• No results found

Toelichting bestemmingsplan "2e herziening van het bestemmingsplan Dubbeldam, locatie Haaswijkweg west 116"

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Toelichting bestemmingsplan "2e herziening van het bestemmingsplan Dubbeldam, locatie Haaswijkweg west 116""

Copied!
15
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Toelichting bestemmingsplan "2e herziening van het bestemmingsplan Dubbeldam, locatie Haaswijkweg west 116"

gemeente: Dordrecht

fase: ontwerpbestemmingsplan

datum: juni 2011

(2)

Inhoudsopgave

HOOFDSTUK 1 Inleiding 3

HOOFDSTUK 2 Plangebied 4

HOOFDSTUK 3 Beleidslijnen 5

HOOFDSTUK 4 Huidig juridisch planologisch kader 6

HOOFDSTUK 5 Planbeschrijving 7

HOOFDSTUK 6 Uitvoerbaarheid 13

HOOFDSTUK 7 Resultaten overleg 13

(3)

3

HOOFDSTUK 1 Inleiding

Het bestemmingsplan “Dubbeldam” is op 26 april 2005 door de gemeenteraad vastgesteld en bij besluit van 3 februari 2006 door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland goedgekeurd.

Het bestemmingsplan legt in hoofdzaak de dan bestaande situatie in Dubbeldam vast.

In het westelijk deel bevindt zich, globaal in de hoek bij de N3 en de Provincialeweg, een complex bestaande uit bedrijven/kantoren in combinatie met een woningen. Dit complex is in 2003 opgeleverd onder de naam Dubbeldrecht. Het project kenmerkt zich

ondermeer door allerlei afschermende geluidvoorzieningen ten behoeve van de woningen. Aan de noordzijde (de Provincialeweg) is een zogenaamde

werkgelegenheidszone voorzien, waarbij de bedrijfs/kantoorbebouwing zou kunnen dienen als geluidafscherming voor de woningen.

Het voormalige kassencomplex werd destijds verkocht om de ontwikkelingen ter plaatse mogelijk te maken, echter de 2 bij het kassencomplex behorende dienstwoningen wilden de eigenaren niet verkopen. Deze 2 woningen bleven gehandhaafd en hebben in het latere bestemmingsplan "Dubbeldam" een woonbestemming gekregen.

Inmiddels doet zich de behoefte voor om de kantoorbebouwing uit te breiden (600 m2) en daartoe is door initiatiefnemer contact gezocht en overeenstemming bereikt met de eigenaar van de woning Haaswijkweg west 116.

Aangezien de voorgenomen ontwikkeling past in de oorspronkelijke gedachte en geen negatieve effecten heeft voor de omgeving heeft het college van burgemeester en wethouders besloten medewerking te verlenen aan deze ontwikkeling en daarvoor het geldende bestemmingsplan te wijzigen.

Deze onderhavige “2e herziening van het bestemmingsplan Dubbeldam, locatie Haaswijkweg west 116” heeft hierop betrekking.

(4)

HOOFDSTUK 2 Plangebied

2.1 Ligging en begrenzing

Het plangebied van deze 2e herziening ligt in het noord westelijke deel van Dubbeldam nabij de kruising van de Provincialeweg en de N3.

De ligging is op onderstaande kaart aangegeven.

Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Haaswijkweg west en aan de overige zijden door de omliggende bebouwing.

kaart ligging gebied 2e herziening

(5)

5

HOOFDSTUK 3 Beleidslijnen

De verschillende beleidslijnen voor Dubbeldam zijn reeds benoemd in het geldende bestemmingsplan.

De ontwikkeling die met deze 2e herziening mogelijk wordt gemaakt heeft geen invloed op de verschillende beleidslijnen. De ontwikkeling past goed in de omgeving.

Na de vaststelling van het bestemmingsplan zijn geen noemenswaardige nieuwe beleidslijnen vastgesteld voor dit deel van Dordrecht. Wel is op 7 april 2009 de Structuurvisie Dordrecht - 2020 door de gemeenteraad vastgesteld. Daarin wordt de ontwikkeling van het Eiland van Dordrecht in de komende jaren beschreven en wordt voor een wijk als Dubbeldam vooral ingezet op het behoud van een hoogwaardige

woonkwaliteit. Gesteld kan worden dat de ontwikkeling die nu aan de orde is via deze 2e herziening daarin past.

Op 2 juli 2010 zijn door Provinciale Staten de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte vastgesteld.

Dubbeldam is op de functiekaart van de Structuurvisie opgenomen als Stads- en dorpsgebied.

In de Verordening Ruimte zijn bepalingen opgenomen over de vestiging van kantoren;

een kleinschalige ontwikkeling (600 m2) , zoals nu voorzien in deze 2e herziening, past binnen die bepalingen.

(6)

HOOFDSTUK 4 Huidig juridisch planologisch kader

Het bestemmingsplan “Dubbeldam” heeft betrekking op de totale wijk en legt in grote lijnen de bestaande situatie vast. Het bestemmingsplan kent de in Dordrecht

gebruikelijke methodiek.

De nu aan de orde zijnde locatie is in het geldende bestemmingsplan bestemd voor

"woondoeleinden".

In 2011 wordt voor een gebied waartoe Dubbeldam behoort een Nota van Uitgangspunten opgesteld vooruitlopend op de opstelling van een nieuw

bestemmingsplan. Dat nieuwe bestermmingsplan wordt opgesteld om te kunnen voldoen aan de in de Wet ruimtelijke ordening genoemde herzieningstermijn van 10 jaar.

De verwachting is dat er zich voor het plangebied van deze 2e herziening dan geen wijzigingen zullen voordoen.

kaartje geldend bestemmingsplan

(7)

7

HOOFDSTUK 5 Planbeschrijving

Aanleiding

Het bestaande kantoorgebouw op de hoek Noordhoevelaan en Haaswijkweg west is in gebruik bij Schoonenberg Hoorcomfort. Dit bedrijf groeit sterk en heeft behoefte aan een groter kantoorgebouw. Men wil graag in Dordrecht op de huidige locatie blijven. Door de aankoop van de woning Haaswijkweg west 116 ontstaat de mogelijkheid om het

bestaande kantoorgebouw uit te breiden.

Stedenbouwkundige randvoorwaarden

Bij de ontwikkeling van het project Dubbeldrecht is een aansluitende schil met bedrijven/

kantoren gedacht parallel aan de Provincialeweg. De eigenaren van het te

herontwikkelen kassengebied wilde echter hun eigen woningen niet verkopen en deze zijn daarop ingepast in het plan. Nu deze woningen, te beginnen met huisnummer 116, door de initiatiefnemer verworven kunnen worden, kan de afschermende schil alsnog worden gerealiseerd.

Tegelijk met de vaststelling van het bestemmingsplan Noordhoeve laan, dat de realisering van het project Dubbeldrecht mogelijk maakte, is een beeldkwaliteitplan vastgesteld. De huidige bedrijven/kantoren maken deel uit van dit plan. Om de architectonische aansluiting op de omliggende bebouwing te waarborgen, is de uitbreiding van het nu aan de orde zijnde kantoor nog vanuit het destijds opgestelde beeldkwaliteitplan beschouwd.

De nieuwbouw moet nadrukkelijk afgestemd worden op de huidige woningbouw in de directe nabijheid.

 Het bouwplan ligt ten noorden van de woningen en heeft geen invloed op de bezonning.

 Door de kantoorbebouwing niet hoger te maken dan de huidige kantoorgebouwen (3 bouwlagen) en de nieuwbouw zoveel mogelijk naar het noorden te leggen wordt inbreuk op de privacy vermeden.

 Door een aaneengesloten wand te vormen parallel aan de Provincialeweg wordt het geluid maximaal gekeerd en ontstaat een meer geluidsluwe woonomgeving.

bestaande situatie met kantoren en de woning Haaswijkweg west 116

(8)

Parkeren

Het bouwinitiatief moet voldoen aan de eis van parkeren op eigen erf. Op basis van de CROW-normen wordt voor kantoren uitgegaan van 1 parkeerplaats per 50 m2 bvo.

Het nieuwe kantoorgebouw heeft een oppervlakte van 600 m2 en dat houdt in dat 12 parkeerplaatsen nodig zijn.

Op het eigen terrein zullen 20 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Die overmaat kan mede gebruikt worden voor de overige kantoren/bedrijven.

Ontsluiting

Om het omliggende woongebied te ontzien vindt de ontsluiting plaats over het eigen terrein in de richting van de Noordhoevelaan. Er wordt niet verwacht dat de uitbreiding van het kantoor en het toenemend aantal gebruikers, zal leiden tot verkeershinder bij de huidige entree.

Door de nieuwe ontsluiting op termijn ook te gebruiken voor het reeds ter plaatse gevestigde fitnesscentrum kan de verkeersdruk in het woongebied afnemen.

Juridische regeling

In de verbeelding is voor het perceel de bestemming ‘Gemengd’ opgenomen met

daarbinnen een bouwvlak voor de hoofdbebouwing en een maximale bouwhoogte van 10 m. Deze bestemming stemt overeen met die voor de bestaande kantoorgebouwen.

Archeologie

Voor een groot deel van het grondgebied van de gemeente Dordrecht geldt een archeologische zorgplicht. Bij ingrepen in de bodem dient zorg te worden besteed aan potentieel aanwezige archeologische resten. Dit betekent dat voorafgaand aan geplande bodemingrepen op kosten van de initiatiefnemer een vooronderzoek uitgevoerd dient te worden. Hiermee wordt onderzocht of en waar archeologische sporen in het plangebied aanwezig zijn en wat hun kwaliteit en waarde is.

Als er archeologische behoudenswaardige waarden aanwezig zijn, dient de

initiatiefnemer zorg te dragen voor behoud door planaanpassing of opgraven. Behoud op de plaats zelf (in situ) verdient daarbij de voorkeur.

Bij het vaststellen van archeologische waarden en het omgaan met behoudenswaardige waarden dient gewerkt te worden volgens een programma van eisen dat door de

gemeente is opgesteld of geaccordeerd. In principe mag alleen worden gebouwd als uit onderzoek is gebleken dat geen beschermingswaardige archeologische waarden

aanwezig zijn of deze in voldoende mate zijn zeker gesteld.

Op de locatie van deze 2e herziening ligt de onderzijde van het afdekkende en

archologisch niet relevant Merwededek op een diepte vanaf 150 cm beneden maaiveld, ofwel 250 cm - NAP.

Door de afdeling Monumentenzorg & Archeologie is het volgende geconcludeerd:

Rekening houdend met een veiligheidsmarge van 50 cm mag er binnen het plangebied Haaswijkweg-west/Noordhoevelaan zonder voorafgaand archeologisch onderzoek gebouwd of aangelegd worden tot een maximale diepte van 100 cm beneden maaiveld ofwel 200 cm -NAP. Bij dergelijk bodemingrepen zal het archeologisch belangrijke niveau -het na 1421 afgedekte laatmiddeleeuwse landschap van de Groote Waard- niet

verstoord worden.

In het geval van diepere bodemingrepen dient voorafgaand aan de uitvoer van het plan

(9)

9 Wet geluidhinder

Er is een akoestisch onderzoek verricht om te zien of de aanwezigheid van het nieuwe kantoorpand (in plaats van de huidige woning) van invloed is op de geluidsbelasting afkomstig van de wegen op gebouwen rondom dit kantoorpand. Om deze invloed te kunnen bepalen is zowel de oude situatie (met woning) als de nieuwe situatie (met kantoorgebouw) in beeld gebracht.

De conclusie uit het onderzoek d.d. 4 januari 2011 documentnummer 20100907 is dat de geluidsbelasting op de gevels van alle omliggende gebouwen (deels woningen) in de nieuwe situatie gelijk of lager is dan in de huidige situatie

Wet luchtkwaliteit

Per 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit van kracht. Op 11 oktober 2007 is in het Staatsblad nummer 414 de wet tot wijziging van de Wet milieubeheer gepubliceerd. Het Besluit Luchtkwaliteit uit 2005 is daarmee ingetrokken.

Met het van kracht worden van deze Wet zijn tevens in werking getreden:

• Besluit niet in betekenende mate bijdrage (Nibm);

• Regeling niet in betekenende mate bijdrage;

• Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007;

• Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007.

Aan de grenswaarden zoals die ook golden in het oude Besluit is niets veranderd. De grenswaarden voor fijn stof (PM10) zijn nu al van kracht en van stikstofdioxide (NO2) moeten de grenswaarden in 2010 bereikt zijn.

In de nieuwe Wet luchtkwaliteit is het begrip 'Niet in betekenende mate opgenomen', dit betekent dat voor sommige projecten niet getoetst hoeft te worden aan de Wet

luchtkwaliteit. In de interim-periode is sprake van “niet in betekenende mate” (NIBM) als uitoefening van een bevoegdheid niet leidt met betrekking tot fijn stof en stikstofdioxide tot een toename van de luchtvervuiling van meer dan 1% van de jaargemiddelde

grenswaarden, casu een toename van niet meer dan 0,4 µg/m3. Er is voor een aantal typen projecten vastgelegd wanneer er sprake is van ‘niet in betekenende mate’, in deze gevallen hoeft niet getoetst te worden aan de Wet Luchtkwaliteit. Het gaat hierbij onder meer om:

"niet meer dan 1500 woningen in geval van één ontsluitingsweg, dan wel, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer dan 3000 woningen".

"niet meer dan 100.000 m2 kantoren in geval van één ontsluitingsweg, dan wel, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer dan 200.000 m2 kantoren".

Gelet hierop kan worden geconcludeerd dat het onderhavige plandeel valt binnen de NIBM (Niet in Betekenende Mate)-grens.

Bodemkwaliteit

Er is door Dordrecht Research BV een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd om te bepalen of de locatie geschikt om te gebruiken voor de voorgenomen functie (rapportnr.

101201 d.d. 3 januari 2011).

In het rapport is het volgende geconcludeerd:

 het aangetroffen globale bodemprofiel op deze locatie bestaat uit sterk zandige klei tot ca. 1,5 m onder maaiveld, gevolgd door kleiig zand tot ca. 2,3 m onder maaiveld op sterk kleiig veen tot maximaal geboorde diepte van ca. 3,0 onder maaiveld.

 tijdens de uitvoering van het veldwerk zijn zintuiglijk geen asbest-verdachte materialen op- of in de bodem waargenomen.

(10)

 de bovengrond is zeer licht verontreinigd met lood en zink.

 de ondergrond rond het freatisch grondwaterniveau is zeer licht verontreiningd met zink.

 het grondwater is licht verontreinigd met barim, xylenen en naftaleen.

De aangetroffen (licht) verhoogde gehalten zijn van dien aard dat er, met betrekking tot de bodemkwaliteit, geen nader onderzoek noodzakelijk is en er dus geen factoren

aanwezig zijn welke de afgifte van een vergunning om te bouwen, kunnen belemmeren.

Externe veiligheid

Nabij het plangebied bevindt zich een LPG-tankstation (Provincialeweg 11) en een aardgasleiding (W-524-01, 40 bar).

In een rapport van De Roever Omgevingsadvies d.d. 27 december 2010 nr. 2010826,2 is het plaatsgebonden en het groepsrisico van het LPG-station in beeld gebracht. Het LPGtankstation valt vanwege de opslag en het afleveren van LPG onder de regelgeving van het “Besluit Externe Veiligheid inrichtingen” (BEVI). Op grond hiervan moeten afstanden worden aangehouden tussen gevoelige objecten (zoals woningen) en

risicovolle bedrijven. Ook beperkt het BEVI het totale aantal aanwezige personen in de directe omgeving (invloedsgebied) van een risicovol bedrijf. In de “Regeling Externe Veiligheid inrichtingen” (REVI) is een aantal zaken geregeld met betrekking tot de uitvoering van het BEVI.

Plaatsgebonden risico (PR) LPG

In de eerste plaats is er in het BEVI een norm opgenomen voor het plaatsgebonden risico (PR). De norm voor het PR is een kans van 1 op 1.000.000 per jaar (10-6). Deze norm is een grenswaarde en moet daarom in acht worden genomen. Het PR wordt vertaald naar aan te houden afstanden van het LPG-station tot kwetsbare objecten (zoals woningen).

Het LPG-tankstation wordt in het BEVI aangemerkt als een “categoriale inrichting”, omdat de doorzet aan LPG via een beschikking Wet milieubeheer is beperkt tot maximaal 1000 m3 LPG/jaar. Hiervoor zijn in de REVI vaste veiligheidsafstanden opgenomen. Met het voldoen aan deze vaste veiligheidsafstanden wordt voldaan aan de norm voor het plaatsgebonden risico van 10-6. De in acht te nemen afstanden vanaf het LPG-vulpunt tot kwetsbare objecten bedraagt 35 bestaand meter. Voor de ondergrondse LPG-tank is deze afstand 25 meter en voor de LPG-afleverzuil 15 meter. Het plangebied bevindt zich (ruim) buiten deze afstanden. Hiermee wordt voldaan aan de norm voor het PR uit het BEVI.

Groepsrisico (GR) LPG

Het Groepsrisico vanwege het LPG-tankstation is ook met de toekomstige realisatie van het kantoorpand verantwoord. Het Groepsrisico neemt niet toe ten opzichte van de bestaande situatie. Verder ligt het Groepsrisico in de worstcase situatie onder de

oriënterende waarde zoals gesteld in het BEVI en er zijn geen van de af te wegen criteria zodanig dat een afwijkende beoordeling zou moeten worden gemaakt. De aanwezigheid van het LPGtankstation vormt dan ook geen belemmering voor het realiseren van een bestemming voor het gewenste kantoorgebouw.

Plaatsgebonden (PR) en Groepsrisico (GR) Aardgasleiding

(11)

11

plaatsgebonden risico contour van 10-6 per jaar en dat het groepsrisico ruimschoots onder de oriëntatiewaarde blijft.

De Veiligheidsregio Zuid-Holland-Zuid (VRZHZ) is aangewezen als adviseur en mag op grond van artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen advies uitbrengen in verband met het groepsrisico over de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval en over de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied van de inrichting.

De veiligheidstoets door de VRZHZ levert de volgende conclusies op:

 Het plangebied ligt buiten de PR 10-6 contouren;

 Het groepsrisico neemt niet toe door het bouwplan en

 De realisatie van het bouwplan zal leiden tot een geringe toename van het aantal mogelijke slachtoffers.

Naar aanleiding van de analyse en de daaruit getrokken conclusies komen de volgende aanbevelingen naar voren:

In het kader van de zelfredzaamheid bij het scenario BLEVE verdient de aanbeveling bij inrichting van het plangebied de volgende maatregelen te creëren:

 Het gebouw zodanig inrichten dat de vluchtwegen van de risicobronnen aflopen;

 Ventilatie die centraal buitenwerking kan worden gezet;

 Het toepassen van zo min mogelijk glas aan de risicozijde;

 De gebouwen dusdanig ontwerpen zodat niet-verblijf ruimten als bergingen, keukens, wc’s en trappenhuizen aan de gevaarszijde zijn geplaatst;

 Het gebouw loodrecht projecteren ten opzichte van de risicobronnen.

Om de effectiviteit van de hierboven genoemde maatregelen te garanderen zijn de volgende organisatorische maatregelen noodzakelijk:

Personeelsleden dienen door middel van risicocommunicatie geïnformeerd en

geïnstrueerd te worden over de risico’s en de mogelijke maatregelen die ze zelf kunnen nemen als dat nodig is (Campagne:”goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand”).

De gemeente zal over de aanbevelingen in overleg treden met initiatiefnemer.

Flora en fauna

Door Agel adviseurs te Oosterhout is onderzoek gedaan (rapport d.d. 23 december 2010, nr. 20100613).

Het plangebied ligt niet in de nabijheid van gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Het dichtstbijzijnde beschermde gebied ligt op een afstand van ten minste 3 kilometer ten oosten van het plangebied en betreft het Natura 2000 gebied “Biesbosch”. Dit Natura 2000 gebied heeft de status Habitatrichtlijn en vogelrichtlijngebied.

Gezien de omvang van de planontwikkeling en de afstand van de planontwikkeling tot het dichtstbijzijnd gelegen Natura 2000 gebied kan geconcludeerd worden dat de ontwikkeling geen invloed heeft op een gebied beschermd in het kader van de natuurbeschermingswet 1998.

Het plangebied ligt niet in een gebied dat behoort tot PEHS. In de verdere omgeving zijn er wel gebieden aangewezen die deel uitmaken van de (Provinciale) Ecologische

Hoofdstructuur.

Op basis van de omvang van de planontwikkeling, en de afstand van de planontwikkeling tot het dichtstbijzijnd gebied wat gekenmerkt is als onderdeel van de PEHS, kan

geconcludeerd worden dat de ontwikkeling geen invloed heeft op de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur.

In de Flora- en Faunawet is een zorgplicht opgenomen. Dit houdt in dat voorafgaand aan de ingreep alle maatregelen dienen te worden getroffen om nadelige gevolgen op flora en fauna voor zover mogelijk te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken. Deze

(12)

zorgplicht geldt altijd en voor alle soorten, ook als er een omgevingsvergunning of vrijstelling is verleend.

Binnen het plangebied zijn geen potentiële natuurlijke groeiplaatsen voor strikt

beschermde (vaat)planten aanwezig. Gedurende het oriënterend veldbezoek is alleen de mossoort klauwtjesmos waargenomen, die massaal sporenkapsels vormt. Strikt

beschermde (vaat)planten en mossen worden dan ook niet binnen het plangebied verwacht. Aangeplante of gezaaide exemplaren van beschermde soorten zijn niet beschermd in de Flora- en faunawet, omdat het geen natuurlijke groeiplaatsen betreft.

Een Omgevingsvergunning van de Flora- en faunawet en/of compensatie is daarom niet noodzakelijk.

Er zijn tijdens het oriënterende veldbezoek geen zoogdieren aangetroffen. Wel blijkt uit de geraadpleegde bronnen dat er verscheidene waarnemingen zijn gedaan. Naar alle waarschijnlijkheid zijn deze echter in het stadspark waargenomen en niet op de planlocatie zelf.

Verwacht wordt dat enkele algemene voorkomende beschermde zoogdiersoorten zoals de mol, konijn, egel en een aantal algemene muissoorten voor kunnen komen binnen de onderzoekslocatie. Omdat het hier gaat om zoogdiersoorten die in grote delen van Nederland en Zuid-Holland algemeen zijn, doet het verdwijnen van een zeer beperkt leefgebied in het plangebied geen afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van regionale of landelijke populaties. Een Omgevingsvergunning van de Flora- en faunawet (categorie 1) en/of compensatie is daarom niet noodzakelijk.

In het plangebied zijn geen verblijfsplaatsen met vleermuizen dan wel sporen

aangetroffen die duiden op aanwezigheid van vleermuizen. Een Omgevingsvergunning van de Flora- en faunawet en compensatie is daarom niet noodzakelijk.

Het plangebied maakt mogelijk deel uit van een foerageergebied en aanvliegroutes voor vleermuizen. Het plangebied blijft deze functie behouden tijdens en na de ingreep, tevens is in de omgeving voldoende alternatief foerageergebied aanwezig. Het is echter zo dat door de ingreep het leefgebied een fractie in kwaliteit afneemt. Negatieve effecten op populatieniveau zijn door de toekomstige ontwikkeling echter niet te verwachten.

Alle vogels zijn beschermd in het kader van de Vogelrichtlijn en de Flora- en Faunawet.

Met broedvogels kan in het algemeen relatief eenvoudig rekening worden gehouden door eventuele kap- en sloopwerkzaamheden niet uit te voeren in de broedtijd (circa maart tot en met juli) indien concreet broedgevallen aanwezig zijn. Op deze wijze zijn geen belemmeringen vanuit de Flora- en Faunawet aan de orde.

Uit de geraadpleegde bronnen blijkt dat er mogelijk amfibieën binnen het plangebied zouden kunnen voorkomen. Deze soorten zijn licht beschermd. Doordat het open water in de omgeving van het plangebied niet wijzigt zijn negatieve effecten op

populatieniveau niet te verwachten.

Uit de inventarisatie van de overige soortgroepen (vissen, ongewervelde, amfibieën en reptielen), binnen het plangebied is naar voren gekomen dat verder geen sprake is van beschermde diersoorten. Het mogelijk aantasten van bijzondere overige soorten is dan ook niet aan de orde.

Watertoets

Waterschap Hollandse Delta hanteert de vuistregel dat 10% van de toename aan m2 verhard oppervlak gecompenseerd dient te worden. Hierbij geldt een ondergrens van 250 m2. In het plangebied van deze 2e herziening neemt het verhard oppervlak toe met 454 m2.

(13)

13

Op basis van een bergend vermogen van 140 l/m2 en een verhardingsoppervlak binnen het plangebied van 532 m2, blijkt dat er ca. 74.480 liter kan worden geborgen; dit komt overeen met ca. 74 m3 regenwater.

De 45 m2 te compenseren hoeveelheid oppervlaktewater komt overeen met ca. 53 m3, waardoor kan worden geconcludeerd dat er (meer dan) volledige compensatie kan plaatsvinden.

Voor de verwerking van het vuilwater kan worden aangesloten op het gemengde stelstel in de Haaswijkweg west.

(14)

HOOFDSTUK 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijk

Tijdens een informatiebijeenkomst op 20 januari 2011 is de planontwikkeling aan omwonenden toegelicht.

Het bestemmingsplan was vanaf 7 april gedurende 6 weken onderwerp van inspraak.

Van de mogelijkheid om in te spreken is geen gebruik gemaakt.

6.2 Financieel

Dit bouwinitiatief wordt volledig op eigen grond gerealiseerd worden. Er is sprake van een particuliere ontwikkeling. De initiatiefnemer heeft zelf de noodzakelijke onderzoeken geregeld.

Er is een overeenkomst gesloten voor het opstellen van een bestemmingsplan c.a. en over de vergoeding van door de gemeente gemaakte kosten van dit bestemmingsplan.

Voorts is er een planschade-afwentelingsovereenkomst gesloten.

Gelet hierop is de vergoeding van de kosten van dit bestemmingsplan anderszins

verzekerd en is het opstellen van een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro niet nodig en daarom achterwege gelaten.

HOOFDSTUK 7 Resultaten overleg

Het in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening voorge schreven overleg is gevoerd met:

1. Provincie Zuid-Holland 2. Rijkswaterstaat

3. Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten 4. Waterschap de Hollandse Delta

5. PTT Telecom Netwerkdiensten 6. Ministerie van Economische Zaken 7. Vrom-Inspectie Regio West

8. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 9. Kamer van Koophandel

10. Nederlandse Spoorwegen 11. Transportnet Zuid-Holland 12. Gastransport Services

De Provincie Zuid-Holland en de Kamer van Koophandel hebben bericht dat het plan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.

Het Waterschap Hollandse Delta en de Vrom-Inspectie hebben een reactie ingediend.

Van de overige instanties is geen reactie ontvangen.

Het Waterschap verzoekt om informatie over de versnelde afvoer van water om daarmee

(15)

15

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

ondersteund door kolommen) bij woongebouwen, gaanderijen en funderingen en daarmee gelijk te stellen onderdelen van gebouwen, voor zover de bouwgrens met niet meer dan 2.50 meter

Toelichting bestemmingsplan Buitengebied, herziening Heikant 3a 12 Voor elke ruimtelijke ontwikkeling geldt dat toepassing moet worden gegeven aan de basisprincipes voor

Per 1 oktober 2012 is in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen.. Die ladder moet in bestemmingsplannen worden

Het gebied de Kop van de Staart is omsloten door het Wantij, Beneden - Merwede en de Merwedestraat, Deze straat is de primaire invalsweg voor het gemotoriseerde verkeer uit

In de Structuurvisie staat verder dat de bevolkingssamenstelling van Dordrecht-West (Oud- en Nieuw Krispijn, Wielwijk, Crabbehof) diverser moet worden, door ook woningen voor mensen

indien in de behoefte aan de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied kan worden voorzien en voor zover daarvoor een locatie groter dan 3 hectare nodig

De voor “Bedrijventerrein” aangewezen gronden zijn onder andere bestemd voor industriële, ambach- telijke, logistieke en groothandelsbedrijven van categorie 2, die zijn

vanwege de privacy van de bewoners van de woningen aan de Bovenkerkerweg 79 e.v., als voorwaardelijke verplichting opgenomen, dat eventuele balkons aan de westzijde van het