• No results found

ORDE VAN DIENST OP ZONDAG 4 OKTOBER. Derde zondag van de herfst zeventiende zondag na Trinitatis

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "ORDE VAN DIENST OP ZONDAG 4 OKTOBER. Derde zondag van de herfst zeventiende zondag na Trinitatis"

Copied!
25
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

ORDE VAN DIENST OP ZONDAG 4 OKTOBER

Derde zondag van de herfst – zeventiende zondag na Trinitatis Verbintenis ds. Marieke Fernhout aan de Studentenkerk Nijmegen

(2)

2 Welkom

Lied: Psalm 121 (Liedboek Psalm 121)

t. W. Banard, m. Genève 1551

(3)

3 Bemoediging en groet

Eeuwige, barmhartige, goede God, van U zijn de lof, de roem, de eer en alle zegen. U alleen, Allerhoogste, komen zij toe en geen mens is waardig uw naam te noemen.

Met deze woorden vrij naar Franciscus van Assisi wiens naam en persoonlijkheid wij vandaag ook gedenken – vraag ik zegen over deze bijeenkomst waarbij Marieke Fernhout zal worden geïnstalleerd tot studentenpastor in de Studentenkerk op deze Radboud Universiteit.

(4)

4

Op de drempel staan wij, grensgangers in alle tijden, de drempel van een wereld die eens zal aanbreken – Uw Rijk van liefde en van vrede, hoopvol wachtend opdat de tijd rijp is en iedereen bereid is, zo ontvang vandaag onze gebeden, onze woorden en onze harten die voor U, Eeuwige, Barmhartige geopend zijn. Amen.

Verbintenis door ds. Jan Waagmeester Inleiding

Beloften

Vandaag markeren wij het begin van jouw dienstwerk als dienaar des Woords te Nijmegen, als studentenpredikant bij de Studentenkerk.

Je bent bijna 25 jaar predikant en indertijd heb je uitgesproken

dat de bijbelse geschriften de bron en bedding zijn van het vieren, leren en dienen dat we delen in geloof, en in alle kerken, wereldwijd, en dat je je wilt inzetten om de lofzang en het Bijbelse verhaal gaande te houden.

Ook heb je indertijd beloofd geheim te zullen houden wat in vertrouwen aan je is verteld. Dat blijft allemaal staan, en daarom vieren wij vandaag deze verbintenis met de Studentenkerk en allen die daarin en daardoor met elkaar verbonden zijn, en spreken wij elkaar een belofte toe, waaraan wij elkaar mogen houden.

Marieke Gerdien Fernhout, deze geloofsgemeenschap heeft jou geroepen om één van haar pastores te zijn. Weet jij je daardoor ook door God zelf tot deze dienst geroepen? Wil jij, ook in deze geloofsgemeenschap, je trouw en volharding toezeggen in het werk dat je ambt je brengt, met liefde voor alle mensen die God in en door deze geloofsgemeenschap op je weg schenkt?

Ja, dat beloof ik!

Gemeente van de levende God, mensen van, in en om de Studentenkerk:

wilt u van harte Marieke Fernhout in uw midden ontvangen als

voorganger, haar helpen en terzijde staan en in uw harten, gedachten en gebeden blijven gedenken? Belooft u ook met haar en ons allen de weg

(5)

5

ten leven te gaan, de lofzang gaande te houden en elkaar steeds hoog houden en hoop geven?

Ja, dat beloven wij!

Lied: Liefde, eenmaal uitgesproken (1 t/m4)

t. S. de Vries, m. J. Stainer

Liefde, die ons hebt geschapen, vonk waarmee Gij zelf ons raakt, alles overwinnend wapen, laatste woord dat vrede maakt.

Liefde luidt de naam der namen waarmee Gij U kennen laat.

Liefde vraagt om ja en amen, ziel en zinnen metterdaad.

Liefde waagt zichzelf te geven, ademt op van goede trouw.

Liefde houdt ons in het leven, – daarop hebt Gij ons gebouwd.

Zegening geschreven door Nicole Schubert door collega’s Jos en John

(6)

6 Marieke,

Moge Gods zegen op jou rusten.

Op jouw ondernemingen binnen je nieuwe werkkring,

Op jouw kracht om mensen van nu te inspireren met verhalen van toen.

Op jouw vermogen om mensen te verbinden met elkaar en een diepe vrede in henzelf.

Moge Gods zegen rusten

Op de ontmoetingen die je zult hebben in je nieuwe werkkring.

Dat ze bijdragen aan de studentenkerk als een herberg voor mensen onderweg.

Dat Gods geest voelbaar wordt in hoe jij hier met mensen bezig bent.

Moge Gods zegen rusten

Op jouw engagement voor de Nijmeegse studenten, ingebed in een team dat zorg draagt voor elkaar.

Open voor de vragen en kansen der tijd.

Gedragen door Gods toezegging: Ik zal er zijn.

Amen.

Lied: Liefde, eenmaal uitgesproken: 5 en 6

t. S. de Vries, m. J. Stainer Liefde laat zich voluit schenken

als de allerbeste wijn.

Liefde blijft het feest gedenken waarop wij uw gasten zijn.

Liefde boven alle liefde, die zich als de hemel welft over ons: wil ons genezen, bron van liefde, liefde zelf!

Gebed

(7)

7

Voordat we verdergaan, wil ik u toch even vertellen over die toga van mij, want dat heeft ook weer wat te maken met het lied dat we net zongen.

Toen ik predikant werd, in de vorige eeuw, wilde mijn vader mij graag mijn toga geven. Hij had een goede vriend die een eigen bedrijf had als couturier in Den H en tussen de feest- en bruidsjurken door ook toga’s maakte voor het Ministerie v Justitie en van tijd tot tijd een ‘tailormade’ albe voor een priester, of een toga vo een dominee. Ik had weleens foto’s van zijn werk gezien, waar ook de meest

bontgekleurde toga’s tussen zaten, maar daar was ik toch wat huiverig voor – in tijd dat ik predikant werd was het echt nog niet overal gebruik dat ook predikant een witte albe droegen. Er waren nog genoeg collega’s met een klassieke zwarte toga met witte bef en ik wilde ergens in het midden uitkomen, tussen wit en zwa Maar zo makkelijk kwam ik er niet vanaf. Eerst zouden we een avond gaan

bomen, de kleermaker en ik. Als meelevend rooms-katholiek wilde hij horen hoe ik tegen mijn ambt aankeek, hoe ik mijn geloof beleefde, en al pratend zou er dan vanzelf iets uitkomen. Dus toen ik bij hem op de stoep stond en bij binnenkomst al zei: ‘Doe maar grijs,’ kreeg ik eerst koffie en gingen we praten. Na de koffie kwam de wijn en we bleven praten, en tegen het einde van de avond draaide hij zijn glas nog eens rond en zei:

“Donkerrood,’ en ik zei: ‘Goed.’ Zo is het gekomen met deze toga, zoals we net zongen: Liefde laat zich voluit schenken als de allerbeste wijn!

De liturgische kwinkslagen zitten in de amicten, deze halsdoeken: ik heb er vier, in de kleuren van het kerkelijk jaar; groen, wit, paars en rood.

En verder zal ik heus niet de enige ‘rode dominee’ in Nederland zijn, maar

waarschijnlijk wel de enige met een rode toga. En ik zal hem ook niet altijd drage maar ik wilde hem vandaag graag aan u laten zien.

Laten we dan nu samen stil worden en bidden.

Eeuwige,

Midden in deze stad, en midden in een wereld waarin onzekerheid, verwarring en wantrouwen strijden om de eer, mogen wij even opengaan - voor U en elkaar. Iedere dag opnieuw is ons leven ons gegeven uit de handen van de hemel en ontspringt het uit de bron van de liefde die uit U is – voor ons allen. Geef ons elkaar tot reisgenoten, die niet ophouden zich te verwonderen over alles wat ons aan het goede en schone ten deel

(8)

8

valt. Geef dat het gebed van de één de ander draagt, het lied van de één de ander verlicht. Want zo wilt Gij toch onder ons wonen –

in onze harten en handen, in ons spreken, zwijgen en zingen.

Vandaag en alle dagen die komen. Amen.

Lezing: Psalm 8

( Op de wijs van De Gatitische. Een psalm van David).

Heer, onze Heer, hoe machtig is uw naam op heel de aarde.

U die aan de hemel uw luister toont –

met de stemmen van kinderen en zuigelingen bouwt u een macht op tegen uw vijanden om hun wraak en verzet te breken.

Zie ik de hemel, het werk van uw vingers, de maan en de sterren door u daar bevestigd, wat is dan de sterveling dat u aan hem denkt, het mensenkind dat u naar hem omziet?

U hebt hem bijna een god gemaakt, hem gekroond met glans en glorie,

hem toevertrouwd het werk van uw handen en alles aan zijn voeten gelegd:

schapen, geiten, al het vee, en ook de dieren van het veld,

de vogels aan de hemel, de vissen in de zee en alles wat trekt over de wegen der zeeën.

Heer, onze Heer,

hoe machtig is uw naam op heel de aarde!

Lied: Psalm 8

t. H. Oosterhuis, m. B. Huijbers

(9)

9

(10)

10

(11)

11

Verhaal: De eekhoorn en de kameleon (Uit ‘Een hart onder de riem’, Toon Tellegen)

Als Dierendag op een zondag valt, komen in de viering natuurlijk ook de dieren aan het woord, en hun ‘baasjes’. Thijmen heeft zijn knuffel meegenomen…

Speciaal voor Dierendag is er vandaag, iets ingekort, van de eekhoorn en de kameleon. Op een dag liep de eekhoorn door de woestijn.

Hij had een verschrikkelijke dorst en dacht tevreden: ah, nu weet ik tenminste zeker dat dit de woestijn is. Maar niet lang daarna dacht hij:

pfffft, wat doe ik hier eigenlijk?

Aan het einde van de middag bereikte hij een spelonk. Daar ging hij in om wat koelte te vinden. Het was een donkere spelonk en in een hoek zat de kameleon aan een tafel. ‘Welkom,’ zei de kameleon vriendelijk, ‘ga toch zitten. Waar heb je trek in?’ ‘In water,’ zei de eekhoorn.

‘Wat leuk,’ zei de kameleon. ‘Dat kan. Hoe wil je het hebben? Kokend, sissend, als sneeuw, als ijspegel, ruisend of verdampt?’ ‘Gewoon’. ‘Dat kan ook.’

De kameleon ging door een deurtje aan de achterkant van de spelonk en kwam even later terug met een bakje met één druppel water. ‘Gewoon water,’ zei hij en zette het bakje voor de eekhoorn neer. ‘Is dat alles?’

vroeg de eekhoorn, nadat hij de druppel had opgelikt. ‘Wil je soms veel

(12)

12

water?’ vroeg de kameleon. ‘Ja! Heel veel!’ zei de eekhoorn. ‘O, maar dat had ik niet begrepen…’

De kameleon ging weer door het deurtje de spelonk uit. Even later kwam hij terug, maar nu gezeten op een vloedgolf die door het deurtje de spelonk in stroomde en de eekhoorn onderdompelde. ‘Heel veel water,’

zei de kameleon, op de golf heen en weer deinend. De eekhoorn stak zijn hoofd boven water en haalde diep adem.

‘Smaakt het?’ vroeg de kameleon. ‘Heerlijk,’ zei de eekhoorn. Hij dook weer onder water en begon te drinken. En hij dronk door totdat hij de hele vloedgolf opgedronken had. ‘Op,’ zei hij toen. ‘Nog wat?’ vroeg de kameleon. ‘Nee hoor,’ zei de eekhoorn. ‘Het was heerlijk.’ ‘Wil je dan iets anders?’

‘Wat is er eigenlijk achter dat deurtje?’ vroeg de eekhoorn. ‘Het paradijs,’

zei de kameleon. ‘Wil je het zien?’ Hij gooide het deurtje wijd open. ‘Het paradijs,’ zei de kameleon. ‘Voilà.’ De eekhoorn zag een tuin met

watervallen en palmen en overal zonnen die schenen, manen die een zacht schijnsel verspreidden, sterren en wazige witte wolkjes. Die avond betrad de eekhoorn het paradijs. Ik moet goed opletten, dacht hij, want anders vergeet ik de helft. ‘Heerlijk weer, he?’ zei de kameleon. ‘Ja,’ zei de eekhoorn. Er woei een milde bries door het paradijs, en er viel een zachte regen, terwijl overal de zon scheen. Op enkele plaatsen sneeuwde het:

onder een palm en tussen het riet langs een lichtblauw meer. En zo nu en dan flitste er een bliksemschicht. ‘Mooi he?’ zei de kameleon. ‘Ja,’ zei de eekhoorn. Hij liep achter de kameleon aan. ‘Au,’ zei hij opeens. Hij had ergens in getrapt. ‘Een distel,’ zei de kameleon. ‘Wat jammer. Heb je je bezeerd?’ ‘Nee,’ zei de eekhoorn, maar het viel hem wel tegen dat er distels waren in het paradijs. Kort daarna struikelde hij over een onopvallend steentje en viel hij in een paar wuivende brandnetels, en niet veel later verlangde hij naar huis. ‘Dat kan,’ zei de kameleon. ‘Om die hoek woon je.’

(13)

13

De eekhoorn sloeg een zeer scherpe hoek om en stond plotseling weer in het bos.

Ach, dacht hij, de mier gelooft me toch niet. Ik vertel maar niets. En toch heb ik dit meegemaakt! Of niet soms? Hij ging naar huis. Het was al nacht en voor hij thuis was sliep hij al.

Lied: Niet als een storm

t. H. Oosterhuis, m. A. Oomen

(14)

14 Overdenking

Gemeente van de levende Heer, goede mensen hier in de Studentenkerk, Waar zal ik nu eens beginnen?

Bij hoe we het ons hadden voorgesteld dat het vandaag zou worden – een grote tent in de tuin waarin we met tachtig mensen samen zouden

kunnen komen om, voor het eerst in coronatijden, samen de lofzang aan te heffen en het dak eraf te zingen?

(15)

15

Of hoe we nu bij elkaar zitten – in afgeslankte vorm, gelukkig nog steeds met muziek en zang dankzij het koor, en echt niet minder feestelijk, maar nog wel met de adrenaline najagend door ons lijf omdat er toch weer zoveel op het laatste moment veranderd en aangepast moest worden?

Verbeelding of werkelijkheid, daar gaat het kort samengevat over, of eigenlijk: verbeelding EN werkelijkheid. Want die twee gaan altijd samen – bijvoorbeeld in Psalm 8. Psalm 8 is een lied dat de schoonheid en

grootheid van Gods schepping bezingt, die schepping waarin de mens zo’n belangrijke plaats toebedeeld heeft gekregen.

‘U hebt hem bijna een god gemaakt, hem gekroond met glans en glorie, hem toevertrouwd het werk van uw handen en alles aan zijn voeten gelegd.’

Maar we lezen deze Psalm niet voor niets vandaag, als onze oudere zusters en broeders in het jodendom Soekkot oftewel het Loofhuttenfeest vieren. Soekkot is een pelgrimsfeest dat gedenkt hoe het volk Israël veertig jaar door de woestijn trok, achter de roepstem van die ene bevrijdende God aan.

En in de woestijn bouw je geen huizen, daar verblijf je in tenten, in hutten, met bij wijze van dakbedekking loof – riet of takken, in elk geval iets waardoor je de sterren kunt blijven zien.

‘Zie ik de hemel, het werk van uw vingers, de maan en de sterren door u daar bevestigd, wat is dan de sterveling dat u aan hem denkt, het mensenkind dat u naar hem omziet?’

Want we kunnen wel denken dat alles maakbaar is en dat wij ‘the whole world in our hands’ hebben, de Psalm noemt de mens niet voor niets bijna goddelijk. Er gaat altijd nog iets, iemand, aan ons vooraf die hemel en aarde heeft gemaakt, de maan en de sterren. Daarom dat dak van loof:

(16)

16

om te gedenken dat wij een plaats hebben in Gods schepping, niet andersom.

Dat we ons van alles kunnen verbeelden, maar dat de werkelijkheid altijd weer groter en veelomvattender en vooral ánders is.

We zijn er niet – we zijn onderweg, als in een woestijn waarin de horizon elke dag weer verandert en verschuift, waarin we onze tenten elke dag weer moeten verplaatsen, en we hebben dat nog nooit zó sterk ervaren als in deze coronatijden. En het is daarom natuurlijk extra jammer dat we in een gebouw zitten vandaag en niet in een tent, want dat zou natuurlijk

‘spot on’ zijn geweest.

Maar gelukkig is er dan ook vandaag Franciscus nog, de patroonheilige van de dieren, de planten en de hele natuur, wiens sterfdag op 4 oktober Dierendag is geworden.

Ik moet natuurlijk als protestant oppassen met wat ik over Franciscus zeg, maar als stichter van de orde van de Franciscanen of minderbroeders stond de gelofte van armoede voor hem centraal. Oftewel: leven doe je niet vanuit bezit, maar vanuit verwondering over wat je toevalt en geschonken wordt.

Ik kreeg afgelopen week een boeiende podcast doorgestuurd van een student slash medestudent, waarin o.a. gethematiseerd wordt dat Franciscus door de eeuwen heen te vaak is neergezet als een naïeve vredestichter met een universele boodschap van liefde en verzoening, kortom, een hippie avant la lettre, terwijl zijn missie toch ook een zeer radicale was.

En daar vond ik weer een mooie legende bij: een aantal volgelingen en medebroeders van Franciscus hadden een huisje in elkaar getimmerd om hen te beschermen tegen de zon en de regen, een huisje met muren en dakpannen, kortom: plaatje compleet.

(17)

17

Vol trots lieten ze het aan Franciscus zien en wat deed hij? Hij klom op het dak en begon dakpannen naar beneden te gooien, want zo’n vast huis was hem een gruwel. Geen bezit, geen vaste plaats, nee, wonen overal

nergens thuis… Aanhakend bij het verhaal van de eekhoorn en de kameleon: ook in het paradijs zijn distels, steentjes in je schoen en stekende brandnetels.

Verbeelding – en werkelijkheid.

We hebben de verbeelding nodig om de werkelijkheid tegemoet te treden en de werkelijkheid om de verbeelding bij te stellen.

De balans tussen die twee kan soms een lastige zijn – we zouden zo graag permanent in een paradijs wonen waarin de zon altijd schijnt en we aan de oever van een lichtblauw meer op een rietstengel liggen te knabbelen.

En helemaal in deze tijd is de verbeelding van het paradijs waarschijnlijk nog nooit zo alledaags en concreet geweest – ‘gewoon’ weer samen een wijntje kunnen drinken in de kroeg en praten tot diep in de nacht zonder je om de sluitingstijd te bekommeren, ‘gewoon’ weer een arm om iemand heen kunnen slaan zonder dat je bril beslaat door je mondkapje – en hoe ongewoon en vervreemdend is de werkelijkheid dan.

Maar tegelijk is het nooit anders geweest, laveren wij mensen altijd tussen onze bijna-goddelijkheid en onze nietigheid, om met Psalm 8 te spreken.

Zie ik de hemel, de maan en de sterren…wat is dan het mensenkind?

Dat we dan altijd onze daken, harten en handen open mogen blijven houden, in het besef dat we onderweg zijn – met elkaar en met God.

De Eeuwige, die hemel en aarde gemaakt heeft, de maan en de sterren – van die lichtpuntjes die je pas ziet als het aardedonker is (voorkant liturgie).

(18)

18

De Eeuwige, die met ons meegaat, tussen verbeelding en werkelijkheid, als sterrenhemel boven onze hoofden en grond onder onze voeten.

Vandaag en alle dagen. Amen.

Lied – Wie danken jou, mijn goede God Het zonnelied van Fransiscus

T+M Willibrord Huisman, 1997 voor de Kinderkerk

2. Wie danken jou, mijn goede God? De zon, mijn grote zus!

Wat schittert ze mooi, zij is de dag, waar ieder van ons in kijken mag.

Die glans, die mooie stralen heeft zij - van jou, mijn goede God

(19)

19

3. Wie danken jou, mijn goede God? De maan, mijn mooie broer!

En met hem de sterren in de nacht, die jij hebt gemaakt in al hun pracht.

Zo mooi zijn zij, zo helder en klaar - als jij, mijn goede God.

4. Wie danken jou, mijn goede God? De wind, de lucht, mijn broers!

Zij kleuren de hemel helderblauw of brengen de wolken grijs en grauw,

waarmee je heel de wereld verzorgt, van jou mijn goede God.

5. Wie danken jou, mijn goede God? Het water, liefste zus!

Zo zuiver en helder en zo schoon, zo nodig en toch zo doodgewoon, voor iedereen het duurste geschenk - van jou, mijn goede God.

6. Wie danken jou, mijn goede God? Het vuur, mijn sterke broer!

zijn vlammen verlichten onze nacht, wat kan hij mooi spelen als hij lacht

geweldig is hij, stevig en sterk - als jij, mijn goede God.

7. Wie danken jou, mijn goede God? De Aarde, Moeder, zus!

Wat wij mogen eten, komt van haar, de groenten en vruchten, ieder jaar,

en bloemen met hun kleuren zo mooi - als jij, mijn goede God.

8. Wie danken jou, mijn goede God? De mensen, broer en zus!

die leven in vrede of in nood, die jou komen zoeken door de dood.

Jij vindt hen en jij geeft hun de hand - van jou, mijn goede God.

Voorbeden, afgewisseld met gezongen acclamatie: La ténèbre n’est point ténèbre devant toi / stil gebed, gezamenlijk gebeden Onze Vader

(20)

20

Vertaling: Heel het duister is vol van luister door uw licht

Goede God, Wij danken U, omdat leven ons gegeven is, omdat liefde ons geboden is en steeds weer ons adem geeft. Dat dát bewaard blijft onder ons, en gevierd, dat dát ons steeds weer gaande houdt, is ons verlangen.

En omwille van dat verlangen bidden wij U voor uw wereld – onze wereld.

Dat wij niet verward raken in en door de waan van de dag en het recht van de sterkste. Laat uw oog dan rusten op zovelen die bezwijken door ziekte en geweld, die leven in de marge van het bestaan en verdwijnen in het duister. Ook zij hebben naam bij U! Zo bidden wij en horen:

Bidden wij voor alle geloofsgemeenschappen, voor allen binnen en buiten die gemeenschappen die geloven in een betere wereld waarin ieder mens tot zijn recht mag komen en waar geweld en haat zijn verbannen. Dat wij als christenen, als mensen hier onder elkaar, als burgers en als bewoners van deze aarde het goede voorbeeld mogen geven in de wijze waarop we met elkaar en met de aarde en alles wat daarop leeft, groeit en bloeit, omgaan. Zo bidden wij en horen:

(21)

21

Heer God, we danken U voor de RU en voor de HAN en nu vanmorgen heel bijzonder danken wij U voor dit huis - deze herberg, deze

pleisterplaats, dit huis van gebed - waar studenten en medewerkers op adem mogen komen, waar ze even mogen uitrusten en aansterken na gedane arbeid, waar naar hen geluisterd wordt en waar woorden van bemoediging gesproken, waar ze elkaar én ook U mogen ontmoeten om zich te realiseren dat We allemaal - hoe verschillend ook - "fratelli tutti"

zijn, want kinderen van één en dezelfde Vader in de hemel. Zo bidden wij en horen:

Wij gedenken de mensen op onze weg, in onze eigen omgeving die ongerust worden vanwege de kwetsbaarheid van hun lijf. Wij gedenken hen, die ziek zijn van en door corona – omdat zij er zelf aan lijden, omdat andere behandelingen worden uitgesteld, omdat de hele wereld in de ban van ziekte is. Wij gedenken hen die lijden aan het leven, die twijfelen aan alles en de kracht missen om de nieuwe dag te begroeten. Dat zij niet onbereikbaar worden voor tekenen van nabijheid en woorden van vriendschap. Wij gedenken allen die in ons hart wonen, om wie wij zorg hebben en voor wie wij zorg dragen; in onze stilte dragen wij hun namen aan U op. Zo bidden wij en horen:

Stil gebed…

Gebed

Onze Vader die in de hemel zijt, Uw Naam worde geheiligd, Uw koninkrijk kome

Uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel.

Geef ons heden ons dagelijks brood en vergeef ons onze schulden zoals ook wij onze schuldenaars vergeven.

En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze.

Want van U is het koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in eeuwigheid. Amen.

(22)

22 Zending en zegen

Geen koffie zo meteen na deze viering, maar wel iets lekkers voor onderweg dat is ingepakt door de voorbereidingsgroep…

Op het papier waarin het is ingepakt staat ook een lied voor onderweg:

‘Ga maar gerust, want Ik zal met je meegaan.’

De tekst is van Sytze de Vries en de melodie zal voor velen van u welbekend zijn,

en met dit lied spreek ik de hartenwens uit dat we heel gauw weer samen zullen mogen zingen.

En nu wij van hier gaan:

dat wij gezien zijn in Gods ogen dat wij elkaar hervinden bij zijn licht

dat God ons steeds tot leven blijft bewegen ons elkaar geeft als thuis en toekomst.

Dat hij zijn naam in onze harten schrijft.

Wees daartoe gezegend en tot zegen.

In de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest, Amen.

Slotlied: Wonen overal

t. H. Oosterhuis, m. S. Naanje

(23)

23

www.ru.nl/studentenkerk www.facebook.com/studentenkerk

www.twitter.com/studentenkerk

(24)

24 Lieve mensen,

We kunnen het ondertussen allemaal wel dromen: ‘in verband met de richtlijnen rondom corona…’ en dan volgt er weer een mededeling waarom iets niet kan, of gesloten is, of waarom er wanneer en waar gereserveerd moet worden. En zelfs reserveren bleek niet heilig en veilig voor de viering op zondag 4 oktober, wanneer ik als studentenpredikant aan de

Studentenkerk verbonden word.

Graag had ik jullie allen ‘van aangezicht tot aangezicht’ willen begroeten op deze bijzondere dag, maar we hebben keuzes moeten maken. Toch wil ik jullie graag alvast het lied meegeven dat de kerkgangers aanstaande zondag mee naar huis krijgen: ‘Ga maar gerust’, de mooie hertaling van ‘Be still, my soul’ van de hand van Sytze de Vries, dat in zoveel geloofsgemeenschappen tot de meest gezongen liederen is gaan behoren.

Voor mij houdt dit lied de hoop levend dat we ooit, en hoe eerder hoe liever, weer sámen zullen zingen. En tot die tijd: ga maar gerust, we gaan niet alleen.

Al het goede en tot weerziens op enig moment in de Studentenkerk, in Nijmegen, Arnhem of waar dan ook. In harten en gedachten verbonden,

Marieke

(25)

25 2. Ga maar gerust, want Ik zal met je meegaan.

Ik ben de zon, waarvoor het donker knielt.

Ik ben de groet, waarmee ook jij kunt opstaan.

Ik ben de hoop, dat zaad diep in je ziel.

Ik ben het lied, dat fluistert in de bomen.

Ik ben de dag, die schemert in je droom.

3. Ga maar gerust, want Ik zal met je meegaan.

Ik ben de liefde, die een mens je schenkt.

Ik ben de hoogste toon die jij kunt aanslaan.

Ik ben de verte, die verlangend wenkt.

En, kom je thuis, de laatste mist verdwenen, ben Ik de hand, die al je tranen wist.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

God, die uw woord gegeven, uw Zoon gezonden hebt en naar zijn beeld het leven van wie U kent herschept, – wees door uw Geest met allen die hebben ja gezegd,. dat zij die staan

En het past ook niet echt in zijn gedicht, waarin het meer gaat over daden van mensen.. Bij de spanning tussen recht en onrecht speelt ook een waardeoordeel

Ja, Heer, Gij zijt werkelijk de heilige, heel uw schepping moet U wel prijzen, want door Jezus Christus, uw Zoon, onze Heer, maakt Gij alles levend en heilig, in de kracht van

Gij geeft uw woord aan deze wereld, Gij zijt mijn lied, de God van mijn vreugde, naar U gaat mijn verlangen Heer.. Steeds weer zoeken mijn ogen

Efraïm en Manasse zullen voor mij zijn als Ruben en Simeon. 6 Maar je nageslacht, dat je na hen verwekt dat zal van jou zijn. Met de naam van hun broeders moeten ze geroepen worden,

Laten wij de Heer om ontferming aanroepen voor heel onze wereld en voor onszelf….. en zijn Naam prijzen, want zijn barmhartigheid heeft

Maar de vriendschap van de Ene is van eeuwig tot eeuwig over wie hem vrezen, zijn gerechtigheid voor zonen van zonen; voor wie zijn verbond bewaken, voor wie gedenken zijn

Voor wij bestonden, riep Hij ons bij name, voor wij ontwaakten en ter wereld kwamen, zag Hij ons aan en bracht ons tesamen, God onze Vader.. Door U geschapen om uit U