• No results found

Arjan Visser Paganinipark Roman

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Arjan Visser Paganinipark Roman"

Copied!
24
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Paganinipark

(2)
(3)

Arjan Visser Paganinipark

Roman

Uitgeverij De Arbeiderspers Amsterdam · Antwerpen

(4)

Deze uitgave kwam mede tot stand dankzij een werkbeurs van de Stichting Fonds voor de Letteren.

Copyright © 2009 Arjan Visser

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar ge- maakt, door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van bv Uit- geverij De Arbeiderspers, Herengracht 370-372, 1016 ch Amsterdam.

No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, micro- film or any other means, without written permission from bv Uitgeverij De Arbei- derspers, Herengracht 370-372, 1016 ch Amsterdam.

Omslag: Dog and Pony, Amsterdam isbn 978 90 295 7195 1 / nur 301

www.arbeiderspers.nl www.paganinipark.nl

(5)

Voor Kees Biesheuvel

(6)
(7)

Illico post coitum cachinnus auditur diaboli.

We are all in the gutter, but some of us are looking at the stars.

Oscar Wilde, Lady Windermere’s Fan, ‘Act iii’, 1892

Alles Wissen, die Gesamtheit aller Fragen und alle Antworten, sind im Hund enthalten.

Franz Kafka, ‘Forschungen eines Hundes’, 1922

(8)
(9)

Inhoud

Angelina 11 Gabriël 37 Anthony 141 Angelina, Gabriël

en Anthony 191

(10)
(11)

Angelina

(12)
(13)

13 1

Niccolò werd een dag te laat geboren.

Had hij zijn hoofdje naar buiten geduwd op de datum die zijn vanwege haar helderziendheid even geliefde als gehate grootmoeder, Maria Di Montelibretto, vijf jaar eer- der in Catania van hogerhand had doorgekregen, dan zou hij onder gejuich de wereld in zijn getrokken.

Una grande festa!

Dan had hij zich die twaalfde novemberdag van 1959 hebben kunnen warmen aan de in een wollen doek ge- wikkelde kruik en zich te goed hebben kunnen doen aan de zoete melk uit de borsten van zijn moeder, Angelina Stokvis-Di Montelibretto. Dan zou de kleine, geparfu- meerde slaapkamer op een balzaal hebben geleken, waar een vrolijke vader dit keer om een goede reden dronken kon zijn. Waar zijn moeder, ondanks de pijn, een Italiaans wiegelied voor hem zou zingen. Waar tante Cecilia, de vroedvrouw, die in het dagelijks leven naaister was, hem omhoog zou hebben gehouden alsof de wedergeboorte van de Verlosser eindelijk had plaatsgevonden.

Gooi alle ramen open, laat de natte sneeuw maar bin- nenwaaien, kou zal ons niet deren!

Dan zou hij – zo zou Angelina later met een gebroken hart beweren – waarschijnlijk veel langer hebben geleefd dan de eenentwintig jaar die hij uiteindelijk op aarde heeft doorgebracht.

Che dolore! Povera me!

(14)

14

Uren achtereen had ze, met steeds kortere tussenpozen en almaar wanhopiger klinkende kreten, geperst. Aan het begin van de avond was ze zich haar omgeving nog be- wust geweest, maar gaandeweg had ze ieder gevoel voor decorum verloren. Ze vergat eerst haar kapsel, toen het la- ken over haar opgetrokken benen. Ze liet boeren en win- den, vloekte van narigheid en braakte ten slotte achteloos resten van de nog niet verteerde pasta alla puttanesca uit.

Een minuut na middernacht kwam er een abrupt einde aan Angelina’s barensnood. Haar tranen bleven stromen en ze jammerde zachtjes door, maar de pijn, ja, de pijn was tot haar verrassing verdwenen.

De drukte van die avond, van de weken, maanden, mis- schien zelfs van de jaren die sinds haar grootmoeders voorspelling waren verstreken, maakte plaats voor gela- tenheid. ‘Er gaat voorlopig niets gebeuren,’ zei Angelina somber, ‘porca miseria.’

Haar man, die Jan heette maar zich Johnny liet noemen, was toen al op de stoel naast het kraambed in slaap geval- len. Een flesje bier, halfvol, stond scheef in zijn schoot.

Cecilia ging na een weinig overtuigend protest op het op- klapbed liggen en begon onmiddellijk te snurken.

Nu drong in volle omvang tot Angelina door dat het krijgen van een kind een eenzame aangelegenheid is. Kij- kend naar Johnny en luisterend naar haar tante begreep ze dat hun medeleven ophield waar het eigenlijk had moeten beginnen. Wat had ze aan een natte washand of een paar bemoedigende woorden, nu de dag waarop haar kind geboren had moeten worden voorbij was gegaan en ze in afwachting was van ‘een leven van ongeluk’, zoals nonna het had genoemd? Nú moesten ze haar troosten, de zatlap en de ouwe knoeister, maar nee, ze hadden haar verlaten, de een was nog eerder weg dan de ander. En haar

(15)

15

vader, haar arme vadertje, was te bang geweest voor dit moment; hij had de gave van zijn moeder geërfd, maar was er doodongelukkig mee omdat zijn voorspellingen haaks op die van haar hadden gestaan, waardoor hij er, om ruzie te voorkomen, meestal over had gezwegen. Hij beweerde dat er met zijn moeders dood ook een eind was gekomen aan zijn paranormale gaven, maar Angelina ge- loofde hem niet. Na iedere tegenslag in hun leven hoefde ze hem maar een paar seconden aan te kijken om te weten dat haar vader het in gedachten allemaal al had zien ge- beuren.

Over het kind in de buik van zijn dochter had hij nooit iets gezegd. Zij had er ook niet op aangedrongen. Voor één keer had ze van hem willen aannemen dat hij – ‘gra- zie alla Santissima Vergine Maria’ – geen enkel beeld had doorgekregen, maar nu zag ze haar vader voor zich: aan de keukentafel, met zijn hoofd in zijn handen. Snikkend, vloekend, radeloos. Kon hij maar even de straat overste- ken naar haar huis, de paar trappen naar boven nemen en naast haar komen zitten. Ze kon haast voelen hoe hij haar gezicht vastpakte en een kus op haar natte voorhoofd drukte. Kom me helpen, papa, wie helpt me toch?

Angelina voelde hoe de pijn terugkeerde. Niet in haar buik dit keer, maar in haar borsten. Onder haar tepels be- gon een vuur te branden, zo hevig dat zij ook daarin een bevestiging zag van het idee dat haar baby straks in een kwaadaardige golf naar buiten zou spoelen. Haar bij- geloof was absoluut: voor 12 november gold het groot- ste geluk, een dag later kon ze het tegenovergestelde ver- wachten. Ze zag in Johnny weer de niksnut die hij altijd was geweest, terwijl ze uren eerder de mogelijkheid nog open had gehouden dat hij, misschien, op den duur, nog een goede vader voor haar kind zou kunnen worden.

(16)

16

Voor het kleintje – een zoon, die van grootmoeder om niet nader verklaarde redenen naar de violist Niccolò Pa- ganini moest worden vernoemd – was alles mogelijk ge- weest. Op de twaalfde geboren zou hij de levenslust van een Siciliaan combineren met de nuchterheid van een Hollander. Hij zou een volwaardige burger van dit land worden, maar de mores van het eiland van zijn voorou- ders niet verloochenen. Hij zou onvoorwaardelijk van zijn moeder houden en haar verzorgen tot het graf.

Nu hij zich te lang schuilhield in haar buik, dicht- te ze hem een laffe natuur toe. Hij was een bangerik die zich niet staand zou kunnen houden in dit onvriendelij- ke land. En erger: hij zou nooit van enige betekenis voor haar kunnen zijn op haar oude dag. Misschien zou het kind zelfs haar leven bekorten; had hij ook niet de dood van haar omaatje, nonna Maria, op zijn geweten? Was ze niet gestorven op de dag dat Niccolò was verwekt? En was haar stervensuur volgens papa niet gruwelijk geweest?

Haar geschreeuw had de aarde doen beven. Met haar laat- ste ademstoot was de deur van de slaapkamer waarin haar sterfbed had gestaan zo hard dichtgeslagen dat de gestor- vene de rouwenden urenlang in gijzeling had gehouden.

Nonna rook bij leven al onaangenaam, maar tijdens haar doodsstrijd was ze ronduit gaan stinken en toen ze een- maal was gestorven verspreidde haar lichaam een walm die iedereen deed kokhalzen en haar oudste, astmatische zuster het leven zou hebben gekost als de conciërge van nonna’s woning niet bijtijds de slaapkamerdeur had in- getrapt.

Zodra Angelina de naam van haar grootmoeder uit- sprak, begon haar vader te huilen. ‘Mamma, mamma, mamma... ti amo, ti amo!’ Zo’n zoon had ze willen heb- ben – een jongen die niet zonder zijn moeder kan.

(17)

17

O, haar lieve, kleine vadertje. Hoeveel onheil kon een mens verdragen? Na de dood van de vrouw over wie in zijn huis niet meer gesproken mocht worden – geen grotere zondaars dan zij die zichzelf het leven benemen – en het overlijden van zijn dierbare moeder kwam nu dit onge- lukskind zijn laatste dagen vergallen. Ze wist hoe smarte- lijk hij het verloop van deze dag had afgewacht: doelloos achter de toonbank van zijn gesloten ijssalon.

Angelina miste de vrouw over wie niet meer gesproken werd. Het had haar verbaasd dat haar moeder, die haar op de juiste momenten altijd wist te kalmeren – ‘Niet zo hysterisch, Angie. Alles komt goed, Angie!’ – zelf zo- maar, zonder aankondiging of excuus, voor de trein was gesprongen. Nu ze er niet was om haar op te beuren, of uit te lachen desnoods, zonk Angelina nog dieper weg in haar misère. Was het niet logisch te bedenken dat ook haar moeder, de mooie Agata, dit naderend onheil had voorzien toen ze twee jaar geleden, gehuld in een don- kerblauwe jurk, haar gezicht verborgen onder een zwar- te voile, op ongebruikelijke wijze perron 3a en vervolgens het leven had verlaten?

Toen in de vroege ochtend van 13 november de weeën weer op gang kwamen, schreeuwde Angelina haar man en haar tante wakker. Ze had, na de stuwing in haar bor- sten, een ander soort pijn gevoeld. Een woedende pijn.

Een walgelijke pijn.

Johnny dronk zijn flesje leeg en ging erbij zitten alsof de radio op het punt stond een verslag van de tweede helft van een voetbalwedstrijd uit te zenden. Hij had niets mee- gekregen van de voorspellingen van Angelina’s groot- moeder. Hij had haar nooit gezien of gesproken. Dat zijn zoon Niccolò moest heten vond hij prima; zelf zou

(18)

18

hij hem Nicky noemen. Nicky Stokvis. Zoon van Johnny Stokvis, marktkoopman. Hij had geprobeerd zich trots te voelen, of blij, maar de gedachte aan het vaderschap bracht hem eigenlijk niet veel meer dan de bevestiging dat hij een echte man was die in staat was zich voort te planten. Zijn huwelijk met de zwangere Angelina zag hij als een volgende stap op weg naar volwassenheid, maar was vooral noodzakelijk omdat Giuseppe Di Montelibret- to, een ijsverkoper die in 1930 met zijn vrouw en dochter naar Nederland was geëmigreerd, hem met de dood had bedreigd toen hij niet onmiddellijk met Angelina wilde trouwen.

Goed, hij was niet echt een marktkoopman, maar John ny scharrelde tussen die kramen toch een redelijk in- komen bij elkaar. Hij hielp bij het spannen van de dekzei- len, sjouwde kisten vol groenten en fruit, schreef prijzen op leitjes, schreeuwde zo nu en dan ergens om aandacht voor iets wat in de aanbieding was of in geen enkel huis- houden mocht ontbreken, en hielp aan het einde van de middag in de keuken van café Het Gat, een klus waarvoor hij ’s avonds in bier werd uitbetaald. Zo keerde hij haast iedere nacht dronken naar huis en hield toch nog geld over om de huur te betalen.

Hij had Angelina voor het eerst in Het Gat gezien.

Ze kwam er op een avond om haar vader op te halen, die het verdriet om de dood van zijn moeder, gestorven in zijn ouderlijk huis op Sicilië, met een paar glazen ro- de wijn probeerde weg te spoelen. Hij had er plaatsgeno- men aan de bar, naast een flinke jongeman die hem met niet meer dan een vriendelijke blik uitnodigde te vertel- len wat hem dwarszat. Giuseppe kende alle woorden die nodig waren bij het verkopen van ijsjes, maar voor het enorme leed dat hij met zich meetorste bestonden slechts

(19)

19

Italiaanse klanken. Tranen stroomden over zijn wangen terwijl hij de laatste uren van zijn moeder beschreef als- of hij er zelf bij was geweest. Hij prees haar kracht, haar schoonheid en haar kookkunst, sprak kort over de vrouw die ooit zijn echtgenote was – maar nu als zondaar brand- de in de hel – en eindigde zijn monoloog met een steeds zachter pruttelende lofzang op al het goede wat Sicilië in de loop der eeuwen had voortgebracht. In die toestand trof Angelina haar vader aan: leunend tegen een pilaar die zichzelf voorstelde als ‘Johnny’.

‘Geen idee wat hij allemaal heeft uitgekraamd,’ zei hij,

‘maar ik hou van die man.’ Hoewel Johnny zelf veel meer had gedronken, was hij nog goed in staat Giuseppe Di Montelibretto thuis te brengen. Een koude wind blies de ijscoman enigszins bij zinnen. ‘Mama,’ riep hij, ‘mama!’

Angelina, net als haar vader nogal klein van postuur, keek schuin omhoog naar Johnny. Ze lachten naar elkaar. Di Montelibretto woonde niet ver van Het Gat vandaan. An- gelina diepte de huissleutel op uit zijn broekzak en ont- sloot de voordeur. Nadat ze haar vader op de bank in de woonkamer hadden neergelegd, mocht ze Johnny, dacht ze, wel belonen met een kus, en omdat het een bijzondere gelegenheid was – een oma kan tenslotte maar één keer sterven – maakte ze geen bezwaar tegen zijn hand op haar borst. De andere hand, graaiend in haar kruis, probeerde ze te weren maar Johnny leek niets van haar verzet te mer- ken. Hij trok haar mee de gang in. Daar, onder het schil- derij van een vuurspuwende Etna, duwde Johnny Angeli- na tegen de muur. Ze voelde zich verslappen, alsof haar lichaam al had begrepen dat gehoorzaamheid de veiligste optie was. Om niet te hoeven denken aan dat wat komen ging, somde ze zachtjes alle ijssmaken uit haar vaders sa- lon op: ‘Malaga’ – haar favoriet – ‘citroen, vanille, kersen,

(20)

20

kokos.’ Voor een grote dronken man had hij zich wonder- lijk snel weten te ontbloten waar hij meende dat het nodig was, en vervolgens had hij met één beweging haar pan- ty en onderbroek naar beneden getrokken. ‘Banaan, cho- colade, aardbei.’ Hij tilde haar op en liet haar voorzichtig zakken. Angstig voelde ze hoe zijn geslacht bij haar naar binnen drong.

‘Stracciatella.’

Juist toen ze dacht dat hij haar pijn ging doen, werd ze weer omhooggetild. Na drie of vier keer op en neer te zijn gegaan gaf Johnny een brul en sloeg zijn dikke armen zo stevig om haar middel dat Angelina in ademnood raak- te. ‘Het is goed, het is al goed...’ hijgde ze en ze gaf hem klapjes op zijn rug. Johnny zette haar als een zak aardap- pels naast zich neer en knoopte zijn broek dicht. Zo bleef hij staan: het zweet op zijn voorhoofd, een lege blik in de ogen. Alsof hij op nieuwe instructies van de marktlui wachtte. Angelina deed de deur voor hem open. Ze ver- baasde zich over haar eigen onverschilligheid. Wat ze voor een jongen uit haar geboorteplaats had willen bewa- ren, had ze nu aan de eerste de beste Hollander geschon- ken. Misschien was het een restje trots dat haar plotseling in het Italiaans deed groeten. ‘Ciao,’ zei ze, ‘grazie dell’

aiuto.’

‘Hoe heet je?’ vroeg Johnny terwijl hij zijn hand naar haar uitstak.

Ze schudde kort zijn hand en zei: ‘Mi chiamo Angeli- na.’

Johnny knikte. ‘Dag Miekiejamo.’

In de dagen na deze ontmoeting dacht hij regelmatig aan die nacht in de gang. Hij zag het plaatje van de vuur- spuwende berg, hij voelde het gewicht van Miekiejamo – hij schatte haar op vijftig kilo maximaal – maar het kost-

(21)

21

te hem toch de grootste moeite om in het driftige man- netje dat twee maanden later naar hem op zoek was, me- neer Di Montelibretto te herkennen. Het dunne snorre- tje kwam hem bekend voor. De gebaren die de ijscoman maakte – twee gespreide handen op twintig centimeter afstand van zijn buik, het woest heen en weer bewegen van zijn bekken, het draaien van de ring om zijn vinger – waren voor de toegestroomde bezoekers van Het Gat niet moeilijk te begrijpen, maar het duurde nog tot het mo- ment waarop Giuseppe een mes achter de toog vandaan griste, het op de keel van zijn beoogde schoonzoon zet- te en ‘Il matrimonio o la morte!’ schreeuwde, dat het tot Johnny doordrong wat hij in het huis van zijn belager had aangericht.

Hij stond op, waardoor Giuseppe een derde leek te krimpen, en pakte het mes van hem af. ‘No problema,’

zei Johnny en die woorden stelden Di Montelibretto ken- nelijk zo gerust dat hij hard begon te lachen, een pirouette maakte en een rondje voor de hele zaak bestelde. John ny nam van iedereen gelukwensen in ontvangst. ‘Wanneer is de trouwdag?’ ‘Wanneer komt de baby?’ Ze maakten grap- pen. Ze lachten hem uit. Het kon hem weinig schelen. Al- leen dit moment telde. Nóg een biertje van die grappige, kleine Italiaan. Ze dronken samen stevig door. Giusep- pe werd er niet vrolijker van. Met gebogen hoofd hoorde hij, of misschien ook niet, zijn aanstaande schoonzoon oreren over een nieuw bestaan. Pas toen John ny riep een hond voor de kleine Stokvis te zullen kopen – ‘Zo’n klein- tje, hoe heet zo’n beest?’ – kwam hij overeind. ‘No!’ riep Giuseppe beslist, ‘nessun cane. Un cane porta male.’

‘Olé!’ schreeuwde Johnny en hij dronk zijn glas leeg.

‘Niet goed,’ drong Giuseppe aan. ‘Dog bad luck.’

‘Dog bad luck?’

(22)

22 ‘Sì.’

‘Okay, no dog. Is goed. Wel bier?’ Hij had al twee vin- gers opgestoken, maar de Italiaan zou alleen nog naar zijn glas kijken. Eruit drinken wilde hij niet meer.

‘Hij komt,’ zei Angelina. Ze trok haar benen op. Hij kwam net zo terloops als ze die woorden had uitgesproken, mis- schien wel doordat zij zich net zo willoos had gehouden als die ene avond, ruim negen maanden eerder. Fysiek ontspannen, of eerder onverschillig, maar in haar hoofd knoopten de zorgen zich al aan elkaar, een proces dat zou voortduren tot de dag waarop een dikke knoedel angst de werking van haar gezond verstand voortdurend zou blij- ven belemmeren.

Angelina zag het kind tussen haar benen vandaan glij- den. Dat deel van nonna Maria’s voorspelling kwam in ie- der geval uit. De baby die met een knip van de keuken- schaar van haar lichaam werd gescheiden en even later in een zinken teiltje werd schoongemaakt, was een jonge- tje. Maar wat deed het ertoe? Het had net zo goed een aap kunnen zijn. Of een rat. Ongeluk zou haar deel zijn. Non- na’s visioenen kwamen altijd uit en als dat niet het geval was, kon je je maar beter uit de voeten maken. Dan was het Kwade het Goede te slim afgeweest. Angelina voelde zich al bij voorbaat verslagen. Ze hoorde niet hoe opgeto- gen Cecilia was. Die ogen! Dat zwarte haar! Zij had alleen aandacht voor de pijn in haar borsten en haar zorgen voor de toekomst.

‘Lui ha sete, ha freddo!’ Angelina’s tante leek binnen een paar minuten begrepen te hebben wat Niccolò’s no- den waren. Ze vloekte toen ze voelde dat de kruik was af- gekoeld, en drukte de baby tegen zich aan. ‘Arme, mooie kleine.’ Johnny kwam wankelend overeind en boog zich

(23)

23

over het jongetje heen. ‘Het lijkt wel een meid,’ zei hij te- leurgesteld, ‘hier, Angelina, moet je eens kijken.’ Hij wil- de zijn zoon van de vroedvrouw overnemen, maar door- dat Cecilia niet los wilde laten, was het alsof ze de baby nu samen bij de moeder brachten. Angelina wierp een blik op het kind dat haar ongeluk zou brengen en schrok:

zo doortrapt is de duivel, dat hij de lelijkste dingen het mooist verpakt.

‘Il bambino deve bere,’ zei Cecilia.

Angelina drukte haar handen op haar borsten en riep dat niemand haar daar ooit nog mocht aanraken. Johnny keek beteuterd van zijn vrouw naar het kind in Cecilia’s armen en besloot een biertje te gaan drinken in café Het Gat. Toen zijn zoon leek te begrijpen dat zijn dorst voorlo- pig niet gelest ging worden, begon hij zachtjes te huilen.

Het was een nieuw geluid. Bij alles wat in die kleine ka- mer had geklonken – gerommel onder de dakpannen, een krakende vloer, klassieke muziek uit de transistorradio, het geklater van water in de wasbak – bij alles wat Ange- lina, Cecilia en Johnny ooit in hun leven hadden gehoord, voegden zich nu deze onwaarschijnlijk zuivere klanken uit de keel van de kleine Niccolò. De drie volwassenen hielden hun adem in. Zelfs Johnny die, als hij zich een- maal had voorgenomen te gaan drinken, niet snel meer op andere gedachten kon worden gebracht, bleef midden in de kamer staan en draaide zich langzaam om. Cecilia legde de baby voorzichtig op het bed. Angelina kwam met enige moeite overeind. ‘Che cosa?’

Voor dit kleine publiek deed Niccolò voor de eerste keer zijn best. Zijn borstkastje zwol, hij tilde zijn hoofdje naar achteren en liet het geluid vol en toch beheerst naar bui- ten komen. Angelina voelde de vloer onder zich bewegen, alsof ze in een bootje lag. Ze keek om zich heen en zag

(24)

24

dat de anderen haar verbazing deelden. Alles vervaagde en werd weer scherper, kleuren werden zachter, dan weer feller. Er zat beweging in alles, alles bewoog. De bloemen op het behang werden door hun als slangen kronkelen- de stengels omhooggeduwd, de kelken openden zich met een weke glimlach.

De eerste die iets durfde te zeggen was Johnny. ‘Het lijkt wel een smartlap.’

‘Che bello...’ fluisterde Angelina.

Cecilia bedacht dat ze een flesje melk moest opwar- men, maar kon zichzelf er niet toe zetten de kamer te ver- laten, weg van het geluid dat haar hart zo snel deed slaan.

Niemand kon zo mooi huilen als Niccolò Stokvis.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Daarnaast sluit RENDO zich aan bij de zienswijze die Netbeheer Nederland (hierna: NBNL) namens de gezamenlijke regionale netbeheerders gas en regionale netbeheerders

1 Aile hekimliği, Avrupa’daki sistemi Türkiye’de de geniş kitlelere ulaştırabilecek durumdadır. 2 Aile hekimliği, Genel Sağlık Sigortası’ndan finanse ediliyor. 3 Aile

- Het volgen van formele scholing (cursussen). Met betrekking tot de veranderbaarheid van de opvattingen van docenten geven onderzoeken verschillende uitkomsten. Sommigen achten

De adviseurs van CROP corporate finance staan voor je klaar als je er over denkt om een bedrijf te kopen, je in te kopen binnen het bedrijf waar je werkt of juist jouw bedrijf

De eerste voorzichtige plannen voor de Regionale Infrastructuur Werk & Inkomen Rivierenland zijn gemaakt in 2011, als voorbereiding op de komst van wat toen nog de Wet

Je loopt het risico dat het pand wordt gebruikt voor productie van drugs, opslag van illegale handelswaar, illegale onderhuur of illegale kamerverhuur?. JE KUNT MAAR ÉÉN KEER

‘Alles was klaar: de begrafenis geregeld en de afscheidsbrieven

Zo vindt bijna een derde van de respondenten de werkdruk binnen GGD HN niet acceptabel en 67% van de respondenten schrijft tijd voor tijd omdat de hoeveelheid werk te veel is,