schap van " h o o g v e e n v e n " (a) o f m e t de le- vensgemeenschap van "verlandingsven" (b) of zijn beide levengemeenschappen in één

ven vertegenwoordigd. D e aanwezigheid van slecht d o o r l a t e n d e lagen in de o n d e r g r o n d , een niet al t e g r o o t venoppervlak, geringe peilfluctuaties, aanvoer van k o o l z u u r o f het zure karakter van het w a t e r ( p H 4-5) begun- stigen de hoogveengroei in bijvoorbeeld de Duivelskuil en het Meeuwenven (figuur I I ) . O p andere plaatsen, in het Putjesbergven, de vennen van de Bergerheide en de vennen in 't Q u i n , zijn de omstandigheden minder gun- stig v o o r hoogveenvorming en neigt de le- vensgemeenschap naar die van een "verlan- dingsven". D e levensgemeenschap van een

" z a n d b o d e m v e n " is zeldzaam in Limburg en dat was, gelet op de historische verspreiding van s o o r t e n uit de Oeverkruidklasse, v r o e - ger o o k al zo.

DOORSTROOMVENEN EN STROOMDALVENNEN: RIJK AAN GRADIËNTEN EN SOORTEN

In de derde categorie van ventypen waaraan Limburg rijk is, w o r d t de invloed van g r o n d - water en van d o o r s t r o m i n g manifest. D i t uit zich in het bijzonder in dalvormige laagten, waarin vennen o f venen aanwezig zijn o f wa- ren. Bij geringe peilfluctuaties in het w a t e r r e - gime is er g r o t e kans o p verlanding o f veen- vorming. Er kunnen dan zogenaamde d o o r - s t r o o m v e n e n o n t s t a a n , w a a r i n zeggen als Draadzegge (Corex lasiocarpa) het vegetatie- aspect bepalen. Uitgestrekte lage vegetaties met kleine zeggen {Caricion cuito nigrae, Cari- don lasiocarpae) eventueel plaatselijk met Ber- ken- en wilgenbroek bepalen dan het land- schapsbeeld. Veel vennen die als Peelvennen w o r d e n aangeduid, waren o o i t d o o r s t r o o m - venen (Moeselpeel, R o e v e n t e r p e e l , K o o t - speel, Kievitspeel). T o t in het begin van deze eeuw stonden Peelvennen als Moeselpeel en Roeventerpeel bekend o m hun u i a o n d e r l i j k e botanische betekenis met inmiddels uitgestor- ven soorten als Zomerschroeforchis {Spirant- hus aesttvafis) ( V A N D E N M U N C K H O F , 1995).

Bepalende factor is de grondwaterinvloed, de eventuele aanwezigheid van slecht doorlaten- de lagen, een geringe peilfluctuade en een af- voermogelijkheid v o o r het w a t e r o v e r s c h o t N i e t alleen in dalvormige laagten maar o o k bij andere omstandigheden o n d e r invloed van continue instroom van basenarm g r o n d w a t e r of bij een evenwichtige waterhuishouding o p hellingen (een t e veel aan w a t e r w o r d t naar onderen afgevoerd en een te k o r t laat zich van boven aanvullen) kan veenvorming optreden

(7)

N A T U U R H I S T O R I S C H M A A N D B L A D A U G U S T U S 2 0 0 2 l A A R G A N G 9 1 201

F I G U U R 12

Het aantal geontorfologisch, botanizch.hydrobiologisch of faunistisch waardevolle vennen in de verschillende onderscheiden categorieën vennen

en kunnen bijvoorbeeld hang-, helling- of b r o n - venen ontstaan. Een voorbeeld van een g r o o t en goed ontwikkeld hellingveen aan de voet van een terrasrand is het Elmpterbruch in het Swalmdal gelegen aan de andere zijde van de landsgrens ( C O E N E N , 1981). Een ander voor Nederlandse begrippen uniek voorbeeld van een d o o r s t r o o m v e e n - i n - w o r d i n g ligt aan de noordrand van de Brunssummerheide. Sinds ongeveer 2 0 jaar komt daar in het Roode beekdal geleidelijk een v o e d s e l a r m d o o r - stroomveen t o t ontwikkeling. De Roode beek vloeit er traag d o o r een uitgestrekte massa- vegetatie van Snavelzegge (D E M A R S et ai,

1998). Helaas is er weinig bekend over de le- vensgemeenschap van dalvennen en -venen, omdat deze in Nederland en omringende lan- den vrijwel zijn verdwenen. De weinige v o o r - beelden die er zijn, zoals het Buitengoor in Mol (België), laten zien dat er dankzij de gradiën- ten in g r o n d - en oppervlaktewater een soor- tenrijke levensgemeenschap kan ontstaan.

BEHOUD, O N T W I K K E L I N G EN HERSTEL

Limburg heeft, als het gaat o m vennen, zeker w a t te betekenen in Nederland. In N o o r d - en Midden-Limburg zijn enige h o n d e r d e n ven- nen en veenwateren aanwezig m e t v o o r een deel nog hoge n a t u u r w a a r d e n (figuur 12).

V o o r a l kleinere vennen en veenwateren m e t voedselarme verlandingsvegetaties o f m e t hoogveenvegetaties zijn in L i m b u r g v e r t e - g e n w o o r d i g d . N o g onbekend was de bijzon- d e r e betekenis van L i m b u r g vanwege h e t v o o r k o m e n van kwelvennen en andere ven- typen waar een levensgemeenschap van dal- vennen en - v e n e n aanwezig was, rudimentair nog v o o r k o m t o f kan w o r d e n o n t w i k k e l d . Deze levensgemeenschap, die v o o r a l kan w o r d e n o n t w i k k e l d in de ventypen van de d e r d e categorie (kwelvennen, Peelvennen, stroomdalvennen) verdient meer aandacht.

In het programma v o o r venherstel dat is o p - gesteld v o o r de waterbeheerders (BuSKENS

& D E M A R S , 2 0 0 0 ) zijn thema's aangegeven o m de verschillende ventypen t o t hun recht t e laten k o m e n . D i t o m te v o o r k o m e n dat de aandacht alleen w o r d t g e r i c h t o p vennen

140

120

100

i

80

s i 6 0

o v e r i g

(zeer) waardevol

J i

veen- vennen pingoruïnes rivierduin-

v/ateren zonder vennen randzone

kwelvennen Peelvenen oude rivierarmen

waar gemakkelijk o f snel een resultaat kan w o r d e n bereikt.

Kansen v o o r succesvol herstel van vennen zijn in L i m b u r g z e k e r voorhanden. Misschien juist w e l dankzij het reliëf m e t plateaus, t e r - rassen en laagten dat nergens zo goed is o n t - w i k k e l d als hier.

D A N K W O O R D

Het onderzoek naar de waarden en de mogelijk- heden voor herstel werd verricht in opdracht van Zuiveringschap Umburg, Waterschap Peel en Maasvallei en Provincie Limburg. Onneke Dries- sen, jos Hoogveld, Gerwin Bonhof, Herman van Dam en Phiip Bossenbroek leverden informatie, hielpen bij het vinden van de weg inde gegevens- brij en vormden een dankbaar klankbord voor onze gedachtespinsels.

SUMMARY

A T T E N T I O N F O R M O O R L A N D P O O L S I N L I M B U R G

Hundreds o f m o o r l a n d pools and soft-wa- t e r lakes are found in the n o r t h e r n and cen- t r a l parts o f L i m b u r g . M o s t o f t h e m a r e small (< I ha) and house (or used t o house) vegetations characteristic o f o l i g o t r o p h i c e n v i r o n m e n t s o r raised bogs. W h i l e in f o r m e r days, t h e m o o r l a n d pools o f L i m - burg w e r e located in bogs, reclamation o f the surrounding areas has changed the land- scape, the hydrology and the ecology o f t h e m o o r l a n d pools. U n f o r t u n a t e l y , many o f

t h e m are also under stress as a result o f acidification, eutrophication o r falling w a - t e r tables.

T h e hydrology and ecology o f a number o f m o o r l a n d pools, like those in t h e nature reserves Meinweg and Beegderheide, t h e Ravenvennen and the so-called Peelvennen near N e d e r w e e r t are well u n d e r s t o o d , b u t many o t h e r s o f t - w a t e r lakes have hardly been studied. A description is given o f t h e ecological value and the variation in m o o r - land pools in t e r m s o f t h e i r ecohydrologi- cal position in the c o n t e x t o f the landscape.

L I T E R A T U U R

BUSKENS, R.F.M. & H. DE MARS, 2000. Vennen in Limburg:

waarden, ontwikkeling en l^erstel. Rapport Royal Haskoning (voorheen IWACO), Maastricht COENEN, H., 1981. Flora und Vegetation der Heidegewässer

und -moore auf den Maasterrassen im Deutsch- Niederländischen Grenzgebiet, Art>eiten zur Rheinische Landeskunde 48: 1-217,

COESEL, P., 1998. De sieralgenflora van De Banen: een nieuwe start. Natuurtiistonsch Maandblad 87 (10): 214- 218,

CORTENRAAD. J . & T.J.D. MULDER, 1999. Urt de flora van Limburg atlevenng40. Natuurhistonsch Maandblad 88 (2): 38-39.

HEIJUGERS. H . & J . HERMANS. 2001. Libellen in Noord- Limburg Natuurtiistonsch Maandblad 90 (6): 101-109.

HOEK, W . Z . & J.H.J. JOOSTEN, 1995. Pingo-iuïnes en kalkgyttja in het Weerterbos, Natuurhistorisch Maand- blad 84 (10): 234-239,

MARS, H . OE, C . R . VAN G O O L & V . VAN TIJEN, 1998.

Ecohydrologische atlas Limburg 1989-1996. PnDvinae Limburg, Maastricht.

MUNCKHOF. P. VAN DEN, 1995. Ontwikkelingsvisie voor vier peelvennen inde gemeente Nederweert: De Banen, het Sarsven, het Vlakwater en de Schoori<uilen. Manu- scnpt (privé-uitgave), Oosterhout.

SISSINGH, H., 1940. Algemene beschrijving van Oost- Brabant in: Algemene inventarisatie van het Staatsbos- beheer Ongepubliceerd manuscript

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

th Triturus helveticus vinpootsalamander tv Triturus vulgaris kleine watersalamander. vb Vipera

Erika trekt dit verhaal door tot de ouderwerking, waar de verschillende talen geen obstakel hoeven te zijn en de boeken zelfs een brugfunctie spelen.. De tolken van dienst zijn

Voor meer informatie vraag onze medewerkers.... Maaltijden Tijdens uw verblijf in de

Alleen als het water door menselijke activiteit hydromorfologisch zodanig is gewijzigd dat de goede ecologische toestand niet kan worden bereikt, zal het geoorloofd zijn aan het

Natura 2000 gebiedendocument – werkdocument Natura 2000 aanwijzingsbesluit 4 Toelichting Het habitattype zeer zwakgebufferde vennen komt o.a.. voor in

Weest blij en kroon de ware Koningszoon, Hij is de Heer.. Weest blij en kroon de ware Koningszoon, Hij is

Vooral vanwege het centrale complex van grotere vennen (Zwart Water 5,5 ha, Haverven 3,6 ha, Grote Klotteraard 8,5 ha, Kleine Klotteraard Oost 1,9 ha en West 0,5 ha) is het

Indien de koper voor de datum van ondertekening van de akte van levering in staat van faillissement wordt verklaard, surséance van betaling heeft gekregen of wanneer ten aanzien