• No results found

UPDATE Kennisbank Diversiteit en Emancipatie (IDEM Stedelijk expertisecentrum voor integratie, discriminatie en (lhbt-)emancipatie) januari 2021

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "UPDATE Kennisbank Diversiteit en Emancipatie (IDEM Stedelijk expertisecentrum voor integratie, discriminatie en (lhbt-)emancipatie) januari 2021"

Copied!
19
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

UPDATE Kennisbank Diversiteit en Emancipatie (IDEM Stedelijk expertisecentrum voor integratie,

discriminatie en (lhbt-)emancipatie) – januari 2021

TITEL: Aandacht voor algoritmes

UITGAVE: Den Haag : Algemene Rekenkamer, 2021

SAMENVATTING: Onderzoek van Algemene Rekenkamer naar hoe de rijksoverheid algoritmes gebruikt. Alle ministeries is gevraagd soorten algoritmes aan te leveren. Die zijn geanalyseerd.

Interviews met betrokkenen zijn afgenomen en documenten bestudeerd. Met behulp van het ontwikkelde toetsingskader zijn 3 algoritmes langs de meetlat gelegd. Een algoritme is een set van regels en instructies die een computer uitvoert. Hiermee kunnen grote hoeveelheden data gecombineerd en geanalyseerd worden. Het onderzoek Aandacht voor algoritmes belicht de kansen, bedreigingen en mythes over algoritmes. Algoritmes gebruiken raakt belangen van burgers en bedrijven. Nu zijn het veelal nog eenvoudige algoritmes in processen voor bedrijfsvoering of dienstverlening, zoals het geautomatiseerd versturen van antwoordbrieven of een eerste selectie voor uitkeringen. Soms zet de rijksoverheid al innovatieve algoritmes in, al dan niet met gebruik van artificiële intelligentie. Ministeries en uitvoeringsorganisaties als UWV en Sociale Verzekeringsbank hebben op verzoek vele tientallen algoritmes aangereikt. Volledig zelflerende algoritmes (die beleid uitvoeren zonder tussenkomst van een mens) heeft de Algemene Rekenkamer daar niet bij aangetroffen. Onderdeel van dit onderzoek is de ontwikkeling van een toetsingskader om de kwaliteit en verantwoorde inzet van algoritmes in de praktijk te kunnen beoordelen. De Rekenkamer nodigt de overheid uit dit toetsingskader, tot stand gekomen met inbreng van experts van binnen en buiten de rijksoverheid, ook als basis te gebruiken bij de ontwikkeling van nieuwe algoritmes. Deze toets test een algoritme op aspecten van sturing en verantwoording, model en data, de privacy-waarborgen, de kwaliteit van de IT general controls (ITGC, zoals wie heeft toegang en hoe wordt met back-ups omgegaan) en ethische vragen. Bij ethische vragen staat de menselijke maat centraal. Doel van deze toets is het opsporen van mogelijke zwakheden bij het gebruik van algoritmes. Het toetsingskader staat in het rapport en is digitaal beschikbaar via https://www.rekenkamer.nl/algoritmes-toetsingskader . Conclusies uit onderzoek: De Algemene Rekenkamer stelt vast dat bij algoritmes niet de burger, maar de overheid centraal staat. Er is bij de overheid oog voor de privacy van burgers, maar ethische aspecten krijgen weinig aandacht. Burgers moeten het gebruik en de werking van een algoritme kunnen begrijpen. Ook moeten zij weten waar zij terecht kunnen met vragen of bezwaren. Zorgen of twijfels over algoritmes verdienen serieuze aandacht. Er is nog onvoldoende eenduidigheid en uniformiteit van begrippen bij algoritmes. Een algoritme is niet risicoloos. Verkeerd gebruik van een dataverzameling kan een discriminerende werking hebben als deze vooroordelen bevat. De overheid kan bij de inzet van algoritmes afhankelijk worden van externe leveranciers (eigendomsrecht, verwerking persoonsgegevens). De overheid dient data voldoende te beveiligen (sabotage, spionage en criminaliteit voorkomen), beheer en onderhoud van algoritmes moeten op orde zijn. Het onderzoek heeft geleerd dat de onderzochte algoritmes te analyseren zijn; deze algoritmes zijn geen black box.

LINK:

https://www.rekenkamer.nl/binaries/rekenkamer/documenten/rapporten/2021/01/26/aandacht- voor-algoritmes/Aandacht+voor+algoritmes.pdf

TREFWOORDEN: Overheidsinstellingen Discriminatie

Landelijke overheid Etnische registratie CODE: 324.21

(2)

TITEL: Openlijk en onomwonden racisme : Een literatuurstudie naar motieven, oorzaken, gevolgen en mogelijke aanpakken

AUTEUR(S): Felten, H.

Wonderen, R. van Cadat-Lampe, M.

Kamp, J. van de

UITGAVE: Utrecht : Kennisplatform Integratie & Samenleving (KIS) - Verwey-Jonker Instituut, 2021 SAMENVATTING: Literatuurstudie. Openlijk en onomwonden racisme (‘blatant racism’) is nog weinig onderzocht in Nederland. In deze literatuurstudie worden de kenmerken van openlijk en onomwonden racisme verkend. Daarbij is gefocust op ‘gewone burgers’ (dus geen activisten) die racistische ideeën openlijk en van discriminatie, hier concreet mee aan de slag kunnen? Om de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden zijn bijna 200 wetenschappelijke studies bestudeerd Conclusies: Op microniveau zijn twee wereldbeelden geïdentificeerd met een verhoogd risico op openlijk en onomwonden racisme: (1) Een ‘rechts autoritair’ wereldbeeld (RWA) betekent dat personen heel behoudend zijn en dat zij het belangrijk vinden om autoriteiten te gehoorzamen; (2) een wereldbeeld van ‘sociale dominantie’ (SDO) gaat uit van hiërarchieën tussen verschillende (o.a. etnische) groepen.

Mensen met dit wereldbeeld geloven in een orde waarin dominante groepen de baas zijn en zij gemotiveerd zijn omzelf de dominante groep te blijven. Op mesoniveau blijk dat groepsdynamiek en sociale normen in groepen openlijke racistische uitingen kunnen ‘triggeren’. Dit kan personen betreffen die zelf al racistische overtuigingen hebben en zich door de context en sociale norm ‘vrij’

voelen om deze uiten, of personen zondersterke racistische overtuigingen die meegaan in de dynamiek van de groep. Racisme is bij uitstek een maatschappelijk probleem. Het hebben van sterke en openlijke vooroordelen ten aanzien van bepaalde groepen is in Nederland zo wijdverspreid dat het problematisch is om deze alleen toe te schrijven aan specifieke individuen engroepen. Op macroniveau – het niveau van de samenleving - gaat het onder meer om de sociale normen in de samenleving.

Studies laten zien dat in de afgelopen jaren de sociale norm in Nederland onder druk is komen te staan ten aanzien van mensen met een migratieachtergrond. Het lijkt dat openlijk racistische opvattingen minder taboe zijn geworden. Er zijn diverse aanpakken die openlijke en onomwonden vooroordelen kunnen verminderen: : (1) Het aangaan van denkbeeldig contact; (2) Echt contact; (3) Het zien van een vriendschap; (4) Her-categoriseren en sociale rollen; (5) Het zien van een vriendschap; Verminderen van angst- en verliesgevoelens: (6) Verminderen van angst- en verliesgevoelens.

LINK RAPPORT: https://www.kis.nl/sites/default/files/rapport-openlijk-racisme.pdf LONG READ: https://www.kis.nl/sites/default/files/4999/longread-openlijk-racisme.pdf TREFWOORDEN: Discriminatiebestrijding

Discriminatie Racisme

Argumentatie (reageren op) CODE: 201.21

TITEL: Verkennend onderzoek naar discriminatiemogelijkheden op online vacatureplatforms AUTEUR(S): Westerbaan, Y.

Kleefstra, W.

Eefting, T.

UITGAVE: Amsterdam : Excap, 2021

SAMENVATTING: Onderzoek naar discriminatiemogelijkheden op online vacatureplatforms verricht in opdracht van Inspectie SZW . Online vacatureplatforms zijn digitale omgevingen waar werkgevers en werkzoekenden elkaar digitaal kunnen ontmoeten. Werkgevers kunnen openstaande vacatures plaatsen en werkzoekenden kunnen daar vervolgens op reageren. Om te onderzoeken in hoeverre er sprake is van arbeidsdiscriminatie op online vacatureplatforms, heeft marktonderzoeks- en adviesbureau excap mysteryguest-onderzoek uitgevoerd. Een mystery guest is iemand die een vooraf bepaald onderdeel of proces van een bedrijf toetst door een scenario te doorlopen dat overeenkomt

(3)

met de werkelijkheid. Excap is marktleider op het gebied van mystery guestonderzoek in Nederland.

Voor dit onderzoek zijn acht gerenommeerde online vacatureplatforms onderzocht. In het onderzoek wordt ingegaan op twee hoofdvragen:

Hoofdvraag 1: In hoeverre is het mogelijk om vacatures met discriminerende inhoud te plaatsen bij online platforms? In maart 2020 is gestart met de uitvoering van het onderzoek.

Voor hoofdvraag 1 hebben zorgvuldig geselecteerde mystery guests met een eigen onderneming op verschillende online platforms een poging gedaan om een vacature te plaatsen met discriminerende inhoud. Hierbij is er gewerkt met drie verschillende cases: discriminatie op basis van geslacht , leeftijd en etniciteit. In totaal zijn er 201 plaatsingspogingen gedaan. Hiervan is 87% van de vacatures met discriminerende inhoud direct geplaatst op het platform. 2% van de vacatures met discriminerende inhoud is direct tegengehouden en 11% moest eerst goedgekeurd worden door het online platform, voordat het eventueel geplaatst zou worden. Van de groep vacatures die eerst moest worden goedgekeurd (n=22), is 73% na de controle alsnog op het online platform geplaatst. Uiteindelijk zijn 11 van de 201 vacatures afgewezen en Zijn 190 vacatures op het online vacatureplatform geplaatst. Na plaatsing zijn er nog 20 vacatures binnen 48 uur verwijderd door middel van een controle na plaatsing.

Uiteindelijk hebben 170 van de 201 (85%) vacatures met discriminerende inhoud minimaal 48 uur online gestaan op de online platforms. Na 48 uur hebben de mystery guests de vacature zelf offline gehaald, zodat er niet langer dan nodig een vacature met discriminerende inhoud online zou staan.

Tijdens het plaatsen van de vacature is geanalyseerd of het mogelijk is om de vacature te targetten.

Hieruit komt naar voren dat targetting op officieel erkende discriminatiegronden niet mogelijk is voorafgaand aan de plaatsing van een vacature. Na plaatsing is tevens onderzocht wat de mogelijkheden zijn om de vacature te targetten. Ook hier kwam naar voren dat het niet mogelijk is om te targetten, maar bij één meting is er wel de mogelijkheid geweest om (tegen betaling) de vacature gericht uit te zetten onder een specifieke leeftijds- en geslachtsgroep.

Hoofdvraag 2: In hoeverre zijn er op de huidige online platforms discriminerende selectie- en presentatiemethoden aanwezig?

Voor het beantwoorden van hoofdvraag 2 is er onderzocht in hoeverre het mogelijk is om op de CV- databanken van online platforms te filteren op discriminerende kenmerken. Hieruit komt naar voren dat het bij twee online platforms mogelijk is om in de CV-databank te filteren op basis van discriminerende persoonskenmerken, zoals nationaliteit en leeftijd. Daaropvolgend is onderzocht in hoeverre het mogelijk is om bij de presentatie van werkzoekenden kenmerken in te zien, waarop een werkgever potentieel zou kunnen discrimineren. Bij vier online platforms is het mogelijk om in de CV-databank bij de presentatie van potentiële kandidaten persoonskenmerken in te zien waarop gediscrimineerd kan worden. Om verdiepend inzicht te krijgen in de werkwijze van online vacatureplatforms, is er onderzocht hoe online vacatureplatforms omgaan met discriminerende verzoeken voor het aanleveren van kandidaten. Hiervoor hebben mystery guests zich voorgedaan als werkgever en telefonisch, per e-mail en per contactformulier een discriminerend verzoek ingediend voor het aanleveren van geschikte kandidaten. Van de 193 discriminerende verzoeken, wordt 64¯gewezen door de online platforms. 36% van de discriminerende verzoeken wordt wel gehonoreerd Geconcludeerd kan worden dat het mogelijk is om te discrimineren via online vacatureplatforms. Er vinden nauwelijks tot geen controles plaats op de inhoud van nieuwgeplaatste vacatures. Hierdoor heeft 85% van de vacatures met discriminerende inhoud zonder problemen 48 uur online gestaan.

Daarnaast is een derde van de discriminerende verzoeken voor het aanleveren van kandidaten gehonoreerd. In het onderzoek is er vrijwel geen verschil te zien tussen de resultaten per case en is er geen platform dat het beduidend beter doet met betrekking tot discriminatiepreventie. Het enige onderdeel waar wel een verschil in resultaten per platform te zien is, is bij het onderzoek naar de selectie- en filtermogelijkheden in de CV-databanken van de onlineplatforms.

LINK:

https://www.inspectieszw.nl/binaries/inspectieszw/documenten/publicaties/2021/01/22/eindrappo rtage-discriminatiemogelijkheden-online-

platforms/Eindrapportage+discriminatiemogelijkheden+online+platforms.pdf TREFWOORDEN: Arbeid - Werkgelegenheid

(4)

Etnische minderheden Discriminatie

Werving & selectie Ouderen

CODE: 411.21

TITEL: Bekend maakt bemind : Het wat en waarom van sociaal contact tussen mensen die verschillen in afkomst en religie

AUTEUR(S): Wonderen, R. van

UITGAVE: Utrecht : Kennisplatform Integratie & Samenleving (KIS) / Verwey-Jonker Instituut, 2020

SAMENVATTING: Publicatie. Ontmoetingen tussen mensen die van elkaar verschillen in afkomst en religie worden op allerlei plekken in Nederland georganiseerd. Op scholen, op

het werk, bij de sportclub maar vooral in buurten en wijken komen mensen bij elkaar en leren ze elkaar kennen. Door ontmoeting kunnen vooroordelen worden tegengegaan en scheidslijnen tussen groepen worden overbrugd. Dit wordt ook wel de ‘contacttheorie’ genoemd. Maar hoe en wanneer werkt dit? In deze publicatie bestemd voor onder meer gemeenten, sociale professionals en actieve burgers wordt ingegaan op deze theorie en worden tips gegeven voor de praktijk.

LINK: https://www.kis.nl/sites/default/files/schoolloopbanen-jongeren.pdf TREFWOORDEN: Interetnische verhoudingen

Dialoog

Etnische minderheden CODE: 205.20

TITEL: Je moet het gewoon gaan doen' : Onderzoek naar de aanpak van arbeidsmarktdiscriminatie in het mkb

AUTEUR(S): Broekroelofs, R.

Felten, H.

Cadat, M.

Razenberg, I.

UITGAVE: Utrecht : Kennisplatform Integratie & Samenleving (KIS) - Movisie, 2020 SAMENVATTING: Onderzoek naar diversiteitsbeleid in het midden- en kleinbedrijf.

Diversiteitsbeleid doorvoeren in een organisatie of aan de slag gaan met het voorkomen van discriminatie: verschillende mkb’ers in Nederland zijn daar al voortvarend mee bezig. In dit onderzoek werd op zoek gegaan naar goede

voorbeelden in het mkb en werden 21 mkb’ers geïnterviewd die werk maken van een meer cultureel divers personeelsbestand. Typerend voor deze werkgevers is dat zij liever niet te lang blijven praten over een diversiteitsbeleid mr vooral

snel aan de slag gaan: ‘Je moet het gewoon gaan doen.’ De geïnterviewde mkb’ers geven aan dat zij ‘mensgericht’ te werk gaan: dat begint al als iemand komt solliciteren. Als een kandidaat zorgt voor meer diversiteit in de organisatie, dan is de vraag niet zo zeer wat iemand níet kan maar wat iemand wél kan. Soms blijkt iemand dan niet geschikt voor de vacature, maar wel voor een andere vacature. Op de werkvloer zelf wordt vaak veel geïnvesteerd in de persoonlijke contacten tussen diverse collega’s zodat men elkaar goed leert kennen. Uit wetenschappelijke onderzoeken weten we dat dit een goede manier is: wanneer mensen met een verschillende achtergrond elkaar beter leren kennen, verminderen vooroordelen vaak. Ook gaat men op de werkvloer soms flexibel om met feestdagen zodat werknemers vrij kunnen nemen op de feestdagen die voor hen belangrijk

(5)

zijn. Die flexibiliteit vinden de mkb’ers belangrijk: ‘Je moet weten wat er leeft onder je personeel en daar flexibel op inspelen’, zo is vaak de gedachte .Op basis van het onderzoek is een brochure gemaakt met tips voor mkb'ers, om discriminatie te voorkomen en diversiteit te bevorderen.

LINK: https://www.kis.nl/sites/default/files/onderzoek-aanpak-arbeidsmarktdiscriminatie-mkb- v3.pdf

LINK:

https://www.kis.nl/sites/default/files/4999/discriminatie_voorkomen_en_diversiteit_bevorderen- tips_mkbers_def.pdf

TREFWOORDEN: Werving & selectie Discriminatie

Arbeid - Werkgelegenheid Etnische minderheden Personeelsbeleid Diversiteitsbeleid Discriminatiebestrijding CODE: 413.20

TITEL: Molukkers in Nederland : De sociaaleconomische positie van Molukse migranten, hun kinderen en kleinkinderen

AUTEUR(S): Chkalova, K.

et al.

UITGAVE: Den Haag : Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), 2020

SAMENVATTING: Deze studie brengt de positie in kaart van Molukkers of Nederlanders met een Molukse achtergrond op het gebied van demografie, wonen, onderwijs, werk en

inkomen, criminaliteit en gezondheid. De populatie in dit onderzoek bestaat uit alle Molukse migranten, hun kinderen en kleinkinderen, en mensen met een Nederlandse achtergrond die op 1 januari 2018 geregistreerd stonden in de Basisregistratie Personen (BRP). In dit onderzoek worden alle Molukse migranten die voor 1963 naar Nederland zijn gekomen en hun nageslacht als ‘Molukker’

gedefinieerd. Personen met een Molukse naam die zich in 1963 of later in Nederland vestigden en hun afstammelingen zijn in deze analyse buiten

beschouwing gelaten. In deze rapportage worden achtereenvolgens de terreinen demografie, wonen, onderwijs, werk en inkomen, criminaliteit en gezondheid

beschreven. Naast beschrijvende analyses is er ook aandacht voor decompositieanalyses om te bepalen in hoeverre verschillen tussen de Molukse generaties en personen met een Nederlandse achtergrond kunnen worden verklaard door verschillen in achtergrondkenmerken. Voor ieder thema wordt waar mogelijk de situatie van Molukse migranten, hun kinderen en kleinkinderen vergeleken met die van leeftijdsgenoten met een Nederlandse achtergrond. Voor dit onderzoek is

gebruiken gemaakt van verschillende databestanden: BAGplus; Basisregistratie Personen (BRP); Basisvoorziening Handhaving (BVH)); Integraal Inkomens- en vermogensonderzoek; Onderwijsstatistieken; Opleidingsniveaubestand;

Polisadministratie; Stelsel van Sociaal-statistische Bestanden (SSB).

Geconcludeerd wordt onder meer dat op de in dit onderzoek onderzochte terreinen personen met een Molukse achtergrond over het algemeen een ongunstigere positie dan personen met een Nederlandse achtergrond. Hoewel zij een bijna even hoge arbeidsdeelname kennen als personen met een Nederlandse achtergrond, hebben personen van Molukse komaf vaker een uitzendbaan, een lager gemiddeld inkomen en zijn zij vaker uitkeringsafhankelijk. Verder zijn personen met een Molukse achtergrond gemiddeld lager opgeleid dan personen met een Nederlandse achtergrond, zijn Molukse jongeren vaker voortijdig schoolverlater en zitten

(6)

Molukse jongeren minder vaak op havo/vwo. Daarnaast zijn personen van Molukse komaf in alle leeftijdscategorieën vaker verdacht van een misdrijf dan personen met een Nederlandse achtergrond. Op gebied van gezondheid krijgen personen met een Molukse achtergrond vaker diabetesmedicijnen verstrekt dan personen met een Nederlandse achtergrond, maar hebben zij ook gemiddeld lagere zorgkosten. Een belangrijk deel van dit onderzoek heeft zich gericht op de vraag in hoeverre deze overwegend ongunstigere positie van personen met een Molukse komaf ten opzichte van personen met een Nederlandse achtergrond kan worden verklaard door verschillen in achtergrondkenmerken. De verschillen in achtergrondkenmerken blijken inderdaad een voorname rol te spelen, al verschilt dit per domein.

Vooral verschillen in leeftijd, onderwijsniveau en gezinskenmerken lijken een sleutelrol te spelen in de geconstateerde verschillen tussen personen met een Molukse en personen met een Nederlandse achtergrond. De gemiddeld jongere leeftijd van de populatie Molukkers in Nederland leidt er bijvoorbeeld toe dat zij gemiddeld lagere zorgkosten hebben dan personen met een Nederlandse achtergrond. Ook hebben zij door hun gemiddeld lage leeftijd nog relatief weinig werkervaring, wat van invloed is op de hoogte van het inkomen.

LINK: https://www.cbs.nl/-/media/_pdf/2020/51/molukkers-in-nederland-2020.pdf TREFWOORDEN: Molukkers

Arbeid - Werkgelegenheid Maatschappelijke positie Huisvesting

Leerprestaties Gezondheid

Etnische minderheden CODE: 145.20

TITEL: De inzet van quota: zinvol en haalbaar? Tegengaan van achterstand van werknemers met migratieachtergrond

AUTEUR(S): Cadat, M.

Felten, H.

UITGAVE: Utrecht : Kennisplatform Integratie & Samenleving (KIS) - Movisie, 2020

SAMENVATTING: In dit verkennende onderzoek staat de volgende vraag centraal: Zouden quota een middel kunnen zijn om arbeidsmarktdiscriminatie van mensen met een

migratieachtergrond tegen te gaan en is dat juridisch gezien haalbaar?

Deelvragen zijn: (1) Wat zijn quota? ; (2) Wat zijn de voorwaarden voor quota?;

(3) Wat zijn de argumenten tegen quota?; (4) Wat zijn de argumenten vóór quota?

; (5) Zijn er ook alternatieven voor quota? Voor dit verkennende onderzoek, is er gesproken met zeventien experts: zowel juristen als onderzoekers en beleidsmakers op het gebied van arbeidsmarkt en diversiteit. Ze zijn

geselecteerd op basis van hun positie en reputatie in het veld van diversiteit in relatie tot de arbeidsmarkt en de positie daarin van mensen met een migratieachtergrond. Daarnaast is er zowel wetenschappelijke literatuur als

‘grijze’ literatuur in kaart gebracht. Er is via Een quotering voor mensen met een migratieachtergrond betekent dat er voor gezorgd wordt dat een gemiddeld minimaal aantal arbeidsplaatsen op de Nederlandse arbeidsmarkt toekomt aan Nederlanders met een migratieachtergrond. Hoe groot dat percentage is, zou verschillend moeten zijn per regio, omdat niet overal in het land evenveel

mensen met een migratieachtergrond wonen. Dat zou een belangrijke voorwaarde zijn voor zo’n quotering, omdat een quotering bedoeld is voor het bereiken van een evenredig aandeel op de arbeidsmarkt – binnen en welomschreven termijn - in

(7)

relatie tot het percentage van de lokale Nederlandse bevolking. Voor de hogere functies blijft de vraag open of de regionale eis gewenst is, want mobiliteit is, zeker voor deze soort functies, ook een oplossing. Juridisch gezien is een quotering mogelijk; voorkeursbeleid is in Nederland toegestaan mits personen die niet vallen onder het quotum niet op voorhand worden uitgesloten. Een grote hobbel is echter dat dit betekent dat er een registratie moet komen op

etniciteit. Een van de opties die genoemd is, is om dit vrijwillig te maken, omdat moeilijk is vast te stellen wie nu wel of niet onder de doelgroep ‘mensen met een migratieachtergrond’ valt en niet iedereen het wenselijk vindt om

dusdanig gecategoriseerd te worden. Tegenstanders van quota verwachten dat het niet werkt, omdat eerdere wetgeving (WBEAA en de Wet SAMEN) ook niet de gewenste effecten had. Voorstanders voeren aan dat deze wetgeving niet gericht was op quota en dus niet gesteld kan worden of quota werken in de Nederlandse context. Tegenstanders hebben ook principiële bezwaren, met name tegen etnische registratie, die de associatie oproept met de zwarte bladzijden in de

Nederlandse geschiedenis, waarbij de vervolging van Joden juist mogelijk werd gemaakt door registratie van afkomst. Een ander principieel argument tegen is dat sommigen verwachten dat quotering polariserend zal werken. Quota kunnen stigmatiserend werken. Ze wekken de indruk dat personen met migratie

achtergrond op een bepaalde arbeidsplaats zitten, omdat ze migrant zijn en niet wegens hun persoonlijke verdiensten. De voorstanders van quota voeren daartegenin dat quota rechtvaardig zijn; het is een middel om de scheve

situatie van nu recht te trekken. Daarbij kan een meer divers personeelsbestand winst betekenen voor een bedrijf. Of er gekozen wordt voor quota zal het politiek en maatschappelijk debat moeten uitwijzen. Ook zal er nog meer onderzoek moeten komen naar de effectiviteit ervan. In ieder geval is duidelijk geworden dat quota, om de situatie van mensen met een migratieachtergrond op de arbeidsmarkt te verbeteren, tot de mogelijkheden behoren. Echter, er zijn ook andere alternatieven, zoals De Barometer Culturele Diversiteit, die bedrijven inzicht geeft in de diversiteit van hun (potentiële) werknemers, en Talent naar de Top, die nog een stap verder gaat met de Culturele Monitoring waar bedrijven een streefcijfer vaststellen, en zowel op de aantallen als kwalitatieve

dimensies van een goed diversiteitsbeleid worden gemonitord. Maar anders dan alle andere bestaande initiatieven zijn quota een bindend middel, dat

vrijwillig gehanteerd kan worden, maar ook vanuit de overheid kan worden opgelegd, terwijl de huidige initiatieven geen dwingend karakter kennen. Wel kan een initiatief zoals de Barometer aan quota gekoppeld worden: met het inzicht uit de barometer ziet een bedrijf waar het scheef zit. En kan het bedrijf zelf een quota-commitment aangaan en (vrijwillige) streefcijfers hanteren.

LINK: https://www.kis.nl/sites/default/files/quota-tegen-arbeidsmarktdiscriminatie-dec2020.pdf TREFWOORDEN: Arbeid - Werkgelegenheid

Diversiteitsbeleid Positieve actie Werving & selectie Discriminatie CODE: 422.20

TITEL: Succes verzekered ! : Monitor Talent naar de Top 2019 AUTEUR(S): Verhoeven, N.

Henderikse, W.

(8)

UITGAVE: Amsterdam : Commissie monitoring Talent naar de top , 2020

SAMENVATTING: Tiende aflevering van de monitor van de "Charter Talent naar de Top". Dit charter is ontwikkeld door Stichting Talent naar de Top. Het doel van het

Charter Talent naar de Top is een hogere instroom, doorstroom en behoud van vrouwelijk talent in topfuncties. Deelname aan het charter is vrijwillig, maar niet vrijblijvend. Charterondertekenaars committeren zich aan duidelijk meetbare doelstellingen en laten zich elk jaar monitoren op de behaalde resultaten door de onafhankelijke Commissie Monitoring Talent naar de Top.

Sinds 2008 hebben in totaal 275 organisaties het charter ondertekend. Deze aflevering van de monitor toont de stand van het aandeel vrouwen in de top van charterondertekenaars ultimo 2019 en beschrijft de inspanningen die

charterorganisaties leveren om de doorstroom van vrouwen naar de top in hun organisatie te stimuleren. Op basis van de monitor worden ook aansprekende voorbeelden gepresenteerd die andere organisaties kunnen inspireren om beleid te ontwikkelen. De charterorganisaties hebben in 2019 gemiddeld 31,4 % vrouwen in de rvb, 36,6 % in de rvc en 39,7 % in de rvt. Caroline Princen: ‘De

organisaties binnen het netwerk van Talent naar de Top behoren tot de voorhoede op het gebied van diversiteit. Het zijn héél mooie resultaten, de

charterondertekenaars behalen opnieuw het wettelijk streefcijfer van 30 % vrouwen aan de top. Dat is een uitzonderlijke prestatie, die landelijk niet geëvenaard wordt.’ Vijf organisaties ontvangen dit jaar een Talent naar de Top Award, omdat zij bijzonder goede prestaties op het gebied van m/v-diversiteit laten zien. Vodafone, Ziggo, Arcadis Nederland en Rabobank ontvangen een Diamant Award, Aon krijgt een Runner Up Award voor hun eerste meting. Executive search bureau Vanderkruijs ontvangt de Executive Search Award.

LINK: https://talentnaardetop.nl/file-download/download/public/1910 LINK: https://talentnaardetop.nl/file-download/download/public/1909 TREFWOORDEN: Vrouwen

Arbeid - Werkgelegenheid Werving & selectie Positieve actie Diversiteitsbeleid Bedrijfsleven CODE: 421.20

TITEL: Beleidsinstrumenten en extremistische wereldbeelden AUTEUR(S): Vliek, M.

Koning, M. de

UITGAVE: Nijmegen : Radboud Universiteit Nijmegen - Faculteit Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen, 2020

SAMENVATTING: Dit onderzoek is verricht in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Met

het onderzoek naar beleidsinstrumenten en extremistische wereldbeelden wil de overheid inzicht krijgen in de door haar beoogde werking van

beleidsinstrumenten voor de groep van ideologisch of religieus gemotiveerde terroristen, al dan niet in vergelijking met andere extremistische groepen.

Tevens wil de overheid inzicht krijgen in hoe extremistische groepen dergelijke beleidsinstrumenten percipiëren en wat de uitwerking ervan is op hen. In deze samenvatting bespreken we de achtergrond, uitvoering en bevindingen van het onderzoek. Dit beleidsonderzoek gaat over hoe verschillende extremistische groepen of individuenbeleidsinstrumenten van de overheid percipiëren, hoe zij

(9)

daarop reageren en de relatie van dit overheidsbeleid met hun zelfidentificatie Gezien de korte loop van dit onderzoek is er in eerste instantie gekozen voor

een openbronnen onderzoek, waarin onder andere een social media analyse gedaan is. Op 17 februari 2020 werd begonnen met het verzamelen van data. Uitgangspunt hierbij was om alle beschikbare berichten vanaf 1 januari 2018 tot en met 11

september 2020 te analyseren voor de groepen Pegida Nederland, AFA Nederland en

‘Jihadisme NL’. Dit onderzoek geeft enerzijds inzicht in de huidige stand van zaken in Nederland en andere westerse landen wat betreft de omgang met de hierboven geschetste problematiek. Daarbij wordt aandacht geschonken aan zowel de effectiviteit als de juridische basis van de toegepaste interventies. Voorts gaat het onderzoek in op de wetenschappelijke bevindingen als het gaat om de mogelijkheden voor beïnvloeding van gedragskeuzen van ideologische en of religieus gemotiveerde actoren, waarbij rekening wordt gehouden met hun wil (motieven + wilskracht), capaciteiten en gelegenheid. Wat is de stand van de kennis specifiek op het gebied van beproefde en nog niet beproefde maar in potentie werkzame interventies met betrekking tot de hierboven geschetste problematiek? Geconcludeerd wordt dat de interactie tussen de overheid en de groepen die zij aanduidt als extremistisch is uiterst grillig en weinig

eenduidig en volgt ogenschijnlijk niet een eenduidig actie-reactiepatroon.Het beleid van de overheid leidt voortdurend tot tegenreactie van de betrokken groepen. Dit is bedoeld om een zeker bewustzijn te creëren of om mensen te mobiliseren tot actie. In het onderzoek worden enkele variaties omschreven van de wijze waarop extremistische groepen de overheid percipiëren en op het beleid reageren: Antagonistische interactie: De verschillende actoren in het

extremistische veld zien de overheid als onbetrouwbaar, hypocriet en

inconsistent (‘meten met twee maten’), vijandig naar hen en als een bondgenoot van de tegenstanders. Hiertoe maakt men onder andere gebruik van uitspraken en maatregelen van de overheid zelf (bijvoorbeeld een verbod op demonstratie), om te laten zien dat de overheid zich niet houdt aan regels die ze de burgers

oplegt. Accommoderende interactie: De extremistische groep blijft binnen de grenzen van de wet: soms uit principe, soms omdat men de overheid geen mogelijkheid wil geven ze ‘te pakken’. Op individueel niveau, zeker bij jihadisten, is ook een zekere afhankelijkheid van de overheid te zien als het gaat om informatie, bemiddeling met overheidsinstanties en bestaanszekerheid .Opportunistische interactie: Handelingen van de overheid worden omarmd.

Bijvoorbeeld specifieke probleemanalyses, het gebruik van bepaalde termen en overheidscampagnes die de eigen diagnose en prognose van maatschappelijke problematiek bevestigen of als zodanig ingekaderd kunnen worden. Het gaat hierbij met name om zaken die gaan over de ideologische ‘Ander’, dus in het geval van Pegida Nederland bijvoorbeeld beleidsstukken (en de media-aandacht daarover) over salafisme en jihadisme. Ontwijkingsinteractie: In enkele

gevallen, in het bijzonder bij jihadisten, is er sprake van pogingen om de

overheid te ontwijken. Dit betekent dat men nauwgezet binnen de grenzen van de wet probeert te blijven, publieke aandacht vermijdt en contact met

overheidsinstanties tot een minimum probeert te beperken. Waar bij

accommoderende interactie het binnen de wet blijven gericht is op het kunnen voortzetten van het activisme, is het in dit geval gericht op zelfbehoud van het individu en diens naaste omgeving en mogelijk ook op het scheppen van de mogelijkheid om onder de radar van de overheid, media en onderzoek te opereren.

Voorts wordt ingegaan op de stigmatiserende werking van beleid. Diverse beleidsnota’s en kennisdocumenten richten zich specifiek op salafisme en jihadisme. In de praktijk is dat beleid vooral gericht op het tegengaan en

(10)

beheersen van risico’s op mogelijke toekomstige radicalisering van moslims.

Hierdoor is een stigmatiserende werking van het beleid op bredere lagen in de bevolking moeilijk te voorkomen, ook al is dit nadrukkelijk niet de opzet van de overheid. Het onderzoek laat onder andere zien dat deze gerichtheid op moslims en salafisme voer is voor radicaal-rechtse partijen en ook voor Pegida Nederland. Een stigmatiserende werking van overheidsbeleid hoeft dus niet per se een direct causaal gevolg te zijn van dat beleid, maar kan mede gegenereerd en beïnvloed worden door andere maatschappelijke actoren.

LINK:

https://www.wodc.nl/binaries/wodc/documenten/publicaties/2021/01/15/beleidsinstrumenten-en- extremistische-wereldbeelden/Beleidsinstrumenten+en+extremistische+wereldbeelden+-

+volledige+tekst.pdf

TREFWOORDEN: Radicalisering Rechts-extremisme

Strategieën Overheidsbeleid Geweld

Islam

CODE: 043.20

TITEL: Mbo-stagediscriminatie voorkomen en aanpakken: wat kan werken?

AUTEUR(S): Felten, H.

Rooijen, M. van Reches, L.

Broekroelofs, R.

UITGAVE: Utrecht : Kennisplatform Integratie & Samenleving (KIS) / Verwey-Jonker Instituut, 2021

SAMENVATTING: Onderzoek naar stagediscriminatie en hoe het te voorkomen. Stagediscriminatie is een complex en hardnekkig probleem. Tot nu toe is er nog weinig bekend over

effectieve manieren om stagediscriminatie te verminderen. Op het gebied van arbeidsmarktdiscriminatie is daarentegen al veel (internationaal) onderzoek gedaan naar effectieve interventies. Op basis van de wetenschappelijke literatuur om arbeidsmarktdiscriminatie te bestrijden, hebben is in dit

onderzoek gekeken naar vijf werkzame mechanismen geselecteerd en gekeken in hoeverre ze toepasbaar zijn op de mbo-stagemarkt. De mechanismen zijn: (1) elkaar leren kennen om vooroordelen te verminderen, (2) objectief werven en selecteren, (3) het gesprek aangaan als omstander, (4) sociale normen en

verantwoording afleggen en (5) bewustwording. Bij alle mechanismen geven we een algemene beschrijving, mogelijke toepassing op de stagemarkt en randvoorwaarden op basis van literatuur. Daarnaast hebben we interviews en groepsgesprekken gehouden met betrokkenen, namelijk onderwijsprofessionals, werkgevers en stakeholders. Besproken wordt in hoeverre onderwijsprofessionals

stagediscriminatie herkennen en wat het perspectief van alle betrokkenen op de werkzame mechanismen en de toepasbaarheid op de stagemarkt is.

LINK: https://www.kis.nl/sites/default/files/420142_mbo-stagediscriminatie-web.pdf TREFWOORDEN: VO - Voortgezet onderwijs

Arbeid - Werkgelegenheid Studenten / stagiaires Discriminatie

Werving & selectie Etnische minderheden

(11)

CODE: 411.21

TITEL: Fear of Crime and Neighbourhood Cohesion in Context : On the role of place, time and ethnic diversity

AUTEUR(S): Glas, I.

UITGAVE: 2021

SAMENVATTING: Dissertation Erasmus University Rotterdam. The main goal of this dissertation is to contribute to the literature on neighbourhood cohesion and fear of crime.

Ite empirically assesses the role of different contextual determinants of cohesion and fear. Within these studied relationships, the focus was on the dimensions of space and time. The empirical chapters of this dissertation rely on survey data drawn from two different sources: the Dutch Safety Monitor (Chapter 2 and Chapter 3) and the Rotterdam Safety Index (Chapter 4 and Chapter 5).2 In both surveys, respondents are asked about their crime-related feelings of unsafety and victimization experiences. All four empirical chapters of this dissertation address how and in what ways the residential context shapes individual perceptions of fear of crime (Chapter 2, Chapter 3, Chapter 4 and

Chapter 5) and of neighbourhood cohesion (specifically Chapter 2 and Chapter 3). Chapter 2 and Chapter 3 extend the knowledge on the social consequences of

living in a society in which a decreasing number of inhabitants share a common

ethnic background. It was found that this development can affect both levels of neighbourhood cohesion and fear of crime. Most previous research has focused on determining the impact of ethnic diversity on various aspects of social cohesion. To gain a better understanding

of why the ethnic composition of the residential environment may impact levels of fear and cohesion, the authors arguese that it is necessary to make a

distinction between the level of ethnic diversity present in a context and the relative size of the out-group. In this way, it can be theorized whether

decreasing levels of cohesion and perceived safety are better explained by the anomie mechanism (i.e. diversity) or by the threat mechanism (i.e. out-group size). Failing to do so will prevent the diversity debate from moving forward.

By constructing a group-specific diversity measure, it was ensured that both dimensions were also empirically distinct. The results suggest that the threat mechanism is most likely to operate in relation to levels of fear and of

cohesion. Support for the anomie mechanism was restricted to cohesion. Secondly , this dissertation, and in particular Chapter 4 and Chapter 5, has further

advanced the debate on how the residential context influences individual levels of fear of crime. Until recently, there were ‘important ambiguities’ about whether and how characteristics of the wider residential environment influence fear of crime. Traditionally, scholars have focused on the extent to which crime levels explain variation in fear levels. Most studies have only found

weak associations between fear and neighbourhood levels of crime. The findings of this dissertation show that various contextual factors contribute to

explaining levels of fear. In addition to crime-related indicators, other

relevant characteristics include ethnic composition, economic status, amount of disorder, presence of facilities and perceived neighbourhood cohesion. This clearly suggests that fear of crime is a product of the wider environment and that there are several pathways through which context affects individual levels of unsafety. Moving beyond the administrative neighbourhood and exploring other ways of conceptualizing and measuring the residential context is considered the third advancement made by this research. Two alternatives were explored: the first relied on using different administrative units (in Chapter 2) and the

(12)

second involved constructing so-called egohoods (in Chapter 4). Not

surprisingly, it was found that the hypothesized effects of context on cohesion and fear were also observed within spatial units other than the administrative neighbourhood. In addition, the results showed that the administrative neighbourhood, although often used in research, was not necessarily the most relevant unit for detecting contextual effects. Finally, Chapter 5 has improved our knowledge on how fear of crime develops over time. It was observed that the over-time dynamics of fear are largely understudied, and that there is even less research on how to account for potential changes in fear levels. The analyses conducted for this chapter provide the following insights. It was found that observed trends in feelings of unsafety may differ from period to period.

In the 15 years analyzed for this study, there were both periods of decline (2003-2007) and of relative stabilization (2009-2017). This demonstrates that fear levels can fall as well as climb (Ditton et al., 2000) and that in order

to gain a better understanding of such developments, a relative long-time frame is required.

LINK: https://www.eur.nl/evenementen/promotie-ai-iris-glas-2021-01-21 TREFWOORDEN: Buurtbeschrijvingen

Etnische minderheden Criminaliteit

Wijken

Interetnische verhoudingen CODE: 532.20

TITEL: A comparative analysis of non-discrimination law in Europe 2016 : The 28 EU Member States, the Former Yugoslav Republic of Macedonia, Iceland,

Liechtenstein, Montenegro, Norway, Serbia and Turkey compared AUTEUR(S): Chopin, I.

Germaine, C.

UITGAVE: Luxembourg : Publications Office of the European Union, 2020

SAMENVATTING: his report compares and contrasts anti-discrimination law in the 28 EU Member States, five EU candidate countries (namely Albania, North Macedonia,

Montenegro, Serbia and Turkey) and the EEA countries (Iceland, Liechtenstein and Norway), based on the country reports written by the European network of legal experts in gender equality and non-discrimination, as updated in respect of 2018. The state of play and the major developments are summarised in this publication. The report presents the general trends in European anti

-discrimination policy and points out some of the remaining dilemmas in the application of anti-discrimination legislation. It gives an overview of the main substantive issues in both directives: the grounds of discrimination, the definition of grounds and scope, exceptions to the principle of equal treatment and positive action, access to justice and effective enforcement, and equality bodies.e information provided is up-to-date as of 1 January 2019.

LINK: https://op.europa.eu/en/publication-detail/-/publication/a88ed4a7-7879-11ea-a07e- 01aa75ed71a1

TREFWOORDEN: EU - Europese Unie Gelijke behandeling

Discriminatie

Internationaal recht / Europees recht Discriminatiebestrijding

CODE: 352.19

(13)

TITEL: Participatieprofielen vrouwen met een migratieachtergrond : Feiten en cijfers voor gemeenten en hun partners bij (door)ontwikkeling van beleid en uitvoering van arbeidsmarkttoeleiding en re-integratie

AUTEUR(S): Gruijter, M. de Voorlove, J.

Sikkema, M.

UITGAVE: Utrecht : Kennisplatform Integratie & Samenleving (KIS) , 2021

SAMENVATTING: Deze publicatie bevat drie participatieprofielen over diverse groepen vrouwen met een migratieachtergrond. In deze profielen staat feitelijke informatie voor

gemeenten en hun ketenpartners die beleid en uitvoering van

arbeidsmarkttoeleiding en re-integratie van deze vrouwen willen (door )ontwikkelen. Het gaat om profielen over de volgende groepen: vrouwelijke gezinsmigranten, statushouders en oudkomers. Gezinsmigranten. Vrouwelijke gezinsmigranten zijn vrouwen die een verblijfsvergunning hebben gekregen om zich aan te sluiten bij een persoon (meestal een partner) die al langer in

Nederland is gevestigd (de zogenaamde ‘referent’). Vrouwelijke nareizigers (zie hieronder) zijn geen gezinsmigranten, omdat zij een verblijfsvergunning asiel

hebben gekregen. Gezinsmigranten komen zowel vanuit landen binnen als buiten de Europese Unie naar Nederland. Vaak komen zij uit landen waar ook arbeids- en asielmigranten vandaan komen. Door de verschillende herkomstlanden en

migratieredenen van gezinsmigranten, vormen deze nieuwkomers een zeer diverse groep. Van alle migranten die van landen buiten de EU naar Nederland komen ,vormen gezinsmigranten al jaren de grootste categorie.. Statushouders.

Vrouwelijke statushouders zijn vrouwen die sinds 2014 naar Nederland zijn gevlucht en een verblijfsvergunning asiel hebben. Een deel van de vrouwelijke statushouders zijn ‘nareizigers’: zij kregen in Nederland een

verblijfsvergunning om zich bij hun echtgenoot/partner, ouder of (pleeg)kind in Nederland te voegen.. Oudkomers. Eerste generatie vrouwen met een migratie- of vluchtachtergrond die al langer in Nederland wonen, noemen we ‘oudkomers’. Zij hebben een permanente verblijfsvergunning en kunnen vanwege het aantal verblijfsjaren in Nederland niet als ‘nieuwkomer’ meer bestempeld worden. Het gaat in deze profielen om dat deel van de eerste generatie vrouwen die door migratie gerelateerde belemmeringen, zoals een mindere taalbeheersing, een grote(-re) afstand tot de arbeidsmarkt hebben.. In de participatieprofielen is informatie over diverse groepen vrouwen met een migratieachtergrond overzichtelijk bijeen gebracht. Achtereenvolgens wordt ingegaan op

demografische kenmerken, opleidingsniveau, arbeidsmarktpositie, leefsituatie.

Aan het eind staan tips voor gemeenten die (meer) werk willen maken van de arbeidstoeleiding van vrouwen met een migratieachtergrond.

LINK:

https://www.kis.nl/sites/default/files/participatieprofielen_vrouwen_met_een_migratieachtergrond -_compleet.pdf

TREFWOORDEN: Arbeidsbemiddeling Arbeid - Werkgelegenheid

Vrouwen

Etnische minderheden

Werkgelegenheidsbevordering Vluchtelingen

Leefsituatie CODE: 421.21

(14)

TITEL: Monitor Discriminatiezaken 2019 : College voor de Rechten van de Mens UITGAVE: Utrecht : College voor de Rechten van de Mens , 2020

SAMENVATTING: Deze 'Monitor discriminatiezaken' beschrijft de werkzaamheden van het College voor de Rechten van de Mens op het gebied van discriminatie in 2019 en maakt

een vergelijking met eerdere jaren. Het gaat met name om oordelen en informatieverzoeken. Het College ontving 4.730 vragen en meldingen in 2019.

Daarvan gingen er 3.529 over gelijke behandeling. De overige 1.201 vragen en

meldingen hadden te maken met andere mensenrechten of met onderwerpen die niet direct over gelijke behandeling of mensenrechten gaan.In 2019 kwamen er iets

meer vragen en meldingen binnen dan in2018. Een belangrijke verklaring daarvoor is dat er in vergelijking met voorgaande jaren meer massale meldingen waren (dat wil zeggen: een groot aantal meldingen over hetzelfde feit of dezelfde gebeurtenis). Over drie specifieke situaties zijn honderden meldingen bij het College binnengekomen. Het ging om: de Nashville-verklaring, het

vaccinatiebeleid en het vergoeden van kunstmatige inseminatie voor

alleenstaande en lesbische vrouwen. Vaak betrof het melders die na een oproep op de sociale media een melding instuurden. Van de 3.529 vragen en meldingen over gelijke behandeling hadden2.940 vragen en meldingen betrekking op een of meer gronden uit de gelijkebehandelingswetgeving. Sommige vragen en meldingen hebben te maken met meer dan één grond. Bijvoorbeeld als een melder zich beklaagt over discriminatie op grond van leeftijd én handicap. In die gevallen registreert het College alle gronden die van toepassing zijn. Vragen of

meldingen over discriminatie op grond van geslacht werden in 2019 het vaakst geregistreerd: in meer dan een derde van alle vragen en meldingen over een grond uit de gelijkebehandelingswetgeving. Van deze 994 vragen en meldingen hadden er 276 betrekking op zwangerschap. Dat is bijna de helft minder dan in 2018 en een vijfde van het totaal aantal vragen en meldingen over

zwangerschapsdiscriminatie in 2017. In 2019 ontving het College 541 verzoeken om een oordeel. Dat is iets meer dan in 2018, toen er 510 verzoeken om

eenoordeel binnenkwamen. Net als in 2017 en 2018 gingen de meeste verzoeken om een oordeel in 2019 over vermoedelijke discriminatie vanwege beperking of

chronische ziekte. Het gingin 2019 om 128 verzoeken. Dat is iets minder dan in 2018, maar nog steeds bijna twee keer zo veel als in 2014. In aantal komen de verzoeken over discriminatie vanwege geslacht op de tweede plaats. Het College handelde 109 verzoeken af om een oordeel over vermoedelijke discriminatie op grond van geslacht. Dat zijn er bijna evenveel als in 2018 en dat is bijna een kwart van het totale aantal afgehandelde verzoeken met ten minste één

gelijkebehandelingsgrond. De discriminatiegrond geslacht omvat ook: onderscheid op grond van zwangerschap of moederschap én onderscheid op grond van

geslachtskenmerken, genderidentiteit en genderexpressie. Meer dan de helft van de verzoeken om een oordeel op grond van geslacht ging over vermoedelijke discriminatie wegens zwangerschap, bijna altijd op het werk (bij sollicitaties, beslissingen over contractverlenging of over bevordering naar een hogere functie). 96 afgehandelde verzoeken gingen over discriminatie op grond van ras.

Dat is iets meer dan een vijfde van het totaal aantal verzoeken met ten minste één gelijkebehandelingsgrond en daarmee de derde voornaamste grond voor verzoeken om een oordeel, gevolgd doorverzoeken om een oordeel op grond van leeftijd (81 afgehandelde verzoeken in 2019).Verder valt op dat het aantal

afgehandelde verzoeken op grond van nationaliteit is toegenomen naar 59. Dat zijn 22 afgehandelde verzoeken meer dan in 2018. Alleen in 2012, het jaar van

(15)

de oprichting van het College, lag dat aantal hoger. Van de 500 verzoeken die het College voor de Rechten van de Mens in2019 afhandelde, hadden 414 verzoeken betrekking op ten minste één terrein dat onder de gelijkebehandelingswetgeving valt. De verzoeken gingen het vaakst over het terrein arbeid – in het bijzonder over beëindiging van arbeidscontracten, werving en selectie, en

arbeidsomstandigheden. Verder ging 39 procent van de afgehandelde verzoeken over goederen en diensten, Het College sprak in 2019 140 oordelen uit. De meeste oordelen gingen over vermoedelijke discriminatie op grond van handicap of chronische ziekte, gevolgd door de gronden geslacht en ras.In 46 procent van de oordelen werd discriminatie vastgesteld

LINK: https://publicaties.mensenrechten.nl/file/95347f75-854a-45b9-87c4-53cf4c9718c1.pdf

https://publicaties.mensenrechten.nl/file/57fbcb1e-17c6-4fd0-80da-4242a7a544a6.pdf TREFWOORDEN: Discriminatie

Gelijke behandeling Rechtspraak

Discriminatiebestrijding Klachtbehandeling Meldpunten CODE: 353.20

TITEL: Een ontspannen perspectief op residentiële segregatie Beleid en Maatschappij

NUMMER: Jrg. 48. No. 4 AUTEUR(S): Musterd, S.

UITGAVE: 2020

SAMENVATTING: Artikel. Bestuurders, politici, beleidsmakers en bewoners beschouwen omvangrijke residentiële segregatie – de ongelijke ruimtelijke verdeling van woonplekken

van huishoudens – veelal als problematisch. De vraag is echter of segregatie wel altijd vormen aanneemt die ingrijpende menging legitimeren. Veel segregatie is eenvoudig een gevolg van keuzes die huishoudens hebben . Daarnaast lijken segregatieniveaus in veel Europese steden relatief gering, al neemt segregatie in sociaaleconomisch opzicht recentelijk wel toe Daarom worden in dit artikelen vijf vragen in samenhang aan de orde gesteld:. Geven segregatieniveaus in Nederlandse en West-Europese contexten aanleiding om antisegregatiebeleid te ontwikkelen?. Welke factoren en mechanismen leiden tot segregatie? . Welke actuele politieke opvattingen bestaan er over segregatie en hoe beïnvloeden deze de segregatie? . Hoe wordt segregatie geframed in het politieke en publieke debat? . Welke reacties zijn gewenst als er goede redenen zijn om segregatie als probleem te beschouwen?. De antwoorden op deze vragen zijn gebaseerd op decennia van onderzoek op dit terrein, door de auteur zelf, door zijn onderzoeksgroep en door collega’s. De meest besproken vormen van residentiële segregatie hebben betrekking op groepen naar land van herkomst, vooral niet-westerse landen, en op sociaaleconomische categorieën, vooral concentraties van huishoudens met achterstand. Nederland en West-Europa staan hier centraal.Hiervoor is geschetst dat segregatieniveaus in Nederland en

omringende landen meestal bescheiden zijn. Er is ook getoond dat individuele huishoudens de neiging hebben segregatie te vergroten. Er is aangegeven dat aan

‘de gemiddelde buurt’ als beleidsalternatief veel bezwaren kleven, en dat bij West-Europese steden geen gettoframing past. Deze inzichten kunnen gebruikt worden om een ander, meer ontspannen perspectief op segregatie te ontwikkelen.

(16)

De auteur pleit ervoor om juist verschillende in plaats van gemiddelde buurten na te streven. Daarmee wordt aangesloten bij de voorkeuren van huishoudens. Dit moet niet worden opgevat als een oproep tot laissez faire-beleid; er moeten namelijk grenzen worden gesteld aan segregatie om negatieve externe effecten, als die zich voordoen, te voorkomen. Een preventieve interventiestrategie zou kunnen uitgaan van het al genoemde idee dat huishoudens een zekere vrijheid moeten hebben om een woonmilieu te kiezen dat bij hen past. Dat leidt vermoedelijk tot enige homogeniteit en tot segregatie, maar dat hoeft geen bezwaar te zijn, tenzij de schaal te omvangrijk is en mits deze buurten grenzen aan andere buurten met een gering verschillende bevolkingssignatuur. Een aantal van die buurten samen zou dan op het hogere wijkniveau meer heterogeniteit kunnen opleveren, zodat daar de weak ties kunnen ontstaan die nodig zijn voor de ontwikkeling van nieuwe sociale netwerken. Op dat hogere wijkniveau vindt men ook de meeste voorzieningen; die bevorderen ‘ontmoeting’ en kunnen derhalve eveneens een rolspelen bij de integratie. Het idee van homogene buurten in

heterogene wijken isniet geheel nieuw.

LINK: https://dx.doi.org/10.5553/BenM/138900692020047004003 TREFWOORDEN: Spreidingsbeleid

Huisvesting

Etnische minderheden Segregatie

Nederland CODE: 512.20

TITEL: Towards Categorical Visibility? The Political Making of a Third Sex in Germany and the Netherlands

UIT: Journal of Common Market Studies, Published online: 27 Feb 2019 AUTEUR(S): Schotel, A.L.

Mügge, L.M.

UITGAVE: 2021

SAMENVATTING: Paper. Although international proclamations increasingly recognize legal sex beyond binary categories, domestic legislation is lagging behind. Germany and

the Netherlands are the first countries in Western Europe where courts have ruled in favour of a third option. While the German constitution was amended to guarantee a third option, the Dutch government has refrained from implementing comparable legislation. What explains this difference? This article draws on parliamentary debates, newspapers and statements from activists to follow the trajectory of the third option. Building on literature on intersex rights

legislation and the diffusion of LGBT rights norms, it was found that an

established progressive reputation can lead states like the Netherlands to take a back seat, while mobilization by activists was crucial in establishing the self‐determination of legal sex on the German political agenda. This study contributes to unravelling the complex ways in which new norms shape – or fail to shape – domestic political outcomes.

LINK: https://doi.org/10.1111/jcms.13170 TREFWOORDEN: Overheidsbeleid

Nederland Duitsland

Wet- en regelgeving Belangenorganisaties Transseksualiteit

(17)

CODE: 324.21

TITEL: Migrant votes ‘here’and ‘there’: Transnational electoral behavior of Turks in the Netherlands.

UIT: Migration Studies, Published online: 3 August 2019 AUTEUR(S): Mügge, L.M.

Kranendonk, M.

Vermeulen, F.

Aydemir, N.

UITGAVE: 2019

SAMENVATTING: Paper. Whether there is a trade-off between ‘here’ (country of settlement) and

‘there’ (the country of origin) is one of the key political questions and concerns regarding political attitudes and behaviors of immigrant minorities.

We take this issue by the horns and study three components of political attitudes and behavior within a transnational framework among Dutch-Turkish citizens in the Netherlands: turnout, political trust and interest, and party choice. The empirical data draws on original exit polls held during the Turkish presidential and parliamentary elections at a polling station in 2014 (n = 791) and in 2015 (n = 456). It was found that gender and country of birth influence electoral participation; social class (working class background as labor

migrants) influences voting behavior. While there is a trade-off for political trust and voting behavior, there is no trade-off for political interest. These findings call for a more nuanced approach to transnational political behavior that is attentive to processes of convergence between ‘here’ and ‘there’ and the diversity within migrant groups.

LINK: https://doi.org/10.1093/migration/mnz034 TREFWOORDEN: Etnische minderheden

Stemgedrag Nederland Turken Participatie CODE: 332.19

TITEL: Zonder wet geen vooruitgang. Bedrijvenmonitor Topvrouwen 2020 UIT: Migration Studies, Published online: 3 August 2019

AUTEUR(S): Pouwels, B..

Kranendonk, M.

UITGAVE: Nijmegen, Bureau Pouwels, 2021

SAMENVATTING: Zesde en laatste aflevering van de Bedrijvenmonitor Wet bestuur en toezicht. Met de Wet bestuur en toezicht ('Wbt') wordt sinds 1 januari 2013 gestreefd naar minimaal 30 procent vrouwen en minimaal 30 procent mannen in de raad van bestuur ('rvb') en raad van commissarissen ('rvc') van grote vennootschappen. Op 1 januari 2020 is het wettelijk streefcijfer vervallen. Op dit moment ligt een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer voor een ingroeiquotum en streefcijfers. Zeven jaar monitoring laat zien dat de streefcijferregeling een positief, maar beperkt effect heeft gehad.

Nog altijd heeft 90% van de bedrijven geen evenwichtige verdelingEr is een kleine groep ‘koplopers’

(minder dan 10%) die het streefcijfer heeft bereikt in zowel de rvb als de rvc. Maar een grote groep bedrijven komt niet in beweging en heeft nog steeds geen vrouwen benoemd in de rvb en rvc. Ook het aandeel vrouwen in de kweekvijver – de subtop – stagneert al jaren. Eind 2019 had 20,6% van de bedrijven een evenwichtige m/v-verdeling van de zetels gerealiseerd in de RvB en 38,2% in de RvC.

Het percentage bedrijven met een evenwichtige verdeling in zowel de RvB als RvC nam toe van 4,5%

in 2012 naar 9,6% eind 2019. Tegelijkertijd zien we ook positieve ontwikkelingen. De aandacht en het

(18)

draagvlak voor diversiteit groeit; bij investeerders, aandeelhouders, institutionele beleggers, en breder in de samenleving. Dat momentum moeten we nu gebruiken. De commissie adviseert de politiek dan ook een voortvarende invoering van het wetsvoorstel ‘Ingroeiquotum en streefcijfers’.

Ervaringen in het buitenland leren dat quota effectief zijn. Toch zijn alleen quota niet genoeg. Blijven monitoren is belangrijk. En door de aanpak en streefcijfers van bedrijven zichtbaar te maken, houden we bedrijven ‘bij de les’ en zorgen we dat ook de achterhoede in beweging komt. Tot slot moeten we bijtijds evalueren of het ingroeiquotum en de streefcijferregeling voldoende effect sorteert, of dat er toch steviger maatregelen nodig zijn om het aandeel vrouwen in de top te laten groeien.

LINK: https://www.topvrouwen.nl/pdf/Bedrijvenmonitor-Topvrouwen-2020.pdf CODE: 422.21

TITEL: Visit to the Netherlands. Report of the Special Rapporteur on contemporary forms of racism,racial discrimination, xenophobia and related intolerance. Advance

Edited Version. 2 July 2020 AUTEUR(S): Achiume, E.T.

UITGAVE: Genève : Office of the High Commissioner for Human Rights,, 2020

SAMENVATTING: Report on the Netherlands by the Special Rapporteur on contemporary forms of racism, racial discrimination, xenophobia and related intolerance. At the

invitation of the Government, the Special Rapporteur on contemporary forms of racism, racial discrimination, xenophobia and related intolerance, E. Tendayi Achiume, visited the Netherlands from 30 September to 7 October 2019. The present report contains her findings, which identify significant strengths in the State’s racial equality frameworks. Nonetheless, the Special Rapporteur calls for swift action to address persisting structures of racial

discrimination. The reports considers the following issues: the laws and policies governing racial equality in the Netherlands, hate crimes and hate speech, law enforcement and ethnic profiling, employment, incarceration, intersectionality and experiences of multiple discrimination, education, Zwarte Piet (black pete). The Rapporteur found a paradox in the Netherlands. "The Special Rapporteur believes that the Government remains committed to equality and non-discrimination and to an inclusive vision for national identity and for the countrymore broadly. Yet, the insistence that the Netherlands has already achieved its ambitious vision for equality and inclusiveness poses a very real danger, one that undermines the very difficult work required to transform commitments into reality. The paradox in the Netherlands is that, where it exists, the insistence on already having achieved equality and tolerance operates as a barrier to achieving equality and tolerance in fact: such insistence severely hampers efforts to mobilize resources and the action necessary to ensure equality,non-discrimination and inclusion for all." The report ends with a number of recommendations.

Dit rapport werd op 19 november 2020 door de Minister van Sociale Zaken met begeleidende brief naar de Tweede Kamer gestuurd.

LINK:

https://www.rijksoverheid.nl/binaries/rijksoverheid/documenten/rapporten/2020/11/19/rapport- vn-rapporteur-racisme-2019/rapport-vn-rapporteur-racisme-2019.pdf

BRIEF:

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2020/11/19/kabinetsreactie-rapport-vn- speciaal-rapporteur-racisme-2019-2020

TREFWOORDEN: Racisme Discriminatie

Xenofobie

(19)

Antidiscriminatiebeleid Nederland

CODE: 011.20

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Uit vier kandidaten, waaronder één vrouwelijke kandidaat, worden drie nieuwe leden voor de ondernemingsraad gekozen. Een aantal vrouwen in het bedrijf richt een actiegroep op om

Niet alleen zou onderzocht moeten worden 6f een mannelijke verdachte kinderen heeft, maar ook welke (zorg)taken hij heeft ten opzichte van die kinderen en wat

-Agri-Com is a registered low-cost agricultural co-operative, providing selected services such as the finance of input cost, comprehensive insurance on crops, bulk purchase

2.3.1 Conclusions regarding the adverse working conditions nurses experience while caring for older persons

Alsof dat niet genoeg is moet hij ook werkgever zijn, die als een ongediplomeerde psycholoog zijn uitverkorene coacht, diens gedrag beoordeelt, bijstuurt en hem ontslaat als de

The lack of detailed information on the type of jobs participants engaged in and the lack of information on community-based seasonal activities (e.g. walking or cycling events)

Het kan niet meer dat een organisatie in de gehandicaptensector alleen gerund wordt door mensen zonder een handicap.. Dat zou hetzelfde zijn als dat Andries Knevel een

LHBT’s moeten zelf steeds aangeven dat hun seksuele voorkeur en/of gender- identiteit voor hen van belang zijn, en veel mensen voelen schroom om dat te doen.. Onder- zoek leert