• No results found

Inspectierapport. Huize Zeldenrust (BSO) Venrayseweg AC Horst. Registratienummer Datum inspectie:

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Inspectierapport. Huize Zeldenrust (BSO) Venrayseweg AC Horst. Registratienummer Datum inspectie:"

Copied!
27
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Inspectierapport

Huize Zeldenrust (BSO) Venrayseweg 19 5961 AC Horst

Registratienummer 179169993

Toezichthouder: GGD Limburg-Noord In opdracht van gemeente: Horst aan de Maas Datum inspectie: 07-09-2020

Type onderzoek: Jaarlijks onderzoek

Status: Definitief

Datum vaststelling inspectierapport: 01-10-2020

(2)

Inhoudsopgave

Het onderzoek ... 3

Onderzoeksopzet ... 3

Beschouwing ... 3

Advies aan College van B&W ... 4

Observaties en bevindingen ... 5

Registratie, wijzigingen, administratie en naleving handhaving ... 5

Pedagogisch klimaat ... 6

Personeel en groepen ... 9

Veiligheid en gezondheid... 13

Accommodatie ... 15

Ouderrecht ... 16

Overzicht getoetste inspectie-items ... 17

Registratie, wijzigingen, administratie en naleving handhaving ... 17

Pedagogisch klimaat ... 17

Personeel en groepen ... 19

Veiligheid en gezondheid... 21

Accommodatie ... 23

Ouderrecht ... 23

Gegevens voorziening... 25

Opvanggegevens ... 25

Gegevens houder... 25

Gegevens toezicht ... 25

Gegevens toezichthouder (GGD) ... 25

Gegevens opdrachtgever (gemeente)... 25

Planning ... 25

Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum ... 27

(3)

3 van 27

Het onderzoek

Onderzoeksopzet

Dit onderzoek is uitgevoerd op grond van artikel 1.62 lid 2 van de Wet kinderopvang. Het betreft een aangekondigd jaarlijks onderzoek.

Dit jaarlijks onderzoek heeft de toezichthouder gedaan op basis van risicogestuurd toezicht.

De GGD’en in Nederland werken volgens een model voor risicogestuurd toezicht. Dit doen zij om meer maatwerk bij het toezicht in de kinderopvang mogelijk te maken. Uitgebreider onderzoek waar nodig, minder uitgebreid waar mogelijk.

Dit rapport is tot stand gekomen door onderzoek op basis van risicogestuurd toezicht. Om meer maatwerk bij het toezicht in de kinderopvang mogelijk te maken zijn de inspectieactiviteiten met behulp van het model risicoprofiel bepaald.

Risicogestuurd toezicht betekent dat er intensiever geïnspecteerd zal worden waar nodig en minder intensief waar gebleken is dat dit kan. Hierbij ligt de nadruk vooral op die zaken die het meest direct bijdragen aan de kwaliteit van de kinderopvang.

Achterin dit rapport is te lezen welke inspectie-items zijn getoetst.

Beschouwing

Deze beschouwing beschrijft de resultaten bij het uitgevoerde jaarlijks o nderzoek. Na de feiten over het kindercentrum volgen de inspectiegeschiedenis en de belangrijkste bevindingen. Deze worden in het rapport per voorwaarde uitgewerkt.

Feiten over buitenschoolse opvang (BSO) Huize Zeldenrust:

BSO Huize Zeldenrust is gevestigd op een groot terrein achter een woonhuis. De BSO maakt gebruik van ruimtes in het hoofdgebouw en van een extra gebouw waarin voorheen het kantoor van de houder was gevestigd. Deze voorziening staat voor maximaal 32 kindplaatsen

geregistreerd. Er zijn twee basisgroepen waarin de opvang plaatsvindt.

Inspectiegeschiedenis:

- 09-03-2017; jaarlijks onderzoek. Er werden tekortkomingen geconstateerd op de onderdelen opvang in groepen en risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid;

- 31-05-2017; nader onderzoek. De tijdens de vorige inspectie geconstateerde tekortkomingen bleken inmiddels te zijn opgelost;

- 31-05-2017; incidenteel onderzoek. De houder kon het aantal kindplaatsen ophogen van 22 naar 36;

- 06-11-2017; incidenteel onderzoek. De houder reduceerde het aantal kindplaatsen naar 32;

- 08-03-2018; jaarlijks onderzoek. Er werden tekortkomingen geconstateerd op de volgende onderdelen: verklaring omtrent het gedrag en personenregister kinderopvang, informatie, klachten en geschillen;

- 08-06-2018; nader onderzoek. De eerder geconstateerde tekortkomingen zijn inmiddels opgelost.

- 28-08-2019; jaarlijks onderzoek. Er werden tekortkomingen geconstateerd op de onderdelen verklaring omtrent het gedrag en het personenregister, beroepskracht-kindratio;

- 07-09-2020: nader onderzoek. De tijdens het jaarlijks onderzoek van 2019 geconstateerde tekortkomingen bleken inmiddels te zijn opgelost.

(4)

Bevindingen op hoofdlijnen:

Op basis van het huidige jaarlijks onderzoek dat is uitgevoerd door de GGD Limburg-Noord, blijkt dat BSO Huize Zeldenrust voldoet aan de in dit rapport getoetste voorwaarden uit de Wet

kinderopvang.

Voor een nadere inhoudelijke uitleg zie de toelichting bij het betreffende item in dit rapport.

Advies aan College van B&W Geen handhaving.

(5)

5 van 27

Observaties en bevindingen

Registratie, wijzigingen, administratie en naleving handhaving

Dit hoofdstuk belicht de inspectiebevindingen over het domein ‘Registratie, wijzigingen en administratie’. Binnen dit domein worden de volgende onderdelen getoetst:

 Administratie

Per aspect wordt eerst de praktijk beschreven. Daarna volgt een oordeel op basis van de wettelijke criteria.

Administratie

Schriftelijke overeenkomst

De kinderopvang geschiedt op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder van Huize Zeldenrust en de ouder. Dat blijkt uit 7 door de toezichthouder steekproefsgewijs opgevraagde schriftelijke overeenkomsten. De overeenkomsten worden digitaal ondertekend.

Administratie kindercentrum

De administratie van het kindercentrum is zodanig ingericht dat op verzoek van de toezichthouder tijdig de gegevens kunnen worden verstrekt die voor naleving van bij en krachtens hoofdstuk 1, afdeling 3, paragrafen 2 en 3 van de Wet kinderopvang gegeven voorschriften van belang zijn.

Conclusie:

Er wordt aan de getoetste voorwaarde voldaan.

Gebruikte bronnen

 Interview houder en/of locatieverantwoordelijke

 Schriftelijke overeenkomst(en) (steekproefsgewijs geselecteerde kinderen)

(6)

Pedagogisch klimaat

Dit hoofdstuk belicht de inspectiebevindingen over het domein ‘Pedagogisch klimaat’. Binnen dit domein worden de volgende onderdelen getoetst:

 Pedagogisch beleid

 Pedagogische praktijk

Per aspect wordt eerst de praktijk beschreven. Daarna volgt een oordeel op basis van de wettelijke criteria.

Pedagogisch beleid Pedagogisch beleidsplan

De houder heeft een pedagogisch beleidsplan van de BSO (versie juli 2020).

Verantwoorde buitenschoolse opvang

De houder beschrijft aan de hand van de vier pedagogische basisdoelen van

ontwikkelingspsychologe M. Riksen-Walraven hoe zij zorg draagt voor verantwoorde buitenschoolse opvang.

Volgen ontwikkeling / signaleren

Het pedagogisch beleidsplan bevat een concrete beschrijving van de wijze waarop bijzonderheden in de ontwikkeling van het kind of problemen worden gesignaleerd en ouders worden doorverwezen naar passende instanties voor verdere ondersteuning.

Mentorschap

De houder beschrijft de wijze waarop de mentor de verkregen informatie over de ontwikkeling van het kind met de ouders bespreekt en de wijze waarop aan de ouders en het kind bekend wordt gemaakt welke beroepskracht de mentor is van het kind.

Basisgroep

Het pedagogisch beleidsplan geeft een concrete beschrijving van de werkwijze, maximale omvang en leeftijdsopbouw van de basisgroep.

Wenbeleid

Het pedagogisch beleidsplan beschrijft de wijze waarop kinderen kunnen wennen aan een (nieuwe) basisgroep waarin zij zullen worden opgevangen.

Drie-uursregeling

De houder heeft in het pedagogisch beleidsplan een beschrijving van de tijden staan waarop er minder beroepskrachten worden ingezet dan vereist is op basis van het aantal aanwezige kinderen, alsmede dus automatisch ook de tijden waarop in ieder geval niet daarvan wordt afgeweken en wordt voldaan aan de beroepskracht-kindratio.

Verlaten basisgroep

De houder beschrijft in het pedagogisch beleid dat kinderen tijdens bijvoorbeeld een activiteit of open-deurenbeleid de eigen basisgroep kunnen verlaten.

Opvang gedurende extra dagdelen

De houder beschrijft het beleid ten aanzien van het gebruik kunnen maken van buitenschoolse opvang gedurende extra dagdelen.

(7)

7 van 27 Taakverdeling en begeleiding stagiaires

Het pedagogisch beleidsplan bevat een concrete beschrijving van de taken die stagiairs op deze voorziening kunnen uitvoeren en de wijze waarop zij hierbij worden begeleid.

Omgang met basisgroep groter dan 30 kinderen

De houder verklaart in het pedagogisch beleid dat dit niet voorkomt omdat er altijd meerdere activiteiten worden aangeboden wanneer er veel kinderen zijn.

Meertalige opvang

Niet van toepassing. Op deze voorziening wordt geen meertalige kinderopvang geboden.

Conclusie:

Er wordt aan de getoetste voorwaarden voldaan.

Pedagogische praktijk Pedagogische praktijk

De houder draagt zorg voor uitvoering van het pedagogisch beleidsplan.

De beroepskrachten handelen tijdens de observatie op de groepen conform de uitgangspunten in het pedagogisch beleidsplan die gaan over het werken aan de vier pedagogische basisdoelen.

Observatie van de praktijk

Tijdens de observatie van de pedagogische praktijk heeft de toezichthouder gebruik gemaakt van het Veldinstrument observatie pedagogische praktijk 4-12 jaar.

Het veldinstrument is ingedeeld naar de vier pedagogische basisdoelen die zijn benoemd in het Besluit Kwaliteit kinderopvang. Deze basisdoelen zijn samengevat:

 Het waarborgen van emotionele veiligheid;

 Het bieden van mogelijkheden voor kinderen tot ontwikkeling van persoonlijke competentie;

 Het bieden van mogelijkheden voor kinderen tot ontwikkeling van sociale competentie;

 Socialisatie; het overdragen van waarden en normen.

Aan de hand van het genoemde veldinstrument is de pedagogische praktijk tijdens het onderzoek op de locatie beoordeeld. De observatie heeft plaatsgevonden op de BSO. De algemene indrukken en observaties ten aanzien van twee van de vier pedagogische basisdoelen zullen hieronder worden weergegeven.

Observatiemomenten: vrij spel, verf-activiteit.

De praktijk tijdens de inspectie laat onder andere onderstaande observaties zien, waarbij a t/m d de wettelijke eis weergeven:

b. kinderen spelenderwijs worden uitgedaagd in de ontwikkeling van hun motorische vaardigheden, cognitieve vaardigheden, taalvaardigheden en creatieve vaardigheden, teneinde kinderen in staat te stellen steeds zelfstandiger te functioneren in een veranderende omgeving;

Observatie:

Vrije tijd / ontspanning

Kinderen hebben de mogelijkheid om zich te ontspannen en/of schooldrukte af te reageren (bv eerst buiten uitrazen, dan binnen iets drinken). Zij kunnen daarnaast voor activiteiten kiezen die passen bij hun eigen interesse en energieniveau.

Autonomie

De beroepskrachten geven de kinderen passende uitleg, aanwijzingen en correcties.

(8)

Zij geven het kind daarbij autonomie om zelf te kiezen of mee te denken.

c. kinderen worden begeleid in hun interacties, waarbij hen spelenderwijs sociale kennis en vaardigheden worden bijgebracht, teneinde kinderen in staat te stellen steeds

zelfstandiger relaties met anderen op te bouwen en te onderhouden;

Observatie:

Begeleiden en feedback

De beroepskrachten begeleiden de interacties tussen kinderen. Zij helpen de kinderen actief om sociale vaardigheden met leeftijds- en/of groepsgenootjes te ontwikkelen (bv. leren delen, naar elkaar luisteren, wachten, helpen).

Samen spelen samen leren

De beroepskrachten zetten gerichte activiteiten en materialen in om kinderen te laten samenspelen. Op passende wijze (zonder verstoren) wijzen zij kinderen op elkaars kennis en kunde.

Conclusie:

De beroepskrachten handelen volgens de vier basisdoelen uit de Wet kinderopvang en geven hieraan invulling zoals deze beschreven staan in het pedagogisch beleidsplan.

Gebruikte bronnen

 Interview houder en/of locatieverantwoordelijke

 Observatie(s) (binnen- en buitenruimtes)

 Pedagogisch beleidsplan (Kindercentrum Huize Zeldenrust Buitenschoolse opvang, versie juli 2020)

 Pedagogische observatie

(9)

9 van 27 Personeel en groepen

Dit hoofdstuk belicht de inspectiebevindingen over het domein ‘Personeel en groepen’. Binnen dit domein worden de volgende onderdelen getoetst:

 Verklaring omtrent het gedrag en personenregister kinderopvang

 Opleidingseisen

 Aantal beroepskrachten en eisen aan de inzet van beroepskrachten in opleiding en stagiaires

 Stabiliteit van de opvang voor kinderen

 Gebruik van de voorgeschreven voertaal

Per aspect wordt eerst de praktijk beschreven. Daarna volgt een oordeel op basis van de wettelijke criteria.

Verklaring omtrent het gedrag en personenregister kinderopvang Bestuurders

De verklaring omtrent gedrag van de bestuurder voldoet aan de vereisten zo blijkt uit een VOG- verificatie in het LRK. De bestuurder is in het personenregister kinderopvang met een geldige verklaring omtrent het gedrag gekoppeld aan de houder.

Beroepskrachten

Alle op deze voorziening werkzame beroepskrachten (22 personen) zijn in het personenregister kinderopvang ingeschreven met een geldige verklaring omtrent het gedrag (VOG) en zijn gekoppeld aan de houder. Dat geldt ook voor de op het adres van de kinderopvangvoorziening woonachtige twee volwassenen.

Stagiair(e)s

Alle op deze voorziening ingezette stagiair(e)s (6 personen) zijn in het personenregister kinderopvang ingeschreven met een geldige verklaring omtrent het gedrag (VOG) en zijn gekoppeld aan de houder.

Conclusie:

Er wordt aan de getoetste voorwaarden voldaan.

Opleidingseisen

Beroepskwalificatie pedagogisch medewerker(s)

Binnen het onderzoek zijn steekproefsgewijs de diploma's van vier beroepskrachten van het kindercentrum beoordeeld. Deze beroepskrachten beschikken over de voor de werkzaamheden passende opleiding, zoals in de meest recent aangevangen cao kinderopvang is aangemerkt als zijnde beroepskwalificatie-eisen en/of bewijsstuk voor een passende opleiding, of vallen onder de overgangsregeling beroepskwalificatie*.

*Overgangsregeling beroepskwalificatie:

Een pedagogisch medewerker en/of een peuterspeelzaalleidster met een opleidingsachtergrond die per 1 juli 2018 is vervallen als kwalificerende opleidingsachtergrond en die voor 1 september 2018 als zodanig werkzaam is (geweest) al dan niet met een onderbreking van één jaar of minder, direct voorafgaand aan 1 september 2018, voldoet aan de kwalificatie -eis voor de functie van

peuterspeelzaalleidster en pedagogisch medewerker in dagopvang en/of PM in BSO/NSO. Dit geldt ook bij een onderbreking van één jaar of minder na 1 september 2018.

Beroepskwalificatie pedagogisch beleidsmedewerker/coach

(10)

De houder zet in totaal twee pedagogisch beleidsmedewerkers (PBM) in voor de beide voorzieningen (kdv en bso). Deze twee personen beschikken over een pedagogische opleidingsachtergrond conform categorie A in de cao Kinderopvang en cao Sociaal werk. Dit diploma kwalificeert direct voor de functie als pedagogisch beleidsmedewerker.

Conclusie:

Er wordt aan de binnen dit item van toepassing zijnde wettelijke voorwaarden voldaan.

Aantal beroepskrachten en eisen aan de inzet van beroepskrachten in opleiding en stagiaires

Tijdens de inspectie zijn er op de basisgroepen voldoende beroepskrachten aanwezig in relatie tot het aantal aanwezige kinderen. Ook uit de steekproefsgewijs gecontroleerde personeelsroosters en aanwezigheidslijsten van week 35 t/m 37 van 2020 blijkt dat er wordt voldaan aan de wettelijke vereisten omtrent de beroepskracht-kindratio.

Ondersteuning bij calamiteiten

Tijdens de inspectie zijn er meerdere volwassenen in het kindercentrum aanwezig. Ondanks dat gegeven beschikt de houder over een achterwachtregeling voor situaties indien er maar één beroepskracht aanwezig is. Deze werkwijze wordt in het veiligheids- en gezondheidsbeleid beschreven.

Afwijking van de beroepskracht-kindratio

Conform actuele wet- en regelgeving worden er ten hoogste 3 uur per dag minder beroepskrachten ingezet dan volgens de beroepskracht-kindratio vereist is. Dit gebeurt met inachtneming van de in het pedagogisch beleidsplan vastgestelde concreet beschreven tijden waarop minder

beroepskrachten kunnen worden ingezet. Gedurende de tijden dat van de beroepskracht-kindratio wordt afgeweken, staat conform actuele wet- en regelgeving, minimaal de helft van het aantal vereiste beroepskrachten op de groep.

Inzet stagiair(e)s

De inzet van stagiair(e)s geschiedt overeenkomstig de voorwaarden opgenomen in de meest recent aangevangen cao Kinderopvang en cao Sociaal Werk, met dien verstande dat gedurende de dagopvang maximaal een derde deel van het totaal minimaal aantal op het kindercentrum in te zetten beroepskrachten bestaat uit stagiair(e)s. Het minimaal op het kindercentrum in te zetten beroepskrachten wordt gevormd door de optelsom van het op grond van artikel 7 van het Besluit kwaliteit kinderopvang minimaal aantal in te zetten beroepskrachten op de afzonderlijke

stamgroepen. De houder voldoet daar aan zo blijkt uit de ontvangen gegevens over de inzet van de 6 stagiair(e)s.

Conclusie:

Er wordt aan de getoetste voorwaarden voldaan.

Inzet pedagogisch beleidsmedewerkers Pedagogisch beleidsmedewerkers

De houder heeft twee pedagogisch beleidsmedewerkers (PBM'ers) aangesteld.

In een document genaamd 'Pedagogisch coaching' (versie januari 2020) is vastgelegd op welke wijze de houder de PBM'ers inzet en het verplichte minimaal aantal uren waarvoor dit geldt. Dit document is inzichtelijk voor beroepskrachten en ouders.

Verdeling coachings-uren

De wijze waarop het verplichte minimaal aantal uren waarvoor pedagogisch beleidsmedewerkers worden ingezet, verdeelt over de verschillende kindercentra, dient schriftelijk te zijn vastgelegd en inzichtelijk te zijn voor zowel beroepskrachten als ouders. De houder heeft er voor gekozen om de

(11)

11 van 27 te besteden coachingsuren KDV en BSO bij elkaar op te tellen en te verdelen over zowel KDV als BSO. Als onderbouwing geeft de houder dat:

"het aantal fulltime fte bij de BSO dermate laag is, waardoor dit zou betekenen dat de betreffende pedagogisch medewerkers erg weinig recht hebben op coaching. Omdat we hen net zoveel

coaching willen bieden als de andere medewerkers, zullen we de coachingsuren van de LRK- nummers samenvoegen en deze beschikbaar stellen voor alle pedagogisch medewerkers binnen ons team."

Uit die onderbouwing blijkt dat de keuze om de uren samen te nemen een weloverwogen keuze is die de kwaliteit van alle medewerkers en indirect het welbevinden van de kinderen enkel ten goede komt. De toezichthouder volgt de redenatie van de houder in deze.

Of iedere beroepskracht, die coaching behoort te ontvangen, ook coaching heeft gekregen wordt tijdens dit onderzoek niet beoordeeld.

Conclusie:

Er wordt aan de getoetste voorwaarde voldaan.

Stabiliteit van de opvang voor kinderen Opvang in basisgroepen

De BSO bestaat uit twee basisgroepen. Daarbij houdt de houder rekening met de groepsgrootte op basis van het maximaal aantal geregistreerde kindplaatsen op deze BSO van 32. De maximale grootte van de basisgroep wordt bepaald op grond van tabel 2 in bijlage 1a, onderdeel b van het Besluit kwaliteit kinderopvang.

Mentorschap

Binnen BSO Huize Zeldenrust hebben alle kinderen een vaste mentor toegewezen gekregen. De mentor is een pedagogisch medewerker die direct bij de opvang van het kind betrokken is en werkt op de basisgroep van het kind. De beroepskracht volgt de ontwikkeling en het welbevinden van de kinderen. De mentor is daarnaast contactpersoon naar de ouders, collega's en is verantwoordelijk voor de overdracht naar school. Ouders zijn over de mentor van hun kind(eren) geïnformeerd tijdens de overdracht.

De ontwikkeling van het kind wordt met de ouders periodiek besproken. Dat is in principe één maal per jaar, maar kan fluctueren al naar gelang behoefte en noodzaak. De mentor zal periodiek de ontwikkeling van het kind met de ouder bespreken. Om het jaar (rond de verjaardag) zal de mentor een verslag schrijven waarin het welbevinden van het kind centraal staat. Tijdens de warme overdracht aan het einde van de dag zal dit verslag met de ouders besproken worden.

Conclusie:

Er wordt aan de getoetste voorwaarden voldaan.

Gebruik van de voorgeschreven voertaal

Tijdens de observatie van de praktijk blijkt dat de beroepskrachten op het kindercentrum de Nederlandse taal voeren tijdens hun interactie met kinderen en met elkaar.

Conclusie:

Er wordt aan de getoetste voorwaarde voldaan.

Gebruikte bronnen

 Interview houder en/of locatieverantwoordelijke

 Observatie(s) (binnen- en buitenruimtes)

 Personenregister Kinderopvang (alle pedagogisch medewerkers)

(12)

 Website (www.huizezeldenrust.nl)

 Diploma('s)/kwalificatie(s) beroepskrachten

 Overzicht ingeschreven kinderen

 Plaatsingsoverzicht (Week 35 t/m 37 van 2020, alle BSO-groepen)

 Presentielijsten (Week 35 t/m 37 van 2020, alle BSO-groepen)

 Personeelsrooster (Week 35 t/m 37 van 2020, alle BSO-groepen)

 Pedagogisch beleidsplan (Kindercentrum Huize Zeldenrust Buitenschoolse opvang, versie juli 2020)

 Diploma/kwalificatie pedagogisch beleidsmedewerker(s)

 Overzicht inzet pedagogisch beleidsmedewerker(s)

(13)

13 van 27 Veiligheid en gezondheid

Dit hoofdstuk belicht de inspectiebevindingen over het domein ‘Veiligheid en gezondheid’. Binnen dit domein worden de volgende onderdelen getoetst:

 Veiligheids- en gezondheidsbeleid

 Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Per aspect wordt eerst de praktijk beschreven. Daarna volgt een oordeel op basis van de wettelijke criteria.

Veiligheids- en gezondheidsbeleid

De houder heeft voor het kindercentrum (KDV en BSO) een centraal beleid dat ertoe leidt dat de veiligheid en gezondheid van de op te vangen kinderen zoveel mogelijk is gewaarborgd. De houder draagt er zorg voor dat er conform het veiligheids- en gezondheidsbeleid wordt gehandeld door hier in (6-wekelijkse) teamoverleggen aandacht aan te schenken en de medewerkers actief te betrekken in het proces.

Het veiligheids- en gezondheidsbeleid van de houder voldoet aan de inhoudelijke eisen. Zo worden de voornaamste risico's op het gebied van veiligheid, gezondheid en grensoverschrijdend gedrag beschreven. Daarbij benoemt de houder afspraken en maatregelen alsook de afspraken d ie er zijn mocht een risico zich ondanks genomen maatregelen toch verwezenlijken. De houder geeft vooralsnog geen termijnen aan bij de afspraken en maatregelen, maar dat komt door het

algemene en doorlopende karakter ervan. Tevens geeft men een beschrijving van hoe men er voor zorgt dat kinderen leren omgaan met kleine risico's, is een achterwachtregeling beschreven en wordt de beleidscyclus en communicatie uitvoerig belicht.

Eerste hulp aan kinderen

De houder draagt er zorg voor dat er gedurende de buitenschoolse opvang altijd ten minste één volwassene aanwezig is die gekwalificeerd is voor het verlenen van eerste hulp aan kinderen conform de in de Regeling Wet kinderopvang aan deze kwalificatie gestelde nadere regels. Dat blijkt uit controle van ten minste 7 certificaten tijdens het onderzoek.

COVID-19

Binnen de voorziening is extra aandacht voor het voorkomen van de verspreiding van COVID-19.

Zo zijn er looprichtingen aangeduid en zijn er extra desinfectiepunten aanwezig. De houder heeft acties en maatregelen opgenomen in een protocol Corona-preventie van augustus 2020. Dit protocol is vrij in te zien op de website van de houder.

Conclusie:

Er wordt aan de getoetste voorwaarden voldaan.

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

De houder heeft een uitgebreide meldcode kindermishandeling waarin alle vereiste elementen zijn opgenomen. Hier staan instanties op weergegeven waarmee contact kan worden opgenomen bij eventuele vermoedens van kindermishandeling.

Tijdens teamoverleggen komt de meldcode van tijd tot tijd aan bod en er worden periodiek opfris- vragen rondgestuurd aan alle medewerkers waarin ze op verschillende onderwerpen worden bevraagd. Hier komen ook vragen over de meldcode in terug. Op deze wijze wordt de inhoud van de meldcode 'warm gehouden'.

(14)

Met de leidinggevende is gesproken over het gebruik van de meldcode. Uit dat gesprek blijkt dat men de meldcode regelmatig hanteert en alert is op signalen en zorgen. Indien er zorgen zijn weet men snel de weg te vinden naar de juiste instanties.

De locatie-verantwoordelijke is tevens aandachtsfunctionaris, zij heeft in het eerste kwartaal van 2019 de cursus aandachtsfunctionaris/huiselijk geweld gevolgd van de LVAK.

Conclusie:

Er wordt aan de getoetste voorwaarden voldaan.

Gebruikte bronnen

 Interview houder en/of locatieverantwoordelijke

 EHBO-certificaten (steekproef onder beroepskrachten)

 Website (www.huizezeldenrust.nl)

 Beleid achterwacht

 Beleid veiligheid- en gezondheid (versie juni 2020)

 Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling (versie april 2020)

 Informatie beschikbare buitenruimte (speeltoestellen)

(15)

15 van 27 Accommodatie

Dit hoofdstuk belicht de inspectiebevindingen over het domein ‘Accommodatie’. Binnen dit domein worden de volgende onderdelen getoetst:

 Eisen aan ruimtes.

Per aspect wordt eerst de praktijk beschreven. Daarna volgt een oordeel op basis van de wettelijke criteria.

Eisen aan ruimtes

De binnenruimtes waar de kinderen verblijven gedurende de tijd dat zij worden opgevangen, zijn veilig, toegankelijk en passend ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen. De groepsruimten zijn ingericht met materialen die zijn toegespitst op de gebruiksleeftijd. Zo is er bij de BSO-ruimte naast het zwembad onder meer een voetbaltafel, knutselkasten en een speelkeuken aanwezig.

De buitenruimte is passend ingericht voor de BSO. Het speeltoestel naast de dierenweide is sinds mei 2020 geplaatst en beschikt over een veiligheidscertificaat. Het speeltoestel bij het speelhuisje dat in de zandbak staat heeft dat nog niet. Ook is er een ingegraven trampoline aanwezig. Met de leidinggevende is het belang besproken van veilige, gekeurde speeltoestellen. Leidinggevende onderschrijft dat met de aanvulling dat het nieuwe speeltoestel bij de dierenweide een eerste st ap is op dat gebied.

Het aanwezige zwembad op het terrein is afgesloten middels hekwerk en poort. Zodoende is deze onbereikbaar voor kinderen van de BSO en de dagopvang.

Conclusie:

Er wordt aan de getoetste voorwaarde voldaan.

Gebruikte bronnen

 Interview houder en/of locatieverantwoordelijke

 Observatie(s) (binnen- en buitenruimtes)

 Beleid veiligheid- en gezondheid (versie juni 2020)

(16)

Ouderrecht

Dit hoofdstuk belicht de inspectiebevindingen over het domein ‘Ouderrecht’. Binnen dit domein worden de volgende onderdelen getoetst:

 Informatie

 Klachten en geschillen

Per aspect wordt eerst de praktijk beschreven. Daarna volgt een oordeel op basis van de wettelijke criteria.

Informatie

De houder van Huize Zeldenrust heeft het meest recente inspectierapport van de GGD op de eigen website geplaatst.

Conclusie:

Er wordt aan de getoetste voorwaarde voldaan.

Klachten en geschillen

De houder van Huize Zeldenrust per 23-12-2015 aangesloten bij een door de minister van Veiligheid en Justitie erkende geschillencommissie voor het behandelen van:

a) geschillen tussen houder en ouder over:

- een gedraging van de houder of bij de houder werkzame personen jegens ouder of kind;

- de overeenkomst tussen de houder en de ouder;

b) geschillen tussen houder en oudercommissie over de toepassing en uitvoering van het wettelijke adviesrecht.

De houder geeft aan dat er in 2019 geen geschillen zijn voorgelegd aan de geschillencommissie.

Dat blijkt tevens uit de door de houder overlegde klachtenvrijbrief.

Conclusie:

Er wordt aan de getoetste voorwaarde voldaan.

Gebruikte bronnen

 Interview houder en/of locatieverantwoordelijke

 Landelijk Register Kinderopvang

 Website (www.huizezeldenrust.nl)

 Aansluiting geschillencommissie

 Klachtenvrijbrief 2019

(17)

17 van 27

Overzicht getoetste inspectie-items

Registratie, wijzigingen, administratie en naleving handhaving

Administratie

Kinderopvang geschiedt op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder van een kindercentrum en de ouder.

(art 1.52 Wet kinderopvang)

De administratie van een kindercentrum is zodanig ingericht dat op verzoek van de toezichthouder tijdig de gegevens kunnen worden verstrekt die voor naleving van bij en krachtens hoofdstuk 1, afdeling 3, paragrafen 2 en 3 van de Wet kinderopvang gegeven voorschriften van belang z ijn. De administratie bevat de volgende gegevens:

- een overzicht van alle personen die op grond van artikel 1.50, derde lid, van de wet over een verklaring omtrent het gedrag moeten beschikken, vermeldende in ieder geval naam,

burgerservicenummer, geboortedatum, en voor wat betreft de bij het kindercentrum werkzame beroepskrachten eveneens de behaalde diploma’s en getuigschriften;

- een afschrift van het veiligheids- en gezondheidsbeleid, bedoeld in artikel 13 van het Besluit kwaliteit kinderopvang;

- een overzicht van de omvang en de samenstelling van de oudercommissie, bedoeld in artikel 1.58 van de wet;

- een afschrift van het reglement van de oudercommissie, bedoeld in artikel 1.59 van de wet;

- een overzicht van alle ingeschreven kinderen, vermeldende per kind: naam, geboortedatum, adres, postcode, woonplaats, telefoonnummer en het adres en telefoonnummer van de ouders.

(art 1.53 Wet kinderopvang; art 11 lid 1 onder a, 2 onder a tot en met e en 4 Regeling Wet kinderopvang)

Pedagogisch klimaat

Pedagogisch beleid

Het kindercentrum beschikt over een pedagogisch beleidsplan. De houder van een kindercentrum draagt er zorg voor dat in de buitenschoolse opvang conform het pedagogisch beleidsplan wordt gehandeld.

(art 1.49 lid 1 en 2, 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 12 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang)

Het pedagogisch beleidsplan bevat ten minste een concrete beschrijving van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de aspecten van verantwoorde buitenschoolse opvang, bedoeld in artikel 11 van het Besluit kwaliteit kinderopvang.

(art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang; art 12 lid 2 onder a Besluit kwaliteit kinderopvang)

Het pedagogisch beleidsplan bevat ten minste een concrete beschrijving van de wijze waarop bijzonderheden in de ontwikkeling van het kind of problemen worden gesignaleerd en ouders worden doorverwezen naar passende instanties voor verdere ondersteuning.

(art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang; art 12 lid 2 onder c Besluit kwaliteit kinderopvang)

Het pedagogisch beleidsplan bevat ten minste een concrete beschrijving van de wijze waarop de mentor de verkregen informatie over de ontwikkeling van het kind met de ouders bespreekt en de wijze waarop aan de ouders en het kind bekend wordt gemaakt welke beroepskracht de mentor is van het kind.

(art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang; art 12 lid 2 onder b Besluit kwaliteit kinderopvang)

(18)

Het pedagogisch beleidsplan bevat ten minste een concrete beschrijving van de werkwijze, maximale omvang en leeftijdsopbouw van de basisgroepen.

(art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang; art 12 lid 2 onder d Besluit kwaliteit kinderopvang)

Het pedagogisch beleidsplan bevat ten minste een concrete beschrijving van de wijze waarop kinderen kunnen wennen aan een nieuwe basisgroep waarin zij zullen worden opgevangen.

(art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang; art 12 lid 2 onder e Besluit kwaliteit kinderopvang)

Het pedagogisch beleidsplan bevat, indien van toepassing, een concrete beschrijving van de tijden waarop er minder beroepskrachten worden ingezet dan vereist is op basis van het aantal

aanwezige kinderen, alsmede de tijden waarop in ieder geval niet daarvan wordt afgeweken en wordt voldaan aan de beroepskracht-kindratio. De afwijkende inzet van het minimumaantal beroepskrachten op grond van de beroepskracht-kindratio kan op de dagen van de week verschillen, zij het dat de afwijkende inzet niet per week verschilt.

(art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang; art 12 lid 3 onder a Besluit kwaliteit kinderopvang)

Het pedagogisch beleidsplan bevat, indien van toepassing, een concrete beschrijving van de aard en de organisatie van de activiteiten waarbij kinderen de basisgroep kunnen verlaten.

(art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang; art 12 lid 3 onder b Besluit kwaliteit kinderopvang)

Het pedagogisch beleidsplan bevat, indien van toepassing, een concrete beschrijving van het beleid ten aanzien van het gebruik kunnen maken van buitenschoolse opvang gedurende extra dagdelen.

(art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang; art 12 lid 3 onder c Besluit kwaliteit kinderopvang)

Het pedagogisch beleidsplan bevat, indien van toepassing, e en concrete beschrijving van de taken die beroepskrachten in opleiding, stagiairs en vrijwilligers in de buitenschoolse opvang kunnen uitvoeren en de wijze waarop zij hierbij worden begeleid.

(art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang; art 12 lid 3 onder e Besluit kwaliteit kinderopvang)

Het pedagogisch beleidsplan bevat, indien van toepassing, een concrete beschrijving van de omgang met de basisgroep bij activiteiten in groepen groter dan dertig kinderen.

(art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang; art 12 lid 3 onder d Besluit kwaliteit kinderopvang)

Het pedagogisch beleidsplan bevat, indien van toepassing, een concrete beschrijving van de wijze waarop meertalige buitenschoolse opvang in het kindercentrum wordt vormgegeven.

(art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang; art 12 lid 3 onder f Besluit kwaliteit kinderopvang)

Pedagogische praktijk

In het kader van het bieden van verantwoorde buitenschoolse opvang, draagt de houder van een kindercentrum er in ieder geval zorg voor dat, rekening houdend met de ontwikkelingsfase waarin kinderen zich bevinden:

a. op een sensitieve en responsieve manier met kinderen wordt omgegaan, respect voor de autonomie van kinderen wordt getoond en grenzen worden gesteld aan en structuur wordt

geboden voor het gedrag van kinderen, zodat kinderen zich emotioneel veilig en geborgen kunnen voelen;

b. kinderen spelenderwijs worden uitgedaagd in de ontwikkeling van hun motorische vaardigheden, cognitieve vaardigheden, taalvaardigheden en creatieve vaardigheden, teneinde kinderen in staat te stellen steeds zelfstandiger te functioneren in een veranderende omgeving;

c. kinderen worden begeleid in hun interacties, waarbij hen spelenderwijs sociale kennis en

vaardigheden worden bijgebracht, teneinde kinderen in staat te stellen steeds zelfstandiger relaties met anderen op te bouwen en te onderhouden;

d. kinderen worden gestimuleerd om op een open manier kennis te maken met de algemeen

(19)

19 van 27 aanvaarde waarden en normen in de samenleving met het oog op een respectvolle omgang met anderen en een actieve participatie in de maatschappij.

(art 1.49 lid 1 en 2 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 11 Besluit kwaliteit kinderopvang)

Personeel en groepen

Verklaring omtrent het gedrag en personenregister kinderopvang In het bezit van een verklaring omtrent het gedrag zijn:

a. de houder of voorgenomen houder van een kindercentrum;

b. de personen die op basis van een arbeidsovereenkomst met de houder of met een

uitzendorganisatie tijdens opvanguren werkzaam zijn dan wel zullen zijn op de locatie van een onderneming waarmee de houder een kindercentrum exploiteert en waar kinderen worden opgevangen;

c. de personen die op basis van een andere overeenkomst met de houder structureel tijdens opvanguren werkzaam zijn of zullen zijn op de locatie waarmee de houder exploiteert en waar kinderen worden opgevangen;

d. de personen die uit hoofde van hun functie toegang hebben of zullen hebben tot informatie over de kinderen die worden opgevangen;

e. de personen van 18 jaar en ouder die op het woonadres waar een kindercentrum is gevestigd hun hoofdverblijf hebben of zullen hebben dan wel die structureel tijdens opvanguren aanwezig zijn of zullen zijn op het kindercentrum, gevestigd op een woonadres.

Voor zover het natuurlijke personen betreft is eenieder als bedoeld in de onderdelen a tot en met e ingeschreven in het personenregister kinderopvang.

(art 1.50 lid 3 Wet kinderopvang)

Na inschrijving van een persoon als bedoeld in artikel 1.50 derde lid van de wet in het

personenregister kinderopvang en na koppeling met de houder van een kindercentrum ka n de persoon zijn werkzaamheden aanvangen.

(art 1.48d lid 3 en 1.50 lid 4 Wet kinderopvang)

Opleidingseisen

Beroepskrachten beschikken over een passende opleiding zoals opgenomen in de meest recent aangevangen cao Kinderopvang en cao Sociaal Werk.

Een beroepskracht meertalige buitenschoolse opvang beschikt daarbij over een bewijsstuk waaruit blijkt dat hij de Duitse, Engelse of Franse taal voor de deelvaardigheden gesprekken voeren, lezen, luisteren en spreken beheerst op ten minste niveau B2 van het Euro pees Referentiekader (ERK) voor talen.

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 15 lid 1 en 2 Besluit kwaliteit kinderopvang; art 9a lid 1 en 2 Regeling Wet kinderopvang)

Pedagogisch beleidsmedewerkers beschikken over een voor de werkzaamheden passende opleiding zoals opgenomen in de meest recent aangevangen cao Kinderopvang en cao Sociaal Werk.

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 15 lid 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang; 9a lid 3 Regeling Wet kinderopvang)

Aantal beroepskrachten en eisen aan de inzet van beroepskrachten in opleiding en stagiaires De houder van een kindercentrum zet voldoende beroepskrachten in voor het aantal kinderen dat wordt opgevangen, met dien verstande dat:

- de verhouding tussen het minimaal aantal in te zetten beroepskrachten en het aantal aanwezige kinderen in een basisgroep wordt bepaald op grond van tabel 2 in bijlage 1, onderdeel b, bij het

(20)

besluit kwaliteit kinderopvang en de daarbij behorende rekenregels;

- Indien kinderen bij een activiteit zoals beschreven in het pedagogisch beleidsplan de basisgroep verlaten, leidt dit niet tot een verlaging van het totaalaantal minimaal op of, indien de activiteit buiten het kindercentrum plaatsvindt, vanuit het kindercentrum in te zetten beroepskrachten, ten opzichte van de situatie direct voorafgaand aan de activiteit;

- in afwijking hiervan op grond van het Besluit kwaliteit kinderopvang art.16 lid 4 minder beroepskrachten zijn ingezet.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 16 lid 1, 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang)

Gedurende de uren dat voor en na de dagelijkse schooltijd alsmede gedurende vrije middagen van de basisschool voor ten hoogste een half uur per dag minder beroepskrachten worden ingezet, of indien conform het pedagogisch beleidsplan minder beroepskrachten worden ingezet, wordt ten minste de helft van het benodigde aantal beroepskrachten ingezet.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 12 lid 3 onder a en 16 lid 4 Besluit kwaliteit kinderopvang)

De inzet van beroepskrachten in opleiding en stagiairs geschiedt overeenkomstig de voorwaarden opgenomen in de meest recent aangevangen cao Kinderopvang en cao Sociaal Werk, met dien verstande dat gedurende de buitenschoolse opvang maximaal een derde deel van het totaal minimaal aantal op het kindercentrum in te zetten beroepskrachten bestaat uit beroepskrachten in opleiding of stagiairs. Het minimaal op het kindercentrum in te zetten beroepskrachten wordt gevormd door de optelsom van het op grond van artikel 16 van het Besluit kwaliteit kinderopvang minimaal aantal in te zetten beroepskrachten op de afzonderlijke basisgroepen.

Bij het bepalen van de inzet van beroepskrachten in opleiding en stagiairs wordt rekening gehouden met de opleidingsfase waarin zij zich op dat moment bevinden.

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 16 lid 1, 2, 7 en 8 Besluit kwaliteit kinderopvang; art 9c Regeling Wet kinderopvang)

Indien de inzet van het aantal in te zetten beroepskrachten als bedoeld in art 16 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang ertoe leidt dat in het kindercentrum slechts één beroepskracht aanwezig is, is tevens een volwassene beschikbaar die telefonisch bereikbaar is en die binnen vijftien minuten in het kindercentrum aanwezig kan zijn in geval van een calamiteit.

De houder van een kindercentrum informeert de bij het kindercentrum werkzame personen over de naam en het telefoonnummer van deze persoon.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 16 lid 5 Besluit kwaliteit kinderopvang)

Indien de afwijkende inzet van het aantal beroepskrachten, als bedoeld in artikel 16 lid 4 Besluit kwaliteit kinderopvang, ertoe leidt dat slechts één beroepskracht op het kindercentrum wordt ingezet, is ter ondersteuning van deze beroepskracht ten minste één andere volwassene in het kindercentrum aanwezig.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 16 lid 6 Besluit kwaliteit kinderopvang)

Inzet pedagogisch beleidsmedewerkers

De houder van het kindercentrum zet de pedagogisch beleidsmedewerker voor het coachen van beroepskrachten bij de uitvoering van hun werkzaamheden en de totstandkoming en

implementatie van pedagogische beleidsvoornemens voor het vereiste aantal uren in. Het minimaal aantal uren inzet wordt jaarlijks bepaald op grond van de rekenregels in het besluit.

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 17 lid 1 en 2 Besluit kwaliteit kinderopvang)

(21)

21 van 27 Stabiliteit van de opvang voor kinderen

Bij buitenschoolse opvang vindt de opvang plaats in basisgroepen. Een kind wordt opgevangen in één basisgroep. De maximale grootte van de basisgroep wordt bepaald op grond van tabel 2 in bijlage 1, onderdeel b van het Besluit kwaliteit kinderopvang.

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 18 lid 1, 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang)

Aan ieder kind wordt een mentor toegewezen. De mentor is een beroepskracht van het kind en bespreekt, indien wenselijk, de ontwikkeling van het kind met de ouders. Tevens is de mentor voor de ouders en het kind aanspreekpunt bij vragen over de ontwikkeling en het welbevinden van het kind.

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 18 lid 5 Besluit kwaliteit kinderopvang)

Gebruik van de voorgeschreven voertaal

De Nederlandse taal wordt als voertaal gebruikt. Daar waar naast de Nederlandse taal de Friese taal of een streektaal in levend gebruik is, kan de Friese taal of de streektaal mede als voertaal worden gebruikt. In afwijking hiervan kan meertalige buitenschoolse opvang worden verzorgd conform de definitie en in overeenstemming met de voorwaarden die daarvoor gelden.

(art 1.50 lid 2 en art 1.55 lid 1 en 3 Wet kinderopvang)

OF

Er wordt naast de Nederlandse voertaal mede een andere taal als voertaal gebezigd, omdat de herkomst van de kinderen in specifieke omstandigheden daartoe noodzaakt, overeenkomstig een door de houder van een kindercentrum vastgestelde gedragscode.

(art 1.55 lid 2 Wet kinderopvang)

Veiligheid en gezondheid

Veiligheids- en gezondheidsbeleid

De houder van een kindercentrum heeft voor elk kindercentrum een beleid dat ertoe leidt dat de veiligheid en gezondheid van de op te vangen kinderen zoveel mogelijk is gewaarborgd. De houder draagt er zorg voor dat er in de buitenschoolse opvang conform het veiligheids- en

gezondheidsbeleid wordt gehandeld.

(art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang)

De houder of voorgenomen houder van een kindercentrum stelt het veiligheids- en

gezondheidsbeleid schriftelijk vast en verstrekt dit bij de aanvraag tot exploitatie. De houder evalueert, en indien nodig actualiseert, het veilighe ids- en gezondheidsbeleid binnen drie maanden na opening van het kindercentrum. Daarna houdt de houder het veiligheids - en gezondheidsbeleid actueel.

(art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang)

Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat een concrete beschrijving van de wijze waarop de houder van een kindercentrum er zorg voor draagt dat het veiligheids- en gezondheidsbeleid samen met de beroepskrachten een continu proces is van het vormen van beleid, implementeren, evalueren en actualiseren.

(art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 3 onder a Besluit kwaliteit kinderopvang)

Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat een concrete beschrijving van de risico’s die de opvang van kinderen van het desbetreffende kindercentrum met zich meebrengt, waarbij in ieder geval wordt ingegaan op:

(22)

- de voornaamste risico’s met grote gevolgen voor de veiligheid van kinderen;

- de voornaamste risico’s met grote gevolgen voor de gezondheid va n kinderen;

- het risico op grensoverschrijdend gedrag door beroepskrachten, beroepskrachten in opleiding, stagiairs, vrijwilligers, overige aanwezige volwassenen en kinderen.

(art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 3 onder b Be sluit kwaliteit kinderopvang)

Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat een plan van aanpak waarin in concrete termen is aangegeven welke maatregelen binnen welke termijn zijn respectievelijk worden genomen, teneinde deze voornaamste risico’s met grote gevolgen betreffende veiligheid, gezondheid en het risico op grensoverschrijdend gedrag in te perken en de handelswijze indien deze risico’s zich verwezenlijken.

(art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 3 onder c Besluit kwaliteit kinderopvang)

Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat een beschrijving in algemene zin van de wijze waarop kinderen wordt geleerd om te gaan met risico’s waarvan de gevolgen voor de veiligheid en

gezondheid van kinderen beperkt zijn en welke derhalve niet zijn aan te merken als voornaamste risico’s met grote gevolgen betreffende veiligheid en gezondheid en als risico op

grensoverschrijdend gedrag.

(art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 3 onder d Besluit kwaliteit kinderop vang)

Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat een concrete beschrijving van de wijze waarop de houder van een kindercentrum er zorg voor draagt dat het actuele veiligheids - en

gezondheidsbeleid en de evaluaties daarvan inzichtelijk zijn voor de beroepskrachten, beroepskrachten in opleiding, stagiairs, vrijwilligers en ouders.

(art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 3 onder e Besluit kwaliteit kinderopvang)

Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat, indien van toepassing, een concrete beschrijving van de wijze waarop de achterwacht is geregeld indien er met inachtneming van de beroepskracht- kindratio of bij het afwijken van de inzet van het minimaal aantal in te zetten beroepskrachten op grond van de beroepskracht-kindratio, slechts een beroepskracht op het kindercentrum aanwezig is.

(art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 3 onder f en art 16 lid 5 en 6 Besluit kwaliteit kinderopvang)

De houder van een kindercentrum draagt er zorg voor dat er gedurende de buitenschoolse opvang te allen tijde ten minste één volwassene aanwezig is die gekwalificeerd is voor het verlenen van eerste hulp aan kinderen conform de in de Regeling Wet kinderopvang aan deze kwalificatie gestelde nadere regels.

(art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 4 Besluit kwaliteit kinderopvang; art 9b Regeling Wet kinderopvang)

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

De houder van een kindercentrum stelt voor het personeel een meldcode vast waarin s tapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt omgegaan en die er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden.

De door de houder voor het personeel vast te stellen me ldcode bevat ten minste de volgende elementen:

a. een stappenplan, inhoudende een omschrijving van de stappen voor het omgaan door het personeel met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling;

b. een afwegingskader op basis waarvan het personeel het risico op en de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling weegt en dat het personeel in staat stelt te beoordelen of sprake is van dusdanig ernstig huiselijk geweld of ernstige kindermishandeling, dan wel van een vermoeden daarvan, dat een melding is aangewezen;

(23)

23 van 27 c. een toebedeling van verantwoordelijkheden aan de diverse personeelsleden bij de stappen van het stappenplan, inclusief vermelding van de functie van degene die eindverantwoordelijk is voor de beslissing over het al dan niet doen van een melding;

d. indien van toepassing, specifieke aandacht voor bijzondere vormen van geweld, die speciale kennis en vaardigheden van personeel vereisen;

e. specifieke aandacht voor de wijze waarop het personeel omgaat met gegevens waarvan zij het vertrouwelijk karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden.

(art 1.51a lid 1, 2, 3 en 5 Wet kinderopvang; art 14 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang)

Het door de houder van een kindercentrum in de meldcode vastgestelde stappenplan bevat ten minste de volgende stappen:

a. het in kaart brengen van de signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling;

b. collegiale consultatie en zo nodig raadplegen van het advies - en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (Veilig Thuis) of een deskundige op het gebied van letselduiding;

c. een gesprek met de ouders en, indien mogelijk, het kind;

d. het toepassen van het afwegingskader, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b;

e. het beslissen over:

- het doen van een melding, en

- het inzetten van de noodzakelijke hulp.

(art 1.51a lid 1, 2, 3 en 5 Wet kinderopvang; art 14 lid 1 onder a en 2 Besluit kwaliteit kinderopvang)

De houder van een kindercentrum bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode.

(art 1.51a lid 4 Wet kinderopvang)

Accommodatie

Eisen aan ruimtes

De binnen- en buitenruimtes waar kinderen verblijven gedurende de tijd dat zij worden

opgevangen, zijn veilig, toegankelijk en passend ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen.

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 19 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang)

Ouderrecht

Informatie

De houder van een kindercentrum informeert ouders en personeel over het inspectierapport door het zo spoedig mogelijk na ontvangst op de eigen website te plaatsen op een gemakkelijk vindbare plaats. Indien geen website aanwezig is legt de houder een afschrift van het inspectierapport ter inzage op een voor ouders en personeel toegankelijke plaats.

(art 1.54 lid 2 en 3 Wet kinderopvang)

Klachten en geschillen

De houder van een kindercentrum is aangesloten bij de Geschillencommissie Kinderopvang voor het behandelen van:

a. geschillen tussen houder en ouder over:

- een gedraging van de houder van een kindercentrum of bij de houder werkzame personen jegens ouder of kind;

- de overeenkomst tussen de houder en de ouder.

b. geschillen tussen houder en oudercommissie over de toepassing en uitvoering van het wettelijk adviesrecht.

(art 1.57b, 1.57c lid 1 en 1.60 Wet kinderopvang)

(24)
(25)

25 van 27

Gegevens voorziening

Opvanggegevens

Naam voorziening : Huize Zeldenrust

Website : http://www.huizezeldenrust.nl

Vestigingsnummer KvK : 000012247669

Aantal kindplaatsen : 32

Gegevens houder

Naam houder : Adriana Wilhelmina Francisca Maria Heijmans

Website : www.huizezeldenrust.nl

KvK nummer : 12064872

Aansluiting geschillencommissie : Ja

Gegevens toezicht

Gegevens toezichthouder (GGD)

Naam GGD : GGD Limburg-Noord

Adres : Postbus 1150

Postcode en plaats : 5900 BD VENLO

Telefoonnummer : 088-1191200

Onderzoek uitgevoerd door : JP Brizzi

Gegevens opdrachtgever (gemeente)

Naam gemeente : Horst aan de Maas

Adres : Postbus 6005

Postcode en plaats : 5960 AA HORST

Planning

Datum inspectie : 07-09-2020

Opstellen concept inspectierapport : 16-09-2020

Zienswijze houder : 29-09-2020

Vaststelling inspectierapport : 01-10-2020 Verzenden inspectierapport naar houder : 01-10-2020 Verzenden inspectierapport naar : 01-10-2020

(26)

gemeente

Openbaar maken inspectierapport : 08-10-2020

(27)

27 van 27

Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum

De zienswijze betreft een reactie van de houder op de inhoud van het inspectierapport.

ZIENSWIJZE HOUDER KINDERCENTRUM HUIZE ZELDENRUST BETREFT: BEVINDINGEN INSPECTIE KDV D.D. 07-09-2020

Wij vinden het mooi te lezen op welke manier onze dagelijkse praktijk is beschreven en dat ons kindercentrum voldoet aan alle inspectie indicatoren. In de beschrijving in het rapport zijn veel van onze kernwaarden binnen ons kindercentrum opgemerkt en meegenomen, zoals de persoonlijke aandacht die wij nastreven.

Wij bedanken JP Brizzi voor de mooie verwerking van de inspectie in dit rapport.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het pedagogisch beleidsplan bevat ten minste een concrete beschrijving van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan aspecten van verantwoorde dagopvang, bedoeld in artikel 2 van

Het pedagogisch beleidsplan bevat ten minste een concrete beschrijving van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de aspecten van verantwoorde buitenschoolse opvang, bedoeld in

Het pedagogisch beleidsplan bevat ten minste een concrete beschrijving van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan aspecten van verantwoorde dagopvang, bedoeld in artikel 2 van

Het pedagogisch beleidsplan bevat ten minste een concrete beschrijving van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de aspecten van verantwoorde buitenschoolse opvang, bedoeld in

10 van 15 Het pedagogisch beleidsplan bevat ten minste een concrete beschrijving van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de aspecten van verantwoorde buitenschoolse

Het pedagogisch beleidsplan bevat ten minste een concrete beschrijving van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de aspecten van verantwoorde buitenschoolse opvang, bedoeld in

Het pedagogisch beleidsplan bevat ten minste een concrete beschrijving van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de aspecten van verantwoorde buitenschoolse opvang, bedoeld in

Het pedagogisch beleidsplan bevat ten minste een concrete beschrijving van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de aspecten van verantwoorde buitenschoolse opvang, bedoeld in